ZONDERLINGE LEVENS Blijft Fit! Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 13 NOVEMBER 1937 EI A A R L E M'S DAGBLAD Franciscus Lievens Kersteman. ITALIë mag een Casanova en een Cag- liostro hebben opgeleverd, Frankrijk een Saint-Germain,, Duitschland een Jung- Stilling, ook Nederland heeft het zijne bijgedragen tot dien bonten groep van fan tastische gestalten die beter dan welk ander teeken des tijds ook, de bijna vermakelijke bijgeloovigheid illustreeren, welke de Euro- peesche geestesgesteldheid langer dan een eeuw heeft gekenmerkt. Internationaal van vervaardheid was hij niet, onze Franciscus Lievens Kersteman, die vrijwel aan de vergetelheid, was prijsge geven toen onlangs Dr. Ter Horst in een boeiende monografie zijn avontuurlijke per soonlijkheid terugriep op het tooneel der va- derlandsehe historie. Gewetenloos als zijn buitenlandsche broederen-in-de-zwarte-kunst was hij evenmin, integendeel: Kersteman heeft zijn practijken toegepast met een schelmsche goedmoedigheid van Hollandsch allooi, al nam hij het, zoomin als een Casa nova, erg nauw met den liefdestrouw en spe culeerde hij niet minder talentvol dan een Cagliostro op de grenzenlooze lichtgeloovig- heid van zijn landgenooten. Het spreekuur van Ludeman. Onze Balthasar Becker mocht in zijn „Be toverde Wereld" nogzoo zeer de dwaze angst voor de komeet van 1680, waaromtrent de gruwelijkste voorspellingen de ronde deden, hebben gehekeld, hij kon de diep in de volks ziel ingevreten angst voor hekserij en tooverij zelfs als in strijd met het waarachtig gods geloof hebben uitgekreten voor heidensch, men schudde mèt hem het hoofd om zooveel on verstand, maar tornde in alle stilte toch maar het wiegekussen los, om naar den hek- senkrans te speuren, omdat men toch nooit kon wetenSchichtig haastte de bur- ger-met-een-goed-,geweten zich op maan lichte avonden langs de verlaten landwegen, om toch vooral den onheilspellenden dans der witte wijven niet te behoeven aanschouwen. Men droeg amuletten tegen allerhande kwa len en gevaren, raadpleegde van tijd tot tijd den waarzegger of bracht een heimelijk be zoek aan één der planeetlezers, die elke stad in rüime mate telde. Ja, het mocht zelfs geen bijgeloof genoemd worden indien men een verbond met den duivel „om door hulpe des- selfs hetzij ofte vee te betooveren ofte onttoo- veren, te vloecken ofte zegenen", voor zeer wel mogelijk hield. Een amoureus jongmensch. Een man met het karakter en de talenten van Franciscus Lievens (Kersteman was de naam van zijn moeder, dien hij op aan dringen van zijn grootvader aan den eigen doopnaam toevoegde) had niet in een pas sender tijd ter wereld kunnen komen dan in de 18e eeuw. Hij was de geboren avonturier, charlatan, fantast en viveur, die los genoeg van de moraal stond om van tijd tot tijd te kunnen vergeten dat er een bestaat, maar genoeg scrupules kende om geen schurk te zijn. En bovendien verraden de streken, waar mee hij zijn beurs wist te vullen, een oolijk- heid die meer aan een Uilenspiegel dan aan een Cagliostro herinneren. Franciscus was bestemd voor de rechten studie en ging, na een driejarig onderwijs te hebben genoten, in de leer op een procureurs kantoor in Den Haag. Al gauw bemerkte zijn chef, dat hij dit welbespraakte en pientere jongmensch, dat zich uitstekend kon voor doen, behalve in dienst van Vrouwe Justitia zeer wel kon gebruiken in dien van den speelschen Cupido, waarbij de voortvarende Franciscus de belangen van zijn opdracht gever met zulk een ijver behartigde, dat deze „practische" rechtsopleiding wellicht een even ontijdig als ongemakkelijk einde had ge vonden indien de minnares van den rechtsge leerde onzen