Rechter zonder genade
Een valpartij tijdens de ruiterwedstrijden, die te Karlshorst werden gehouden.
De water-hindernis bleek voor sommige viervoeters te zwaar
Heeft U niets vergeten? - Kijkdag in het Notarishuis, Achter St. Pieter te Utrecht, voor de publieke
verkooping van gevonden voorwerpen bij de Nederlandsche Spoorwegen
De nieuwe gezant van Iran te Berlijn,
Naddir Arastak, met zijn gezin bij aan
komst in de Duitsche hoofdstad
De zegetocht van de koene aviatrice Jean Batten, die het record Australië
Engeland verbeterde. Jean Batten neemt, staande in haar auto. bij het verlaten
van het vliegveld Croydon, de toejuichingen der menigte in ontvangst
Aan verschillende leden van de Zand-
voortsche reddingsbrigade werd Maan
dagavond het «Kruis van Verdienste»
uitgereikt. Burgemeester Van Alphen
wenscht mej. Dorsman geluk met het
behaalde eereteeken
De heer H. Stips viert
1 November zijn 40-jarig
jubileum als contra-bassist
van het Concertgebouw
orkest te Amsterdam
Jean Batten heeft het record Australië Engeland
verbeterd. Een overzicht tijdens de enthousiaste
verwelkoming bij haar aankomst op het vlieg
veld Croydon
Uit Gijon arriveerde een groot aantal gevluchte Spaansche regeeringssoldaten met hun
wapens per schip te Pauillac. Het werd hun echter voorloopig niet toegestaan te debarkeeren.
Het schip met de manschappen aan de kade
FEUILLETON
door
GEORG FROESCHEL.
17)
Dat zachte woord trof hard. Rittenwald deed
een schrede achteruit, zijn overmoedig lachje
bestierf op zijn lippen, zijn schouders zakten,
voor een oogénblik was hij door de verrassing
geslagen. Toen wierp hij zich in de bres, die in
zijn verdedigingswerken geslagen was en riep
koppig en brutaal uit: „Onzin, driedubbele on
zin! Natuurlijk kent die vrouw mij: zij heeft
mij immers bij het laatste verhoor hier in deze
kamer gezien!"
Questenberg hoorde hem niet, bleef onbe
wegelijk, hield Irma in den ban van zijn blik
en vroeg: „Waar hebt U dezen man voor het
eerst gezien?"
„Toenop de trap Irma's stem brak.
Dezen keer schrok Rittenwald niet, dezen
keer werd hij niet door een ontsteltenis over
mand: de handen in de zakken stekend deed
hij een stap in de richting van den rechter en
zei scherp, met snijdende verontwaardiging
„Foul!"
Het was een woord uit de taal der sport, een
woord, dat de voetbalspelers gebruiken, wan
neer ze te kennen willen geven, dat de spel
regels geschonden zijn.
Questenberg keerde zich snel om en riep
buiten zichzelf, met een stem, die oversloeg
den cipier boe: „Wegbrengen, onmiddellijk
wegbrengen!"
Verbouwereerd pakte de beambte den ge
vangene bij den arm en schoof hem naar bui
ten.
Nu joeg Questenberg de zaak met alle ener
gie naar het slot.
Hij riep den referendaris binnen en dicteerde
zoo snel, dat 'deze hem bijna niet bij kon hou
den, het protocol, waarbij Irma Stiekekind
verklaarde, dat zij den gedetineerde Karl Rit
tenwald met alle beslistheid herkende als de
man, die in den nacht van 17 op 18 Augustus
op de trap van haar huis en schijnbaar
vluchtend aan haar voorbij gerend was.
„U heeft gehoord, wat ik gedicteerd heb,
Mevrouw Stiewekind en U bent er zich van
bewust, dat U Uw verklaring bij de rechtszit
ting zult moeten beëedigen, niet waar? Wilt U
alstublieft teekenen?"
Hij reikte haar de pen, Irma schreef met
haar groot kinderhandschrift haar naam op
het witte vel, dat voor haar oogen als een
groot sneeuwveld op en neer golfde.
„Ik dank UWilt U deze dame naar den
uitgang geleiden, mijnheer de referendaris, en
roept U voor haar een taxi. Ik geloof, dat Me
vrouw zich niet wel gevoelt."
