ASTORIA Amsterdam Hongaarsche Orkest Bandi Balogh In het laatste huis van de wereld. .EXAMENS, Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 16 OCTOBER 1937 HAARLEM'S DAGBLAD overstelpend succes niet het beroemde (Adv. Ingez. Med.) Allijd een vreemde geweest in dat andere huis met de moderne meu belen en het moderne comfort. Sfeeds nieuwe heerlijkheden e slapen of we neer geknuppeld wer den, maar den volgenden morgen zijn we wakker met de ochtend schemering. Terwijl we koffie drin ken in de voorgalerij wordt de morgen lich ter. De ochtendzon schijnt op de mangrove- bosschen aan de overzijde der baai, die nu vlak bij lijken hoewel het een klein uur varen is met de prauw met een matigen wind achter. Na ons ontbijt van rijstepap met roode suiker gaan we het erf inspecteeren. De put moet vroeger uitstekend drinkwater gegeven hebben, maar nu is datzelfde water afschu welijk brak. Boomwortels zijn door den stee- nen wand heengedrongen en. waar de put nog, geen 20 meter afstand van het strand staat, moet hierin de oorzaak gezocht worden. Het zal in ieder geval noodig zijn om hoogerop een nieuwe put te graven. Gelukkig kunnen we dagelijks uit de kampong een blik water krij gen, want eerst in den drogen tijd kan er met het graven begonnen worden en we hebben nu pas de kentering van de natte moesson. Rond de put liggen de keuken en badkamer beide in een vervallen staat. Een aardbeving heeft de cementen bak van de badkamer ge scheurd; voor de keuken werd geen ijzerhout gebruikt, zoodat de witte mieren er vrij spel hadden. We steken het grasveldje over naar de goe- dang (loods, opslagplaats) en de mandoers woning zal binnen niet al te langen tijd ver nieuwd moeten worden. Tegen het strand opgetrokken, onhan- Brteven uit de Molukken van BEB VUYK dig -en log als een reusachtige krab, ligt daar de groote prauw de laatste overleven - de van een vloot van vijf prauwen, die na elkaar bezweken zijn. Zijn jaren zijn hem dan ook goed aan te zien, maar hij werd ge bouwd van het taaie, langvëzelige bientan- goerhout en zal het nog wel een poosje uit houden. Én daar is ook de oude Bas, asthmatisch, maar goeiig, een stokoude hond, ook al een overlevende uit den ouden tijd. Engeh komt met een handvol eieren aan. De kippen zijn ook nog uit den tijd van mijn schoonouders, hoewel er een paar geslachten overheen zijn gegaan. Huis Tandjong, Namlea. De boomen zijn het meest veranderd. Dat waren tengere stammetjes; nu maken ze het erf schaduwig met hun loof en verdringen elkaar om een weinig licht, want ze werden veel te dicht op elkaar geplant. De mangaboo- men zijn de krachtigste. Ze staan wijd ge spreid en hoog gegroeid, overal in het rond. Twaalf mangaboomen en de manga is de heerlijkste vrucht van de tropen. Het vrucht- vleesch is goudgeel en heeft ongeveer de structuur van dat van een peer. De smaak is niet te beschrijven: sappig en geinig en zoet zit de dikke vleeschlaag om de groote pit. De grootste soorten worden tot 40 e.M. lang. Maar in de Molukken wordt ieder jaar de oogst op nieuw geteisterd door een torrenplaag. Daar om zijn de Moluksche manga's' niet verhan delbaar. Langs het strand breekt een rijtje boomen den al te sterken wind. Het zijn snel groeiende antjaks, waarvan de te kleine vijg- jes oneetbaar zijn, een groote Ketapang, wiens bladeren voor het afvallen roodverkleurd zijn en verschillende lemonsoorten, zooals hier de citroenen genoemd worden. Daar is de ronde, gele lemon nipis, die het meeste op een ci troen gelijkt, zuur is maar niet scherp, een bijsmaak die aan sucade herinnert. Het heele jaar door draagt hij vruchten, maar dit is toch zijn oogstmaand. De