Mr. Geseling tegen verruiming van echtscheiding. Van vijf bankbiljetten zes gemaakt. Met mijn tante in de tea-room. Minister Patijn verdedigt den Volkenbond. DONDERDAG 25 NOVEMBER 1937 HAARDE M'S D A G B E A D TWEEDE KAMER Vreemdelingenwet voorloopig niet op de helling. Justitie goedgekeurd. Sociale Zaken thans aan de orde. DEN HAAG Woensdag. Minister G o s e 1 i n g kent het klappen van de parlementaire zweep. Als Kamerlid behoor de hij tot de sprekers, wier redevoeringen d'oor bouw, inhoud en ook wijze van voordracht meestal het aanschouwen alleszins waard waren. Thans, achter de Ministerstafel, komt hem zijn ervaring als spreker in 's lands ver gaderzaal goed te pas. Ook wie het op som mige punten geenszins met hem eens waren, moesten erkennen, dat hij een bijzonder knap betoog had geleverd. Mr. C. M. J. F. Goseling Minister van Justitie Na eerst even enkele puntjes behandeld te hebben (zoo wees hij er op, dat er heusch niet te veel wordt overgegaan tot het „preventief nekken" van verdachten), kwam hij aan een van de beide door hem te behandelen hoofd punten toe: rechten en plichten van hier te lande vertoevende "vreemdelingen. In dit ver band begon hij met de kwestie van politieke propaganda door buitenlanders. Met betrek king tot he vraag, wat er ook aan hier ge- importeerde geschriften op dit gebied al of niet toelaatbaar is, dient beslist aan de hand van wat in dezen de eerste en hoogste norm hoort te zijn: ons eigen staatsbelang. Waak zaamheid is zeker geboden en zoo noodig zal men ingrijpen, doch beter ware nog (wat de Minister 't liefst zou bereiken) als door over leg met Duitschland een regeling te tref fen ware. Intusschen zal uitbreiding van ons wettelijk arsenaal, indien dit op dit punt on ontbeerlijk mocht blijken, niet achterwege blij - !j#n. Mr. Goseling stipte verder aan, dat van communistische zijde evenzeer de gevaren be staan, waarop Mr. v. d. Goes v. Niaters meer bepaaldelijk met betrekking tot fascisten en fascisme had gewezen. Wat verder het vreemdelingenvraagstuk aangaat, gaf de Minister te verstaan, dat z.i. van de term „asylrecht" misbruik wordt ge maakt en men daaraan veelal de kromste be grippen verbindt. De Regeering verleent asyl. Dat is de juiste karakteriseering. Mr. Gose ling erkent, dat de praktijk op het gebied van het vreemdelingenrecht anders is als de tekst van de wet van 1849 zou doen vermoeden. Men heeft echter wel te bedenken, dat de Regeering, die voor rust, orde, veiligheid en openbare zedelijkheid in eigen land heeft te waken, o.m. moet overwegen of het wel ver standig is het schip op te kalefateren midden in den storm: we beleven '11 dusdanige po litieke storm in Europa, dat ons land heel wat vreemdelingen binnen ziet komen. Nu kon voorop gesteld, dat de overgroote meerderheid van de honderdduizenden vreemdelingen; die hier vertoeven, geen moeilijkheden oplevert. Maar vreemdelingen, wier verblijf geyaren met zich mee lean brengen, hoeven we toch zeker niet hier te houden en nu dient om trent wegens politieke redenen hierheen uit geweken vreemdelingen, die wel moeilijkheden kunnen veroorzaken, toch onderzocht hoe het met hen precies gesteld is. Dat zonder nood zaak, zonder dat 's lands belang het vordert, uitzettingen van tot dien groep behoorende vreemdelingen zouden plaats hebben, ontkent de Minister. Deze meent overigens dat het heusch niet van een „eng-nationalistisch standpunt" getuigt als de Regeering ons land t.a.v. politieke vreemdelingen bovenal den rol van „doortrek- en doorlaat-land" wil laten vervullen, gezien ook onze aardrijkskundige ligging en zeer dichte bevolking. Met betrekking tot een door een commissie uitgebroed voorontwerp, tot wijziging van de vreemdelingenwet heeft de Regeering haar standpunt nog niet bepaald. Wel meent zij onder de huidige omstandigheid een geheel nieuwe regeling niet voor haar verantwoor ding te kunnen nemen. De Minister is natuur lijk