ZONDERLINGE LEVENS lijft Fit! Strenge controle Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 6 NOVEMBER 1937 H A A R E E M'S D A G B E 'A D' HENRY DAVID TH ORE AU. IN alle tijden hebben zij geleefd, de droo- mers, peinzers, dichters en dwepers, de barricadehelden en de salon-her vormers, de geweld-predikers en mar telaren in alle oorden hebben zij verontrust en gepijnigd door de nooden van een onvolmaakte samenleving, ge hunkerd naar waardiger menschenstaat. naar rechtvaardiger en liefdevoller maatschappij- vorm. Zij hebben zeepbellen van illusies ge blazen, luchtkasteelen vol idyllische harmo nieën gebouwd, paradijzen op aarde ge droomd, ze hebben zich moegestreden of doodgevochten om het even: met hun levens hebben zij tezamen de ontroerendste, bewogendste en hoopvolste bladzijden van de geschiedenis der menschheid geschreven. Zonderlingen heeft men hen vaak genoemd en soms met recht: dwazen heeft men hen gescholden; men heeft gelachen om hun -ismen, gespot met hun fantasieën-, den gek gestoken met hun „stelsels" en ze laten heen gaan, den één in vertwijfeling, den ander met hoop, een derde met de overtuiging niet voor niets te hebben geleefd men heeft hen laten vertrekken naar het Utopia, het beloof de land, dat niet meer van deze aarde is. Henry David Thoreau. Henry David Thoreau is één van hen ge weest, een roeper in den woestijn, een zonder linge peinzer, een prediker indien ge wilt, een dweper desnoods, maar in ieder geval een mensch, die, geleid door de stem van een zeer fijn besnaard geweten en gedreven door een vurig idealisme, zijn medemenschen in zijn merkwaardig leven meer heeft liefgehad dan menig staatsman. Concord, 20 mijlen ver van Boston in Massa chusetts, was zijn geboortedorp, pittoresk ge legen met zijn eenvoudig-landelijke behui zingen temidden van een weelderig natuur schoon. Het oude boerenhuis, waarin hij, 12 Juli 1817, ter wereld kwam. was omgeven door boomgaarden en uitgestrekte weiden, waarvan het door een vriendelijk kabbelend beekje werd gescheiden. TO" et was uit een Fransch geslacht ,dat zijn vader, een ernstig maar levensblij man, stamde; moeder Cynthia, van Schotsche af komst, was de dochter van den predikant Asa Dunbar; zij stond bekend als een eenvoudige ziel, zorgzaam en hartelijk van aard en door de natuur begiftigd met een opvallend wellui dende stem. En merkwaardig gezin was het wel, waarin Henry geboren werd; ijverig nam het deel aan het bewogen politieke le ven, dat het eenvoudige dorpje tot een plaats van historische beteekenis deed worden: het was daar, dat het eerste gewapende verzet uitbrak tegen de Engelsche troepen, een le- vensteeken van de vrijheidsbeweging die een jaar later met de onafhankelijkheid der Ame- rikaansche koloniën bekroond zou worden. En de steeds groeiende strooming tegen de slavernij telde in het kleine Concord heel wat aanhangers. Het huis van .vader Thoreau diende meermalen als schuilplaats voor ge vluchte slaven en herhaaldelijk kwamen de abolitionisten daar te samen. De geest van het vrijheidslievende gezin zal wel niet weinig hebben bijgedragen tot de gezindheid van Henry, die 42 jaar oud, een openbaar pleidooi hield ten gunste van den ter dood veroordeel den John Brown, die met den hopeloozen guerillastrijd van zijn zeven zoons en een handjevol aanhangers tegen de slavenhouders aan de vrijheidsbeweging meer kwaad dan goed had gedaan en dan ook allesbehalve be wonderd werd. Een koeiendrijver wordt student. Henry kreeg een meer dan gewone school opleiding, al moest hij na de schooluren de koeien drijven en de stallen uitmesten: hij was gestemd voor „hoogere studie", volgde een opleidingsacademie en vertrok, 16 jaar oud, naar Cambridge om de colléges te volgen aan de Harvard Universiteit. Maar de jonge man die daar aankwam als gehard buitenman