ASTORIA
Amsterdam
Hongaarsche Orkest Bandi Balogh
In het laatste huis van de wereld.
.EXAMENS,
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDAG 16 OCTOBER 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
overstelpend succes niet het beroemde
(Adv. Ingez. Med.)
Allijd een vreemde geweest in dat
andere huis met de moderne meu
belen en het moderne comfort.
Sfeeds nieuwe heerlijkheden
e slapen of we neer geknuppeld wer
den, maar den volgenden morgen
zijn we wakker met de ochtend
schemering. Terwijl we koffie drin
ken in de voorgalerij wordt de morgen lich
ter. De ochtendzon schijnt op de mangrove-
bosschen aan de overzijde der baai, die nu
vlak bij lijken hoewel het een klein uur varen
is met de prauw met een matigen wind
achter.
Na ons ontbijt van rijstepap met roode
suiker gaan we het erf inspecteeren. De put
moet vroeger uitstekend drinkwater gegeven
hebben, maar nu is datzelfde water afschu
welijk brak. Boomwortels zijn door den stee-
nen wand heengedrongen en. waar de put nog,
geen 20 meter afstand van het strand staat,
moet hierin de oorzaak gezocht worden. Het
zal in ieder geval noodig zijn om hoogerop een
nieuwe put te graven. Gelukkig kunnen we
dagelijks uit de kampong een blik water krij
gen, want eerst in den drogen tijd kan er met
het graven begonnen worden en we hebben
nu pas de kentering van de natte moesson.
Rond de put liggen de keuken en badkamer
beide in een vervallen staat. Een aardbeving
heeft de cementen bak van de badkamer ge
scheurd; voor de keuken werd geen ijzerhout
gebruikt, zoodat de witte mieren er vrij spel
hadden.
We steken het grasveldje over naar de goe-
dang (loods, opslagplaats) en de mandoers
woning zal binnen niet al te langen tijd ver
nieuwd moeten worden. Tegen het strand
opgetrokken, onhan-
Brteven uit de
Molukken van
BEB VUYK
dig -en log als een
reusachtige krab, ligt
daar de groote prauw
de laatste overleven -
de van een vloot van
vijf prauwen, die na
elkaar bezweken zijn.
Zijn jaren zijn hem
dan ook goed aan te zien, maar hij werd ge
bouwd van het taaie, langvëzelige bientan-
goerhout en zal het nog wel een poosje uit
houden.
Én daar is ook de oude Bas, asthmatisch,
maar goeiig, een stokoude hond, ook al een
overlevende uit den ouden tijd.
Engeh komt met een handvol eieren aan.
De kippen zijn ook nog uit den tijd van mijn
schoonouders, hoewel er een paar geslachten
overheen zijn gegaan.
Huis Tandjong, Namlea.
De boomen zijn het meest veranderd. Dat
waren tengere stammetjes; nu maken ze het
erf schaduwig met hun loof en verdringen
elkaar om een weinig licht, want ze werden
veel te dicht op elkaar geplant. De mangaboo-
men zijn de krachtigste. Ze staan wijd ge
spreid en hoog gegroeid, overal in het rond.
Twaalf mangaboomen en de manga is de
heerlijkste vrucht van de tropen. Het vrucht-
vleesch is goudgeel en heeft ongeveer de
structuur van dat van een peer. De smaak is
niet te beschrijven: sappig en geinig en zoet
zit de dikke vleeschlaag om de groote pit. De
grootste soorten worden tot 40 e.M. lang. Maar
in de Molukken wordt ieder jaar de oogst op
nieuw geteisterd door een torrenplaag. Daar
om zijn de Moluksche manga's' niet verhan
delbaar. Langs het strand breekt een rijtje
boomen den al te sterken wind. Het zijn snel
groeiende antjaks, waarvan de te kleine vijg-
jes oneetbaar zijn, een groote Ketapang, wiens
bladeren voor het afvallen roodverkleurd zijn
en verschillende lemonsoorten, zooals hier de
citroenen genoemd worden. Daar is de ronde,
gele lemon nipis, die het meeste op een ci
troen gelijkt, zuur is maar niet scherp, een
bijsmaak die aan sucade herinnert. Het heele
jaar door draagt hij vruchten, maar dit is
toch zijn oogstmaand. De grond onderde'
boom is er heelemaal geel van. Marktwaarde
hebben ze niet op Namlea, daar iedereen deze
boom op het erf heeft. Daarnaast groeit de
lemon tpina, een zeer kleine oranjeappel,
zuur, en oneetbaar. Maar het sap wordt bij de
bereiding van verschillende sambalans ge
bruikt en vervangt daarbij de tamarinde.
