ZONDERLINGE LEVENS
lijft Fit!
Strenge
controle
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1937
H A A R E E M'S D A G B E 'A D'
HENRY DAVID TH ORE AU.
IN alle tijden hebben zij geleefd, de droo-
mers, peinzers, dichters en dwepers,
de barricadehelden en de salon-her
vormers, de geweld-predikers en mar
telaren in alle oorden hebben zij
verontrust en gepijnigd door de nooden
van een onvolmaakte samenleving, ge
hunkerd naar waardiger menschenstaat. naar
rechtvaardiger en liefdevoller maatschappij-
vorm. Zij hebben zeepbellen van illusies ge
blazen, luchtkasteelen vol idyllische harmo
nieën gebouwd, paradijzen op aarde ge
droomd, ze hebben zich moegestreden of
doodgevochten om het even: met hun
levens hebben zij tezamen de ontroerendste,
bewogendste en hoopvolste bladzijden van de
geschiedenis der menschheid geschreven.
Zonderlingen heeft men hen vaak genoemd
en soms met recht: dwazen heeft men hen
gescholden; men heeft gelachen om hun
-ismen, gespot met hun fantasieën-, den gek
gestoken met hun „stelsels" en ze laten heen
gaan, den één in vertwijfeling, den ander
met hoop, een derde met de overtuiging niet
voor niets te hebben geleefd men heeft hen
laten vertrekken naar het Utopia, het beloof
de land, dat niet meer van deze aarde is.
Henry David Thoreau.
Henry David Thoreau is één van hen ge
weest, een roeper in den woestijn, een zonder
linge peinzer, een prediker indien ge wilt, een
dweper desnoods, maar in ieder geval een
mensch, die, geleid door de stem van een zeer
fijn besnaard geweten en gedreven door een
vurig idealisme, zijn medemenschen in zijn
merkwaardig leven meer heeft liefgehad dan
menig staatsman.
Concord, 20 mijlen ver van Boston in Massa
chusetts, was zijn geboortedorp, pittoresk ge
legen met zijn eenvoudig-landelijke behui
zingen temidden van een weelderig natuur
schoon. Het oude boerenhuis, waarin hij, 12
Juli 1817, ter wereld kwam. was omgeven
door boomgaarden en uitgestrekte weiden,
waarvan het door een vriendelijk kabbelend
beekje werd gescheiden.
TO" et was uit een Fransch geslacht ,dat zijn
vader, een ernstig maar levensblij man,
stamde; moeder Cynthia, van Schotsche af
komst, was de dochter van den predikant Asa
Dunbar; zij stond bekend als een eenvoudige
ziel, zorgzaam en hartelijk van aard en door
de natuur begiftigd met een opvallend wellui
dende stem. En merkwaardig gezin was het
wel, waarin Henry geboren werd; ijverig
nam het deel aan het bewogen politieke le
ven, dat het eenvoudige dorpje tot een plaats
van historische beteekenis deed worden: het
was daar, dat het eerste gewapende verzet
uitbrak tegen de Engelsche troepen, een le-
vensteeken van de vrijheidsbeweging die een
jaar later met de onafhankelijkheid der Ame-
rikaansche koloniën bekroond zou worden.
En de steeds groeiende strooming tegen de
slavernij telde in het kleine Concord heel wat
aanhangers. Het huis van .vader Thoreau
diende meermalen als schuilplaats voor ge
vluchte slaven en herhaaldelijk kwamen de
abolitionisten daar te samen. De geest van
het vrijheidslievende gezin zal wel niet weinig
hebben bijgedragen tot de gezindheid van
Henry, die 42 jaar oud, een openbaar pleidooi
hield ten gunste van den ter dood veroordeel
den John Brown, die met den hopeloozen
guerillastrijd van zijn zeven zoons en een
handjevol aanhangers tegen de slavenhouders
aan de vrijheidsbeweging meer kwaad dan
goed had gedaan en dan ook allesbehalve be
wonderd werd.
