Na de partij
sSPORTBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Recht van den sterkste
Mijn kijk op het spel
Aljechin sloeg toe.
MAANDAG 18 OCTOBER 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
5
(De ex-wereldkampioen bokser
Braddock zal dit jaar niet meer
in een ivedstrijd uitkomen, omdat
hij daardoor in een zoo hooge in
komenklasse zou komen, dat de
fiscus hem meer belasting zou
laten betalen, dan hij voor den
strijd zou kunnen ontvangen.)
Een bokser Is eèn machtig man,
(Vooral een wereldkampioen)
Die met zijn vuisten heel veel kan
Dat ik er nimmer mee zal doen.
Zijn spieren als het hardste staal,
Verwekken overal ontzag,
Sloeg hij mij maar één enkel maal....
't Is iets, .waar 'k niet aan denken mag.
Ja. ook wanneer hij zelf niet vocht
En ik maar steeds, zoo hard ik kon,
Hem overal bebeuken mocht,
Geloof ik nog niet. dat ik won.
Zijn tegenstanders, een voor een,
Slaat hij met zijn geweld tot puin.
Zoo bokst hij zich door 't leven heen,
Van armoede naar een fortuin.
Geen mensch, die zulk een reus weerstaat,
in zijn onovertroffen kracht
Och kom. dat is maar mallepraat,
Aan één man hebt u niet gedacht.
Hoe ook de bokser, machtig sterk.
Zijn knuisten ter bescherming houdt.
't Is voor den fiscus simpel werk.
Die slaat hem voor 'n kwartaal knock-out.
P. GASUS.
door Criticus
V. S. V.-K. F. c.
„Merk toch, hoe Sterk weer in 't werk
wordt gesteld".... De aanhef van dit oude
lied kwam mij in de gedachten, nadat de
V.S.V.-linksbinnen gedurende de geheele eer
ste helft van de match tegen K.F.C. loffelijke
pogingen had aangewend om verband te
brengen tusschen middenlinie en aanval
eenerzijds en om de voorwaartsen doeltref
fend werk te doen verrichten anderszijds.
Sterk is daar, ondanks voortreffelijke tac
tische manoeuvres vol afwisseling niet in
geslaagd; het V.S.V.-team bleef tot de laatste
minuut van dezen wedstrijd uit elf enkelin
gen bestaan, die, de buitenspelers uitgezon
derd, stuk voor stuk met volle energie heb
ben gewerkt, zonder nochtans de combina
tie te vinden, die voor het bereiken van suc
ces onontbeerlijk is.
K.F.C. speelde haar bekende verdedigende
systeem met spil Nieuwenhuizeri tusschen de
backs en met teruggetrokken binnenvoor-
waartsen. Hoewel de V.S.V.-middenlinie een
meer normale opstelling huldigde, d.w.z. met
de drie halfbacks op één lijn in de nabijheid
van de achterspelers, was de aanval van het
drietal Koogsche voorwaartsen voortdurend
veel gevaarlijker dan de complete voorhoede
der thuisclub. De beide vijandelijke vleugel
spelers genoten een overgroote mate van
vrijheid en daar de middenvoor, met Sterk
de beste speler van het veld. zich steeds vrij
wist op te stellen en zuivere snelle passes
naar de lijnen uitdeelde, is -het duidelijk, dat
welhaast iedere aanval de mogelijkheid van
een doelpunt in zich droeg.
Vraagt men mij nu, of de V.S.V.'ers niet
voor hun taak berekend waren, dan moet ik
daar, niettegenstaande het hierboven ver
melde, toch ontkennend op antwoorden. De
thuisclub heeft voldoend goede en enthou
siaste krachten in het team, om betere resul
taten te bereiken, maar van een doelbe
wuste tactiek, van overleg en samenspel is
geen spoor te bekennen.
Ik kreeg den indruk, dat het meerendeel
der spelers slechts oog had voor den bal. die
tot eiken prijs naar de andere helft diende
te verhuizen, doch dat zij niet voelden dat
een eerste vereischte was, om zich zoodanig
op te stellen, dat een collega hun het leder
zóu kunnen toespelen. Een typisch voorbeeld
daarvan is rechtsbuiten Heins, die meer dan
gewone balcontrole bezit en die het vorige
seizoen meermalen getoond heeft, de plich
ten van een buitenvoorwaarts te kennen.