grond onderde' boom is er heelemaal geel van. Marktwaarde hebben ze niet op Namlea, daar iedereen deze boom op het erf heeft. Daarnaast groeit de lemon tpina, een zeer kleine oranjeappel, zuur, en oneetbaar. Maar het sap wordt bij de bereiding van verschillende sambalans ge bruikt en vervangt daarbij de tamarinde. Steeds weer verrassingen. We loopen over ons achtererf. Hindji kapt met zijn parang, kapmes, een pad voor mij in de alang-alang, een grove scherpe grassoort, die ons tot de schouders reikt. Dit is een loby-loby. De kleine roode vruchten, net kersen, zijn nog groen. Wanneer ze rijp zijn geworden, zullen ze een verrukkelijke jam opleveren en het sap, met water verdund, vervangt de Hollandsche bessensap. Er is ook een kedong-dong-boom. Hindji roept zijn oud sten zoon om wat vruchten voor ons te pluk ken. Rauw gegeten zijn ze nog niet heelemaal rijp het lekkerst; sappig zuur, maar nog al vezelig. Lekkerder is het er moes van te ma ken. Met een stukje citroenschil gekookt, smaakt het naar een fijn soort appelmoes. We dringen dieper den tuin binnen. Tuin noem ik deze lap grond, maar ze lijkt in geen enkel opzicht op een Hollandschen tuin. Op het eerste gezicht schijnt het er een waar- delooze en niet door te komen wildernis, maar met behulp van een kapmes doen we telkens nieuwe vondsten. Alles groeit hier ordeloos en Wild door elkaar: kruidnagel en nootmuskaat, kapok, pisang granaatappelen en citroenen. Op een kleine open plek is mais gezaaid. Langs de rand staan een paar struiken met aubergines, die we hier terrong noemen. Baai Tandjong, Namlea. Tusschen de mais zijn wat schrale, armoe dige boontjes. Dit zijn de eenige groente soorten, die ons erf oplevert. Verderop is een veldje met kasbi (casaveknollen) en aan de andere zijde van de tandjong groeien pisang en klappers zoo dicht op elkaar, dat wij geen moed hebben er binnen te dringen. We gaan denzelfden weg terug en zoeken een plaats uit voor de groentebedden. Vlak bij huis ko men we de visschers tegen, die net hun fui ken gelicht hebben en een prachtigen visch te koop bieden. Het is een tongkol, een tonijn soort, 30 a 40 c.m. lang en zeer vet. Voor de somma van één dubbeltje kan Engeh hem mee nemen. Visch zal voorloopig wel dage lijks op het menu staan. We vragen de man nen of de vangst nog al wat oplevert. Maar dat valt erg tegen. Wel is het water hier erg vischrijk. maar de opbrengst in geld is zeer gering. Behalve de Europeanen en de Javaan- sche soldatenvrouwen koopt hier zelden iemand visch. Wie wil geld geven voor iets dat men zelf zoo gemakkelijk vangt. Mijn man vraagt hun dan hoe ze er over zouden denken om het visschen een paar dagen te laten om ons erf open te kappen en schoon te maken. Ze hurken er bij neer en beraadslagen er over in hun eigen taal. het Boetoneesch. Veel schij nen ze er niet voor te voelen. Ten slotte zegt Lahadjinihi, de oudste, dat ze liever visschen. maar om den jongeheer te helpen willen ze om beurten in den tuin werken. Telkens zullen er drie visschen en drie het tuinwerk doen. Voor den prijs van f 5 en een blik rijst worden we het met elkaar eens. Moe en warm ploffen we neer in de twee eenige rottanstoelen, die we bezitten. Engeh brengt ons ajer lemon, kwast van onze eigen citroenen. Onze koffers en kisten staan om ons heen. Hindji en zijn oudste zoon, Willem, komen helpen uitpakken. Een rood ameublement. ns bed en de beide rottanstoelen zijn het eenige meubilair, dat we van Java mee brachten. Het is werkelijk wel een beetje wei nig voor een huis met vijf kamers en een groote voor- en achtergalerij, maar de vracht prijzen van de KP.M. zijn van zulk een ont stellende