Een koeiendrijver wordt student.
Henry kreeg een meer dan gewone school
opleiding, al moest hij na de schooluren
de koeien drijven en de stallen uitmesten:
hij was gestemd voor „hoogere studie", volgde
een opleidingsacademie en vertrok, 16 jaar
oud, naar Cambridge om de colléges te volgen
aan de Harvard Universiteit. Maar de jonge
man die daar aankwam als gehard buitenman
met een innige liefde voor het landschap
waarin hij was opgegroeid, voelde zich meer
„candidaat der natuur" dan student m de
wetenschap, al volgde hij de leergangen in
'de biologie dan ook met groote belangstel
ling. Hij had er het karakter niet naar om
langs de afgebakende paden der menschelijke
kennis den doctorsgraad te veroveren. Dieper
ging zijn belangstelling, inniger was zijn le
vensdrang: er stak iets in hem, dat deed den
ken aan de kracht waarmee de winden
waaien, de wolken drijven en de zee zijn ein
deloos golvenspel speelt; er leefde een oer-
mensch in hem, die, zooals Frederik van
Eeden het uitdrukte, herinnerde aan „een
rechtgegroeiden boom tusschen millioenen
kreupelgewassenNa zijn studietijd kan de
potloodfabrikatie, waarmee zijn vader den
kost verdient, hem, ondanks een technische
verbetering, die hij er in aanbrengt, niet lang
boeien. Allerlei ambachten oefent hij uit: hij
is landmeter, tuinman, timmerman, waschman
nederige beroepen misschien voor een Har
vard-student; maar voor hem zijn ze loonend
genoeg. Want deze onafhankelijke geest
wenscht in zijn leven geen zweem van
weelde te veroveren: hij ziet een geslacht
opgroeien dat, voortgedreven door de zweep
van mateloozü behoeften en opgejaagd door
een verdwaasde techniek, voortijlt door liet
leven terwille van winstbejag en - blind voor
's werelds schoonheid, doof voor de stem van
het hart vergeet en verzaakt het leven te
léven. Thoreau is allerminst onder den in
druk van de wonderwerken der techniek. Nooit
zou hij als zijn tijd- en landgenoot Walt
Whitman hebben kunnen dichten:
Zie,, de drukpersen met hare cylinders,
zie den electrischen telegraaf zijn dra
den spannende dwars over dit werelddeel;
Zie de snelle en sterke locomotief, heentrek
kende, dreunende, gillend uit de stoom
fluit
Zijn overpeinzingen tijdens zijn vele en
lange zwerftochten hadden Thoreau tot een
gansch ander inzicht gebracht; de aanschou
wing van de harmonische natuur was het,
die hem de oogen had geopend voor een af
grond waarvoor de geldhonger en zijn dui-
velsknecht de mechanisatie de menschheid
volgens hem had geplaatst.
En hij was niet de eenige die zoo dacht:
Concord, nietig dorpje, onvindbaar bijna op
de kaart, herbergde, alsof het lot het uitver
koren had, de fijnzinnigste denkers van deze
periode: de groote filosoof Emerson had er
zijn intrek genomen en rond zich een kring
van gelijkdenkenden gevormd, waartoe AI-
cott, de vader van de bekende schrijfster
Louisa Alcott, en de schrijver Hawthorne be
hoorden. De invloed van deze idealisten was
ver buiten hun kring merkbaar: Concord
kreeg een bibliotheek, waar menige stad het
om benijd zou hebben, er werden ontwikke
lingscursussen en lezingen georganiseerd,
waarop de hooggestemde hervormingsgedach
ten uitgedragen werden onder de dorpelin
gen. Geen wonder dat niet ver van Concord
op aandringen van den predikant Channing
een hoeve gekocht werd om daar de kern te
bouwen van een nieuwe maatschappij, waarin
de gemeenschappelijke hand- en hoofdarbeid
beperkt zou worden tot de verschaffing van
het noodzakelijk levensonderhoud.