Franciscus niet in allerijl had weggewerkt toen de meester onverwacht zelf op bezoek kwam. Trouwens, kort daarna moest hij toch om andere penibele redenen het kantoor verlaten. Zoo zou het een leven lang gaan: geen plaats waar hij rust vindt, geen betrekking die hem duurzaam bevredi ging schenkt. Hij moet zwerven, van de hand in de tand leven en als een geboren gelukzoe ker zijn leven overgeven aan het lot, dat met de grillige wisseling van den zonderlingsten voorspoed en den kommervolsten tegenslag- een reeks van bont gebeuren samentoovert, dat te avontuurlijker schijnt voor de ervarin gen van één enkel menschenleven. Hij ver andert bijna evenveel malen van woonplaats als van geliefde: in Leiden heet zij Hansje, in Den Haag Francina niet wie het nota bene nog bijna tot een verloving komt dan weer is het Leentjète veel om op te noemen! Als een Cagliostro vlinderfladdert Reclame in de sfeer van liet nieuws. „De courant die eiken dag ant woord geeft op de algemeene vraag: „Wat is er voor nieuws?", waarborgt het omvangrijkste en meest ontvankelijke publiek voor den adverteerder," verklaarde eenigen tijd geleden een autoriteit op reclamegebied. hij door Nederland om de honing der liefde te puren uit de bloemkens van het vader- landsche vrouwelijk schoon. En wat zijn beroepen betreft: nu eens studeert hij rechten in Leiden en Parijs, dan neemt hij dienst als cadet, onderscheidt hij zich bij het beleg van Bergen op Zoom, wordt hij adjudant van den luitenant-generaal von Slippenbach en per mitteert hij zich de weelde er een livrei knecht op na te houden, die ii&ar den geest dier tijden het in geslepenheid verre van zijn meester wint en hem dan ook belang rijke, zij het dan ook minder oir bare, diensten bewijst. Straks na zijn ontslagneming uit den militairen dienst moet- hij zijn beste klee- dingstukken en zijn gouden horloge ver panden om niet van honger om te komen, hokt hij op een zolderkamertje in een Haagsche achterbuurt, om even later weer vroolijk en wel in Utrecht in de rechten te studeeren. Maar waar hij ook is, een leven lang achter volgen hem de schuldeischers. 't Is waar, deze avonturier die lang niet van talenten ontbloot is en allerminst arbeid schuw genoemd kan worden, weet meestal zichzelf uit den nood te helpen. Eens heeft hij naar de pen gegrepen en zich met een ver makelijke geschiedenis van de „Breda'sche Heldinne" verhalend de merkwaardige lot gevallen van Maria van Antwerpen, die als soldaat verkleed dienst nam zich de schuldeischers van het lijf gehouden. Nu, in Maarsen woonachtig, schrijft hij een historie „vol verbaazende gevallen en ongehoorde wreetheden" van den Ridder de Vial, die op het Breda'sche schavot het leven liet. of hij geeft de memoires uit van zijn onmiddels overleden generaal von Slippenbach alle maal verhalen vol kostelijke fantasie, die gretis aftrek vonden. Maar de onuitputtelijk- ste stof voor zijn zonderlinge verhalen zou hem eerst in den schoot worden geworpen na het overlijden van een gelukzoeker zonder weerga, den wonderdokter Johann Ltide- mann. In 1713 was Ludeman, zooals hij zijn naam later schreef, in Holland gekomen na zich verdiept te hebben in de astrologie en de in de occulte geschriften van den grooten Pa racelsus. In Amsterdam had hij zich met kwakzalverij en horoscopie binnen korten tijd een practijk weten te verschaffen waar meni ge medicus hem om benijd zou hebben, daar bij dapper terzijde gestaan door zijn levens gezellin Britta Breyer, een hysterica van de eerste soort, die de patiënten, welke den wonderdokter kwamen raadplegen, zoolistig wist uit te hooren onder het genot van een kopje koffie, dat het den planeetlezer doctor