Ditmaal stelde hij zich ver van de zijlijn op
en besefte daarbij niet, dat hij de versterkte
KJF.C.-verdediging op dit smalle veld volko
men in de kaart speelde en bovendien zijn
tegenstanders de gelegenheid gaf. hem gron
dig uit te schakelen. Hij stond in de tweede
helft geen moment vrij en daar ook Teeling
op den anderen vleugel een ..lijdzame" en
afwachtende houding aannam, was er voor
het binnentrio eenvoudig geen doorkomen
aan. Onwillekeurig kwam mij het verstan
dige samenspel van den linkervleugel Sterk-
Hillekamp in herinnering en ofschoon laatst
genoemde de rust der veteranen ruimschoots
verdiend heeft, meen ik toch, dat hij, mits er
niet eiken Zondag een beroep op hem wordt
gedaan ,de voorhoede der roodwitten nog
daadwerkelijk zou versterken.
Wat het V.S.V.-elftal als geheel ontbreekt,
is Inzicht in de mogelijkheden, die de spel
situaties bieden en voorts een nauwkeurig
uitgestippeld strijdplan, waarin open spel
een voorname plaats moet innemen.
Het heeft geen doel. bijna eiken bal uit
achterhoede en middenlinie hoog door de
lucht naar den middenvoor te trappen, zeer
zeker niet. wanneer die onder voortdurende
bewaking van een stopper-spil staat. Deze
aanvalsleider heeft zich veel moeite gegeven
om succes te bereiken en hij beschikte daar
voor ook wel over de noodige kwaliteiten,
maar hij (van der Lugt) heeft een groote
fout. waardoor hem de vruchten van zijn
goede werk en enthousiasme ontgaan. Hij
staat steeds met den rug naar het vijande
lijk doel en beneemt zichzelf daarmede de
kans. zijn oplettende bewakers en den doel
man te verrassen. Nu weet ik wel, dat van
der Lugt bijna niets anders dan onbespeel
bare hooge passes kreeg, maar er waren niet
temin enkele goed aangegeven ballen bij, die
hem, mits „voordeeliger" opgesteld (waartoe
grooter bewegelijkheid veel kan bijdragen)
fraaie kansen op een doelpunt zouden heb
ben opgeleverd. Dat blijkt trouwens wel uit
het tweede tegenpunt van zijn voet.
De rechtsbinnen Balvers doet in het mid
denveld knappe dingen voor zulk een jeug
dig speler, doch zijn plaatsen is onvoldoende
en hij vergeet zijn linksbuiten. Een onver
wacht schot is bovendien altijd te probee-
ren. mits hij tevoren kijkt, waar zich het
vijandelijk doel bevindt.
De beide backs hebben individueel goed
gespeeld, vooral Broek heeft menige dreigen
de situatie naar behooren opgelost en hij
was met Sterk vrijwel de eenige. wiens plaat
sen nuttig effect opleverde. Zijn collega
Rechsteiner ondersteunde hem goed: deze
nieuweling heeft nog te weinig eerste klasse
voetbal gespeeld om het hem euvel te dui
den, dat hij steeds vlak naast Broek kwam
staan en te lang aarzelde om een doorbre-
kenden voorwaarts aan te vallen. Keeper
Michel was bij de eerste twee doelpunten wat
onfortuinlijk; overigens heeft hij zijn doel
naar behooren verdedigd.
Tot slot de middenlinie. Het is maar be
ter om er geen doekjes om te winden, maar
met overtuiging te constateeren, dat V.S.V.
vóór alles sen spil noodig heeft, d.w.z. een
speler, die over genoeg snelheid, uithoudings
vermogen en spelbegrlp beschikt, om zoowel
aanvallend als verdedigend zijn elftal tot
steun te kunnen zijn. Indien men er niet in
slaagt, voor deze belangrijke plaats een
sterker kracht te vinden, zal het team meer
matches verliezen dan winnen. De beide
kanthalfs. en vooral de rechtsmidden. waren
verdedigend niet slecht, doch kozen niet
steeds het juiste moment van ingrijpen, ter
wijl hun dringend zij aangeraden, met de
achterspelers vooraf overeen te komen, wie
den binnen- en wie den buitenvoorwaarts
voor zijn rekening zal nemen. Bij het plaat
sen, waarbij geen hoogterecord behoeft te
worden verbeterd, moet ook aan de vleugel-
SDelers worden gedacht. Van Os zie ik ove
rigens liever als rechtsbuiten, om welke re
den de volgende aanvalslinie wellicht in
overweging zou kunnen worden genomen:
Van Os. Balvers. Van der Lugt, Sterk, Hille-
kamp. En daar laatstgenoemde vanzelfspre
kend niet te veel matches kan spelen, heeft
Teeling daarna een goede gelegenheid om
de wijze lessen van den veteraan in practijk
te brengen.