De overige uren zouden niet besteed worden
ter verwerving van aardschen rijkdom, maar
in dienst van de gerechtigheid van het ko
ninkrijk Gods.
„Brookfarm", zoo levendig beschreven door
Hawthorne in zijn roman Blithedale Ro
mance, heette deze gemeenschap, waarbij de
fijnste talenten zich als broeders en zusters
hadden aangesloten, de eerste Christenge
meenten gelijk.
In weerwil van zijn omgang met Emerson,
in wiens huis Thoreau zijn intrek had ge
nomen, maakte hij geen deel uit van de
„Brookfarm" Deze geboren „protestant", die
nooit stemde, weigerde om belasting te beta
len, vleesch noch wijn gebruikte en zich
nooit van eenig wapen bediende, zou eigen
wegen gaan.
Een filosoof in de bossclien.
irn 1845, vroeg in de lente, zagen de dór-
spelingen, die door den stroom van vreem
delingen welke Emerson en de zijnen tot zich
trokken, toch waarlijk wel wat gewend waren
tot hun verbazing Thoreau met een bijl op
den schouder wegtrekken; langs eenzame
landwegen, door dichtbegroeide bossclien ging
hij, tot daar waar, bijna weggescholen tus
schen het zware geboomte, het stille Walden-
meertje lag. Daar bouwde hij zich een hut
op den heuvel, om er twee jaren te blijven
in de verkwikkende eenzaamheid van een na
tuur, die voor hem een zeer verstaanbare
taal ging spreken. Het wolkenspel aan den
hemel, de kabbeling van het water, het ge
gons der tallooze insecten, de kreten dei-
vogels, het waren voor hem geen natuurver
schijnselen alleen, maar levensteekenen van
hem zeer vertrouwde wezens, met wie hij
verkeerde als met levende gestalten. Geen
visch in het meer of hij kende zijn gedragin
gen, geen gewas en geen bloem of hij her
kende en begroette ze als trouwe makkers.
Urenlang kon hij op een rotsblok zitten en
heel dat nijver bewegen rondom hem gade
slaan; de vlucht van de vogels, het fluiste
rend spel van de bladeren, het behoedzaam
kruipen van een reptiel. Als een heilige Fran-
siscus leefde hij met de dieren: de eekhoorns
speelden op het dak van zijn hut, mollen en
hazen vonden in zijn keldertje een onder
komen, in groote zwermen streken de wespen
in den herfst neer op zijn woning, om er een
winterverblijf te zoeken; de musch die eens
op zijn schouder neerstreek bewees hem.
schrijft hij, een grootere eer dan een epaulet
ooit had kunnen doen. Eenzame zwerftoch
ten door de pijnboomlanen, een boottocht bij
maanlicht op het Waldenmeer deden hem
dieper den zin verstaan dan misschien Rous
seau zelf, toen deze de leuze „terug tot de
natuur" aanhief. Had dit liefdevol natuur-
beleven hem niet den weg gewezen, die de
menschheid naar zijn overtuiging zou moeten
gaan om de slavernij der winst- en genot
zucht te doen verkeeren in een harmonische
samenleving?
Afgesloten van de wereld leefde Thoreau
niet in zijn „Walden": op stille zomeravonden
droeg de wind de klokketonen van de kerk
te Concord aan, in de verte denderde een
trein, blafte een erfhond. Van tijd tot tijd
kwamen er zelfs gasten; ongenoode nieuws
gierigen, eigengereide wereldhervormers, sen-
timenteele dwepers, die er zeker van konden
zijn, zoo goed als geen woord over zijn lip
pen te hooren komen. Maar passeerden er
eenzame wandelaars, die zooals hij de vreugde
zochten in de natuur, kwamen landlieden
voorbij of speelden er kinderen dan troffen
zij een gul en hartelijk kluizenaar aan, die
wonderlijk wist te vertellen van de geheime
nissen, die de natuur hem had geopenbaard.