voor een menschelijk optreden tegenover vreemdelingen, maar hij gelooft ook zich zoo nu en dan te moeten houden aan het parool van dr. Seipel „Nur fceine Milde". Het was be grijpelijk dat Mr. Donker (s. d.) in repliek verklaarde met gemengde gevoelens geluisterd te hebben naar deze uiteenzettingen van den bewindsman, die immers tenslotte geen en kele concrete toezegging tot verbetering van het vreemdelingenrecht had gedaan en wel be schouwd, misschien eerdere nog den indruk kon maken vooral te willen ontkomen aan het verwijt (buiten, maar ook binnen zijn de partement) van te minzame gastvrijheid, te geringe waakzaamheid tegenover politieke vluchtelingen. En nu het tweede hoofdpunt van zijn rede: het echtscheidings- en dus tevens het huwe- lijksvraagstuk. Wezen en doel van het huwe lijk, zoo zeide hij, moet immers bij beschou wingen over het scheidings-probleem het uit gangspunt zijn. En nu dient men op den voor grond te plaatsen, dat het huwelijk is en moet zijn de eerste en voornaamste natuurlijke ge meenschap. Zeker kan bij aanvaarding van de aan die gemeenschap te stellen hoogere vor men vergemakkelijking van verbreking dei- huwelijksbanden niet verwezenlijkt worden. In elk geval was het heel duidelijk uit Mr. Go- seling's betoog, dat het door h et huidige ka binet ingenomen standpunt geen verruiming van de echtscheidingsgronden, ook niet-in ge val van ongeneeslijke krankzinnigheid, in onze wetgeving toelaat. Als men komt aanzet ten met bepaalde gevallen, waarin een straffe regeling tegen echtscheidingsmogelijkheden toch wel heel hard kan zijn, voert de Minis ter van Justitie hiertegen aan, dat men een en ander toch vooral niet te individualistisch, te zeer aan de hand van eenige nietige geval len moet bekijken Begrepen we hem goed, dan is hij alleen van plan door middel van wetswijziging paal en perk te stellen aan de huidige procedure in de praktijk, waardoor zonder bewijslevering van overspel, dank zij verstek laten gaan en enkel voudige bekentenis, echtscheiding berekkelijk heel vlot te bereiken valt. De Minister heeft heel de materie nog in studie en die kan nog wel wat tijd vergen. Mr. Goseling besloot zijn uiteenzetting met de opmerking, dat de ernstige wil om in onder linge harmonie de groote levensgemeenschap op te bouwen, zooveel mogelijk moet worden opengehouden, vooral ook met het oog op het belang van het opgroeiend geslacht. Van de replieken zij alleen nog aangestipt, dat Mr. Rost v. Tonningen (nat. soc.) o.m. de bewering lanceerde, dat zijn partij vrij is van anti-semietisme. Over beraadslagingen bij de afdeelingen van deze begrooting valt zeer weinig te vermelden. Tegenover Mr. Donker (s.d.)die waakzaam heid en eventueel het treffen van maatrege len tegen fascistische gezinde rechterlijke functionarissen en 'n minder willekeurige toe passing' van het op zichzelf zeer goede uni- formverbod bepleitte, voerde de Minister van Justitie aan, dat al is die waakzaamheid niet overbodig, er op het oogenblik toch geen reden bestaat om speciale maatregelen te treffen en dat men over het algemeen in dezen niet al te zwaartillend moet wezen. Groot onrecht ge schiedt er i.z. het uniformverbod niet en wat leekenrechtspraak aangaat waarvan Mr. Donker voor 'n bepaalde materie niet afkeerig bleek kreeg de s.d. spreker te hooren, dat de leeken niet passen op den stoel der rechters van professie. Heelemaal aan het slot van de beraadslagingen over de Justitie-begrooting klaagde de a.r. v. d. Zaal over ontstellende toeneming van het aantal bewoners van woon schuiten en woonwagens; op dit- gebied zou er te veel voorvallen in strijd met de betref fende wetsbepalingen. Aan het verzoek om aan dit vraagstuk zijn volle aandacht te wil len wijden kan de Minister zoo merkte hij op zijn gebruikelijke humoristische wijze op moeilijk voldoen, aangezien hij dan aan al het andere wat tot zijn taak behoort heelemaal niets meer zou mogen