ZONDERLINGE LEVENS
Blijft Fit!
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDAG 13 NOVEMBER 1937
EI A A R L E M'S DAGBLAD
Franciscus Lievens Kersteman.
ITALIë mag een Casanova en een Cag-
liostro hebben opgeleverd, Frankrijk een
Saint-Germain,, Duitschland een Jung-
Stilling, ook Nederland heeft het zijne
bijgedragen tot dien bonten groep van fan
tastische gestalten die beter dan welk ander
teeken des tijds ook, de bijna vermakelijke
bijgeloovigheid illustreeren, welke de Euro-
peesche geestesgesteldheid langer dan een
eeuw heeft gekenmerkt.
Internationaal van vervaardheid was hij
niet, onze Franciscus Lievens Kersteman,
die vrijwel aan de vergetelheid, was prijsge
geven toen onlangs Dr. Ter Horst in een
boeiende monografie zijn avontuurlijke per
soonlijkheid terugriep op het tooneel der va-
derlandsehe historie. Gewetenloos als zijn
buitenlandsche broederen-in-de-zwarte-kunst
was hij evenmin, integendeel: Kersteman
heeft zijn practijken toegepast met een
schelmsche goedmoedigheid van Hollandsch
allooi, al nam hij het, zoomin als een Casa
nova, erg nauw met den liefdestrouw en spe
culeerde hij niet minder talentvol dan een
Cagliostro op de grenzenlooze lichtgeloovig-
heid van zijn landgenooten.
Het spreekuur van Ludeman.
Onze Balthasar Becker mocht in zijn „Be
toverde Wereld" nogzoo zeer de dwaze angst
voor de komeet van 1680, waaromtrent de
gruwelijkste voorspellingen de ronde deden,
hebben gehekeld, hij kon de diep in de volks
ziel ingevreten angst voor hekserij en tooverij
zelfs als in strijd met het waarachtig gods
geloof hebben uitgekreten voor heidensch, men
schudde mèt hem het hoofd om zooveel on
verstand, maar tornde in alle stilte toch
maar het wiegekussen los, om naar den hek-
senkrans te speuren, omdat men toch nooit
kon wetenSchichtig haastte de bur-
ger-met-een-goed-,geweten zich op maan
lichte avonden langs de verlaten landwegen,
om toch vooral den onheilspellenden dans der
witte wijven niet te behoeven aanschouwen.
Men droeg amuletten tegen allerhande kwa
len en gevaren, raadpleegde van tijd tot tijd
den waarzegger of bracht een heimelijk be
zoek aan één der planeetlezers, die elke stad
in rüime mate telde. Ja, het mocht zelfs geen
bijgeloof genoemd worden indien men een
verbond met den duivel „om door hulpe des-
selfs hetzij ofte vee te betooveren ofte onttoo-
veren, te vloecken ofte zegenen", voor zeer wel
mogelijk hield.
Een amoureus jongmensch.
Een man met het karakter en de talenten
van Franciscus Lievens (Kersteman was de
naam van zijn moeder, dien hij op aan
dringen van zijn grootvader aan den eigen
doopnaam toevoegde) had niet in een pas
sender tijd ter wereld kunnen komen dan in
de 18e eeuw. Hij was de geboren avonturier,
charlatan, fantast en viveur, die los genoeg
van de moraal stond om van tijd tot tijd te
kunnen vergeten dat er een bestaat, maar
genoeg scrupules kende om geen schurk te
zijn. En bovendien verraden de streken, waar
mee hij zijn beurs wist te vullen, een oolijk-
heid die meer aan een Uilenspiegel dan aan
een Cagliostro herinneren.