Soms kwamen er geestverwanten op bezoek:
Emerson, Alcott, Channing, om van gedach
ten te wisselen in een intiem gesprek en zich
te sterken aan de verfrisschende evenwich
tigheid van lichaam en geest, die dezen
mensch kenmerkte; want deze droomer en
peinzer had spieren als kabeltouwen, zwom,
roeide en reed schaats als de beste en onder
nam zwerftochten van een dagreis lang.
D.
Terug- in Concord.
ertig jaar was hij oud, toen Thoreau
zijn Waldenmeer „die klare diepe groene
bron temidden van eiken- en dennenbos-
schen" en zijn hut op den heuvel verliet om
terug te gaan onder de menschen. Waarom
hij van die vredige gelukzaligheid scheidde
wist hij zelf niet te zeggen. Was het de roe
ping van een tot klaarheid gekomen mensch
om zijn medeschepselen de vreugde te leeren
van een „harmonie met het oneindige", zoo
als Ralph Waldo Trine zich eens uitdrukte?
Weer ging hij bij Emerson inwonen, temid
den van den vriendenkring, die van het kleine
Concord een Aimerikaansch Weimar" ge
maakt had. Zijn terugkeer in de maatschappij
bracht hem kort daarna in een ernstig con
flict met de overheid, die hem liet arres
teeren omdat hij weigerde belasting te be
talen aan een staat die de slavernij hand
haafde en een veroveringsoorlog tegen Mexico
voerde. Zijn vrienden die voor hem den cen
sus betaalden en daarmee zijn invrijheidsstel-
ling bewerkstelligden was hij allerminst dank
baar voor die hulp.
In 1862 overleed hij en werd hem een
laatste rustplaats bereid in Sleepy Hollow bij
Concord, waar een eenvoudige grafzerk naast
die van zijn vrienden Emerson en Hawthorne
herinnert aan den filosoof in de bosschen.
die behalve een zeer omvangrijke verzameling
van zijn verschillende schrifturen aan het.
zal U zeggen
tuat EDEL-STIJFSELU!
Édel-stijfsel Crackfree is dun en helder als water. Crack
wee ligt niet op maar dringt in de stof en maakt geen
plakkerige plekken in het stijfgoed. Crackfree maakt
kanten, vitrages, zijden en wollen stoffen, japonnen,
indergoed enz. als nieuw. Probeer eenmaal edel-
stijfsel Crackfree, dat overtuigt U. Maakt alle
stoffen als nieuw!
FABRIKAAT: N.V. „ONDER ONS". DE KRIM (O.)
(Adv. tngez MedJ
waarbij we dankbaar profiteer
den van de hulp van 's Rijks Vezel-
dienst, heeft er toe geleid, dat de
slijtage van het waschgoed in ons
bedrijf tot een minimum beperkt
is. Alles wat schadelijk is, wordt
vermeden. Thuis kan het heusch
niet voorzichtiger gebeuren. U
kunt het wasschen veilig en
voordeelig aan ons overlaten.
Gedeeltelijke Mangelwasch 20 ct.p. K.G.
Eenvoudige opmaakwasch. 30 ct. p. K.G.
Dekens stoomen60 ct.
Wilt U s.s
peoefwasch halen bij
dag uur
Was scli er\j
J. BEELEjV ét Zn
Bleekersvaartweg 13 - Heemstede - Tel. 28189
(Adv. Ingez. Med.)
nageslacht zijn Waldendagboek ter overpein
zing naliet
Weinigen hebben den „zonderling" begre
pen; voor de meesten bleef zijn dichterlijk ge
luid de stem eens roependen in de woestijn,
Maar toch kwam dit Waldensche dagboek
eens in handen van een zoeker en peinzer als
Thoreau: Frederik van Eeden, die er, diep
ontroerd en van harte verrukt, den moed uit
putte om een verwezenlijking van zijn her
vormingsplannen te beproeven en in het Hol-
landsche Gooi een kolonie te stichten, die
„Walden" zou heeten: niet vanwege „eenige
overeenkomst in aanzien of bedoeling, maal
ais hulde en aandenken aan hem, die wel
in onzen tijd het sterkste voorbeeld gaf
van wat allen die naar 't nieuwe leven stre
ven allereerst behoeven: de moed om oprecht
en zelfstandig te zijn", aldus getuigde van
Eeden.