doen, doch misschien kon hij den spreker voldoen met toe te zeggen, dat hij er „ernstige" aandacht aan zou geven. De begrooting ging er z. h. st. door. Maar reeds zat zijn ambtgenoot van Sociale Zaken, Mr. R o m m e klaar om naar aanleiding van de bewering van den heer Woudenberg (nat. soc.), dat de Regeering niets doet op het gebied van werkloosheidszorg en bestrijding eenige sprekende cijfers, ter weerlegging van dergelijk beweren, ten beste, te geven. Voor verhooging van brandstoffentoeslag 450.000, voor verbetering van de steunregeling 3 mil- lioen en verder een nieuwe credietverleening van 30 millioen aan het werkfonds. Bij de afdeeling „Arbeid" beval de heer Kupers (s.d.) verkorting van werktijd als een der middelen ter bestrijding van de werk loosheid aan. Dat de Minister het indienen van een voorstel tot wettelijke regeling van de vacantie vierkant had afgewezen mishaagde dezen afgevaardigde dermate, dat hij met een motie voor den dag kwam om de Regeering uit te noodigen alsnog een dergelijk wetsont werp in te dienen. E. v. R. DIEFSTAL VAN GOUDEN EN ZILVEREN VOORWERPEN Tijdens afwezigheid der bewoners is inge broken in een benedenhuis aan de Zuider Am- stellaan te Amsterdam. Toen men thuis kwam, vond men alles over hoop gehaald. Voornamelijk gouden en zilve ren voorwerpen worden vermist, voor zoover tot nu is na te gaan ter waarde van eenige duizenden guldens. Verzekering dekt slechts gedeeltelijk de schade. Vernufteling te Rotterdam gearresteerd. Onlangs kwamen er op het bijkantoor van de Nederlandsche Bank enkele bankbiljetten binnen, die vrij ernstig verminkt waren. Aan gezien de beschadiging echter niet zoo erg was, dat men de biljetten niet meer herkende, was het bankpapier niet ongeldig, maar men vermoedde toch wel, dat er iets niet in den haak was. Daarom waarschuwde men de valschgeld-centrale. De herkomst van de bil jetten werd nagegaan en het onderzoek van de politie had tot resultaat, dat telkens meer ver minkte biljetten in beslag konden worden ge nomen. Verschillende winkeliers, die de biljet ten in betaling hadden gekregen, konden zich den man nog vaag herinneren. Aan de hand van dit vage signalement slaagde de politie er niettemin in een man aan te houden, die zich bezig hield met het uitgeven van deze echte valsche, of valsche echte, biljetten. Het bleek namelijk, dat deze man weer een heel nieuw trucje had uitgedacht om zijn geld te vermeerderen. Hij verminkte nl. vijf goede bank biljetten zoodanig, dat hij deze nog net kon uitgeven als betaalmiddel, terwijl hij van de rest een nieuw en eigenlijk niet eens valsch biljet samenstelde. Een en ander heeft de man op zoo vernuftige wijze gedaan, dat de politie de geheele zaak ang stig geheim houdt en elke inlichting- in verband met het publieke belang weigert. De man is met deze praktijken reeds een maand of vijf aan den gang geweest en hij opereerde vooral aan den linker Maasoever, waar de politie hem dan ook heeft aange houden. Hij is inmiddels naar het huis van bewaring overgebracht. Staphorst verbiedt fotografeeren. Toestemming vereischt. Naar wij vernemen heeft de raad van Staphorst besloten, tot aanvulling- der algemeene politieverordening met een bepaling, dat het zonder toestem ming voortaan verboden is op of aan den openbaren weg te fotografeeren. Dit besluit is een uitvloeisel van het gebeurde in den afgeloopen zomer, waarbij twee Nijmeegsche dames door Staphorster jongens in een sloot zijn geworpen, toen zij kerkgangers, bij het uitgaan der Zondagochtend gods dienstoefening, trachtten te fotogra feeren, hetgeen een zeer attractief toeristisch gebruik schijnt te zijn. Staphorst, dat zeer aan den kerk gang hecht, is van dit gebruik echter minder gediend en heeft er op de bovenomschreven wijze thans paal en perk aan willen stellen. FEDERATIE VAN CHRISTELIJKE VROUVVENVEREENIGINGEN. Woensdagmiddag is in Hotel „Coomans" te Rotterdam, het tweedaagsch congres begon nen van de Federatie van Christelijke Vereeni- gingen van en voor Vrouwen en Meisjes. Na een openingswoord van de presidente, me vrouw A. van Reigersberg Versluys-baronesse Schimmelpenninck van der Oye, werden in het bestuur gekozen mej. M. Kamphuis voor den bond van oud-leerlingdn van de school voor Christelijk Socialen Arbeid; mej. M.van der Jagt voor de vereeniging „Zusterhulp", mevr. H. S. Kohnstamin-Beerens voor de plaatselijke federatie Haarlem, en herkozen mevrouw J. 