met een innige liefde voor het landschap waarin hij was opgegroeid, voelde zich meer „candidaat der natuur" dan student m de wetenschap, al volgde hij de leergangen in 'de biologie dan ook met groote belangstel ling. Hij had er het karakter niet naar om langs de afgebakende paden der menschelijke kennis den doctorsgraad te veroveren. Dieper ging zijn belangstelling, inniger was zijn le vensdrang: er stak iets in hem, dat deed den ken aan de kracht waarmee de winden waaien, de wolken drijven en de zee zijn ein deloos golvenspel speelt; er leefde een oer- mensch in hem, die, zooals Frederik van Eeden het uitdrukte, herinnerde aan „een rechtgegroeiden boom tusschen millioenen kreupelgewassenNa zijn studietijd kan de potloodfabrikatie, waarmee zijn vader den kost verdient, hem, ondanks een technische verbetering, die hij er in aanbrengt, niet lang boeien. Allerlei ambachten oefent hij uit: hij is landmeter, tuinman, timmerman, waschman nederige beroepen misschien voor een Har vard-student; maar voor hem zijn ze loonend genoeg. Want deze onafhankelijke geest wenscht in zijn leven geen zweem van weelde te veroveren: hij ziet een geslacht opgroeien dat, voortgedreven door de zweep van mateloozü behoeften en opgejaagd door een verdwaasde techniek, voortijlt door liet leven terwille van winstbejag en - blind voor 's werelds schoonheid, doof voor de stem van het hart vergeet en verzaakt het leven te léven. Thoreau is allerminst onder den in druk van de wonderwerken der techniek. Nooit zou hij als zijn tijd- en landgenoot Walt Whitman hebben kunnen dichten: Zie,, de drukpersen met hare cylinders, zie den electrischen telegraaf zijn dra den spannende dwars over dit werelddeel; Zie de snelle en sterke locomotief, heentrek kende, dreunende, gillend uit de stoom fluit Zijn overpeinzingen tijdens zijn vele en lange zwerftochten hadden Thoreau tot een gansch ander inzicht gebracht; de aanschou wing van de harmonische natuur was het, die hem de oogen had geopend voor een af grond waarvoor de geldhonger en zijn dui- velsknecht de mechanisatie de menschheid volgens hem had geplaatst. En hij was niet de eenige die zoo dacht: Concord, nietig dorpje, onvindbaar bijna op de kaart, herbergde, alsof het lot het uitver koren had, de fijnzinnigste denkers van deze periode: de groote filosoof Emerson had er zijn intrek genomen en rond zich een kring van gelijkdenkenden gevormd, waartoe AI- cott, de vader van de bekende schrijfster Louisa Alcott, en de schrijver Hawthorne be hoorden. De invloed van deze idealisten was ver buiten hun kring merkbaar: Concord kreeg een bibliotheek, waar menige stad het om benijd zou hebben, er werden ontwikke lingscursussen en lezingen georganiseerd, waarop de hooggestemde hervormingsgedach ten uitgedragen werden onder de dorpelin gen. Geen wonder dat niet ver van Concord op aandringen van den predikant Channing een hoeve gekocht werd om daar de kern te bouwen van een nieuwe maatschappij, waarin de gemeenschappelijke hand- en hoofdarbeid beperkt zou worden tot de verschaffing van het noodzakelijk levensonderhoud. De overige uren zouden niet besteed worden ter verwerving van aardschen rijkdom, maar in dienst van de gerechtigheid van het ko ninkrijk Gods. „Brookfarm", zoo levendig beschreven door Hawthorne in zijn roman Blithedale Ro mance, heette deze gemeenschap, waarbij de fijnste talenten zich als broeders en zusters hadden aangesloten, de eerste Christenge meenten gelijk. In weerwil van zijn omgang met Emerson, in wiens huis Thoreau zijn intrek had ge nomen, maakte hij geen deel uit van de „Brookfarm" Deze geboren „protestant", die nooit stemde, weigerde om belasting te beta len, vleesch noch wijn gebruikte en zich nooit van eenig wapen bediende, zou eigen wegen gaan. Een filosoof in de bossclien. irn 1845, vroeg in de