Zijn kolonie mislukte. Misschien dacht hij
niet in de laatste plaats hieraan, toen hij
aan het eind van zijn leven dichtte:
Mijn werk miskend,
mijn kracht ten end,
mijn daden zonder werking,
hier brengt geen raad,
geen bidden baat,
geen smeken om versterking.
C. J. E. DINAUX.
DE NIEUWE „FOCUS"-KALENDER.
Een der beste kalender-tradities is die van
het Bloemendaalsche fotoblad „Focus". Deze
kalender wordt samengesteld uit de beste
prenten die in het voorafgaande jaar in „Fo
cus" verschenen zijn. Het exemplaar voor
1938 is zeker niet het slechtste in de serie.
De eenvoud van het schild is een fraaie on
dersteuning van de goed uitgevoerde week-
prenten. De voorplaat geeft wat kerkjes in
een eenvoudig landschap en menig kooper
van den kalender zal het betreuren dat deze
prent evenals de volgende, zoo snel van den
wand verwijderd moet worden.
De achterzijde der platen geeft een korte
beschrijving van de foto en een verklaring
over de opname, men zou kunnen zeggen
dat zoo een cursus van wekelijksche lessen
in kunstfotografie ontstaan is die in de
kringen der foto-amateurs belangstelling ge
noeg zal ondervinden.
Herman de Man. - Kapitein Aart
Luteyn. Baarn. Bosch en Keuning.
Dit is een romance van de beurtvaart, van
de binnenschipperij op Hollands groote rivie
ren uit den tijd dat spoor en vrachtauto's
haar werk nog niet grootendeels hadden over
genomen en de leden van „Schuttevaer" nog
belangrijke personagien waren. Toen er in
Oudewater en IJselstein en elders nog reede-
rijkantoren waren van ondernemingen, die
tien, twaalf booten in de vaart hadden op
Gouda, op Rotterdam en Utrecht. Toen de
eigenaars dier reederijen van al hun schuiten
de mannetjes nog kenden van haver tot gort,
met al hun familie-omstandigheden op de
hoogte waren en er in deel namen. Dat is alles
lang geleden maar Herman de Man, die in al
die oude stadjes, Montfoort en Vianen, en
wat daar al meer thans rustig slaapt aan Lek,
Maas en Waal, thuis is als geen ander auteur,
verstaat de kunst het verleden weer wakker
te maken. We „zien" den reeder Schulte en
zien het geslacht der Luteyns, schippersvolk
van ouder op ouder om wie heen hij deze ro
mance van Aart Luteyn, dien eigenaardig-
vromen dekknecht, later kapitein, wien het
zwijgend weldoen een haast maniakale bezig
heid is geworden, gesponnen heeft. De schrij
ver is hier in zijn element; ze boeit deze histo
rie en ze schijnt minder gewild-verzonnen dan
„Marie", het laatste verhaal dat wij hier van
De Man bespraken. Hoe prettig-sentimenteel
kan deze auteur zijn. Men denke maar eens
aan die nachtelijke ontmoeting van Luteyn
met het rijkelui's dochtertje, aan een der
Rotterdamsche havens als het kind geen uit
weg meer ziet, omdat ze moeder worden moet.