hoogte, dat we alleen het hoogst noodzakelijke mee hebben gebracht. De rest is allemaal verkocht en het heeft niet veel opgebracht, hoewel het maar zes maanden gebruikt was. Daarom hebben we de makkelijk te verpakken dingen, ons zilver, ons servies, ons glaswerk en eenige mooie houtsneden en doeken van mlandsch weefsel gehouden. Deze dingen zullen wel in zonderlinge tegenstelling zijn met de rest van ons meubilair. Op Ambon hebben wij een etenstafel met vier stoelen en een kast gekocht, alles van het goedkoopste hout, wat je in Holland vu renhout zou noemen. De Chineesche meubel maker was wel verbaasd, dat we hem verboden er zijn ordinaire politier op te smeren. Maar een winkel verder hebben we een groote pot roode lakverf gekocht. De groote open achter galerij zal dus gemeubeld worden met dit roode ameublement. Verschillende van onze pakkisten zijn van djatihout en zoo gemaakt, dat ze makkelijk tot open kasten zijn om te timmeren. Ons effen geel eetservies zal aller aardigst staan in een open kast. En wat zal al dat rood prachtig uitkomen tegen het witte muurtje, de glanzende, bruine gaba ga ba en het bijna zwarte ijzerhout van balken en houtwerk. Met de nog te timmeren babybox en de naaimachinetafel in den hoek is een van onze kamers geheel gemeubeld. En wat voor een kamer. Open voor alle winden, uitziend over het grasveldje, over het helle strand en het verblindend blauw van de baai. Nog niet lang geleden gingen we rond in de winkels en zochten alles, wat ons aardig leek om een huis te meubelen en waren niet onte vreden over het resultaat. Maar dit, dit is heel anders. Oneindig meer inspannend en op windender. Overal zyn de kisten opengebroken. In de groote binnengalerij hangen we Soembakains, dofrood met gestileerde menschen en herten figuren van een schemerig blauw. We bedek ken een paar kleine leege kisten met Palem- bangkains. bruin weefsel met oranje en goud geborduurd, en schikken tusschen een paar boekenklamps onze lievelingsboeken. Een Leer- damsche vaas met witte orchideeën, een dof- crême theeservies, koperen kandelaars aan den zijwand. Een groote houtsnede aan den an deren wand. Het raam is maar klein; de zon nestralen vallen er slechts zijdelings naar binnen. Daarom is het licht hier niet schel meer, zacht en aangenaam voor de oogen. Dit is een prachtige kamer met al deze diepe kleu ren met de kleine flonkeringen van goudraad en koper en de helle glans van water in een ronde kristallen vaas. Hier zijn al deze in- landsche doeken in hun eigen sfeer, in dit schemerig licht tegen het donkere en het levende bruin van de gaba gaba. Ons eigen huis. Dit is ons eigen huis; nu weet ik, dat ik altijd een vreemde ben geweest in dat andere huis met de moderne meubelen en het moderne comfort, waarover onze kennissen verrukt waren. Nu is werkelijk de reis ten einde en zijn we thuis gekomen in onze eigen sfeer. In de open voorgalerij zetten we de beide rottanstoelen met een klein tafeltje. Ik spreek met Hindji af, dat hij Chevelures uit het bosch zal halen en we spijkeren een paar hertenge weien als kapstokken tegen den muur. In het kantoor naast de voorgalerij zetten we voorzichtig het glaswerk en servies op den grond. Het zal nog wel eventjes duren, voor de kasten klaar zijn. Morgen zullen we met het schilderwerk beginnen. Dit zijn de warmste uren van den dag. We baden ons in de oude badkamer. Het water uit de groote waschteil is lauw. Vandaag nog moet de cementen bak hersteld worden. In de keuken vlak over de badkamer bakt Engeh. de tonijn. We gaan er kijken. Ramen zijn er afwezig. Hier en daar is een gaba gaba weggesneden om wat licht door te laten. Op een