lente, zagen de dór- spelingen, die door den stroom van vreem delingen welke Emerson en de zijnen tot zich trokken, toch waarlijk wel wat gewend waren tot hun verbazing Thoreau met een bijl op den schouder wegtrekken; langs eenzame landwegen, door dichtbegroeide bossclien ging hij, tot daar waar, bijna weggescholen tus schen het zware geboomte, het stille Walden- meertje lag. Daar bouwde hij zich een hut op den heuvel, om er twee jaren te blijven in de verkwikkende eenzaamheid van een na tuur, die voor hem een zeer verstaanbare taal ging spreken. Het wolkenspel aan den hemel, de kabbeling van het water, het ge gons der tallooze insecten, de kreten dei- vogels, het waren voor hem geen natuurver schijnselen alleen, maar levensteekenen van hem zeer vertrouwde wezens, met wie hij verkeerde als met levende gestalten. Geen visch in het meer of hij kende zijn gedragin gen, geen gewas en geen bloem of hij her kende en begroette ze als trouwe makkers. Urenlang kon hij op een rotsblok zitten en heel dat nijver bewegen rondom hem gade slaan; de vlucht van de vogels, het fluiste rend spel van de bladeren, het behoedzaam kruipen van een reptiel. Als een heilige Fran- siscus leefde hij met de dieren: de eekhoorns speelden op het dak van zijn hut, mollen en hazen vonden in zijn keldertje een onder komen, in groote zwermen streken de wespen in den herfst neer op zijn woning, om er een winterverblijf te zoeken; de musch die eens op zijn schouder neerstreek bewees hem. schrijft hij, een grootere eer dan een epaulet ooit had kunnen doen. Eenzame zwerftoch ten door de pijnboomlanen, een boottocht bij maanlicht op het Waldenmeer deden hem dieper den zin verstaan dan misschien Rous seau zelf, toen deze de leuze „terug tot de natuur" aanhief. Had dit liefdevol natuur- beleven hem niet den weg gewezen, die de menschheid naar zijn overtuiging zou moeten gaan om de slavernij der winst- en genot zucht te doen verkeeren in een harmonische samenleving? Afgesloten van de wereld leefde Thoreau niet in zijn „Walden": op stille zomeravonden droeg de wind de klokketonen van de kerk te Concord aan, in de verte denderde een trein, blafte een erfhond. Van tijd tot tijd kwamen er zelfs gasten; ongenoode nieuws gierigen, eigengereide wereldhervormers, sen- timenteele dwepers, die er zeker van konden zijn, zoo goed als geen woord over zijn lip pen te hooren komen. Maar passeerden er eenzame wandelaars, die zooals hij de vreugde zochten in de natuur, kwamen landlieden voorbij of speelden er kinderen dan troffen zij een gul en hartelijk kluizenaar aan, die wonderlijk wist te vertellen van de geheime nissen, die de natuur hem had geopenbaard. Soms kwamen er geestverwanten op bezoek: Emerson, Alcott, Channing, om van gedach ten te wisselen in een intiem gesprek en zich te sterken aan de verfrisschende evenwich tigheid van lichaam en geest, die dezen mensch kenmerkte; want deze droomer en peinzer had spieren als kabeltouwen, zwom, roeide en reed schaats als de beste en onder nam zwerftochten van een dagreis lang. D. Terug- in Concord. ertig jaar was hij oud, toen Thoreau zijn Waldenmeer „die klare diepe groene bron temidden van eiken- en dennenbos- schen" en zijn hut op den heuvel verliet om terug te gaan onder de menschen. Waarom hij van die vredige gelukzaligheid scheidde wist hij zelf niet te zeggen. Was het de roe ping van een tot klaarheid gekomen mensch om zijn medeschepselen de vreugde te leeren van een „harmonie met het oneindige", zoo als Ralph Waldo Trine zich eens uitdrukte? Weer ging hij bij Emerson inwonen, temid den van den vriendenkring, die van het kleine Concord een Aimerikaansch Weimar" ge maakt had. Zijn terugkeer in de maatschappij bracht hem kort daarna in een ernstig con flict met de overheid, die hem liet arres teeren omdat hij weigerde