Franciscus was bestemd voor de rechten
studie en ging, na een driejarig onderwijs te
hebben genoten, in de leer op een procureurs
kantoor in Den Haag. Al gauw bemerkte zijn
chef, dat hij dit welbespraakte en pientere
jongmensch, dat zich uitstekend kon voor
doen, behalve in dienst van Vrouwe Justitia
zeer wel kon gebruiken in dien van den
speelschen Cupido, waarbij de voortvarende
Franciscus de belangen van zijn opdracht
gever met zulk een ijver behartigde, dat deze
„practische" rechtsopleiding wellicht een even
ontijdig als ongemakkelijk einde had ge
vonden indien de minnares van den rechtsge
leerde onzen Franciscus niet in allerijl had
weggewerkt toen de meester onverwacht zelf
op bezoek kwam. Trouwens, kort daarna
moest hij toch om andere penibele redenen
het kantoor verlaten. Zoo zou het een leven
lang gaan: geen plaats waar hij rust vindt,
geen betrekking die hem duurzaam bevredi
ging schenkt. Hij moet zwerven, van de hand
in de tand leven en als een geboren gelukzoe
ker zijn leven overgeven aan het lot, dat met
de grillige wisseling van den zonderlingsten
voorspoed en den kommervolsten tegenslag-
een reeks van bont gebeuren samentoovert,
dat te avontuurlijker schijnt voor de ervarin
gen van één enkel menschenleven. Hij ver
andert bijna evenveel malen van woonplaats
als van geliefde: in Leiden heet zij Hansje,
in Den Haag Francina niet wie het nota
bene nog bijna tot een verloving komt
dan weer is het Leentjète veel om op te
noemen! Als een Cagliostro vlinderfladdert
Reclame in de sfeer van liet
nieuws.
„De courant die eiken dag ant
woord geeft op de algemeene
vraag: „Wat is er voor nieuws?",
waarborgt het omvangrijkste en
meest ontvankelijke publiek voor
den adverteerder," verklaarde
eenigen tijd geleden een autoriteit
op reclamegebied.
hij door Nederland om de honing der liefde
te puren uit de bloemkens van het vader-
landsche vrouwelijk schoon. En wat zijn
beroepen betreft: nu eens studeert hij rechten
in Leiden en Parijs, dan neemt hij dienst als
cadet, onderscheidt hij zich bij het beleg van
Bergen op Zoom, wordt hij adjudant van den
luitenant-generaal von Slippenbach en per
mitteert hij zich de weelde er een livrei
knecht op na te houden, die ii&ar den geest
dier tijden het in geslepenheid verre van
zijn meester wint en hem dan ook belang
rijke, zij het dan ook minder oir bare, diensten
bewijst. Straks na zijn ontslagneming uit den
militairen dienst moet- hij zijn beste klee-
dingstukken en zijn gouden horloge ver
panden om niet van honger om te komen, hokt
hij op een zolderkamertje in een Haagsche
achterbuurt, om even later weer vroolijk en
wel in Utrecht in de rechten te studeeren.
Maar waar hij ook is, een leven lang achter
volgen hem de schuldeischers.
't Is waar, deze avonturier die lang niet van
talenten ontbloot is en allerminst arbeid
schuw genoemd kan worden, weet meestal
zichzelf uit den nood te helpen. Eens heeft hij
naar de pen gegrepen en zich met een ver
makelijke geschiedenis van de „Breda'sche
Heldinne" verhalend de merkwaardige lot
gevallen van Maria van Antwerpen, die als
soldaat verkleed dienst nam zich de
schuldeischers van het lijf gehouden. Nu, in
Maarsen woonachtig, schrijft hij een historie
„vol verbaazende gevallen en ongehoorde
wreetheden" van den Ridder de Vial, die op
het Breda'sche schavot het leven liet. of hij
geeft de memoires uit van zijn onmiddels
overleden generaal von Slippenbach alle
maal verhalen vol kostelijke fantasie, die
gretis aftrek vonden. Maar de onuitputtelijk-
ste stof voor zijn zonderlinge verhalen zou
hem eerst in den schoot worden geworpen na
het overlijden van een gelukzoeker zonder
weerga, den wonderdokter Johann Ltide-
mann. In 1713 was Ludeman, zooals hij zijn
naam later schreef, in Holland gekomen na
zich verdiept te hebben in de astrologie en de
in de occulte geschriften van den grooten Pa
racelsus. In Amsterdam had hij zich met
kwakzalverij en horoscopie binnen korten tijd
een practijk weten te verschaffen waar meni
ge medicus hem om benijd zou hebben, daar
bij dapper terzijde gestaan door zijn levens
gezellin Britta Breyer, een hysterica van de
eerste soort, die de patiënten, welke den
wonderdokter kwamen raadplegen, zoolistig
wist uit te hooren onder het genot van een
kopje koffie, dat het den planeetlezer doctor
Ludeman niet moeilijk viel om daarna zijn
diagnose zoowel als de horoscoop wonderwel
in overeenstemming te brengen met de le
vensomstandigheden van zijn patiënt. Lude
mans spreekuur was een goudmijn, die hem
in staat stelde en grand seigneur te leven. Uit
aüe orden en standen kwamen de bezoekers
om den begenadigden medicijnman die „de
toekomst kende en de natuurkrachten des
noods kon dwingen" te consulteeren. En
Ludeman zorgde er wel voor, zich zoodanig
met een waas van bovennatuurlijke ondoor
grondelijkheid te omgeven, dat zijn cliënten
wijd en zijd de faam van zijn wonder
kracht uitbazuinden.