primitieve tafel (vier palen in den grond, een met zand bedekte plank er over heen), tusschen rechtopgezette steenen, branden drie houtvuurtjes. Visch spet in een groote ijzeren pan. In een andere pan staat piendang te stoven,een soort vischsoep. De rijst is al droog, staat boven een paar doovende houtskool sintels om warm te blijven. Willem knipt met een blikschaar een petroleumblik midden door, om er een primitieven oven van te maken. Met een dikke laag zand gevuld, en op twee stee nen gezet, zullen we daar morgen brood in bakken, een vuurtje er onder en wat gloeien de houtskool en klapperbast op het blikken deksel. Zeilen. Na het slapen, als de grootste hitte voorbij is gaan we een eindje zeilen. Hindji heeft de prauw in orde gebracht, de vlerken nage keken en een plankje op maat gezaagd als zitbank voor mij. Hij en Willem zullen pa gaaien, want de wind komt van terzijde en het manoeuvreeren gaat moeilijk met dit pri mitieve zeil en de logge prauw. De Binoekoes helpen de prauw van het zand schuiven; met een vaartje glijden we het water in. Ook mijn man neemt een pagaai. Het is nog warm, hoewel er een aardige wind staat. We roeien tot buiten de tandjong (kaap). Dan krijgt de wind het zeil te pakken en zetten we er een flink vaartje in. Het is laag water. De kippen zoeken naar weekdieren op de blootliggende riffen. Alleen het dak van ons huis steekt uit tusschen al dat groen. Nu kun je duidelijk zien, dat Namlea op een smalle strook land ligt tusschen de baai en de twintig meter hoogere vlakte, die zich uit strekt tot de Moluksche zee. Deze vlakte, een soort tafelland, is een dor onvruchtbaar, licht golvend terrein,een typisch savannenland- schap, begroeid met alang-alang, met hier en daar verspreid staande kajoepoetihboomen en kajoepoetihopslag. Links van de kampong waarvan ook de steile tjotten (hoogten) weer begroeid zijn met kajoepoetih-opslag. Het stuk dat onmiddellijk aan de vlakte grenst, is ons concessie-terrein Batoebooi. Het is 850 H.A. groot, een reusachtige kalivlakte, met aan weerszijden de steile heuvels. We bukken ons voor het zeil, gaan overstag en komen zoo dicht bij de heuvels, dat we de donkere plek kunnen onderscheiden, waar de kali uitmondt in het lichte groen van de mangi mangi (mangroves). Dan wenden we opnieuw. De lucht verkleurt snel tot een zacht grijs en een koude wind waait door onze dun ne pyjama's. De vloed is op komen zetten en als we landen, moeten we ons een weinig bukken voor de takken van den antjakboom. De petromax is opgehangen in de voorgale rij. Het is avond en we komen thuis. (Nadruk verboden). Aan de Gem. Universiteit te Amsterdam zijn geslaagd voor het doet. ex. in de sociale geografie mej. C. P. van Niftrik en de heer H. F. Kemp; voor het doet. ex. in de physische geografie (cum laude) de heer F. D. B. da Silva; voor het doet. ex. in de rechtsgeleerd heid mej. M. de Keyzer en de heer B. R. Jongebreur; voor het cand. ex. in de klas sieke letteren mej. E. J. van Seventer, en de heer D. C. L. van Dijk en voor het doet. ex. in de klassieke letteren de heer P. J. Reimer. De heer W. Levy, te Haarlem; is geslaagd voor het machinistendiploma A. rBANDA-Z,EE' A. M. de Jong. Merijntje. Het boze Gerucht. Als aan het slot van dit deel van Merijn- tjes Jonge Jaren de nog jeugdige held van dezen inderdaad sterk op peil gehouden cy clus voor de deur eener hoeve in de sneeuw ter neer valt, na een koortsigen tocht in den winteravonddan voelt de lezer wel al, dat slechts een episode uit Merijntjes le ven hier is afgesloten. We zullen nog wel meer van hem hooren en in een mogelijk volgend deel zal dan op die in overspannen toestand