Steeds weer verrassingen.
We loopen over ons achtererf. Hindji kapt
met zijn parang, kapmes, een pad voor
mij in de alang-alang, een grove scherpe
grassoort, die ons tot de schouders reikt. Dit
is een loby-loby. De kleine roode vruchten,
net kersen, zijn nog groen. Wanneer ze rijp
zijn geworden, zullen ze een verrukkelijke
jam opleveren en het sap, met water verdund,
vervangt de Hollandsche bessensap. Er is ook
een kedong-dong-boom. Hindji roept zijn oud
sten zoon om wat vruchten voor ons te pluk
ken. Rauw gegeten zijn ze nog niet heelemaal
rijp het lekkerst; sappig zuur, maar nog al
vezelig. Lekkerder is het er moes van te ma
ken. Met een stukje citroenschil gekookt,
smaakt het naar een fijn soort appelmoes.
We dringen dieper den tuin binnen. Tuin
noem ik deze lap grond, maar ze lijkt in geen
enkel opzicht op een Hollandschen tuin. Op
het eerste gezicht schijnt het er een waar-
delooze en niet door te komen wildernis, maar
met behulp van een kapmes doen we telkens
nieuwe vondsten. Alles groeit hier ordeloos en
Wild door elkaar: kruidnagel en nootmuskaat,
kapok, pisang granaatappelen en citroenen.
Op een kleine open plek is mais gezaaid.
Langs de rand staan een paar struiken met
aubergines, die we hier terrong noemen.
Baai Tandjong, Namlea.
Tusschen de mais zijn wat schrale, armoe
dige boontjes. Dit zijn de eenige groente
soorten, die ons erf oplevert. Verderop is een
veldje met kasbi (casaveknollen) en aan de
andere zijde van de tandjong groeien pisang
en klappers zoo dicht op elkaar, dat wij geen
moed hebben er binnen te dringen. We gaan
denzelfden weg terug en zoeken een plaats
uit voor de groentebedden. Vlak bij huis ko
men we de visschers tegen, die net hun fui
ken gelicht hebben en een prachtigen visch
te koop bieden. Het is een tongkol, een tonijn
soort, 30 a 40 c.m. lang en zeer vet. Voor de
somma van één dubbeltje kan Engeh hem
mee nemen. Visch zal voorloopig wel dage
lijks op het menu staan. We vragen de man
nen of de vangst nog al wat oplevert. Maar
dat valt erg tegen. Wel is het water hier erg
vischrijk. maar de opbrengst in geld is zeer
gering. Behalve de Europeanen en de Javaan-
sche soldatenvrouwen koopt hier zelden
iemand visch. Wie wil geld geven voor iets dat
men zelf zoo gemakkelijk vangt. Mijn man
vraagt hun dan hoe ze er over zouden denken
om het visschen een paar dagen te laten om
ons erf open te kappen en schoon te maken.
Ze hurken er bij neer en beraadslagen er over
in hun eigen taal. het Boetoneesch. Veel schij
nen ze er niet voor te voelen. Ten slotte zegt
Lahadjinihi, de oudste, dat ze liever visschen.
maar om den jongeheer te helpen willen ze
om beurten in den tuin werken. Telkens zullen
er drie visschen en drie het tuinwerk doen.
Voor den prijs van f 5 en een blik rijst worden
we het met elkaar eens.
Moe en warm ploffen we neer in de twee
eenige rottanstoelen, die we bezitten. Engeh
brengt ons ajer lemon, kwast van onze eigen
citroenen.
Onze koffers en kisten staan om ons heen.
Hindji en zijn oudste zoon, Willem, komen
helpen uitpakken.