Ludeman niet moeilijk viel om daarna zijn diagnose zoowel als de horoscoop wonderwel in overeenstemming te brengen met de le vensomstandigheden van zijn patiënt. Lude mans spreekuur was een goudmijn, die hem in staat stelde en grand seigneur te leven. Uit aüe orden en standen kwamen de bezoekers om den begenadigden medicijnman die „de toekomst kende en de natuurkrachten des noods kon dwingen" te consulteeren. En Ludeman zorgde er wel voor, zich zoodanig met een waas van bovennatuurlijke ondoor grondelijkheid te omgeven, dat zijn cliënten wijd en zijd de faam van zijn wonder kracht uitbazuinden. De pseudo-Ludeman. Kort na Ludeman's overlijden in 1757 ver scheen een merkwaardig geschrift: „Spiegel der Waereld of geheime waarnemingen van den beruehten astrologist J. C. Ludeman, verdeelt in twaalf Brieven, geschreven aan meester Franciscus, waarin de wonderlijkste voorspellingen werden gedaan omtrent maat schappelijke gebeurtenissen, in een trant als deze: „meester Franciscus, ik schrik als ik ik om dab jaar (1784!) denk, ik zal het niet beleven, maar wat zal het dan ijselijk zijn! wat zullen er bloedtooneelen aanschouwt worden! Dat gekroont Hooft, dat zig zulke groote dingen voorstelt en op een vermeerde ring en uitbreiding van zijn magt tegen dien tijd schijnt te wagten, moet dan wel toe zien: het zou hèm kunnen gelden. Ik mag het niet klaerder zeggen, 't is mij verboden. De Planeten, mijn vrienden, zijn er vlak tegen Schrijver van deze bombast was onze Kersteman, die, gezien den enormen aftrek die Ludeman's „geheimenis" vond, zijn beurs door de lichtgeloovigheid der goe-ge- meente dusdanig gespekt zag, dat hij on middellijk een soortgelijk deeg in den oven legde: „Secreete Bijvoegsels of nodige Sleu tels voor de Twaalf Brieven", een tweede ver zameling kostelijke humbug, die natuurlijk niets verklaarde, maar lustig voortborduurde op het bonte stramien van Ludeman's boven- aardsche zienerschap. Onder de vermake lijkste titels heeft hij, telkens wanneer zijn financiën voorziening behoefden en dat gebeurde nogal eens zijn publiek dat nu eenmaal bedrogen wilde worden, onthaald op publicaties uit Ludeman's zoogenaamd na gelaten occulte geschriften. Nu eens luidde de titel „Astrologisch Testament", dan weer „Triumfzaal van astrologische voorzeggin gen", of „Goudmijn van Doctor Ludeman of bloemhof van astrologische geheimen, bij wijze van voorzeggingen geschreven aan Meester Franciscus". Op allerhande vernuf tige wijzen wist Kersteman aan deze schrif turen den schijn van authenticiteit te ge ven. Zoo teekende hij bij een der, in de „Na gelaten Brieventas van den alom vermaar den en hoogverdienstelijken Astrologist J. C. Ludeman" voorkomende brieven aan: „'tgeen er aan ontbreekt hebt gij de motten en mui zen te wijten". Natuurgetrouwer komt het niet! En inmiddels weet deze fantast aan de Hoogesehool te Harderwijk zoowaar den titel van doctor juris te verwerven, na er 6 weken als student* te zijn ingeschreven, wat trou wens in die jaren, toen ook de academische graad te koop was, niet zoo verbazingwek kend is. Als jurist maakte Kersteman lang niet zoo'n slecht figuur: de talrijke hand boeken, door hem samengesteld, schijnen zich gunstig te onderscheiden van wat in dien tijd gemeenlijk op rechtskundig gebied gepubliceerd werd. En wat zijn bekwaamheid als pleitbezorger aangaat, heeft het eer ge haperd aan de kieskeurigheid waarmee hij ..zaken in het reine" bracht dan aan vaar digheid in het „hanteeren" van het recht. In 1762 woont hij, gehuwd en wel, in Zaltbommel, waar hij eerst de jeugd en dit niet zonder talent had onderwezen, dan een betrekking van honorair professor in Heusden waarnam en