afgelegde tocht als aanknoopings- punt worden teruggekomen. Zoo bond de schrijver ook in „Het boze Gerucht" den aanvang aan het slot van het vorig deel, dat 't sterven van Flierefluiter was. Zoo hangt de reeks Merijntjes kundig geconstrueerd aan elkaar en blijft ieder afzonderlijk ge deelte toch een eenheid. Niet alleen daar door is A. M. de Jong ook technisch mis schien de beste Hollandsche verteller van dezen tijd. Ook in de onderdeelen zal men steeds weer getroffen worden door zijn rake en scherpe beelding en zijn rijpe mensch- kundigheid. Het zijn allen sterk-levende men schen, temperamenten, krachttypen in het goede zoowel als in het kwade, die hij uit zijn Brabanders geschapen heeft. Alleen Merijn tje zelf staat daar apart naast; hij is de idealiseering van den jongen en onbedorven mensch, die aan de realiteit van de alledaag- sche laag-bij-den-grondsch-heid zich stoot en er hier voor op de vlucht gaat. Als „dei- reine Tor" gaat hij door dit leven, onaan tastbaar voor de gemeenheid ervan, als kind gegrepen door de mystiek van den godsdienst die hij ook als dienst van God beleeft, latei- geboeid door Flierefluiters gemakkelijker na- tuurpantheïsme en verwonderd over het feit dat Flierefluiter en pastoor Ramakers elkaar zoo wonderwel verstaan. Na den dood van zijn blijden metgezel-zwerver is het tot pastoor Ramakers, dat Merijntje zich met zijn geheele wezen keert. En om dezen zeer bij zonderen dorpspastoor gaat het hoofdzakelijk in dit boek. Hij en Merijntje mogen dan wellicht veel aan de fantasie van De Jong te danken hebben, bei den zijn ze als psychische mogelijkheden prachtig door den schrijver gekweekt en uit gewerkt. Maar heel zelden gaat hij met hen buiten de schreef der waarschijnlijkheid en in de hen omringende figuren blijft de na tuurlijkheid van hun woord en geste volko men. Dat maakt de Merijntje-verhalen zoo boeiend, dat de beide geïdealiseerde hoofdfi guren ongezocht en ongemerkt de soms te bittere realiteit der omgeving verzachten en completeeren. Als Merijntje na Flierefluiters, heengaan in hun Brabantsch dorp terugkeert, is daar de herinnering aan Marjan, die op den tot man gerijpten jongen diepen indruk maakte. Maar Marjan is weg en in Merijntjes wezen, dat om bevrediging der behoefte aan liefde vraagt, zal Nelleke haar korten tijd doen vergeten. Als de jongen merkt dat met Nel leke het eigenlijk heel wat anders is. dan het met Marjan was, loopt hij weg. Hij kruipt terug in herinnering, waar het aangeboden tegenwoordige hem zooveel minder mooi lijkt. Dat is typisch Merijntje, typisch voor de fi guur zooals de schrijver die schiep. Doch de liefdesperikelen van den jongen zijn in dit boek hoogst interessant bijwerk; de hoofd zaak is hier het drama van den pastoor, om wiens gevreesde persoonlijkheid de dorpsche achterklap, vergiftigde bemoeizucht, vijan digheid heel voorzichtig een net spannen, waarin zij hem denken te vangen. Hij heeft zijn boeren en boerinnen de waarheid dur ven zeggen over hun huichelarij hun mis dadige zelfzucht, hij heeft ze forsch aange pakt en ze hebben hem gevreesd. Nu zullen ze zich gaan wreken. Daar is een schijn te gen hem. waar het gaat over een bepaalde verhouding in zijn pastorie. Zij die op wraak zinnen, nemen graag den schijn voor de werkelijkheid. Zij zijn te graag overtuigd van wat de praatjes, het boze gerucht heb ben rondgestrooid. Ze conspireeren en zul len zich bij den bisschop over hun pastoor gaan beklagen. Als deze dingen tot Merijntje doordringen, is hij geslagen. Pastoor Ramakers is voor hem alles: de hoogste zedelijkheid, goedheid en rechtschapenheid. Hij heeft bij hem in de pastorie gewoond, gewerkt