belasting te be talen aan een staat die de slavernij hand haafde en een veroveringsoorlog tegen Mexico voerde. Zijn vrienden die voor hem den cen sus betaalden en daarmee zijn invrijheidsstel- ling bewerkstelligden was hij allerminst dank baar voor die hulp. In 1862 overleed hij en werd hem een laatste rustplaats bereid in Sleepy Hollow bij Concord, waar een eenvoudige grafzerk naast die van zijn vrienden Emerson en Hawthorne herinnert aan den filosoof in de bosschen. die behalve een zeer omvangrijke verzameling van zijn verschillende schrifturen aan het. zal U zeggen tuat EDEL-STIJFSELU! Édel-stijfsel Crackfree is dun en helder als water. Crack wee ligt niet op maar dringt in de stof en maakt geen plakkerige plekken in het stijfgoed. Crackfree maakt kanten, vitrages, zijden en wollen stoffen, japonnen, indergoed enz. als nieuw. Probeer eenmaal edel- stijfsel Crackfree, dat overtuigt U. Maakt alle stoffen als nieuw! FABRIKAAT: N.V. „ONDER ONS". DE KRIM (O.) (Adv. tngez MedJ waarbij we dankbaar profiteer den van de hulp van 's Rijks Vezel- dienst, heeft er toe geleid, dat de slijtage van het waschgoed in ons bedrijf tot een minimum beperkt is. Alles wat schadelijk is, wordt vermeden. Thuis kan het heusch niet voorzichtiger gebeuren. U kunt het wasschen veilig en voordeelig aan ons overlaten. Gedeeltelijke Mangelwasch 20 ct.p. K.G. Eenvoudige opmaakwasch. 30 ct. p. K.G. Dekens stoomen60 ct. Wilt U s.s peoefwasch halen bij dag uur Was scli er\j J. BEELEjV ét Zn Bleekersvaartweg 13 - Heemstede - Tel. 28189 (Adv. Ingez. Med.) nageslacht zijn Waldendagboek ter overpein zing naliet Weinigen hebben den „zonderling" begre pen; voor de meesten bleef zijn dichterlijk ge luid de stem eens roependen in de woestijn, Maar toch kwam dit Waldensche dagboek eens in handen van een zoeker en peinzer als Thoreau: Frederik van Eeden, die er, diep ontroerd en van harte verrukt, den moed uit putte om een verwezenlijking van zijn her vormingsplannen te beproeven en in het Hol- landsche Gooi een kolonie te stichten, die „Walden" zou heeten: niet vanwege „eenige overeenkomst in aanzien of bedoeling, maal ais hulde en aandenken aan hem, die wel in onzen tijd het sterkste voorbeeld gaf van wat allen die naar 't nieuwe leven stre ven allereerst behoeven: de moed om oprecht en zelfstandig te zijn", aldus getuigde van Eeden. Zijn kolonie mislukte. Misschien dacht hij niet in de laatste plaats hieraan, toen hij aan het eind van zijn leven dichtte: Mijn werk miskend, mijn kracht ten end, mijn daden zonder werking, hier brengt geen raad, geen bidden baat, geen smeken om versterking. C. J. E. DINAUX. DE NIEUWE „FOCUS"-KALENDER. Een der beste kalender-tradities is die van het Bloemendaalsche fotoblad „Focus". Deze kalender wordt samengesteld uit de beste prenten die in het voorafgaande jaar in „Fo cus" verschenen zijn. Het exemplaar voor 1938 is zeker niet het slechtste in de serie. De eenvoud van het schild is een fraaie on dersteuning van de goed uitgevoerde week- prenten. De voorplaat geeft wat kerkjes in een eenvoudig landschap en menig kooper van den kalender zal het betreuren dat deze prent evenals de volgende, zoo snel van den wand verwijderd moet worden. De achterzijde der platen geeft een korte beschrijving van de foto en een verklaring over de opname, men zou kunnen zeggen dat zoo een cursus van wekelijksche lessen in kunstfotografie ontstaan is die in de kringen der foto-amateurs belangstelling ge noeg zal ondervinden. Herman de Man. - Kapitein Aart Luteyn. Baarn. Bosch en Keuning. Dit is een romance van de beurtvaart, van de binnenschipperij op Hollands groote rivie ren uit den tijd dat spoor en vrachtauto's haar werk nog niet grootendeels hadden over genomen en de leden van „Schuttevaer" nog belangrijke personagien waren. Toen er in Oudewater en