Herman de Man voelt voor het melodrama,
hij kan gezellig ouderwetsche situaties ver
zinnen zonder ze belachelijk te maken. Veel
ook voelt hij voor de christelijke deugden, die
bij de bijbelvaste kleine burgers hun daden
besturen. Zijn Aart Luteyn is zulk een op het
Kompas des Bijbels varend schipper, hij wordt
er aanvankelijk door zijn maats op de schuit
door gewantrouwd maar hij blijft zichzelf en
overwinnaar. Zijn leven gaat voorbij, terwijl
hij hard werkt en veel meer dan zijn plicht
doet, steeds stilzwijgend er op uit is te hel-.
pen en te redden waar wat te helpen en te
redden valt. Li de eerste plaats dan in den
kring zijner her- en derwaarts verstoven
broers en zusters, waaronder er zijn waaraan
een gewoon mensch geen kans tot hulp of
redding meer ziet. Maar Aart Luteyn is geen
gewoon mensch, eer het tegendeel.
Hij is een figuur, en een die door Herman de
Man stevig op pooten gezet is, in breeden om-
trekslijn vast geteekend, en als zijn doening
soms hier en daar een beetje te opgesierd en
onwaarschijnlijk lijkt dan blijft de sfeer waar
in hij leeft nog altijd bijster goed gesugge
reerd. Dit is weer een goed en sterk boek.
Nieuwe Boeken.
Ch. A. Cocheret. Speeldoos. Met teekeningen
van den schrijver. 156 pag. Rotterdam, Brusse.
Een nieuwe serie van vijftig schetsboekbladen,
zooals deze populaire journalist ze voor de
Nieuwe Rotterdammer schrijft. Het vorig jaar
kwam hij met .Poppenkast" en wij hebben
hier die eerste serie toen met veel ingenomen
heid besproken. Toen er binnen het jaar van
Poppenkast een herdruk noodig bleek, lag het
voor de hand dat de schrijver nogmaals in zijn
voorraad dook en er vijftig stuks uit opdiepte.
Daar zijn er al bij van tien jaar her, maar ze
laten zich nog alle heel knus lezen en de tee-
keningetjes die er tusschen door gestrooid
werden zijn vaak heel aardige vondsten. Wat
wij verleden jaar voor goeds van de Poppen
kast gezegd hebben, geldt ook voor de nieuwe
Speeldoos. Dewelke derhalve met Sinterklaas
wel draaien zal en geen extra opwinding be
hoeft.
Rie Cramer. Zij, wij en jij, Roman, 330 pag.
Den Haag, Leopold's Uitg. Mij. „Drie charman
te vrouwenfiguren" (zegt de uitgeefster) ver
tegenwoordigende drie generaties, verwerken
ieder voor zich de problemen van hun tijd, en
zulks tegen den achtergrond van Batavia en
Den Haag tusschen 1900 en 1937, Een vluchtig
doorkijken van dit boek maakt den indruk dat
dit een charmant werk eener charmante
schrijfster is. Herinnering aan Indië, af
spraakjes bij Berenbak en sympathieën bij de
thans woelige jeugd van communisme en N.
S. B. omranken Fransje's levensroman en
maken dien up to date en onderhoudend.
Jaap Bekkers. De Sprong in het Duister.
(Het geval van Frankendael). Roman 215 pag.
Den Haag. Uitgeverij Servive.
J. Heui'f van Houweninge. Zoo piepen de
jongen. Roman 163 pag. Rotterdam - Brusse.
Een Hollandsche roman van high-life, in Can-1
nes en Parijs, 't Begint op de Wimbledon-
tennisbanen; er volgen bars, cocktails, dure
kleermakers en andere dure dingen. Duur en
ongezond. Een jongen van zestien jaar die
privé-secretaris, alias gigolo wil worden op
een salaris van duizend francs per maand
Een zusje dat eveneens hooge idealen heeft.
„Dag", fluistert zij, „dag Jean". Zij is hee-
lemaal overstuur, hij had best nog wat mogen
blijven. Zal hij met haar willen trouwen? Zij
houdt zoo veel van hem. Bij hem is alles even
heerlijk, die Bugatti, Maxims, de langouste,
de champagne. En morgenavond naar Am
bassadeurs!" Enz. Enz.
F. R. Eckmar, Drie doode dwergen. Eerste
boek van De Meermin-Serie. Keurcollectie van
oorspronkelijke en vertaalde detective romans.