't Hart-Poldervaart voor de plaat selijke federatie 's Gravenhage. Jkvr. M. A. W. van Asch van Wijck werd gekozen voor O. L. E. B. O. Tot tweede penningmeesteresse werd benoemd mevr. M. W. Bijl-Vliets. Na de behandeling der jaarverslagen sprak mr. A. baron van Wijnbergen, voorzitter van den centralen Jeugdraad, het congres toe. Mej. Bader wenschte het congres' succes toe na mens den Nationalen Vrouwenraad. Ten slotte heeft de secretaris van het Chris telijk Nationaal Vakverbond, de heer J. Schip pers, een rede gehouden over: „Maatschappe lijke Ordeningen", waarin hij wees op de taak en het nut van de Christelijke vakbeweging. Er zijn van die gelegenheden bij ons in den Haag waar je als man uitsluitend komt ter begeleiding van een meer dan meerderjarige tante, of van een nicht uit Kollumerzwaag, die haar geloof in Sinterklaas en den ooievaar met hand en tand wil verdedigen. Het zijn van die gelegenheden, die zulken nobelen vrouwen hetzelfde gevoel van afweer-van-kwaaie-man nen moeten geven als dameswachtkamers in de stations. Kent u, Haarlemmers, die Haagsche thee gelegenheden? Gisteren was ik er. Verdwaald per tante. Het begrip „tante" wordt er in alle toonaar den vervoegd. Er zitten niets dan tantes. Brave tantes met een zucht naar slagroom en rumboonen en een blik op het wreede leven, die ontwapenend van rozigheid is. Haar conversatie vloeit als een stroom van goudgele, zoete honing tusschen de weers gesteldheden en familie-besonjes. Zij spreken zacht en hem hoeden bewegen zich op het rhythme van heur harten. Deze tantes torsen tantes-hoeden. Van die ferme doos-achtige voorwerpen, die herinneringen wakker roepen aan den tijd, dat tante nog nicht was; aan de hangende tuinen van Semiramis, aan volières en aan het tijdperk der balletjes-franje. Deze tantes doen alléén wat der tantes is. Zij zitten aan keurige tafeltjes met keurige kleedjes en een keurig serviesje en zij vloeken niet en slaan niet met den vuist op tafel en doen geen stoute dingen. Zij zijn zóó volmaakt tante, dat ge er een onweerstaanbaren kriebel in uw handen en uw tong van krijgt om nu juist in d e z e omgeving de booze dingen te gaan verrichten en de ruwe woorden te gaan zeggen, die ge helaas in den loop der jaren hebt afgeleerd te verrichten en te zeggen. Ge zoudt willen opstaan van naast uw eigen tante en van achter uw kopje keurige thee en naar een andere tante willen gaan, haar de hand op den schouder leggen en zeggen: „Dag Marie, ga je mee ergens een beetje steppen?" of ge zoudt willen bijschuiven aan het tafeltje van vier spitsneuzige, wiebelhoedige tantes, met de vuist op tafel slaan en uitroepen: „Zoo, emmese grieten, en zullen wij nou eris een ouwe klare pakken?" Het is goed voor stoute mannen eens een paar uur te zitten in zulk een tantes-lokaal. Want stoute mannen leeren daar de wereld zonder stoutigheid kennen. De wereld zonder grootere zorgen dan Henri-die-een-kou-ge- vat-heeft, dan Mien-die-zoo-sukkelt-met-'r- centrale-verwarming en dan Peter-van-Jaco bus, dien schalk, die zijn verloving heeft ver broken. Stoute mannen leeren er ook de diensters kennen, engelachtige nichten die er de thee, de slagroom en de gebakjes' rondbrengen. Nichten in smetteloos wit-en-zwart, met zach te schreden en teedere gebaren en oogen vol van een ongeschokt geloof in de onfeilbaar heid der tantes en de vriendelijkheid van Sinterklaas. Voor stoute mannen zijn die nobele nichten een