IJselstein en elders nog reede- rijkantoren waren van ondernemingen, die tien, twaalf booten in de vaart hadden op Gouda, op Rotterdam en Utrecht. Toen de eigenaars dier reederijen van al hun schuiten de mannetjes nog kenden van haver tot gort, met al hun familie-omstandigheden op de hoogte waren en er in deel namen. Dat is alles lang geleden maar Herman de Man, die in al die oude stadjes, Montfoort en Vianen, en wat daar al meer thans rustig slaapt aan Lek, Maas en Waal, thuis is als geen ander auteur, verstaat de kunst het verleden weer wakker te maken. We „zien" den reeder Schulte en zien het geslacht der Luteyns, schippersvolk van ouder op ouder om wie heen hij deze ro mance van Aart Luteyn, dien eigenaardig- vromen dekknecht, later kapitein, wien het zwijgend weldoen een haast maniakale bezig heid is geworden, gesponnen heeft. De schrij ver is hier in zijn element; ze boeit deze histo rie en ze schijnt minder gewild-verzonnen dan „Marie", het laatste verhaal dat wij hier van De Man bespraken. Hoe prettig-sentimenteel kan deze auteur zijn. Men denke maar eens aan die nachtelijke ontmoeting van Luteyn met het rijkelui's dochtertje, aan een der Rotterdamsche havens als het kind geen uit weg meer ziet, omdat ze moeder worden moet. Herman de Man voelt voor het melodrama, hij kan gezellig ouderwetsche situaties ver zinnen zonder ze belachelijk te maken. Veel ook voelt hij voor de christelijke deugden, die bij de bijbelvaste kleine burgers hun daden besturen. Zijn Aart Luteyn is zulk een op het Kompas des Bijbels varend schipper, hij wordt er aanvankelijk door zijn maats op de schuit door gewantrouwd maar hij blijft zichzelf en overwinnaar. Zijn leven gaat voorbij, terwijl hij hard werkt en veel meer dan zijn plicht doet, steeds stilzwijgend er op uit is te hel-. pen en te redden waar wat te helpen en te redden valt. Li de eerste plaats dan in den kring zijner her- en derwaarts verstoven broers en zusters, waaronder er zijn waaraan een gewoon mensch geen kans tot hulp of redding meer ziet. Maar Aart Luteyn is geen gewoon mensch, eer het tegendeel. Hij is een figuur, en een die door Herman de Man stevig op pooten gezet is, in breeden om- trekslijn vast geteekend, en als zijn doening soms hier en daar een beetje te opgesierd en onwaarschijnlijk lijkt dan blijft de sfeer waar in hij leeft nog altijd bijster goed gesugge reerd. Dit is weer een goed en sterk boek. Nieuwe Boeken. Ch. A. Cocheret. Speeldoos. Met teekeningen van den schrijver. 156 pag. Rotterdam, Brusse. Een nieuwe serie van vijftig schetsboekbladen, zooals deze populaire journalist ze voor de Nieuwe Rotterdammer schrijft. Het vorig jaar kwam hij met .Poppenkast" en wij hebben hier die eerste serie toen met veel ingenomen heid besproken. Toen er binnen het jaar van Poppenkast een herdruk noodig bleek, lag het voor de hand dat de schrijver nogmaals in zijn voorraad dook en er vijftig stuks uit opdiepte. Daar zijn er al bij van tien jaar her, maar ze laten zich nog alle heel knus lezen en de tee- keningetjes die er tusschen door gestrooid werden zijn vaak heel aardige vondsten. Wat wij verleden jaar voor goeds van de Poppen kast gezegd hebben, geldt ook voor de nieuwe Speeldoos. Dewelke derhalve met Sinterklaas wel draaien zal en geen extra opwinding be hoeft. Rie Cramer. Zij, wij en jij, Roman, 330 pag. Den Haag, Leopold's Uitg. Mij. „Drie charman te vrouwenfiguren" (zegt de uitgeefster) ver tegenwoordigende drie generaties, verwerken ieder voor zich de problemen van hun tijd, en zulks tegen den achtergrond van Batavia en Den Haag tusschen 1900 en 1937, Een vluchtig doorkijken van dit boek maakt den indruk dat dit een charmant werk eener charmante schrijfster is. Herinnering aan Indië, af spraakjes bij Berenbak en sympathieën bij de thans woelige jeugd van communisme