Rechter zonder genade FEUILLETON door GEORG FROESCHEL. 35) DRIE SIGARETTEN. Irma liep door de Dorotheenstrasse, voorbij het Rijksdaggebouw, over de brug, de lange, verlaten Chaussée langs. Zij liep met kleine onregelmatige passen, bleef staan, hijgde naar adem, keek rond of ze geen taxi zag, had geen stem genoeg om er een aan te roepen, wenkte met smeekende gebaren geen chauffeur, die haar zag, liep verder. Brandend heet was de morgenzon, kleine plasjes, die van den nach telijken regen overgebleven waren, lagen over al. Zij zag ze niet, stapte er vaak in, voelde het koude water tegen haar kousen opspotten, wist dat ze er na elk kruispunt meer verwaarloosd, meer nerveus en gejaagd uitzag maar ze had de kracht niet om stil te staan en te wachten totdat haar hart weer normaal sloeg en tot haar handen weer sterk genoeg waren om haar hoed recht te zetten en haar mantel dicht te knoopen. Zij liep als een kind, maar ze voelde en dacht voor de eerste maal als een rijpe vrouw. Haar afwezigheid, die zoete atmosfeer van gedach- tenlooze droomerijen was gestoord geworden Haar ziel was niet blind, voor den eersten keei besefte zij het gevaar, zag zij in de toekomst en begreep zij dat een smadelijke ondergang on afwendbaar was. Alles wat haat onkwetsbaai gemaakt had, haar vegetatieve rust haar on schuldige kinderlijkheid was weggevaagd ge worden. een opgejaagde, hulpbehoevende vrouw liep langs de straat en besefte bij elke stap meer en meer, dat er geen redding was. Een paar minuten na negenen bereikte zij het gerechtshof. „Ik zou graag den arrondisse- ments-rechter spreken", zei zij in de anti chambre zonder te weten of iemand haar hoorde. „Rechter Questenberg is nu niet te spreken, U moet buiten wachten," antwoordde de bode. „Ik moet hem spreken, ik ben Irma Stiewe- kind." Onmiddellijk daarop stond Questenberg op den drempel. Toen de bode hem den naam noemde had de rechter direkt voor Irma de deur geopend, hoffelijk, hulpvaardig, met de beminnelijkheid waarmede men een bevriende dame ontving, maar zonder eenig idee van wat het doel van haar bezoek kon zijn. Zelfs toen zij naast hem bij de schrijftafel stond werd hij door geen voorgevoel beangstigd. Zijn zucht tot zelfbehoud had de zaak Rittenwald in een mantel van gewilde vergetelheid ge huld, geen schulbesef ontwaakte in hem toen Irma daar naast hem stond. „Waarmede kan ik U van dienst zijn, Me vrouw? U ziet er heel anders uit, is U iets over komen?" Hij schoof een stoel voor haar aan. Zij bleef staan, reikte hem het verkreukte papier, dat zij in de hand gehouden had. Hij vouwde het open, vloog met zijn oogen over de eisch voor echtscheiding, zijn eigen naam sprong onder die van de andere getui gen naar voren, en hij wist op datzelfde mo ment met onherroepelijke zekerheid, dat hij verloren was. Uiterlijk bewaarde hij zijn kalmte. Hij draai de zich slechts een weinig naai* het licht als om beter te kunnen lezen. Doch hij las niet verder, hij wist alles. Hij wist, welke gebeur tenissen door de justitieele formaliteiten nu volgen moesten, hij wist in welk een doodelij- ken strik hij nu gevangen zat, en hij wist tege lijkertijd nog meer Wat hij in de zaak Ritten wald misdaan had werkte na, zou nu tot eer. uitbarsting komen Als een mystieke herhaling stond dat. wat hij terwille van hel recht ge daan had weer voor hem, groeide tot een ring, hij moest het gelag weer aan het recht betalen. Wat nu geschiedde was rechtvaardig. De rechter liet