openbaring. Zoo zacht als die Haagsche «tearoom- nymfen zijn; zoo gehoorzaam; zoo fluiste rend; zoo ver verwijderd van alles wat ondeu gend is: dat er nog zulke engeltjes-met-neer geslagen oogleden zijn, zulke brave diensters wier rose oorschelpen gevormd schijnen om sprookjes te hooren: van het princesje.dat zoo gaarne amandelpersgebakjes at en van den edelen prins, die kindertjes van de rozen struiken plukte. Gisteren, met mijn tante in de tearoom, heb ik een heerlijke wereld zien open gaan. Een wereld van dames. Een wereld van marrons-glacés en zoete droomen. Een wereld van heeren óók. Want daar zaten tusschen de tantes en de nichten dezer wereld, tusschen mocca-éclairs, croquenbouches en confituur-tierelantijnen, ook hééren. Schoon-gewasschen, glimmend-gepoetste, glad geschaafde heeren. Heeren-met-eere. Heeren met zachte tante-conversatie: over het nieuwe boek van Szekely-Lulofs en over de enge dingen die héél ver weg in China ge beuren. Aan zulke heeren kunnen booze mannen een voorbeeld nemen. Dat heb ik gistermiddag héél duidelijk ge voeld, lieve tante die mij binnenvoerdet in"de droomtuinen van uw thee-orgieën Mr. E. ELIAS.1 Niet sterk gekant tegen een opgeven der sancties. De positie der kleine mogendheden te Genève. Aan de memorie van antwoord op het Voor loopig Verslag nopens de begrooting van bui- tenlandsche zaken voor 1938 wordt ontleend: Aan den aandrang van de leden om te be vorderen, dat Nederland onmiddellijk den Volkenbond zal verlaten, zal de minister geen gevolg geven. Een stelselmatige ophitsing hier te lande tegen Duitschland door orga nen van partijen in het vocabulaire dezer le den aangeduid als „demo-liberaal", bestaat alleen in de fantasie dezer leden. Dat het op treden van den vorigen Nederlandschen ge zant te Berlijn de goede verstandhouding met dat land niet heeft in de hand gewerkt, is een bewering, die door 's ministers ambtsvoor ganger reeds afdoende is weerlegd. De stel ling, dat de Nederlandsche politiek tegenover andere staten beïnvloed zou worden door af keer tegen een bepaalden regeeringsvonn, waarmede kennelijk de dictatoriale regee- ringsvorm wordt bedoeld, berust wederom op geen enkelen grond. Het werk van den Volkenbond slechts te kunnen zien als ondernomen ter bevoordee' ling van eenige groote mogendheden, is we derom typeerend voor de eenzijdige visie der hier aan het woord zijnde leden. Dat door Rusland's invloed te Genève de Volkenbond is verworden tot een werktuig van de derde internationale is een van die beweringen, die voor hen, die den Volkenbond pogen neer te halen, met voorliefde worden gepropageerd, maar die bezijden de waarheid zijn. De ge wekte voorstelling, dat Sovjet-Rusland, Frankrijk en Tsjecho-Slowakije te Genève aan de overige 55 staten hun wil zouden op leggen, is in haar onjuistheid bijna belache lijk. De minister verklaart, dat hoezeer ook de Volkenbond in betêekenis is achteruitgegaan, Nederland zoowel zichzelf alsook de interna tionale gemeenschap een ondienst zou bewij zen, door thans den bond te verlaten. Het streven van den Volkenbond tot organiseering der internationale gemeenschap teneinde een vreedzame samenleving der volkeren te bevorde ren, acht de minister ten volle in overeenstemming met de Christelijke beginselen. Dat dit streven niet meer succes heeft is meer het gevolg van het feit dat de internationale poli tiek van zoovele staten niet door Christelijke beginselen wordt be- heerscht, dan dat men zulks den Vol kenbond tot grief kan maken. Het heeft den minister overigens herhaal delijk getroffen, dat het tot den bond gericht verwijt van zwakheid thans veeal wordt geuit in kringen, die eer tijds zich ertegen pleegden te verzet ten, dat aan de noodzakelijke voor waarden werd voldaan om de Vol kenbondsleden in de gelegenheid te stellen, het hunne ertoe bij te dragen om zoo noodig met den sterken arm aan de uitspraken van den bond kracht bij te