en N. S. B. omranken Fransje's levensroman en maken dien up to date en onderhoudend. Jaap Bekkers. De Sprong in het Duister. (Het geval van Frankendael). Roman 215 pag. Den Haag. Uitgeverij Servive. J. Heui'f van Houweninge. Zoo piepen de jongen. Roman 163 pag. Rotterdam - Brusse. Een Hollandsche roman van high-life, in Can-1 nes en Parijs, 't Begint op de Wimbledon- tennisbanen; er volgen bars, cocktails, dure kleermakers en andere dure dingen. Duur en ongezond. Een jongen van zestien jaar die privé-secretaris, alias gigolo wil worden op een salaris van duizend francs per maand Een zusje dat eveneens hooge idealen heeft. „Dag", fluistert zij, „dag Jean". Zij is hee- lemaal overstuur, hij had best nog wat mogen blijven. Zal hij met haar willen trouwen? Zij houdt zoo veel van hem. Bij hem is alles even heerlijk, die Bugatti, Maxims, de langouste, de champagne. En morgenavond naar Am bassadeurs!" Enz. Enz. F. R. Eckmar, Drie doode dwergen. Eerste boek van De Meermin-Serie. Keurcollectie van oorspronkelijke en vertaalde detective romans. (Amsterdam - Querido). Sinds we weten dat meneer Colijn en andere knappe mannen bij voorkeur detective-romans als ontspanning lezen, moest er bij de uitgeverij in Nederland wel een rush ontstaan om op dat terrein het puikste van het puike te leveren. Meester stukken van verhaalkunst over de misdaad, geen kippenvel-lectuur maar schrifturen van schrijvers die inderdaad schrijvers zijn, dat is wat de Meermin belooft. „Boyarski spreekt. Vier man motorpolitie volgen met mummie, onder commando van inspectrice Delpêche. Vijf man met uitrukwagen optrekken naar Vuile Weespad. Buurt afzetten, geen passage. Geen perskaarten geldig. Bij minste of gering ste verdachte teeken schijnwerpers branden, aanhouden, twee maal sommeeren, dan schie ten zonder pardon" Enz. Enz. Reeds de mum mie onder commando van een inspectrice zou me kippevel bezorgen. Het zal een veredelde mummie zijn. Francois Pauwels. Rechter Thomas. Roman 278 pak. A'dam, Querido. Siegfried E. van Praag. Een sprookje op aarde. 194 pag. Dezelfde uitgeverij. „Ik dwaalde in een dierenkolonie" zet de schrijver als toe lichting onder den titel van het boek, dat hij schrijft voor zijn zoontje en dat, dichterlijk, zijn herinneringen noteert aan den tijd dat hij als knaap in het Amsterdamsche Artis ronddwaalde. Of eigenlijk doolt hij er nog en controleert zijn emoties op het schouwen van toen en nu. Een fijn. bezonnen boek over die ren die hier gasten zijn. Henri Troyat. Roem. Nederl. vertaling uit het Fransch, door J. G. Schoup. Roman. 212 pag Noord-Hollandsche Uitg. Mij. A'dam. Oedön von Horvath. Jugend ohne Gott. Ro man 212 pag. Amsterdam. Allert de Lange. J. H. DE BOIS Oude Kranten. Een trieste regenmiddag in September. In huis hangt de kille, onbehaaglijke sfeer der eerste herfstdagen, die verlangen doet naar de warme gezelligheid van een knappend haardvuur. Buiten, in de lange, eentonige straat, staan de boomen druilend in den regen. Een slordig gekleede man met een mager onverschillig gezicht komt den voortuin bin nen. Zijn kar, met een zeil erover, staat aan den rand van het trottoir. Hij belt. „Heeft u nog oude kranten? Een weigerend antwoord. Verder gaat hij weer. Volgende deur. Opnieuw bellen. Steeds dezelfde vraag. Huis na huis, straat na straat sjouwt hij af. Ik kijk hem na van den erker uit Er is iets bekends aan dien man. Ik moet hem vroeger beslist méér gezien hebben. Maar waar? Wanneer? Die stem Dan. opeens, veet. ik alles. Het volgend moment ben ik de deur uit en de straat op. kiik links en rechtsnie mand. Hij is weg. Huiverend ga ik naar bin nen. Acht jaar geleden zagen wij elkaar voor het laatst. Dat was op het M.UL.O. eind examen. Met ons vieren waren wij dien dag opge roepen voor het mondeling gedeelte. Drie jongens en één