Een rood ameublement.
ns bed en de beide rottanstoelen zijn het
eenige meubilair, dat we van Java mee
brachten. Het is werkelijk wel een beetje wei
nig voor een huis met vijf kamers en een
groote voor- en achtergalerij, maar de vracht
prijzen van de KP.M. zijn van zulk een ont
stellende hoogte, dat we alleen het hoogst
noodzakelijke mee hebben gebracht. De rest
is allemaal verkocht en het heeft niet veel
opgebracht, hoewel het maar zes maanden
gebruikt was. Daarom hebben we de makkelijk
te verpakken dingen, ons zilver, ons servies,
ons glaswerk en eenige mooie houtsneden en
doeken van mlandsch weefsel gehouden. Deze
dingen zullen wel in zonderlinge tegenstelling
zijn met de rest van ons meubilair.
Op Ambon hebben wij een etenstafel met
vier stoelen en een kast gekocht, alles van
het goedkoopste hout, wat je in Holland vu
renhout zou noemen. De Chineesche meubel
maker was wel verbaasd, dat we hem verboden
er zijn ordinaire politier op te smeren. Maar
een winkel verder hebben we een groote pot
roode lakverf gekocht. De groote open achter
galerij zal dus gemeubeld worden met dit
roode ameublement. Verschillende van onze
pakkisten zijn van djatihout en zoo gemaakt,
dat ze makkelijk tot open kasten zijn om te
timmeren. Ons effen geel eetservies zal aller
aardigst staan in een open kast. En wat zal
al dat rood prachtig uitkomen tegen het witte
muurtje, de glanzende, bruine gaba ga ba en
het bijna zwarte ijzerhout van balken en
houtwerk.
Met de nog te timmeren babybox en de
naaimachinetafel in den hoek is een van onze
kamers geheel gemeubeld. En wat voor een
kamer. Open voor alle winden, uitziend over
het grasveldje, over het helle strand en het
verblindend blauw van de baai.
Nog niet lang geleden gingen we rond in de
winkels en zochten alles, wat ons aardig leek
om een huis te meubelen en waren niet onte
vreden over het resultaat. Maar dit, dit is
heel anders. Oneindig meer inspannend en op
windender.
Overal zyn de kisten opengebroken. In de
groote binnengalerij hangen we Soembakains,
dofrood met gestileerde menschen en herten
figuren van een schemerig blauw. We bedek
ken een paar kleine leege kisten met Palem-
bangkains. bruin weefsel met oranje en goud
geborduurd, en schikken tusschen een paar
boekenklamps onze lievelingsboeken. Een Leer-
damsche vaas met witte orchideeën, een dof-
crême theeservies, koperen kandelaars aan den
zijwand. Een groote houtsnede aan den an
deren wand. Het raam is maar klein; de zon
nestralen vallen er slechts zijdelings naar
binnen. Daarom is het licht hier niet schel
meer, zacht en aangenaam voor de oogen. Dit
is een prachtige kamer met al deze diepe kleu
ren met de kleine flonkeringen van goudraad
en koper en de helle glans van water in een
ronde kristallen vaas. Hier zijn al deze in-
landsche doeken in hun eigen sfeer, in dit
schemerig licht tegen het donkere en het
levende bruin van de gaba gaba.
Ons eigen huis.
Dit is ons eigen huis; nu weet ik, dat ik
altijd een vreemde ben geweest in dat
andere huis met de moderne meubelen en het
moderne comfort, waarover onze kennissen
verrukt waren. Nu is werkelijk de reis ten
einde en zijn we thuis gekomen in onze eigen
sfeer.
In de open voorgalerij zetten we de beide
rottanstoelen met een klein tafeltje. Ik spreek
met Hindji af, dat hij Chevelures uit het bosch
zal halen en we spijkeren een paar hertenge
weien als kapstokken tegen den muur.
In het kantoor naast de voorgalerij zetten
we voorzichtig het glaswerk en servies op den
grond. Het zal nog wel eventjes duren, voor de
kasten klaar zijn. Morgen zullen we met het
schilderwerk beginnen.
Dit zijn de warmste uren van den dag. We
baden ons in de oude badkamer. Het water uit
de groote waschteil is lauw. Vandaag nog
moet de cementen bak hersteld worden.
In de keuken vlak over de badkamer bakt
Engeh. de tonijn. We gaan er kijken. Ramen
zijn er afwezig. Hier en daar is een gaba gaba
weggesneden om wat licht door te laten. Op
een primitieve tafel (vier palen in den grond,
een met zand bedekte plank er over heen),
tusschen rechtopgezette steenen, branden drie
houtvuurtjes. Visch spet in een groote ijzeren
pan. In een andere pan staat piendang te
stoven,een soort vischsoep. De rijst is al droog,
staat boven een paar doovende houtskool
sintels om warm te blijven. Willem knipt met
een blikschaar een petroleumblik midden door,
om er een primitieven oven van te maken. Met
een dikke laag zand gevuld, en op twee stee
nen gezet, zullen we daar morgen brood in
bakken, een vuurtje er onder en wat gloeien
de houtskool en klapperbast op het blikken
deksel.