zetten. Degenen die met het oog op de huidige om standigheden, een forsch optreden van den bond bepleiten, mogen zich ervan bewust zijn, dat zoodanig forsch optreden slechts dan zin heeft, als het zoo noodig door daden wordt gevolgd, en zij mogen zich rekenschap geven van de gevolgen, die zoodanig optre den onvolledig als °de Volkenbond op het oogenblik is en zwaar bewapend als de bui tenstaanders zijn in het bijzonder voor de kleine mogendheden zou hebben. De minister kan slechts een zeer betrekkelijke waarde toekennen aan het strijdpunt of men de bepalingen omtrent de collectieve sancties in het Volkenbondverdrag al of niet dient te handhaven. Groote practische betee- kennis hebben deze voorschriften naar zijn oordeel op het oogenblik niet. Zou schrapping ervan tengevolge heb ben dat de Volkenbond, meer dan tot dusver, de universaliteit zou kunnen benaderen, dan zou de minister, te genover het voordeel dat hierin voor de ontwikkeling der internationale gemeenschap zou zijn gelegen, voor een prijsgeven van deze bepalingen niet terugschrikken. Dit wil niet zeggen, dat hij van gevoelen is, dat in de internationale gemeenschap het recht niet door de aanwezigheid van machts middelen moet worden geschraagd. Het betreft voor den minister hier meer een punt van tactiek dan een kwestie van beginsel. Hij ver wacht, dat uit het consultatief overleg, in den aanvang wellicht sporadisch en van geval tot geval, op den langen duur meer systema tisch, een collectieve actie zal voortvloeien. Dat deze ontwikkeling ten slotte in een in- ernationale politiemacht zal uitloopen, wil de minister geenszins uitsluiten. Anderzijds ech ter schaart hij zich aan de zijde van hen die betoogen, dat aan de oprichting en instand houding daarvan zoo groote bezwaren zijn verbonden, dat de verwezenlijking van dit denkbeeld nog zeer verre verwijderd lijkt. Een van de grootste remmen, die thans aan het Volkenbondswerk zijn aangelegd, is de afwezigheid van verscheidene belangrijke staten. Deze heeft ten gevolge, dat de werk zaamheid van den bond op verschillend ter rein in hooge mate wordt belemmerd. Dit geldt ook voor het economisch gebied; in het bij zonder voor het vraagstuk, dat ten onrechte in rechtstreeksch verband wordt gebracht met het vraagstuk van koloniaal bezit. Het zal zaak zijn, op het inderdaad zeer belangrijke grondstoffenvraagstuk de volle aandacht ge vestigd te houden. De vertegenwoordigers der kleinere mogendheden te Genève zullen eens deels niet moeten schroomen, de in zichten dezer mogendheden omtrent de daar aanhangige vraagstukken met kracht 'naar voren te brengen, an derzijds echter daarbij de noodige be scheidenheid en het noodige beleid moeten toonen, teneinde niet den in druk te vestigen, dat him land erop uit zoude zijn zich een positie aan te ma tigen, die met de beteekenis van dat land als factor in de internationale politiek niet in overeenstemming zou zijn. De juiste bepaling van dit standpunt moge niet steeds gemakkelijk zijn, het wil den mi nister voorkomen, dat de opvolgende Neder landsche delegaties in het algemeen zeer wel erin geslaagd zijn, in deze den juisten mid denweg te bewandelen. Het optreden van ver leden jaar, waarop sommige leden blijkbaar critiek oefenen, maakt hierop zijns inziens geen uitzondering. Incidenten aan de Duitsclie grens Wanneer Dultsche beambten zich aan on geoorloofde handelingen zooals voortzetting- van de vervolging van smokkelaars tot over de Nederlandsche grens schuldig maken ook enkele gevallen van lokken over de grens hebben zich voorgedaan wordt daarop steeds de aandacht der Duitsche regeering ge vestigd en er bij deze regeering op aangedron gen maatregelen te treffen ter voorkoming van een herhaling van zoodanige ongeoor loofde handelingen. Zaak Aalders. Zooals bekend is uit de reeds verstrekte in lichtingen, is in de verklaring van den heer Aalders omtrent de door hem ondervonden mishandeling