en er niets dan goeds ondervonden. Onder den invloed van de dorpscampagne geraakt hij evenwel toch. Kleine gebeurtenissen die hij zich uit de pastorie herinneren gaat, krijgen in zijn geest door de laster die rondwaart een voor hem geheel nieuw aspect. Hij wil niet twij felen aan zijn weldoener, maar twijfelt toch. Dat wordt voor den jongen iets vreeselijks. En voor den schrijver wordt dit het ietwat zwakke punt in zijn constructie. Want ter wijl de lezer al zoetjes-aan begint te bemer ken dat het met den pastoor zoo'n vaart niet loopen zal. en de lasteraars kans hebben de kous op den kop te krijgen, wordt de inner lijke onzekerheid bij Merijntje hem te mach tig. Hij houdt die niet uit en trekt weer weg. midden in den nacht, doelloos, hulpeloos en met wrok in de ziel over een zoo verdorven en gemeene wereld. Dat wordt een tragische tocht, waarbij hij overspannen raakt en in den avond van den tweeden dag uitgeput en verbijsterd in de sneeuw blijft liggen als een zielsziek menschenkind. Dat de lezer den in druk heeft gekregen, dat al die narigheid voor niets was en Merijntje in een volgend deel weer vroolijk op het appèl zal verschij nenhad de schrijver misschien moeten vermijden. Overigens is die zielige tocht prachtig beschreven. Brabant in de litteratuur. Wij hebben al meer de opmerking gemaakt dat juist die provincie steeds varieerende stof levert aan onze acteurs. Gooien, De Jong, Marie Koe nenom maar enkelen der voornaamsten te noemen. Daar ligt nog de romantiek in Noord-Nederland, worden de hartstochten nog het meest open uitgeleefd, in een naieve- teit die vaak in misdadigheid overslaat, in een éénheid met het leven van land en dorp die elders is zoek geraakt. Wat elders aan banden gelegd, bedwongen en vooral be peinsd wordt vreet daarom niet minder diep in de ziel der menschen. maar het wordt kleurloos en zeurig als men het in kunst werk geprojecteerd ziet en met de bonte ac tiviteit van het Zuiden vergelijkt. Daar zal ook wel het succes der Merijntjes en Fliere fluiters aan te danken zijn. Een verdiend succes, overigens. J. H. DE BOIS. Nieuwe boeken en vertalingen. Dr. M. WAGENAAR, Isaac Hollandus de alchimist van Stolwijk. Een historische ro man, 348 pag., waarin de beide Hollandus- sen, vader en zoon, geneesheeren en alchi misten der 17e eeuw, optreden. Zeist Uit geverij De Torentrans. ALICE HEGAN RICE. Baas Peet en Com- pagnon. Vertaling van Diet Kramer 287 pag. Uitg. Mij. Holland, A'dam. FANNY HURST Hun Toevlucht (Great Laughter). Vrije bewerking door Jeanne van Schaik-Willing 381 pag. Den Haag. Leopold's Uuitgevers Maatschappij. M. JUTA. Oom Paul. De heldhaftige ge schiedenis van Zuid-Afrika. Vert, door R. Wiessing-de Sterke, 250 pag. Dezelfde uit gevers. Zoo gaan we dan deze week niet de tweede serie eenvoudige lichaamsoefeningen begin nen, in de hoop, dat we minstens zooveel be langstelling er voor zullen wekken als in het vorige winterseizoen. En nu aan den slag! Oefening 101 is bijzon- der geschikt om mee te - v beginnen. Zet u de voe ten eens een beetje uit elkaar, de knieën iets gebogen. We laten den rechterarm een cirkel beschrijven, waarbij de andere hand losjes steunt op de dij. Nu is het de bedoeling, dien arm zoo losjes cn ont spannen mogelijk te la ten gaan. Daarom ge ven we telkens als de rondgaande hand het laagste punt nadert een lichten kniestoot, waardoor de arm weer juist zooveel vaart krijgt, dat hij over het hoogste punt (het doode punt) heen komt. Deze oefening zal dus nooit tot z'n recht komen als we het stijf en stram probeeren. In tegendeel, hoe losser u het doet. hoe beter. Alleen zóó is het een pracht oefening om