Zeilen.
Na het slapen, als de grootste hitte voorbij
is gaan we een eindje zeilen. Hindji heeft
de prauw in orde gebracht, de vlerken nage
keken en een plankje op maat gezaagd als
zitbank voor mij. Hij en Willem zullen pa
gaaien, want de wind komt van terzijde en
het manoeuvreeren gaat moeilijk met dit pri
mitieve zeil en de logge prauw. De Binoekoes
helpen de prauw van het zand schuiven; met
een vaartje glijden we het water in. Ook
mijn man neemt een pagaai. Het is nog warm,
hoewel er een aardige wind staat. We roeien
tot buiten de tandjong (kaap). Dan krijgt de
wind het zeil te pakken en zetten we er een
flink vaartje in.
Het is laag water. De kippen zoeken naar
weekdieren op de blootliggende riffen. Alleen
het dak van ons huis steekt uit tusschen al
dat groen.
Nu kun je duidelijk zien, dat Namlea op een
smalle strook land ligt tusschen de baai en
de twintig meter hoogere vlakte, die zich uit
strekt tot de Moluksche zee. Deze vlakte, een
soort tafelland, is een dor onvruchtbaar, licht
golvend terrein,een typisch savannenland-
schap, begroeid met alang-alang, met hier
en daar verspreid staande kajoepoetihboomen
en kajoepoetihopslag. Links van de kampong
waarvan ook de steile tjotten (hoogten) weer
begroeid zijn met kajoepoetih-opslag. Het stuk
dat onmiddellijk aan de vlakte grenst, is ons
concessie-terrein Batoebooi. Het is 850 H.A.
groot, een reusachtige kalivlakte, met aan
weerszijden de steile heuvels.
We bukken ons voor het zeil, gaan overstag
en komen zoo dicht bij de heuvels, dat we de
donkere plek kunnen onderscheiden, waar de
kali uitmondt in het lichte groen van de
mangi mangi (mangroves). Dan wenden we
opnieuw. De lucht verkleurt snel tot een zacht
grijs en een koude wind waait door onze dun
ne pyjama's. De vloed is op komen zetten en
als we landen, moeten we ons een weinig
bukken voor de takken van den antjakboom.
De petromax is opgehangen in de voorgale
rij.
Het is avond en we komen thuis.
(Nadruk verboden).
Aan de Gem. Universiteit te Amsterdam
zijn geslaagd voor het doet. ex. in de sociale
geografie mej. C. P. van Niftrik en de heer H.
F. Kemp; voor het doet. ex. in de physische
geografie (cum laude) de heer F. D. B. da
Silva; voor het doet. ex. in de rechtsgeleerd
heid mej. M. de Keyzer en de heer B. R.
Jongebreur; voor het cand. ex. in de klas
sieke letteren mej. E. J. van Seventer, en de
heer D. C. L. van Dijk en voor het doet. ex.
in de klassieke letteren de heer P. J. Reimer.
De heer W. Levy, te Haarlem; is geslaagd
voor het machinistendiploma A.
rBANDA-Z,EE'
A. M. de Jong. Merijntje.
Het boze Gerucht.