(Amsterdam - Querido). Sinds we weten dat
meneer Colijn en andere knappe mannen bij
voorkeur detective-romans als ontspanning
lezen, moest er bij de uitgeverij in Nederland
wel een rush ontstaan om op dat terrein het
puikste van het puike te leveren. Meester
stukken van verhaalkunst over de misdaad,
geen kippenvel-lectuur maar schrifturen van
schrijvers die inderdaad schrijvers zijn, dat is
wat de Meermin belooft. „Boyarski spreekt.
Vier man motorpolitie volgen met mummie,
onder commando van inspectrice Delpêche.
Vijf man met uitrukwagen optrekken naar
Vuile Weespad. Buurt afzetten, geen passage.
Geen perskaarten geldig. Bij minste of gering
ste verdachte teeken schijnwerpers branden,
aanhouden, twee maal sommeeren, dan schie
ten zonder pardon" Enz. Enz. Reeds de mum
mie onder commando van een inspectrice zou
me kippevel bezorgen. Het zal een veredelde
mummie zijn.
Francois Pauwels. Rechter Thomas. Roman
278 pak. A'dam, Querido.
Siegfried E. van Praag. Een sprookje op
aarde. 194 pag. Dezelfde uitgeverij. „Ik dwaalde
in een dierenkolonie" zet de schrijver als toe
lichting onder den titel van het boek, dat hij
schrijft voor zijn zoontje en dat, dichterlijk,
zijn herinneringen noteert aan den tijd dat
hij als knaap in het Amsterdamsche Artis
ronddwaalde. Of eigenlijk doolt hij er nog en
controleert zijn emoties op het schouwen van
toen en nu. Een fijn. bezonnen boek over die
ren die hier gasten zijn.
Henri Troyat. Roem. Nederl. vertaling uit het
Fransch, door J. G. Schoup. Roman. 212 pag
Noord-Hollandsche Uitg. Mij. A'dam.
Oedön von Horvath. Jugend ohne Gott. Ro
man 212 pag. Amsterdam. Allert de Lange.
J. H. DE BOIS
Oude Kranten.
Een trieste regenmiddag in September. In
huis hangt de kille, onbehaaglijke sfeer der
eerste herfstdagen, die verlangen doet naar
de warme gezelligheid van een knappend
haardvuur.
Buiten, in de lange, eentonige straat,
staan de boomen druilend in den regen.
Een slordig gekleede man met een mager
onverschillig gezicht komt den voortuin bin
nen. Zijn kar, met een zeil erover, staat aan
den rand van het trottoir.
Hij belt.
„Heeft u nog oude kranten?
Een weigerend antwoord. Verder gaat hij
weer. Volgende deur. Opnieuw bellen. Steeds
dezelfde vraag. Huis na huis, straat na straat
sjouwt hij af.
Ik kijk hem na van den erker uit Er is
iets bekends aan dien man. Ik moet hem
vroeger beslist méér gezien hebben. Maar
waar? Wanneer? Die stem
Dan. opeens, veet. ik alles.
Het volgend moment ben ik de deur uit
en de straat op. kiik links en rechtsnie
mand. Hij is weg. Huiverend ga ik naar bin
nen.
Acht jaar geleden zagen wij elkaar voor
het laatst. Dat was op het M.UL.O. eind
examen.
Met ons vieren waren wij dien dag opge
roepen voor het mondeling gedeelte. Drie
jongens en één meisje.
Frits maakte de beste kans, Hij was altijd
de „kei" van de klas en de trots van zijn
leeraren.
Wij slaagden alle vier. maar Frits had verre
weg de beste puntenlijst. Duidelijk zie ik hem
nog vóór mij, zooals toen, Tiiterlijk onver
schillig. maar in zijn hart zoo trotsch als een
pauw, het gebouw uitstapte.
Onderweg naar huis kwamen de toekomst
plannen los.
Eén der jongens ging naar - de M.T.S., de
andere zou in de komenden herfst een ana-
lystencursus gaan volgen.