XI
EEN LIEFDESPAARTJE IN HAMBURG.
Questenberg zat in een bruine clubfauteuil,
voor hem welfde zich de bruine vlakte van de
Saharawoestijn, in het Noorden begrensd door
het hooge Atlasgebergte, in het Zuiden be
sproeid door de Nigerriver, die zich in de he
melsblauwe Atlantische Oceaan stortte, dicht
bij den evenaar, die in dit eenzame gedeelte
slechts door twee of drie roode scheepvaart
routes doorsneden werd. Tusschen de globe,
Wier oppervlakte door het relief der gebergten
en hoogvlakten een weinig gerimpeld was en
die in haar vale kleuren een bevroren appel
geleek en de eikenhouten lambrizeering, was
een smalle opening, waardoor hij de zware
toonbank kon zien, die van de eene zijde van
het vertrek naar de andere reikte.
Voor dit meubel verdrong zich een aantal
mannen en vrouwen en erachter in de ope
ning. die Questenberg in het oog hield, een
jong meisje. Zij droeg een nauwsluitende
jumper met een blauwe das, het blonde haar
lag dicht tegen haar hoofd, haar hand blader
de vlug en doelbewust in een dik boek met vele
bladzijden. Questenberg kende dat blonde
haar en dat hooge voorhoofd, de wollen jum
per en de blauwe das, maar het meisje zelf
was hem vreemd. Hij had haar ontelbare ma
len op straat en in de kamer gezien, haar
lachen en haar weenen waren hem wel be
kend, hij wist hoe haai' gezicht kon verande
ren, hij meende elke lijn van haar lichaam,
elk harer gebaren, elke uitdrukking van haar
blik te kennen; in haar beroep achter .de toon
bank van het reisbureau en overgegeven aan
baar dagelijksche bezigheid, had hij haar nog
nooit gezien.
Een bespreking in het ministerie van Justitie
had hem op een ongewoon uur van zijn bureau
bevrijd en langs het reisbureau gebracht, waar
Marianne in betrekking was. Zeer dikwijls had
hij kort na zes uur op den hoek van de straat
op haar gewacht, maar nu was hij, een plot-
selingen impuls volgend, door de met brons
bekleede deur binnengetreden om, zooals hij in
goede luim zijnde, dacht: „De kleine een
beetje te plagen."
Maar ze liet zich niet plagen, want ze zag
hem niet. Een poos stond hij tusschen haar en
de haastende menschen in het groote lokaal,
waarin door landkaarten, groote omlijste pho-
tographieën en gletschers en stadspleinen,
scheepsmodellen, de verten der wereld sym
bolisch uitgedrukt werden. Niemand vroeg
hem, wat hij wenschte. Marianne zag hem niet
en snelde hem niet, gelukkig verrast, tege
moet. Een weinig teleurgesteld en met een ge
voel, dat hij te veel was en dat hij iets onbe
hoorlijks gedaan had, wilde hij zich verwijde
ren. Toen zag hij de gemakkelijke plaats ach
ter de beschermende reuzen kogel van de globe
en ging zitten om zijn vrindin van zijn schuil
plaats uit gade te slaan.
Eerst was het een grap en hij verheugde zich
al op het oogénblik, dat zij hem ontdekken zou
en him blikken zich glimlachend over den
equator zouden ontmoeten, later veranderde
het spel in ernstige interesse en inplaats van
als een plagerige verliefde op haar verbaasde
herkenning te wachten, keek hij met steeds
meer gespannen aandacht toe. Neen, dat was
niet zijn teeder, medevoelend, goed meisje, dat
zich liefkoozend tegen hem vlijde, dat was een
energieke, superieure vrouw, die karig in
woord en gebaar, met een vaste uitdrukking
om den anders zoo teederen mond, met het be
wustzijn van een groote verantwoordelijkheid,
op vriendelijken toon kort en zakelijk het haar
toevertrouwde dagelijksche werk deed.