De pseudo-Ludeman.
Kort na Ludeman's overlijden in 1757 ver
scheen een merkwaardig geschrift: „Spiegel
der Waereld of geheime waarnemingen van
den beruehten astrologist J. C. Ludeman,
verdeelt in twaalf Brieven, geschreven aan
meester Franciscus, waarin de wonderlijkste
voorspellingen werden gedaan omtrent maat
schappelijke gebeurtenissen, in een trant als
deze: „meester Franciscus, ik schrik als ik
ik om dab jaar (1784!) denk, ik zal het niet
beleven, maar wat zal het dan ijselijk zijn!
wat zullen er bloedtooneelen aanschouwt
worden! Dat gekroont Hooft, dat zig zulke
groote dingen voorstelt en op een vermeerde
ring en uitbreiding van zijn magt tegen dien
tijd schijnt te wagten, moet dan wel toe
zien: het zou hèm kunnen gelden. Ik mag
het niet klaerder zeggen, 't is mij verboden.
De Planeten, mijn vrienden, zijn er vlak
tegen
Schrijver van deze bombast was onze
Kersteman, die, gezien den enormen aftrek
die Ludeman's „geheimenis" vond, zijn
beurs door de lichtgeloovigheid der goe-ge-
meente dusdanig gespekt zag, dat hij on
middellijk een soortgelijk deeg in den oven
legde: „Secreete Bijvoegsels of nodige Sleu
tels voor de Twaalf Brieven", een tweede ver
zameling kostelijke humbug, die natuurlijk
niets verklaarde, maar lustig voortborduurde
op het bonte stramien van Ludeman's boven-
aardsche zienerschap. Onder de vermake
lijkste titels heeft hij, telkens wanneer zijn
financiën voorziening behoefden en dat
gebeurde nogal eens zijn publiek dat nu
eenmaal bedrogen wilde worden, onthaald op
publicaties uit Ludeman's zoogenaamd na
gelaten occulte geschriften. Nu eens luidde
de titel „Astrologisch Testament", dan weer
„Triumfzaal van astrologische voorzeggin
gen", of „Goudmijn van Doctor Ludeman of
bloemhof van astrologische geheimen, bij
wijze van voorzeggingen geschreven aan
Meester Franciscus". Op allerhande vernuf
tige wijzen wist Kersteman aan deze schrif
turen den schijn van authenticiteit te ge
ven. Zoo teekende hij bij een der, in de „Na
gelaten Brieventas van den alom vermaar
den en hoogverdienstelijken Astrologist J. C.
Ludeman" voorkomende brieven aan: „'tgeen
er aan ontbreekt hebt gij de motten en mui
zen te wijten". Natuurgetrouwer komt het
niet!
En inmiddels weet deze fantast aan de
Hoogesehool te Harderwijk zoowaar den titel
van doctor juris te verwerven, na er 6 weken
als student* te zijn ingeschreven, wat trou
wens in die jaren, toen ook de academische
graad te koop was, niet zoo verbazingwek
kend is. Als jurist maakte Kersteman lang
niet zoo'n slecht figuur: de talrijke hand
boeken, door hem samengesteld, schijnen
zich gunstig te onderscheiden van wat in
dien tijd gemeenlijk op rechtskundig gebied
gepubliceerd werd. En wat zijn bekwaamheid
als pleitbezorger aangaat, heeft het eer ge
haperd aan de kieskeurigheid waarmee hij
..zaken in het reine" bracht dan aan vaar
digheid in het „hanteeren" van het recht.
In 1762 woont hij, gehuwd en wel, in
Zaltbommel, waar hij eerst de jeugd en dit
niet zonder talent had onderwezen, dan
een betrekking van honorair professor in
Heusden waarnam en inmiddels een „Boere-
Studeerkamer of Rariteytenkraam der zotten
en zottinnen" bij elkaar schreef, zoogenaamd
een verzameling van commentaren op spreek
woorden, in werkelijkheid echter een heke
ling van personen, een boek dat hem her
haaldelijk in ongelegenheid bracht.