Als aan het slot van dit deel van Merijn-
tjes Jonge Jaren de nog jeugdige held van
dezen inderdaad sterk op peil gehouden cy
clus voor de deur eener hoeve in de sneeuw
ter neer valt, na een koortsigen tocht in
den winteravonddan voelt de lezer wel
al, dat slechts een episode uit Merijntjes le
ven hier is afgesloten. We zullen nog wel
meer van hem hooren en in een mogelijk
volgend deel zal dan op die in overspannen
toestand afgelegde tocht als aanknoopings-
punt worden teruggekomen. Zoo bond de
schrijver ook in „Het boze Gerucht" den
aanvang aan het slot van het vorig deel, dat
't sterven van Flierefluiter was. Zoo hangt
de reeks Merijntjes kundig geconstrueerd
aan elkaar en blijft ieder afzonderlijk ge
deelte toch een eenheid. Niet alleen daar
door is A. M. de Jong ook technisch mis
schien de beste Hollandsche verteller van
dezen tijd. Ook in de onderdeelen zal men
steeds weer getroffen worden door zijn rake
en scherpe beelding en zijn rijpe mensch-
kundigheid. Het zijn allen sterk-levende men
schen, temperamenten, krachttypen in het
goede zoowel als in het kwade, die hij uit zijn
Brabanders geschapen heeft. Alleen Merijn
tje zelf staat daar apart naast; hij is de
idealiseering van den jongen en onbedorven
mensch, die aan de realiteit van de alledaag-
sche laag-bij-den-grondsch-heid zich stoot
en er hier voor op de vlucht gaat. Als „dei-
reine Tor" gaat hij door dit leven, onaan
tastbaar voor de gemeenheid ervan, als kind
gegrepen door de mystiek van den godsdienst
die hij ook als dienst van God beleeft, latei-
geboeid door Flierefluiters gemakkelijker na-
tuurpantheïsme en verwonderd over het feit
dat Flierefluiter en pastoor Ramakers elkaar
zoo wonderwel verstaan. Na den dood van
zijn blijden metgezel-zwerver is het tot
pastoor Ramakers, dat Merijntje zich met
zijn geheele wezen keert.
En om dezen zeer bij zonderen dorpspastoor
gaat het hoofdzakelijk in dit boek. Hij en
Merijntje mogen dan wellicht veel aan de
fantasie van De Jong te danken hebben, bei
den zijn ze als psychische mogelijkheden
prachtig door den schrijver gekweekt en uit
gewerkt. Maar heel zelden gaat hij met hen
buiten de schreef der waarschijnlijkheid en
in de hen omringende figuren blijft de na
tuurlijkheid van hun woord en geste volko
men. Dat maakt de Merijntje-verhalen zoo
boeiend, dat de beide geïdealiseerde hoofdfi
guren ongezocht en ongemerkt de soms te
bittere realiteit der omgeving verzachten en
completeeren.
Als Merijntje na Flierefluiters, heengaan in
hun Brabantsch dorp terugkeert, is daar de
herinnering aan Marjan, die op den tot man
gerijpten jongen diepen indruk maakte.
Maar Marjan is weg en in Merijntjes wezen,
dat om bevrediging der behoefte aan liefde
vraagt, zal Nelleke haar korten tijd doen
vergeten. Als de jongen merkt dat met Nel
leke het eigenlijk heel wat anders is. dan het
met Marjan was, loopt hij weg. Hij kruipt
terug in herinnering, waar het aangeboden
tegenwoordige hem zooveel minder mooi lijkt.
Dat is typisch Merijntje, typisch voor de fi
guur zooals de schrijver die schiep. Doch de
liefdesperikelen van den jongen zijn in dit
boek hoogst interessant bijwerk; de hoofd
zaak is hier het drama van den pastoor, om
wiens gevreesde persoonlijkheid de dorpsche
achterklap, vergiftigde bemoeizucht, vijan
digheid heel voorzichtig een net spannen,
waarin zij hem denken te vangen. Hij heeft
zijn boeren en boerinnen de waarheid dur
ven zeggen over hun huichelarij hun mis
dadige zelfzucht, hij heeft ze forsch aange
pakt en ze hebben hem gevreesd. Nu zullen
ze zich gaan wreken. Daar is een schijn te
gen hem. waar het gaat over een bepaalde
verhouding in zijn pastorie. Zij die op wraak
zinnen, nemen graag den schijn voor de
werkelijkheid. Zij zijn te graag overtuigd
van wat de praatjes, het boze gerucht heb
ben rondgestrooid. Ze conspireeren en zul
len zich bij den bisschop over hun pastoor
gaan beklagen.
Als deze dingen tot Merijntje doordringen,
is hij geslagen. Pastoor Ramakers is voor
hem alles: de hoogste zedelijkheid, goedheid
en rechtschapenheid. Hij heeft bij hem in
de pastorie gewoond, gewerkt en er niets dan
goeds ondervonden. Onder den invloed van
de dorpscampagne geraakt hij evenwel toch.
Kleine gebeurtenissen die hij zich uit de
pastorie herinneren gaat, krijgen in zijn
geest door de laster die rondwaart een voor
hem geheel nieuw aspect. Hij wil niet twij
felen aan zijn weldoener, maar twijfelt toch.