schouder en arm lenig en beweeglijk te maken. Na een keer of tien rechts, met den linkerarm doorgaan. Oefening 102. In ligsteun (zie de tee- kening) beginnen. Met twee groote pas sen in gehurkte hou ding komen, waarbij de handen niet mo gen verschuiven en de knieën tusschen de armen doorgaan. Daarna weer met twee groote passen terug. Deze oefening wordt veel zwaarder als we het, even veerend in de lenden, met één sprong doen. Px-obeert u het eens? Oefening 103. Zoo nu en dan zullen we ter afwisseling oefeningen inlasschen, die met behulp van een part ner uitgevoerd moe ten worden. Zoo volgt bijvoorbeeld hier een aardige beenoefening voor twee personen. We gaan staan, zoo als de teekening aan geeft, met één voet rustend op den voet van den ander. Nu probeert A. den voet van B. langzaam naar beneden te drukken. Maar mijnheer B., ook niet van gisteren, zal probeeren zooveel mo gelijk tegen te houden. Nu is het maar de vraag wie dat wint. Wisselt u ook eens om? Na deze kleine krachtmeting tenslotte nog een heerlijke losmakende zwaai-oefening. Oefening 104. Lin ker arm losjes hoog opzwaaien en tegelij kertijd het rechter been naar achteren opgooien. Daarna met anderen arm en an der been. Ook hier is weer een eerste ver- eischte: doe het onge dwongen! U moet het gevoel krijgen, alsof armen en beenen met touwtjes aan den romp vast zitten, zoo dat u ze kunt laten slingeren naar alle mogelijke richtingen. Als u kans ziet, dit deze week nog te bereiken, kunnen we tevreden zijn! Maar dan is eiken dag, zonder één uit zondering, een kwartier oefenen wel absoluut noodig! JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O. J AGENDA. ZATERDAG 16 OCTOBER Gem. Concertzaal: Revanche-wedstrijd Eu weAljechin, 7 uur. Stadsschouwburg: Ver. Rott. Hofstad-too- neel: „Des Duivels prentenboek", 8.15 uur. Jansstraat 36: Diaconie-bazar, 25 en 710 uur. Palace Filmac: 115 uur: Doorloopend 50 minuten wereldnieuws. Luxor Sound Theater: „De laatste dagen van Pompeji", 2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt Theater: „De groote Illusie", met Erich von Stroheim en Pierre Fresnay, 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals Theater: „Go West young man" met Mae West, 2.30, 7 en 9.15 uur. Cineone Theater: „Seizoen in Pontresina", skifilm met Sepp Rist, doorloopende voor stellingen van 1.30—5.30 en 711 uur. Cinema Palace: „Prins en Bedelknaap", 7 en 9.15 uur. Teyler Museum, Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 113 uur, behalve 's Maan dags. Toegang vrij. Bloemen daal: Speldjesdag „Valken- heide". ZONDAG 17 OCTOBER Stadsschouwburg, Wilsonsplein: Louis Saalborn in „Mijn zoon de minister", 8,15 u. Kathedraal St. Bavo: Conferentie voor niet-Katholieken, 3 uur. Dreefzicht: Dansen, 8 uur. Bioscoopvoorstellingen 's middags en des avonds. Frans Hals Theater: „Olie voor China's lampen", 11.30 uur. MAANDAG 18 OCTOBER Palace Filmac: 115 uur: Doorloopend 50 minuten wereldnieuws. Bioscoopvoorstellingen 's middags en des avonds. ROOSTER VAN APOTHEKEN (Samengesteld door den Inspecteur der Volksgezondheid Voor de apotheken, die toestemming ge vraagd hebben, om 's avonds en 's nachts en. Zondags te sluiten, is door den Inspecteur der Volksgezondheid een sluitingsrooster op gemaakt. Van Zaterdag 16 Oct. 's avonds 8 uur tot en met Vrijdag 22 Oct. zijn de volgende apo theken op Zondag, 's avonds na acht uur en des nachts geopend. J. Dienske, Firma Duijm en Keur. Keizer straat 6, Tel. 10378. J. Samplonius, Firma Begemann en Sneltjes Kruisweg 30, Tel. 10043. J. M. Meisner, Marnix-Apotheek, Marnix- Straat 65, Tel. 23525.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9