Als hij zijn advocatenpractijk weer op
neemt, geeft deze hem ruimschoots gelegen
heid langdurige reizen door het land te on
dernemen en menig pikant avontuur te be
leven, waarvan de rekening soms aan het
Zaltbommeldsche domicilie wordt gepresen
teerd en door de lankmoedige echtgenoote
wordt voldaan. In Schoonhoven wordt hij
plotseling gearresteerd. Bij zijn overbrenging
per rijtuig naar Rotterdam loopt stad en
dorp uit om den befaamden schrijver van de
„Boere-Studeerkamer", die zich onderweg
menige halte veroorlooft om de wijnkruik
aan te spreken, van nabij te zien. 1775 is het,
als het vonnis geveld wordt: dertig jaar ge
vangenisstraf. Wonderwel weet Kersteman
zich aan te passen en uit den nood een deugd
te maken: hij schrijft verschillende werken,
onderhoudt zich met zijn mede-gevangenen
De uüile masch an ook.
gektoucde stoffen als nieuw!
Crackfree haalt de kleur van het
stijfgoed op, alsof het weer gloed
nieuw is. Crackfree maakt geen vieze
witte vlekken. Crackfree ïs dun en hel
der als water en dringt in de stof.
Crackfree is edel-stijfsel!
Fabr.: H.V. „Onder Ons", de Krim (0.)
(Adv. Ingez MedJ
en begroet tijdens de kermissen, als het
Werkhuis en zijn bewoners bij wijze van pu
blieke vermakelijkheid te bezichtigen zijn,
talrijke oude bekenden, die zich onder de
duizenden bezoekers bevinden, monter en
hartelijk. Elf jaar later wordt hem zijn straf
kwijt gescholden en met een afscheidsrede,
die zijn medegevangenen tot tranen ontroert,
neemt hij afscheid van het Werkhuis.
Kersteman kan zich nog zoozeer voorgeno
men hebben, een nieuw leven te beginnen,
hij mag in de eerste weken, ontvankelijk
voor natuurschoon als hij in hooge mate is,
gedurende lange wandelingen langs eenzame
landwegen, diep ontroerd zijn door de kleu
renpracht van het landschap rondom hem
als hij eenmaal in Amsterdam is, gaat het
leven weer zijn ouden gang. Kort na zijn in-
vrijheidsstelling heeft hij zich alweer zoo
diep in de schulden gewerkt, dat zijn moege-
dacht hoofd geen stof voldoende meer bij
eengaren kan om met de vruchten van zijn
fantasie in zijn onderhoud te voorzien. Ver
magerd door gebrek en gekweld door een
borstkwaal weet hij geen anderen uitweg
meer dan een onderdak te vragen bij de Be
delaars-doelen, dat hem, als gebruikelijk,
drie dagen lang wordt verleend.
Kersteman onder de
landloopers.
Kort daarna huist hij in een landloopers-
herberg, de „Oranjebom" aan het Fransche
Pad, berooid, uitgeput en lijdend.... Nog
eenmaal schijnt, na een verpleging in het
„Willige Werkhuis", waar bevriende hulp
met moeite een plaats voor hem veroverd
heeft, de vlam van zijn rusteloos leven op
te flikkeren. Op een eenvoudig kamertje
schrijft hij aan zijn mémoires: „Het leven
van L. F. Kersteman, professor honorair en
Doctor der beide rechten. Betrekkelijk tot
alle onderscheidene tijdperken, waaronder
zijn wonderbare lotgevallen, die in verschil
lende gelegenheden, gebeurd zijn, door hem
zeiven beschreven."
Kort daarop overlijdt de schrijver van deze
wonderbare lotgevallen, wiens boek moeilijk
fantastischer kan zijn dan zijn leven, dat
hoe dan ook geleefd, de verdienste heeft ge
had, aan Nederland een Cagliostro, een avon
turier van het zuiverste ras te hebben ge
schonken.
C. J. E. DINAUX.
Otto van Neyenhoff filmt met zijn staf de „Schatten van Lombok", in het Rijks
museum, voor het knappe filmpje, dat hij over dit museum vervaardigde.