het stuk papier zinken, keer de zich om naar Irma en vroeg„Uw man laat mij als getuige oproepen. Heeft U hem iets van de verhouding, die tusschen ons bestaan heeft, verteld?" Met een koele stem sprak Questenberg, als een advocaat, die in den aard van zijn beroep op de hoogte gebracht wil worden. „Neen, ik heb Stiewekind niets gezegd." „Gelooft U, dat hij een bepaalde reden voor zijn verdenking hebben kan?" „Ik weet het niet Questenberg bedacht alle mogelijkheden met de geschoolde logica vanden rechter van in structie. Het was zeer onwaarschijnlijk, dat Stiewekind iets afwist van dat uur dat Irma bij hem doorgebracht had. De aanklacht be vatte geen nadere bijzonderheden; Stiewe- kind's raadsman liet twintig mannen als getui gen voor de zitting oproepen. Dat ook een rechter in zulk een onaangename positie ge bracht moest worden, bewees slechts de too- melooze verbittering van den man. Hij wou zich coute que coute van zijn vrouw ontdoen, wilde haar voor goed en zonder eenige ver plichting van haar bevrijd zijn en gebruikte het gerécht om hem de wapens tegen haar te verschaffen. Wie was deze Stiewekind-. hoe had hij voor heen met deze teere. kinderlijke vrouw ge leefd? De rechter zag op eens in, dat hij niettegen staande alles wat tusschen hen gebeurd was, hij in haar slechts de getuige in de affaire Rit tenwald gezien had. Irma Stiewekind. geboren Erasmus, drie en twintig jaar oud, gehuwd, protestant zoo had het in het protoko] ge staan en dat was alles, wat hij van haar afwist. „Vreemd onmenschelijk is dat, hoe is het feitelijk gekomen?" dacht de rechter en druk te de linkerhand tegen zijn slaap waarachtei hij een droge, borende pijn begon te voelen „ik moet nu alles van haar te weten zien te komen, nu moet ik haar eerst goed leeren ken nen. voordat ik een beslissing neem." Hii bekeek haar alsof hij haar voor het eerst van zijn leven zag, hij nam in zich op wat 'haar gezicht, haar handen, haar kleeding, haar schoenen hem van haar persoonlijkheid verraden konden. Daarop begon hij haar over haar jeugd, haar huwelijk te ondervragen en dwong haar hem uitvoerig de gebeurtenissen van de laatste weken, van het moment af, dat zij in de flat van Martina binnengedrongen was, tot aan dat waarop de postbode haar den eisch tot echtscheiding overhandigd had, te vertellen. In het begin antwoordde zij aarzelend, on zeker en vaak met een zacht „ja" of „neen", wachtte met angstige oogen Questenberg's vra gen af, voelde zich en sprak als een beklaagde bij een verhoor. Later nam haar bevangen heid af, en zij schilderde hem op een lang zame, eenvoudige manier, wat zij in de laat ste weken beleefd had, Het bleek dat zij zeer goed besefte waarom Stiewekind haar verlaten had en dat zij een zeer goed idee omtrent haar eigen waarde had. Zij vatte de verhouding, die tusschen Stiewekind en Martina Plöhn be stond samen in de eenvoudige formule: „Hij wil haar trouwen, omdat zij interessanter is dan ik", en gaf het duidelijkste beeld van wat er in haar omging met de zin: „Ik kan hem niet de vrijheid geven, omdat ik zonder hem niets ben." Hoe langer zij sprak, des te meer deed het haar goed te spreken. De ontzettende vertwijfeling, die haar hier gebracht had, ver dween, zij zag nog geen uitweg, geen mogelijk heid tot redding, maar daar Questenberg zoo rustig vragen, zoo rustig aanhooren kon. moest hij zeker toch wel kunnen helpen. Hij stelde haar niet teleur. Toen zij het laatste urn- beschrijven wilde en