Dat wordt voor den jongen iets vreeselijks.
En voor den schrijver wordt dit het ietwat
zwakke punt in zijn constructie. Want ter
wijl de lezer al zoetjes-aan begint te bemer
ken dat het met den pastoor zoo'n vaart niet
loopen zal. en de lasteraars kans hebben de
kous op den kop te krijgen, wordt de inner
lijke onzekerheid bij Merijntje hem te mach
tig. Hij houdt die niet uit en trekt weer weg.
midden in den nacht, doelloos, hulpeloos en
met wrok in de ziel over een zoo verdorven en
gemeene wereld. Dat wordt een tragische
tocht, waarbij hij overspannen raakt en in
den avond van den tweeden dag uitgeput en
verbijsterd in de sneeuw blijft liggen als een
zielsziek menschenkind. Dat de lezer den in
druk heeft gekregen, dat al die narigheid
voor niets was en Merijntje in een volgend
deel weer vroolijk op het appèl zal verschij
nenhad de schrijver misschien moeten
vermijden. Overigens is die zielige tocht
prachtig beschreven.
Brabant in de litteratuur. Wij hebben al
meer de opmerking gemaakt dat juist die
provincie steeds varieerende stof levert aan
onze acteurs. Gooien, De Jong, Marie Koe
nenom maar enkelen der voornaamsten
te noemen. Daar ligt nog de romantiek in
Noord-Nederland, worden de hartstochten
nog het meest open uitgeleefd, in een naieve-
teit die vaak in misdadigheid overslaat, in
een éénheid met het leven van land en dorp
die elders is zoek geraakt. Wat elders aan
banden gelegd, bedwongen en vooral be
peinsd wordt vreet daarom niet minder diep
in de ziel der menschen. maar het wordt
kleurloos en zeurig als men het in kunst
werk geprojecteerd ziet en met de bonte ac
tiviteit van het Zuiden vergelijkt. Daar zal
ook wel het succes der Merijntjes en Fliere
fluiters aan te danken zijn. Een verdiend
succes, overigens. J. H. DE BOIS.
Nieuwe boeken en vertalingen.
Dr. M. WAGENAAR, Isaac Hollandus de
alchimist van Stolwijk. Een historische ro
man, 348 pag., waarin de beide Hollandus-
sen, vader en zoon, geneesheeren en alchi
misten der 17e eeuw, optreden. Zeist Uit
geverij De Torentrans.
ALICE HEGAN RICE. Baas Peet en Com-
pagnon. Vertaling van Diet Kramer 287 pag.
Uitg. Mij. Holland, A'dam.
FANNY HURST Hun Toevlucht (Great
Laughter). Vrije bewerking door Jeanne van
Schaik-Willing 381 pag. Den Haag. Leopold's
Uuitgevers Maatschappij.
M. JUTA. Oom Paul. De heldhaftige ge
schiedenis van Zuid-Afrika. Vert, door R.
Wiessing-de Sterke, 250 pag. Dezelfde uit
gevers.
Zoo gaan we dan deze week niet de tweede
serie eenvoudige lichaamsoefeningen begin
nen, in de hoop, dat we minstens zooveel be
langstelling er voor zullen wekken als in het
vorige winterseizoen.
En nu aan den slag!
Oefening 101 is bijzon-
der geschikt om mee te
- v beginnen. Zet u de voe
ten eens een beetje uit
elkaar, de knieën iets
gebogen. We laten den
rechterarm een cirkel
beschrijven, waarbij de
andere hand losjes
steunt op de dij. Nu is
het de bedoeling, dien
arm zoo losjes cn ont
spannen mogelijk te la
ten gaan. Daarom ge
ven we telkens als de
rondgaande hand het
laagste punt nadert een lichten kniestoot,
waardoor de arm weer juist zooveel vaart
krijgt, dat hij over het hoogste punt (het
doode punt) heen komt. Deze oefening zal
dus nooit tot z'n recht komen als we het
stijf en stram probeeren. In tegendeel, hoe
losser u het doet. hoe beter. Alleen zóó is het
een pracht oefening om schouder en arm
lenig en beweeglijk te maken. Na een keer
of tien rechts, met den linkerarm doorgaan.
Oefening 102. In
ligsteun (zie de tee-
kening) beginnen.