Heb is zaak, vóór wij geheel bedolven raken
onder de belletrie, die de Novembermaand
over de redactietafels pleegt uit te strooien,
een oogenblik stil te staan bij enkele werken
die niet op kunstzinnigheid of ontspannings-
waarde getoetst kunnen worden doch tot de
„goede" boeken behooren die men niet graag
veronachtzaamd zou zien.
De pure litteratuur verschijnt tegen Sinter
klaas met volle muziek en vliegende vaandels,
in den tros loopen ook een paar marketent
sters mee, maar het is over het geheel geno
men een schoone optocht, deze Aufzug dei-
Litteratoren! Terwijl we dit schrijven valt van
den productieven uitgever Querido een drietal
deelen op ons schrijftafeltje: van Gerard van
Eckeren „De Parade gaat door"; van Emmy
van Lokhorst „Van aangezicht tot aangezicht"
van Du Perron „De man van Lebak". Alle drie
boeken waar geen referent zich met een paar
regeltjes van kan afmaken en die we dus even
ter zijde leggen. Om voor het oogenblik de
aandacht te vragen voor een interessante bio
grafie van een zeer bijzondere vrouw, het leven
van Madame Curie, die na haar man profes
sor was aan de Sorbonne, en zelve de Nobel
prijzen voor physica en chemie zich toegekend
zag. Het werd beschreven door haar dochter
met een haast wetenschappelijke exactheid,
die niet verhindert dat de historie van deze
„wereldberoemde vrouw" zich als een lierzang-
op den eenvoud van een grooten geest lezen
laat, een eenvoud die door geen roem bedor
ven kon worden en ook de kunst „beroemd te
zijn" niet verstond.
Het wezenlijke in deze buitengewone figuur,
in deze Poolsche Marya Sklodowski die latei-
de vrouw en helpster van Pierre Curie zou zijn,
is van zoo zeldzame grootschheid, dat haar le
vensverhaal, meer dan welke roman ook, den
lezer tot belangstelling dwingt, die tot een
eerbiedige bewondering uitgroeit naarmate
men verder leest. En dit geldt ook voor wie
chemie en physica minder vertrouwd zijn dan
de schoone letteren. Misschien zelfs zouden wij
juist den laatsten de lezing willen aanbevelen
Van anderen aard is het belangrijke stuk-
arbeid van Professor Geyl, door de Wereld
bibliotheek uitgegeven. Het is het derde deel
van zijn Geschiedenis van tie Nederlandsche
stam. Zij die met zooveel genoegen de histo
rische romans van mevr. Van Ammers Küller
hebben verslonden vinden in dit deel een we
tenschappelijke voorbereiding tot de door haar
behandelde perioden. Waarbij men zich niet
door het woord wetenschappelijk moge laten
afschrikken. De geleerde schrijver verstaat de
kunst, zonder onwetenschappelijk te worden,
boeiend te zijn als het leven zelf. Het politiek-
economische van een tijdvak kan even inte
ressant en levendig belicht worden als de his-
torisch-anecdotische zijde ervan. Dit werk be
wijst het weer. Het is daarenboven aardig ge
ïllustreerd. Zoo viel het oog op een oude prent
die er in gereproduceerd staat, waarop wordt
voorgesteld hoe één der groote grachtenhuizen
tijdens een kleine oneenigheid tusschen ver
schillende deelen der burgerij leeggehaald en
geplunderd wordt. Het is zoowaar haast een
scène uit één der laatste boeken van mevr.
Van Ammers. Kleerenkasten, ledikanten, ta
fels. van alles wordt zonder eenig overleg
de ramen uit en de straat op gekeild. Uit alle
vensters hangen de ijverige „verhuizers" en
gunnen elkaar blijkbaar de beurt niet, want
de groote meubelen worden door allerhand
kleine zaken vergezeld, en op de straat, vóór
het huis hoopt zich een enorme stapel op van
restanten van wat eens meubels waren. Op de
foto's van verwoeste Spaansche straten, die
men thans in de kranten vindt, is het niet.
zulk een uitgerekende particuliere verniel
zucht als onze brave voorouders konden ten
toonspreiden. Men zou daaruit misschien
kunnen afleiden, dat wij zij het zeer lang
zaam vooruitgaan, nu ook het vernielen
meer grondig in zijn werk gaat. Al blijft het
resultaat vrijwel gelijk. Op de straat zelve is
op het prentje verder geen sterveling te zien:
de activiteit blijft binnenskamers beperkt. Wat
nog zoo vreemd niet is want ook tijdens onze
republiek ging niemand graag wandelen, waar
het kasten en tafels regende.