CRITICUS.
Het elftal van Zandvoort. Eerste rij:
v. I. n. r.: J. Keur. A. Weber, H. Bloe
mendal, J. de Muinck, J. v. d. Bosch.
Tweede rij J. Dorsman, J. Keur, E.
de Muinck. Derde rij J. Weber, J.
Visser, Th. de Muinck.
Met een medelijdend glimlachje bekeek hij
even de stelling op het bord, verzette een loo-
per en voor de stomverbaasde oogen van de
toeschouwers was een prachtige mat-stelling
geboren, waar geen speld tusschen te krijgen
was. Mijn buurman meende niet beter te kun
nen doen dan te verdwijnen en nam, nu een
pnioen gelijk, het schaakbord onder zijn arm
mee, ongetwijfeld bij zichzelf denkend dat het
ongehoord was, dat oude heertjes 's avonds
nog zóó laat op waren.
Op het podium had men intusschen ook niet
stilgezeten en al haalde Euwe aardig op, zelfs
een beginneling kon constateeren dat zijn stel
ling uiterst hachelijk was.
De spanning in de zaal werd steeds grooter,
zou die er dan toch nog in slagen om remise
te maken?
Men verdrong zich om de demonstratiebor
den en het was werkelijk prettig om te zien
hoeveel uitstekende schakers Haarlem eigen
lijk heeft. Velen hoopten voor Euwe nog op
'n voortzetting die tot remise zou kunnen lei
den, maar 't kleine mannetje met het rim
pelgezichtje zei met een dun stemmetje: „Niet
meer te houden".
En voor den tweeden keer dien avond kreeg
hij gelijk
WAAROM NAM EUWE HET
PAARD NIET?
De zesde partij van den wedstrijd: Euwe—
Aljechin, de eenige die te Haarlem zou worden
gespeeld en die de schaakliefhebbers aan het
initiatief van ons blad danken, is weder ge
schiedenis. En naar haar resultaat is zij helaas
een teleurstelling geworden voor de Neder-
landsche toeschouwers, die den Nederland
sehen wereldkampioen uiteraard de zege toe-
wenschten.
Euwe heeft deze partij verloren, naar het
oordeel van de deskundigen tengevolge van
zwak spel in het begin van de partij, waar
door hij in moeilijkheden kwam, waaraan hij
zich niet ene er heeft kunnen ontworstelen.
Aljechin heeft, ook volgens de kenners, dit
zwakke moment van zijn tegenstander met
onverbiddelijk meesterschap uitgebuit en tot
zijn eigen voordeel gebruikt.
Eere den winnaar. Het resultaat van deze
zesde partij schokt geenszins ons vertrouwen
in de kracht van den wereldkampioen. Het
accentueert slechts opnieuw de gelijkheid in
kracht der beide rivalen.
De deskundige toeschouwers hebben in elk
geval een opwindende partij bijgewoond. Het
verloop leidde al spoedig tot een zekere onrust,
die de leiding herhaaldelijk reden gaf, om
stilte te verzoeken.
Het doet ons genoegen, dat wij erin geslaagd
zijn, dit voor Nederlandsche harten teleur
stellende maar in de schaakgeschiedenis zijn
beteekenis hebbende moment,.in Haarlem te
doen plaatsvinden.
Wij hebben niet misgetast in onze overtui
ging, dat de belangstelling in Haarlem en Om
streken groot zou zijn. Er waren (wij behoeven
ons uiteraard niet over te geven aan vage
schattingen) ongeveer 530 toeschouwers aan
wezig en dat is aanmerkelijk meer dan eenige
vorige partij in Den Haag, Amsterdam en
Rotterdam heeft te zien gegeven.
Hij, die het laatst lacht, lacht het best, is een
waarheid, die niemand kan ontkennen. Maar
evenmin is iets in te brengen tegen het „De
eerste £lap is een daalder waard". Nu kan ik
het gevoegelijk aan u overlaten om van deze
twee waarheden, dè waarheid te kiezen of zou
die ook nu weer, zooals gewoonlijk, in het'mid
den liggen?
Ik heb zoo'n flauw idee dat ook Aljechin
denkgenie als hij is, langzamerhand tot die
overtuiging gekomen is.