meisje. Frits maakte de beste kans, Hij was altijd de „kei" van de klas en de trots van zijn leeraren. Wij slaagden alle vier. maar Frits had verre weg de beste puntenlijst. Duidelijk zie ik hem nog vóór mij, zooals toen, Tiiterlijk onver schillig. maar in zijn hart zoo trotsch als een pauw, het gebouw uitstapte. Onderweg naar huis kwamen de toekomst plannen los. Eén der jongens ging naar - de M.T.S., de andere zou in de komenden herfst een ana- lystencursus gaan volgen. Frits was ook in dit opzicht, bevoorrecht boven de anderen. Hij had al een baan. Hoef de niet eens te solliciteeren. Na de vacantie zou hij naar Amsterdam gaan waar hij zou opgeleid worden voor den handel. Met een helder verstand als het zijne, was in zaken veel te bereiken! Het zou hem beslist goed gaan in de wereld! Daarvan was iedereen overtuigd. En allemaal benijdden wij hem. De geluksvogel! Zoo gemakkelijk als die zich toch overal indraaide!.... Dat was in 1929. Als iemand ons toen gezegd had, dat deze verstandige, vroolijke jongen over 8 jaar nog geen baan gevonden zou hebben, ondanks voorspraak en hooge puntenlijst, dan had den wij hem beslist voor gek verklaard. Nu in 1937, staan wij voor het eerst na al dien tijd weer tegenover elkaar. Een mevrouw in haar huis in een der bui tenwijken en een sjofele man met een ver moeide. lustelooze stem, die vraagt: „Heeft u nog oude kranten?" Het is de stem van een mensch zonder to- komst. De stem van een, die zich uitgesloten voelt. Niemand heeft hem noodig. Een verdoolde, nutteloos en overbodig als oude kranten. MONA BOS. Oefening 113. Dit maal zullen we eens beginnen met een los makende oefening voor de beenen, die tegelij kertijd evenwichtsoefe ning is. Op één been staande wordt het an dere opgetrokken en onder het laten vallen geleidelijk gestrekt. In een rustig tempo met deze slingeroefening doorgaan. Er mag geen enkel hokkend of stoo- tend moment in voor komen. Het been moet zóó losjes geslingerd worden, dat het is alsof het met touwtjes aan het lichaam is vastgemaakt. Hoewel deze oefe ning eenvoudig lijkt, is het toch héél lastig om het goede losse slingeren te krijgen. Misschien is het, vooral in het begin, beter om den even- wichtsfactor uit te schakelen; als u zich met één hand vast houdt aan een stoelleuning, zult u meer aandacht kunnen geven aan de eigenlijke oefening, Hebt u den slag echter te pakken dan moet u het toch- ook eens zon der steun probeeren! Oefening 114. Een lenig- makende oefening bij uitne mendheid! Met gespreide beenen, en de handen gevou wen achter het hoofd, den romp voorover laten vallen, en door licht veerende bewe gingen probeeren, steeds dieper te komen. De teeke- ning is zeker niet overdre ven; u zult merken dat u zoover, misschien nog wel verder komen kunt. Doet u deze oefe ning in het begin niet al te enthousiast; u zult er tóch wel spierpijn van krijgen! Oefening 115 is weer onze wekelijksche oefe ning voor paren. Zoo als het plaatje aan geeft is wel de moei lijkste vorm. 't Ls voor velen van onze lezers beter, eerst wat een voudiger te beginnen en wel op deze wij ze met de ruggen tegen elkaar, de armen in el kaar haken. Nu beur telings één van beiden even van den grond trekken. Daarna (oefening 115b) met optrek ken van de knieën, en eindelijk (oefening 115c) zooals de teekening aangeeft, dus met de handen boven het hoofd vast. Maardat valt niet meel Tenslotte als nummer 116 een springoefening. Gaat u eens met de voeten recht naar voren en ongeveer tien centimeter uit elkaar staan. Iets voorover en in elkaar draaien, dan hard afzetten, een hooge sprong, waarbij u zoover mogelijk om de leng te-as draait. Bij een goed gebruik van uw armen is het mogelijk, anderhalven draai te maken. Eén heelen draai kunt u vast wel maken! JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13