Overigens heeft onze belangstelling voor het
leven van de straat allerminst geleden. Dat
bewijst de lijvige bundel door Bosch en Keu
ning onder den titel Menschen van de straat,
uitgegeven. Verschillende novellisten hebben
daaraan meegewerkt en het zal niemand ver
wonderen dat M. J. Brusse die zijn geheele
leven „onder de menschen" gezeten heeft, de
rij opent. Vogels van diverse pluimage volgen
met verhalen van groote en kleine menschen
wier doening met de straat in verband ge
bracht kan worden Het is een zeer onderhou
dende lectuur geworden al werkt dit vangen
onder één hoedje soms heel eventjes afwerend.)
Door de samenvoeging van deze min of meer
litteraire stukken met een reeks waarlijk
schoone foto's van menschen van de straat in
hun handel en wandel (door Piet Marée) heeft%
dit royaal uitgevoerde boek eenigszins het ka
rakter van een étagère-meubel gekregen. Wij
zien het in gedachten reeds in vele salons op
tafel liggen en in een verder verschiet in de
wachtkamers van wel-beklante doktoren en
tandartsen de daar gebruikelijke stapel tijd
schriften uit Noach's arke vervangen.
Uit diezelfde arke heeft Martien Beversluis
de Diersatyren van Zamacois gehaald.
Een „Moeder" als door mevr. Amy Gros
kamp-ten Have in haar roman (Hollandia-
drukkerij) ons geteekend wordt, was in
Noach's tijd ondenkbaar. Ze is helaas actueel
geworden. Er zullen er meer zijn thans, die op
haar gelijken. Mevr. Groskamp heeft geen bij
zonderen stijl, niet goed, niet slecht, vlot lees
baar en beschaafd. Maar zij heeft met een
scherpe intuïtie een moeder doorvorscht die,
lief en goed-willend toch de leiding van haar
kinderen kwijt raakt, die evenals haar man,
tenslotte langs haar heen leven. De tragiek is
dat zij te laat tot dat inzicht komt. Een boek
dat zijn nut kan hebben. Zoo ongemerkt. Daar
om een goed boek.
J. H. DE BOIS
Nieuwe boeken.
Eve Curie. Madame Curie. Haar leven en
werk. 405 pag. Nederl. bewerking van Willy
Corsari. Den Haag. Leopold's U. M.
Menschen van de Straat. Een bundel novel
len en verzen door versch. schrijvers. Foto's
van Piet Marée. Baarn. Bosch en Keuning.
Prof. Dr. P. Geyl. Geschiedenis van de Ne
derlandse stam. Deel III (van 1688-1751). 599
pag. A'dam Wereldbibliotheek.
Ivan Olbracht. Nikola Sjuhaj. Roman. Uit
het Tsjechisch vertaald door L. Aletrino. 282
pag. A'dam. Scheltens en Giltay.
De Dichters van het Jaar. Jaarboek onder
redactie van Anton van Duinkerken. Roel
Houwink en Vict. E. van Vriesland. Bloem
lezing uit tlidschriftwerk der jongeren. Smaak
vol uitgegeven plaouette. Amsterdam Bigot
en Van Rossum. N V.
Martien Beversluis. De Brug die Noord en
Zuid vereent. Declamatorium (geïnspireerd
door de nieuwe Mnerdiikbrug).
Van denzelfden schrijver: De Arke Noachs
Diersatyren 'naar het Fransch van Zamacois).
Beide boekjes in de Libellen serie van Bosch
en Keuning te Baarn.
GOEDKOOPE BRANDSTOFFEN VOOR
WERKLOOZEN EN ARMLASTIGEN.
Eierkolen en anthraciet.
Door de organisatie van brandstoffenhan-
delaren te Haarlem is besloten ten behoeve
van ondersteunden op vertoon van een legiti-
matiekaart, gedurende het stookseizoen 1937-
1938 goedkoope brandstoffen ter beschikking te
stellen en wel: l Eierkolen a 1.25 per H.L.,
afgehaald en 1.35 per H,L. thuisbezorgd: 2.
Anthraciet 8.15 a 1.25 per H.L.. afgehaald eu
1.35 per H.L. thuisbezorgd.