aanleiding gevonden aan de Duitsche regeering te verzoeken een onder zoek in te stellen en mede te deelen tot welke maatregelen dat haar aanleiding zal hebben gegeven. Het antwoord hierop is nog niet ont vangen. Wel heeft de Duitsche regeering on langs medegedeeld, dat het onderzoek nog niet was afgeloopen en dat zij zich een nadere mededeeling omtrent het resultaat daarvan voorbehield. In Rusland gevangen genomen Nederlander. Hoewel de regeering langs verschillende wegen heeft getracht te weten te komen welke de reden van de gevangenneming van den Nederlandschen ingenieur W. de Wit is geweest, is zij daarin niet geslaagd. Besprekingen over den nood in den tuinbouw. Regeeringscommissarïs zegt alle mogelijke hulp toe. De drie organisaties uit den tuinbouw: de Nederlandsche Tuindersbond, Roomsch Katho lieke Land- en Tuinbouwbond en de Chris telijke Boeren- en Tuindersbond hebben een onderhoud gehad met den regeeringscom- missaris'voor den tuinbouw, den heer F. Val- star, over den noodtoestand, die er op het oogenblik in den tuinbouw heerscht tenge volge van het lage prijspeil. De regeeringscommissaris bleek ten volle be reid zooveel als in zijn vermogen ligt mede te werken aan die maatregelen, die den noodtoe stand der tuinders zouden kunnen verlichten. Bij de bespreking werd speciale aandacht geschonken aan de mogelijkheden tot verrui ming van den export, bepalingen ten gunste van den tuinbouw in nieuwe handelsverdra gen. en aan de steunuitkeering voor de ver schillende tuinbouwproducten in verband met de richtprijzen. Huishoudelijke vakken 111 het zevende leerjaar. Commissie van advies door minister Slotemaker geïnstalleerd. De minister van Onderwijs, heeft heden de commissie, aan welke is opgedragen te on derzoeken hoe het zevende leerjaar en de eventueel hoogere leerjaren van de school voor gewoon lager onderwijs kunnen worden ingericht, in het bijzonder ook in verband met de hier en daar opgekomen neiging om door toevoeging van huishoudelijke vakken aan het onderwijs in die leerjaren een spe ciaal karakter te geven, geïnstalleerd. De minister zeide daarbij o.m. tot de commissie leden: Uw oog zal open moeten zijn voor twee speciale onderwerpen: aan den eenen kant zal in acht moeten wor den genomen, dat onze wetgeving het algemeen vormend lager onder wijs kent als eigen vaststaand be grip, aan den anderen kant zal met alle kracht vermeden moeten wor den, dat ons moeizaam opgebouwde en voortreffelijke nijverheidsonder wijs in zijn bloei zou worden belem merd. Dat aan het vraagstuk van den leerplicht belangrijke principieele kanten zijn en even- zoo belangrijke financieele kanten wordt door velen ingezien. Maar de derde evenzoo gewichtige zijde, namelijk de paedagogische, schijnt minder de aandacht te hebben. Men gaat veelszins nog voort langs den ouden rationalistischen weg en stelt, dat op den duur voor iedereen zuiver-intellectueel on derwijs wenschelijk. ja mogelijk ware, zon der zich af te vragen wat geschieden moet met hen, voor wie een louter verstande lijk onder wijs op den leeftijd boven het zevende leerjaar veeleer marteling dan ont wikkeling zou beteekenen. Ik kan een stap verder gaan. Ook de vraag of na den be doelden leeftijd vakonderwijs algemeen mo gelijk is, moet opgeworpen en ontkennend beantwoord worden. Het rapport van den hoogen raad van arbeid inzake de toepas sing van artikel 12 der Arbeidswet, dat uit gebracht werd op 2() Maart van dit jaar, be vat de opmerking, dat „de leercapaciteit der jonge arbeiders niet moet worden overschat". Het verslag stelt vast, dat voor omstreeks twee-derden van het totaal aantal leerlingen een vakopleiding slechts matige, zoo niet on voldoende resultaten zal hebben, zoodat, „om deze reden verplicht vakonderwijs zijn doel voorbij zou schieten". Prof. mr. G. A. van Poelje heeft de rede van den minister beantwoord

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 5