Questenberg kon in zijn schuilhoek niet
hooren, wat al die menschen, die voorbij haar
trokken van haar wenschten. Die kleine vrouw
met een achtjarigen jongen aan de hand, in
formeerde zeker of er gereduceerde Zondags
kaartjes waren naar Brandenburg aan de
Havel, de jongeman in plusfours vroeg, wat de
kosten van vervoer van een fiets van Merse-
burg naar Chemnitz waren en de valsche
paarlen dasspeld scheen een rondreis in het
labyrinth van het Rijnlandsche of Oberschle-
sische spoornet op het oog te hebben, want
Marianne moest hem lange kolommen van
aansluitingen opschrijven en het Oostpruisi-
sche echtpaar- wilde schijnbaar weten, of twee
koffers, een gramophoon en een klein vloer
kleed nog als handbagage door konden gaan.
Hoe zeker en vlug antwoordde zij, met welk
een verstand en vriendelijkheid onderbrak ze
de langdradigen, maande de opgewondenen tot
kalmte, wees impertinente vragen af, of nam
den hulpelooze de zorgen van de schouders.
Questenberg gaf het een gevoel van trots en
voldoening, dat zooveel takt, kennis en bedrij
vigheid in zijn Marianne school. Wat zij hem
als teeder geliefde, inschikkelijke vriendin in
gesprek en wandeling nooit had kunnen af
dwingen, dat bereikte ze nu hij haar bij haar
werk, waarvan ze zelf maar een bescheiden
opinie had. zag. Erkenning van haar persoon
lijkheid.
Gewend, om van zijn schrijftafel uit met
bijna onbegrensde volmachten te ageeren
tegen beklaagden en getuigen, om niet voor
noodlot te spelen maar inderdaad noodlot te
zijn, had hij een te hooge opinie opgevat voor
zijn werk. Thans erkende hij, dat ook Marian
ne in het middelpunt van een veelomvatten-
den werkkring stond. Ook zij vólgde belang
rijke wetten, ook zij schiep orde, kampte vol
gens een vooruitbepaald plan tegen verwarring
en onkunde, al was het dan maar om de kort-1
ste reisroute of de beste treinverbinding te
doen. Zij was een waardige levensgezellin.
Vroeger had hij zich een weinig aarzelend
aan haar tederheid onderworpen, thans voel
de hij een behoefte om haar een genoegen te
bereiden. Den hoed dieper over zijn gezicht trek
kend, stond hij op en ging aan de toonbank
staan. Zij herkende hem eerst, toen hij met
een slecht veranderde stem vroeg: „Juffrouw,
om hoe laat gaat morgenochtend de beste
trein naar Hamburg?"
Een seconde lang zag ze hem verbluft aan,
begreep niet, hoe hij hier kwam en wat zijn
vraag beteekende. Zij voelde, dat er iets moois
ging gebeuren, maar als bediende bleef zij
volkomen correct.
Slechts de top van haar pink. raakte als toe
vallig zijn hand aan, toen zij een blad van de
blocnote afscheurde en erop schreef: „Negen
uur vijf van het Lehrter Station."
„En wat kost een kaartje tweede klasse?"
„Een en twintig Mark, tachtig Pfenning."
„Ik dank U, Juffrouw, waar kan ik de
kaartjes krijgen?"
„Aan het loket hiernaast."
Reeds was de volgende klant aan de beurt
en Marianne kon slechts met een vluchtig
blikje den groet van Questenberg beantwoor
den. Na een poosje zij maakte juist voor een
bruidspaar een lijstje van de belangrijkste
plaatsjes voor een poëtische huwelijksreis
wer-d ze gestoord. Een heer drong onhebbelijk
naar voren, hield haar twee kleine groene
kaartjes onder den neus en vroeg: „Kan ik
met deze kaartjes morgen naar Hainburg?"
„Zeker, mijnheer", antwoordde Marianne
met ijzige waardigheid.
De heer scheen het niets te kunnen schelen,
dat hij zich gedroeg zonder eenige tact, maar
riep als een schooljongen: „Da's prachtig!"
Marianne wilde hem energiek de les lezen,
maar opeens werd hij serieus, trok een ernstig
gezicht, en zei in een diepe bas-toon: ,De top
van Uw neus juffrouw is wat bleek. Ik ben
bang, dat U griep krijgen zult."
Daarop stapte hij heen onder dc sprakelooze
verbazing van het publiek.
(Wordt vervolgd.)