inmiddels een „Boere- Studeerkamer of Rariteytenkraam der zotten en zottinnen" bij elkaar schreef, zoogenaamd een verzameling van commentaren op spreek woorden, in werkelijkheid echter een heke ling van personen, een boek dat hem her haaldelijk in ongelegenheid bracht. Als hij zijn advocatenpractijk weer op neemt, geeft deze hem ruimschoots gelegen heid langdurige reizen door het land te on dernemen en menig pikant avontuur te be leven, waarvan de rekening soms aan het Zaltbommeldsche domicilie wordt gepresen teerd en door de lankmoedige echtgenoote wordt voldaan. In Schoonhoven wordt hij plotseling gearresteerd. Bij zijn overbrenging per rijtuig naar Rotterdam loopt stad en dorp uit om den befaamden schrijver van de „Boere-Studeerkamer", die zich onderweg menige halte veroorlooft om de wijnkruik aan te spreken, van nabij te zien. 1775 is het, als het vonnis geveld wordt: dertig jaar ge vangenisstraf. Wonderwel weet Kersteman zich aan te passen en uit den nood een deugd te maken: hij schrijft verschillende werken, onderhoudt zich met zijn mede-gevangenen De uüile masch an ook. gektoucde stoffen als nieuw! Crackfree haalt de kleur van het stijfgoed op, alsof het weer gloed nieuw is. Crackfree maakt geen vieze witte vlekken. Crackfree ïs dun en hel der als water en dringt in de stof. Crackfree is edel-stijfsel! Fabr.: H.V. „Onder Ons", de Krim (0.) (Adv. Ingez MedJ en begroet tijdens de kermissen, als het Werkhuis en zijn bewoners bij wijze van pu blieke vermakelijkheid te bezichtigen zijn, talrijke oude bekenden, die zich onder de duizenden bezoekers bevinden, monter en hartelijk. Elf jaar later wordt hem zijn straf kwijt gescholden en met een afscheidsrede, die zijn medegevangenen tot tranen ontroert, neemt hij afscheid van het Werkhuis. Kersteman kan zich nog zoozeer voorgeno men hebben, een nieuw leven te beginnen, hij mag in de eerste weken, ontvankelijk voor natuurschoon als hij in hooge mate is, gedurende lange wandelingen langs eenzame landwegen, diep ontroerd zijn door de kleu renpracht van het landschap rondom hem als hij eenmaal in Amsterdam is, gaat het leven weer zijn ouden gang. Kort na zijn in- vrijheidsstelling heeft hij zich alweer zoo diep in de schulden gewerkt, dat zijn moege- dacht hoofd geen stof voldoende meer bij eengaren kan om met de vruchten van zijn fantasie in zijn onderhoud te voorzien. Ver magerd door gebrek en gekweld door een borstkwaal weet hij geen anderen uitweg meer dan een onderdak te vragen bij de Be delaars-doelen, dat hem, als gebruikelijk, drie dagen lang wordt verleend. Kersteman onder de landloopers. Kort daarna huist hij in een landloopers- herberg, de „Oranjebom" aan het Fransche Pad, berooid, uitgeput en lijdend.... Nog eenmaal schijnt, na een verpleging in het „Willige Werkhuis", waar bevriende hulp met moeite een plaats voor hem veroverd heeft, de vlam van zijn rusteloos leven op te flikkeren. Op een eenvoudig kamertje schrijft hij aan zijn mémoires: „Het leven van L. F. Kersteman, professor honorair en Doctor der beide rechten. Betrekkelijk tot alle onderscheidene tijdperken, waaronder zijn wonderbare lotgevallen, die in verschil lende gelegenheden, gebeurd zijn, door hem zeiven beschreven." Kort daarop overlijdt de schrijver van deze wonderbare lotgevallen, wiens boek moeilijk fantastischer kan zijn dan zijn leven, dat hoe dan ook geleefd, de verdienste heeft ge had, aan Nederland een Cagliostro, een avon turier van het zuiverste ras te hebben ge schonken. C. J. E. DINAUX. Otto van Neyenhoff filmt met zijn staf de „Schatten van Lombok", in het Rijks museum, voor het knappe filmpje, dat hij over dit museum vervaardigde. Heb is