Een deel der handelaren geeft geen gelegen
heid tot afhaling.
Voor de werkloozen en armlastigen, die door
tusschenkomst van Maatschappelijk Hulpbe
toon hun ondersteuning ontvangen, geschiedt
de verstrekking op vertoon van de in hun be
zit zijnde legitimatiekaart. De georganiseerde
ondersteunde werkloozen kunnen een legiti
matiekaart verkrijgen door tusschenkomst
van het bestuur van hun organisatie.
JIIR. MOLLERUS SPREEKT VOOR
„MERCURIUS"
Op Woensdag 17 November zal in hotel Lion
d'Or voor den Nationalen Bond van Handels-
en Kantoorbedienden „Mercurius" spreken
jhr. dr. J. C. Mollerus, secretaris van de Ka
mer van Koophandel en Fabrieken over het
onderwerp „De samenstelling en werkwijze
van de Kamer van Koophandel".
DE NED. HERV. KERK TE
GEERTRUIDENBURG.
De Ned. Hervormde Kerk te Geertruiden-
berg verkeert in een toestand, die restauratie
dringend noodig maakt. Van R.K. zijde is
het voorstel geopperd om de kerk aan de
Katholieken over te doen. Het is echter te
begrijpen, dat de Protestantsche Gemeente
haar kerkgebouw, dat zooveel historische ge
beurtenissen en feiten doet voortleven, niet
wil afstaan.
Het restauratiefonds zal nu door een natio
nale inzameling worden versterkt om de nood
zakelijke herstellingen aan te kunnen brengen.
Bijdragen kan men storten op postrekening
no. 209950 ten name van ds. W. F. ten Brug-
gencate, Brandestraat 28, Geertruidenberg.
Oefening 117.
We beginnen deze
wekelijksche serie
met een krachtige
armoefening.
Staande met ge-
•U9U99q 9pt9.TdS
omdraaien naar
links, en met den
rechterarm een fel
-9§ 50o?ss>(oq u9[
ven. De linkerarm
zwaait hierbij naar
achteren. Daarna hetzelfde naar den ande
deren kant. Probeert u in een sneltempo
twintig krachtige stooten (met eenige voor
zichtigheid voor familie-verwikkelingen;
eenige verantwoordelijkheid nemen we niet
op ons!) Een gevaar bij deze oefening is, dat
u uw elleboog zoudt kunnen bezeeren; als
tijdens den stoot de duimzijde van de vuist
naar beneden gedraaid is, is daar aanmer
kelijk minder kans op.
Oefening 118
J Is héél moeilijk. Wilt u
de oefening op de juiste
rhythmische wijze laten
verloopen, dan eischt
dat een groote mate van
geoefendheid. We be
ginnen in licht gebogen
houding met de armen'
ontspannen (zie gestip
pelde figuur). Dan gaat
het bovenlichaam ach
terover, de armen zijwaarts, terwijl de knieën
diep gebogen worden. Onmiddellijk weer te
rug naar den eersten stand. Zoo doorgaande,
zonder onderbreking, alle deelen van de oefe
ning geleidelijk in elkaar over laten gaan.
Zeker twintig maal en steeds verder bet
lichaam achteroverover durven te laten
gaan..
Oefening 119.
Een pracht-
oefening voor
alle rompspie
ren! In spreid-
stand met de
armen hoog
vast langzaam
een kring be
schrijven voor
het lichaam
langs. De knieën
mogen niet ge
bogen worden
en toch moet u
probeeren in
den diepsten stand met de handen langs
den grond te strijken. En probeert u eiken
cirkel weer iets grooter te maken dan den
vorige. Er kan altijd nog wel een halve cen
timeter bij en het gaat juist om die aller
laatste beetjes, die met de grootst mogelijke
inspanning nog bereikt kunnen worden. Dus
ver strekken en rekken naar alle kanten;
dan hebt u er pas iets aan!
Oefening 120
is een rek-
oefening. De
teekening
spreekt eigen
lijk al voor
zichzelf,Twee
aan twee
voorovergaan
staan met de handen op eikaars schouders.
(Zooveel tusschenruimte. dat de armen na
genoeg gestrekt zijn). Nu zachtjes voerend
op en neer gaan, zoodat u het, niet al te
pijnlijk, voelt trekken in de betrokken spie
ren.
JULES KAMMEIJER.
Leeraar Lich. Opv. M. O.