Met twee groote pas
sen in gehurkte hou
ding komen, waarbij
de handen niet mo
gen verschuiven en
de knieën tusschen de armen doorgaan.
Daarna weer met twee groote passen terug.
Deze oefening wordt veel zwaarder als we
het, even veerend in de lenden, met één
sprong doen. Px-obeert u het eens?
Oefening 103. Zoo nu
en dan zullen we ter
afwisseling oefeningen
inlasschen, die met
behulp van een part
ner uitgevoerd moe
ten worden. Zoo volgt
bijvoorbeeld hier een
aardige beenoefening
voor twee personen.
We gaan staan, zoo
als de teekening aan
geeft, met één voet
rustend op den voet
van den ander. Nu
probeert A. den voet van B. langzaam naar
beneden te drukken. Maar mijnheer B., ook
niet van gisteren, zal probeeren zooveel mo
gelijk tegen te houden. Nu is het maar de
vraag wie dat wint. Wisselt u ook eens om?
Na deze kleine krachtmeting tenslotte nog
een heerlijke losmakende zwaai-oefening.
Oefening 104. Lin
ker arm losjes hoog
opzwaaien en tegelij
kertijd het rechter
been naar achteren
opgooien. Daarna met
anderen arm en an
der been. Ook hier is
weer een eerste ver-
eischte: doe het onge
dwongen! U moet het
gevoel krijgen, alsof
armen en beenen met
touwtjes aan den
romp vast zitten, zoo
dat u ze kunt laten
slingeren naar alle
mogelijke richtingen. Als u kans ziet, dit deze
week nog te bereiken, kunnen we tevreden
zijn! Maar dan is eiken dag, zonder één uit
zondering, een kwartier oefenen wel absoluut
noodig!
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M.O.
J
AGENDA.
ZATERDAG 16 OCTOBER
Gem. Concertzaal: Revanche-wedstrijd
Eu weAljechin, 7 uur.
Stadsschouwburg: Ver. Rott. Hofstad-too-
neel: „Des Duivels prentenboek", 8.15 uur.
Jansstraat 36: Diaconie-bazar, 25 en
710 uur.
Palace Filmac: 115 uur: Doorloopend 50
minuten wereldnieuws.
Luxor Sound Theater: „De laatste dagen
van Pompeji", 2.30, 7 en 9.15 uur.
Rembrandt Theater: „De groote Illusie",
met Erich von Stroheim en Pierre Fresnay,
2.30, 7 en 9.15 uur.
Frans Hals Theater: „Go West young man"
met Mae West, 2.30, 7 en 9.15 uur.
Cineone Theater: „Seizoen in Pontresina",
skifilm met Sepp Rist, doorloopende voor
stellingen van 1.30—5.30 en 711 uur.
Cinema Palace: „Prins en Bedelknaap",
7 en 9.15 uur.
Teyler Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 113 uur, behalve 's Maan
dags. Toegang vrij.
Bloemen daal: Speldjesdag „Valken-
heide".
ZONDAG 17 OCTOBER
Stadsschouwburg, Wilsonsplein: Louis
Saalborn in „Mijn zoon de minister", 8,15 u.
Kathedraal St. Bavo: Conferentie voor
niet-Katholieken, 3 uur.
Dreefzicht: Dansen, 8 uur.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en des
avonds.
Frans Hals Theater: „Olie voor China's
lampen", 11.30 uur.
MAANDAG 18 OCTOBER
Palace Filmac: 115 uur: Doorloopend 50
minuten wereldnieuws.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en des
avonds.
ROOSTER VAN APOTHEKEN
(Samengesteld door den Inspecteur der
Volksgezondheid
Voor de apotheken, die toestemming ge
vraagd hebben, om 's avonds en 's nachts en.
Zondags te sluiten, is door den Inspecteur
der Volksgezondheid een sluitingsrooster op
gemaakt.
Van Zaterdag 16 Oct. 's avonds 8 uur tot
en met Vrijdag 22 Oct. zijn de volgende apo
theken op Zondag, 's avonds na acht uur en
des nachts geopend.
J. Dienske, Firma Duijm en Keur. Keizer
straat 6, Tel. 10378.
J. Samplonius, Firma Begemann en Sneltjes
Kruisweg 30, Tel. 10043.
J. M. Meisner, Marnix-Apotheek, Marnix-
Straat 65, Tel. 23525.