zaak, vóór wij geheel bedolven raken onder de belletrie, die de Novembermaand over de redactietafels pleegt uit te strooien, een oogenblik stil te staan bij enkele werken die niet op kunstzinnigheid of ontspannings- waarde getoetst kunnen worden doch tot de „goede" boeken behooren die men niet graag veronachtzaamd zou zien. De pure litteratuur verschijnt tegen Sinter klaas met volle muziek en vliegende vaandels, in den tros loopen ook een paar marketent sters mee, maar het is over het geheel geno men een schoone optocht, deze Aufzug dei- Litteratoren! Terwijl we dit schrijven valt van den productieven uitgever Querido een drietal deelen op ons schrijftafeltje: van Gerard van Eckeren „De Parade gaat door"; van Emmy van Lokhorst „Van aangezicht tot aangezicht" van Du Perron „De man van Lebak". Alle drie boeken waar geen referent zich met een paar regeltjes van kan afmaken en die we dus even ter zijde leggen. Om voor het oogenblik de aandacht te vragen voor een interessante bio grafie van een zeer bijzondere vrouw, het leven van Madame Curie, die na haar man profes sor was aan de Sorbonne, en zelve de Nobel prijzen voor physica en chemie zich toegekend zag. Het werd beschreven door haar dochter met een haast wetenschappelijke exactheid, die niet verhindert dat de historie van deze „wereldberoemde vrouw" zich als een lierzang- op den eenvoud van een grooten geest lezen laat, een eenvoud die door geen roem bedor ven kon worden en ook de kunst „beroemd te zijn" niet verstond. Het wezenlijke in deze buitengewone figuur, in deze Poolsche Marya Sklodowski die latei- de vrouw en helpster van Pierre Curie zou zijn, is van zoo zeldzame grootschheid, dat haar le vensverhaal, meer dan welke roman ook, den lezer tot belangstelling dwingt, die tot een eerbiedige bewondering uitgroeit naarmate men verder leest. En dit geldt ook voor wie chemie en physica minder vertrouwd zijn dan de schoone letteren. Misschien zelfs zouden wij juist den laatsten de lezing willen aanbevelen Van anderen aard is het belangrijke stuk- arbeid van Professor Geyl, door de Wereld bibliotheek uitgegeven. Het is het derde deel van zijn Geschiedenis van tie Nederlandsche stam. Zij die met zooveel genoegen de histo rische romans van mevr. Van Ammers Küller hebben verslonden vinden in dit deel een we tenschappelijke voorbereiding tot de door haar behandelde perioden. Waarbij men zich niet door het woord wetenschappelijk moge laten afschrikken. De geleerde schrijver verstaat de kunst, zonder onwetenschappelijk te worden, boeiend te zijn als het leven zelf. Het politiek- economische van een tijdvak kan even inte ressant en levendig belicht worden als de his- torisch-anecdotische zijde ervan. Dit werk be wijst het weer. Het is daarenboven aardig ge ïllustreerd. Zoo viel het oog op een oude prent die er in gereproduceerd staat, waarop wordt voorgesteld hoe één der groote grachtenhuizen tijdens een kleine oneenigheid tusschen ver schillende deelen der burgerij leeggehaald en geplunderd wordt. Het is zoowaar haast een scène uit één der laatste boeken van mevr. Van Ammers. Kleerenkasten, ledikanten, ta fels. van alles wordt zonder eenig overleg de ramen uit en de straat op gekeild. Uit alle vensters hangen de ijverige „verhuizers" en gunnen elkaar blijkbaar de beurt niet, want de groote meubelen worden door allerhand kleine zaken vergezeld, en op de straat, vóór het huis hoopt zich een enorme stapel op van restanten van wat eens meubels waren. Op de foto's van verwoeste Spaansche straten, die men thans in de kranten vindt, is het niet. zulk een uitgerekende particuliere verniel zucht als onze brave voorouders konden ten toonspreiden. Men