In den vorigen wedstrijd deelde hij de eer
ste klappen uit, doch Euwe lachte het laatst
en het best. Nu laat Aljechin de wereldkam
pioen kalm de eerste klap geven om dan rus
tig steeds weer het verloren terrein te her
overen.
Is er iets zenuwsloopenders?
Hebt gij wel 'ns in uw leven of in het spel
na'veel moeite een kleinen voorsprong weten
te krijgen op uw tegenstanders? En kent ge
dan iets dat meer demoraliseert of meer uit
put dan het telkens weer teniet zien gaan van
dien voorsprong?
De loco-Burgemeester van Haarlem,
de heer W. J. B. van Liemt, doet den
eersten zet voor de zesde partij van
den schaakwedstrijd EuweAljechin,
die Zaterdagavond op initiatief van
de Directie van Haarlem's Dagblad in
het Concertgebouw plaats had.
Indien Aljechin Zaterdagavond als een sym
bool den zwarten kater op zijn pullover droeg
dan heeft hij moeilijk een beter uit kunnen
kiezen.
Langen tijd loerend, soms zelfs wel 'ns iets
verliezend, maar dan ook ineens bliksemsnel
en beslissend toeslaan, dat is immers het voor
naamste kenmerk van den kater.
Welnu Aljechin heeft gewacht, vijf partijen
lang is hij meestal in het nadeel geweest, doch
nu plotseling bij de zesde partij sloeg hij toe,
en hoe!
Zelfs mijn overbuurman, die den heelen
avond enthousiaste verhalen gedaan had, dat
Euwe's kansen nog veel beter waren dan in
1935, werd er beduusd van.
Ik snap maar niet waarom Euwe alleen
maar pionnenzetten doet mompelde een
oud, gerimpeld mannetje achter me, terwijl
een licht wenkbrauwen-fronsen zijn gezicht
een zorgelijk uiterlijk gaf, als dat maar goed
gaat.
Welnu, het ging niet goed.
Aljechin liep maar heen en weer en Euwe
zat zoowat met zijn neus op het schaakbord,
maat met dat al werd zijn stelling niet beter.
De stemming in het Concertgebouw werd
drukkend.
Zou voor Dr. Aljechin de victorie te Haar
lem beginnen? Mi'. Max Levenbach zag de
stelling al spoedig donker voor dr. Euwe in en
Eliskases. Aljechin's secondant, liep in een
flatteus Tiroler pakje vriendelijk iedereen toe
te lachen.
Wat voor ingewijden een veeg teeken was!
Maar toch, mijn buurman had een oplos
sing ontdekt! Kletterend verschoof hij zijn
stukken, met een weergalooze handigheid die
ieders respect afdwong, en zijn schaakbord
met zijn knie in evenwicht houdend, begon hij
'n stelling op te bouwen, die menigeen den
wensch deed slaken: „zat hij d'r nu maar".
Zijn toch al niet bleeke wangen kregen de
kleur van een overrijpe tomaat, terwijl er
maar steeds meer stukken van het bord ver-
pioen gelijk, het schaakbord onder zijn arm
zou hebben benijd.
Maar helaas, niets is op deez' aard besten
dig en dus ook niet de kortstondige roem van
mijn buurman. Zijn noodlot naderde in de
figuur van het oude heertje met het gerim
pelde gezichtje, die, al zag hij er dan niet uit
als een brieschende leeuw, toch voor des
rooden jongelings schaakprestige fnuikender
was dan de koning der woestijn.
Een aanval op het doel van 't Gooi in
den Dames Hockeywedstrijd Rood
Wit't Gooi, door de Haarlemsche
dames met 40 gewonnen.
De zesde partij om het wereldkampioen
schap schaken, was, zooals men weet, al in
de openingsphase beslist. Dr. Euwe zelf is de
meening toegedaan, dat reeds zijn vierde zet
4e7e5 als de beslissende fout moet
worden gebrandmerkt, maar de zaal hield zich
gisteren nog langen tijd bezig met de vraag,
of hij er niet beter aan gedaan had op den
zesden zet het Paardoffer maar te acceptee
ren. Een volkomen bevredigend antwoord vond
men daarop niet; dat zal men pas kunnen
geven, wanneer de grootmeesters deze stelling-
uitgebreid geanalyseerd hebben. Laten we hier
echter voorloopig eens probeeren enkele van
de belangrijkste richtlijnen aan te geven.