vertelde: „Er werd gebeld, ik opendeonderbrak hij haar: „Ja, dat was de postbode met de aan klacht." Toen zweeg de rechter, ging in een cirkel de kamer rond, tweemaal, driemaal, en bleef voor Irma staan die zwijgend wachtte. Zijn jukbeenderen staken scherp uit de wan gen. de handen hield hij plat op zijn borst. „Waf een beenige groote handen heeft hij", dacht Irma en verzonk in zijn blik, dien hij strak op haar gezicht gericht had. „Nu weet ik alles", zei hij, „alles. Maar om trent één ding moet ik nog zekerheid hebben. Zult U mij de zuivere waarheid vertellen?" „Ja". „Waar ik U over vragen zal ligt ver achter ons, U heeft het echter niet vergeten. U her innert het zeer goed en U zult het mij vertel len. hoe het was. De volle en zuivere waarheid ja?" ,,J a". „Dus vertelt U mij. Heeft U indertijd in Augustus, toen in Uw huis inbraak gepleegd werd, heeft U toen den inbreker op de trap gezien?" „Neen". „Waarom heeft U hem niet gezien?" „Omdat het donker was op de trap". „Brandde er dan geen licht." „Neen". „Waarom brandde de trap-verlichting niet meer?" „Omdat Bruno Seiffart, nadat ik de voordeur voor hem geopend hadmmij", ze aarzelde, „mij teruggehouden had Questenberg gaf haar een wenk om niet verder te gaan, deze bekentenis behoefde hij haar niet in alle details af te dwingen. Hij had nog een vraag: „Heeft U dus de Karl Rit tenwald, die U bij mij en later in de rechtzaal gezien heeft, niet herkend?" „Neen, want ik kende hem niet." Questenberg liet zijn handen zakken, draai de zich op zijn hielen om, zoodat zijn gezicht naar den witgekalkten muur gekeerd was, streek met den wijsvinger over de korrelige kalk, alsof hij naar een grendel zocht van een deur, die hem zijn vrijheid geven kon. Steil, koud en wit stond de muur van zijn werk kamer voor hem, er was geen uitweg, hij was doodgeloopen, Met een gebaar teekende hij, zooals hij reeds eenmaal gedaan had een groot liggend kruis in de lucht, zette het onverbid delijke slot-teeken onder de affaire Ritten wald. (Wordt vervolgd.) Méér dari 200 personen werden gedood bij het jongste luchtbombardement van Barcelona. Een der groote huizen, welke door de ontploffingen geheel vernield werden Over de hindernis tijdens de groote steeplechase, welke te Plumpton (Eng.) werd verreden Het huwelijksgeschenk der Koninklijke Landmacht aan het Prinselijk Echtpaar, bestaande uit een kamerscherm, werd Maandag door de desbetreffende commissie onder leiding van luit. generaal jhr. VV. Röell (x) ten paleize Soestdijk aan Hunne Koninklijke Hoogheden aangeboden De oud-minister van Oor log, gep. luit. generaal N. Bosboom, is te Den Haag overleden in den ouderdom van 82 jaar De geweldige bandjir, welke Tampanoeli op West Sumatra teisterde, is de hevigste sinds menschen- heugenis. De rivier Mompang werd veranderd in een menigte neergesleurde woudreuzen De delegatie, welke Maandag ten paleize Soestdijk het huwelijksgeschenk der Kon. Land macht aan het Prinselijk Echtpaar aanbood, verlaat na de de aanbieding het paleis, waar Z. K. H. Prins Bemhard zijn gasten op het bordes uitgeleide deed Maandagmiddag vond de promotie plaats van de door den Senaat der Amsterdamsche Universiteit ter ge legenheid van de Vondelherdenking benoemde eere-doctoren in de letteren en wijsbegeerte De Koning en de Koningin van Enge land verlaten het kerkgebouw te Wal den Bury, waar het vorstelijk echtpaar het weekend doorbracht

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9