zou daaruit misschien kunnen afleiden, dat wij zij het zeer lang zaam vooruitgaan, nu ook het vernielen meer grondig in zijn werk gaat. Al blijft het resultaat vrijwel gelijk. Op de straat zelve is op het prentje verder geen sterveling te zien: de activiteit blijft binnenskamers beperkt. Wat nog zoo vreemd niet is want ook tijdens onze republiek ging niemand graag wandelen, waar het kasten en tafels regende. Overigens heeft onze belangstelling voor het leven van de straat allerminst geleden. Dat bewijst de lijvige bundel door Bosch en Keu ning onder den titel Menschen van de straat, uitgegeven. Verschillende novellisten hebben daaraan meegewerkt en het zal niemand ver wonderen dat M. J. Brusse die zijn geheele leven „onder de menschen" gezeten heeft, de rij opent. Vogels van diverse pluimage volgen met verhalen van groote en kleine menschen wier doening met de straat in verband ge bracht kan worden Het is een zeer onderhou dende lectuur geworden al werkt dit vangen onder één hoedje soms heel eventjes afwerend.) Door de samenvoeging van deze min of meer litteraire stukken met een reeks waarlijk schoone foto's van menschen van de straat in hun handel en wandel (door Piet Marée) heeft% dit royaal uitgevoerde boek eenigszins het ka rakter van een étagère-meubel gekregen. Wij zien het in gedachten reeds in vele salons op tafel liggen en in een verder verschiet in de wachtkamers van wel-beklante doktoren en tandartsen de daar gebruikelijke stapel tijd schriften uit Noach's arke vervangen. Uit diezelfde arke heeft Martien Beversluis de Diersatyren van Zamacois gehaald. Een „Moeder" als door mevr. Amy Gros kamp-ten Have in haar roman (Hollandia- drukkerij) ons geteekend wordt, was in Noach's tijd ondenkbaar. Ze is helaas actueel geworden. Er zullen er meer zijn thans, die op haar gelijken. Mevr. Groskamp heeft geen bij zonderen stijl, niet goed, niet slecht, vlot lees baar en beschaafd. Maar zij heeft met een scherpe intuïtie een moeder doorvorscht die, lief en goed-willend toch de leiding van haar kinderen kwijt raakt, die evenals haar man, tenslotte langs haar heen leven. De tragiek is dat zij te laat tot dat inzicht komt. Een boek dat zijn nut kan hebben. Zoo ongemerkt. Daar om een goed boek. J. H. DE BOIS Nieuwe boeken. Eve Curie. Madame Curie. Haar leven en werk. 405 pag. Nederl. bewerking van Willy Corsari. Den Haag. Leopold's U. M. Menschen van de Straat. Een bundel novel len en verzen door versch. schrijvers. Foto's van Piet Marée. Baarn. Bosch en Keuning. Prof. Dr. P. Geyl. Geschiedenis van de Ne derlandse stam. Deel III (van 1688-1751). 599 pag. A'dam Wereldbibliotheek. Ivan Olbracht. Nikola Sjuhaj. Roman. Uit het Tsjechisch vertaald door L. Aletrino. 282 pag. A'dam. Scheltens en Giltay. De Dichters van het Jaar. Jaarboek onder redactie van Anton van Duinkerken. Roel Houwink en Vict. E. van Vriesland. Bloem lezing uit tlidschriftwerk der jongeren. Smaak vol uitgegeven plaouette. Amsterdam Bigot en Van Rossum. N V. Martien Beversluis. De Brug die Noord en Zuid vereent. Declamatorium (geïnspireerd door de nieuwe Mnerdiikbrug). Van denzelfden schrijver: De Arke Noachs Diersatyren 'naar het Fransch van Zamacois). Beide boekjes in de Libellen serie van Bosch en Keuning te Baarn. GOEDKOOPE BRANDSTOFFEN VOOR WERKLOOZEN EN ARMLASTIGEN. Eierkolen en anthraciet. Door de organisatie van brandstoffenhan- delaren te Haarlem is besloten ten behoeve van ondersteunden op vertoon van een legiti- matiekaart, gedurende het stookseizoen 1937- 1938 goedkoope brandstoffen ter beschikking te stellen en wel: l Eierkolen a 1.25 per H.L., afgehaald en 1.35 per H,L. thuisbezorgd: 2. Anthraciet 8.15 a 1.25 