We beschouwen dus de stelling, ontstaan na
de zetten:
1. d2—d4 d7d5
2. c2c4 c7c6
3. Pblc3 d5Xc4
4. e2e4 e7e5
5. LflXc4 e5Xd4
6. Pgl—f3 d4Xc3
Het is nu wel zeker, dat er voor wit maar één
mogelijkheid bestaat, om compensatie voor
het geofferde stuk te krijgen, n.l.:
7. Lc4Xf7+ Ke8e7
Maar nu heeft wit de keuze tusschen twee
voortzettingen, waarvan de ééne (A), door Dr.
Tartakower en verschillende andere glossa-
toren aangegeven, heelemaal niet overtuigend
is, zooals de volgende varianten mogen aan-
toonen:
A. '8. Lel—g5 -f Pg8—f6
9. DdlXdS Ke8Xd8
10. e4e5
Hiermee wint wit wel zijn stuk terug, zonder
echter een voldoende stellingsoverwicht te be
houden. Men zie:
10h7h6
11. Lg5h4 c3Xb2(!)
Veel sterker dan g5; Pg5:, hg'5:; Lg5:, Pbd7;
000 waarmee zwart wel zijn stuk meer
behoudt, echter tegen een heelen koningsvleu
gel van vrijpionnen moet vechten, die de
winst, waarschijnlijk wel voor wit verzekeren.
Met den tekstzet geeft zwart het stuk terug,
verhindert daarvoor echter de zoo gevaarlijke
lange rochade.
12. Tal—dl
Op Tbl volgt eenvoudig LeT; ef6:: Lf6:; ver
moedelijk in het voordeel van zwart.
12Kd8c7
13. e5Xf6 Lc8f5(!)
en de witte aanval is door de tegendreiging
b2bl D volledig afgeslagen.
Zie bijv.: 14. Pd2, Pd7; 15. Lg3+. Kb6: 16. Pc4t,
:Ka6; 17. Pb2:, Lb4f waarna zwart Zich d.m.v.
18Pf6: of 18Thf8 van de be
tere stelling kan verzekeren om van zijn
pluspion maar te zwijgen.
Nog moeilijker te berekenen, maar m.i.
evenmin tot een duidelijk voor wit gunstig
resultaat voerend is de andere variant (B),
waarin op
7. Lc4Xf7t Ke8e7
volgt:
B. 8. Ddlb3 met de dreiging Lf7Xg8
Zwart heeft nu verschillende voortzettin
gen tot zijn beschikking (Pf6, Da5, eventueel
zelfs Db6, om na Dameruil een althans ver
dedigbaar eindspel over te houden). We kun
nen onmogelijk alle varianten hier nagaan,
maar zullen er één wat verder vervolgen, om
aan de hand daarvan aan te toonen, dat een
beslissënde voortzetting van den aanval hee
lemaal niet zoo gemakkelijk te vinden is.
8. Ddl—b3 Pg8—f6
9. e4e5
Op 9. Lg5 volgt cb2:; 10. Tdl, Da5v; 11. Ld2,
Db5; ten voordeele van Zwart, en op iederen
stillen zet volgt Db6, waarna wit Dameruil
niet goed kan vermijden omdatLf7 gedekt moet
blijven. B.v.: 9. 00, Db6; 10. Dc4, Db5 enz.
9Pf6e4
10. b2Xc3
Om den lastigen zet cb2: die b.v. op 10. Pg5
volgt voorgoed te elimineeren, en eventueel
La3? te dreigen.
1 0Dd8d3(!)
11. Lel—b2
Indien La3t dan eenvoudig c5
1 1Pb8a 6
12. Tal—dl Dd3b5
13. Lb2a3 Pa6—c5
en de aanval kan niet meer worden voort
gezet, zoodat zwart moet winnen met zijn
stuk meei-.
Nu zou het natuurlijk voorbarig zijn, in
dien we op grond van deze uit den aard dei-
zaak nog tamelijk oppervlakkige analyse, die
ongetwijfeld in veel opzichten verbeterd kan
worden, zouden willen concludeeren. dat Al
jechin's 6de zet op „bluf" berustte. Maar in j
ieder geval lijkt het me wel zeker, dat de
wereldkampioen zijn tegenstander voor heel
wat moeilijker problemen zou hebben ge
steld. door het offer aan te nemen, dan "hij
bij de gekozen wanhoopsvoortzetting heeft.
gedaan (6b7b5(?)). Dr. Euwe had
zich in elk geval de eventueele correctheid
van het offer moeten laten toonen.