Frits was ook in dit opzicht, bevoorrecht
boven de anderen. Hij had al een baan. Hoef
de niet eens te solliciteeren. Na de vacantie
zou hij naar Amsterdam gaan waar hij zou
opgeleid worden voor den handel. Met een
helder verstand als het zijne, was in zaken
veel te bereiken! Het zou hem beslist goed
gaan in de wereld! Daarvan was iedereen
overtuigd. En allemaal benijdden wij hem.
De geluksvogel! Zoo gemakkelijk als die zich
toch overal indraaide!.... Dat was in 1929.
Als iemand ons toen gezegd had, dat deze
verstandige, vroolijke jongen over 8 jaar nog
geen baan gevonden zou hebben, ondanks
voorspraak en hooge puntenlijst, dan had
den wij hem beslist voor gek verklaard. Nu in
1937, staan wij voor het eerst na al dien tijd
weer tegenover elkaar.
Een mevrouw in haar huis in een der bui
tenwijken en een sjofele man met een ver
moeide. lustelooze stem, die vraagt:
„Heeft u nog oude kranten?"
Het is de stem van een mensch zonder to-
komst.
De stem van een, die zich uitgesloten voelt.
Niemand heeft hem noodig. Een verdoolde,
nutteloos en overbodig als oude kranten.
MONA BOS.
Oefening 113. Dit
maal zullen we eens
beginnen met een los
makende oefening voor
de beenen, die tegelij
kertijd evenwichtsoefe
ning is. Op één been
staande wordt het an
dere opgetrokken en
onder het laten vallen
geleidelijk gestrekt. In
een rustig tempo met
deze slingeroefening
doorgaan. Er mag geen
enkel hokkend of stoo-
tend moment in voor
komen. Het been moet zóó losjes geslingerd
worden, dat het is alsof het met touwtjes aan
het lichaam is vastgemaakt. Hoewel deze oefe
ning eenvoudig lijkt, is het toch héél lastig om
het goede losse slingeren te krijgen. Misschien
is het, vooral in het begin, beter om den even-
wichtsfactor uit te schakelen; als u zich met
één hand vast houdt aan een stoelleuning,
zult u meer aandacht kunnen geven aan de
eigenlijke oefening, Hebt u den slag echter
te pakken dan moet u het toch- ook eens zon
der steun probeeren!
Oefening 114. Een lenig-
makende oefening bij uitne
mendheid! Met gespreide
beenen, en de handen gevou
wen achter het hoofd, den
romp voorover laten vallen,
en door licht veerende bewe
gingen probeeren, steeds
dieper te komen. De teeke-
ning is zeker niet overdre
ven; u zult merken dat u zoover, misschien
nog wel verder komen kunt. Doet u deze oefe
ning in het begin niet al te enthousiast; u zult
er tóch wel spierpijn van krijgen!
Oefening 115 is weer
onze wekelijksche oefe
ning voor paren. Zoo
als het plaatje aan
geeft is wel de moei
lijkste vorm. 't Ls voor
velen van onze lezers
beter, eerst wat een
voudiger te beginnen
en wel op deze wij ze
met de ruggen tegen
elkaar, de armen in el
kaar haken. Nu beur
telings één van beiden
even van den grond
trekken. Daarna (oefening 115b) met optrek
ken van de knieën, en eindelijk (oefening
115c) zooals de teekening aangeeft, dus met
de handen boven het hoofd vast. Maardat
valt niet meel
Tenslotte als nummer 116
een springoefening. Gaat u
eens met de voeten recht
naar voren en ongeveer tien
centimeter uit elkaar staan.
Iets voorover en in elkaar
draaien, dan hard afzetten,
een hooge sprong, waarbij u
zoover mogelijk om de leng
te-as draait. Bij een goed
gebruik van uw armen is
het mogelijk, anderhalven
draai te maken. Eén heelen draai kunt u vast
wel maken!
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M.O,