per H.L.. afgehaald eu 1.35 per H.L. thuisbezorgd. Een deel der handelaren geeft geen gelegen heid tot afhaling. Voor de werkloozen en armlastigen, die door tusschenkomst van Maatschappelijk Hulpbe toon hun ondersteuning ontvangen, geschiedt de verstrekking op vertoon van de in hun be zit zijnde legitimatiekaart. De georganiseerde ondersteunde werkloozen kunnen een legiti matiekaart verkrijgen door tusschenkomst van het bestuur van hun organisatie. JIIR. MOLLERUS SPREEKT VOOR „MERCURIUS" Op Woensdag 17 November zal in hotel Lion d'Or voor den Nationalen Bond van Handels- en Kantoorbedienden „Mercurius" spreken jhr. dr. J. C. Mollerus, secretaris van de Ka mer van Koophandel en Fabrieken over het onderwerp „De samenstelling en werkwijze van de Kamer van Koophandel". DE NED. HERV. KERK TE GEERTRUIDENBURG. De Ned. Hervormde Kerk te Geertruiden- berg verkeert in een toestand, die restauratie dringend noodig maakt. Van R.K. zijde is het voorstel geopperd om de kerk aan de Katholieken over te doen. Het is echter te begrijpen, dat de Protestantsche Gemeente haar kerkgebouw, dat zooveel historische ge beurtenissen en feiten doet voortleven, niet wil afstaan. Het restauratiefonds zal nu door een natio nale inzameling worden versterkt om de nood zakelijke herstellingen aan te kunnen brengen. Bijdragen kan men storten op postrekening no. 209950 ten name van ds. W. F. ten Brug- gencate, Brandestraat 28, Geertruidenberg. Oefening 117. We beginnen deze wekelijksche serie met een krachtige armoefening. Staande met ge- •U9U99q 9pt9.TdS omdraaien naar links, en met den rechterarm een fel -9§ 50o?ss>(oq u9[ ven. De linkerarm zwaait hierbij naar achteren. Daarna hetzelfde naar den ande deren kant. Probeert u in een sneltempo twintig krachtige stooten (met eenige voor zichtigheid voor familie-verwikkelingen; eenige verantwoordelijkheid nemen we niet op ons!) Een gevaar bij deze oefening is, dat u uw elleboog zoudt kunnen bezeeren; als tijdens den stoot de duimzijde van de vuist naar beneden gedraaid is, is daar aanmer kelijk minder kans op. Oefening 118 J Is héél moeilijk. Wilt u de oefening op de juiste rhythmische wijze laten verloopen, dan eischt dat een groote mate van geoefendheid. We be ginnen in licht gebogen houding met de armen' ontspannen (zie gestip pelde figuur). Dan gaat het bovenlichaam ach terover, de armen zijwaarts, terwijl de knieën diep gebogen worden. Onmiddellijk weer te rug naar den eersten stand. Zoo doorgaande, zonder onderbreking, alle deelen van de oefe ning geleidelijk in elkaar over laten gaan. Zeker twintig maal en steeds verder bet lichaam achteroverover durven te laten gaan.. Oefening 119. Een pracht- oefening voor alle rompspie ren! In spreid- stand met de armen hoog vast langzaam een kring be schrijven voor het lichaam langs. De knieën mogen niet ge bogen worden en toch moet u probeeren in den diepsten stand met de handen langs den grond te strijken. En probeert u eiken cirkel weer iets grooter te maken dan den vorige. Er kan altijd nog wel een halve cen timeter bij en het gaat juist om die aller laatste beetjes, die met de grootst mogelijke inspanning nog bereikt kunnen worden. Dus ver strekken en rekken naar alle kanten; dan hebt u er pas iets aan! Oefening 120 is een rek- oefening. De teekening spreekt eigen lijk al voor zichzelf,Twee aan twee voorovergaan staan met de handen op eikaars schouders. (Zooveel tusschenruimte. dat de armen na genoeg gestrekt zijn). Nu zachtjes voerend op en neer gaan, zoodat u het, niet al te pijnlijk, voelt trekken in de betrokken spie ren. JULES KAMMEIJER. Leeraar Lich. Opv. M. O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9