E"
Ideeën
ff
bontseizoen 4
RADOX
Menu van de week
GROENEND HOUT EN STRALEND LICHT
DON DEED SE 23 DECEMBER 1937
HAAREEM'S B'A'GECAB
14
Ons Versierde Huis
EN echte Kerstmis-atmosfeer, dat be-
teekent hier bijna nooit pittig, zon
nig winterweer of een dikke vacht
sneeuw, maar bijna altijd lauw regen
weer. of gure stormvlagen. De „witte Kerst" is
en blijft een illusie.
Maar daarom versieren wij ons huis ook
met des te meer animo; als het weer dan wil
tegenwerken, nu goed, dan zullen wij wel zor
gen dat de atmosfeer thuis niets te wenschen
overlaat, zoodat wij ons van wat daarbuiten
gebeurt heelemaal kunnen afwenden.
Waarmee zullen we nu gaan versieren. Het
liefst natuurlijk met hulst, maretakken en
dennegroen, verder met kaarsen. Kerstklok
ken. rood papier, lint en alles wat op het
oogenblik al zoo wordt aangeboden in de win
kels.
Voordat we echter beginnen, overleggen wij
eens goed hoe we versieren willen, welke ver
trekken in aanmerking komen, en hoe groot
onze voorraad versierselen eigenlijk is. Want
het is niet goed om met een klein beetje van
alles wat te beginnen, dan wordt er niets
goed versierd.
Wie niet veel heeft om te versieren, doet
het verstandigst om één enkel vertrek mooi
te maken, dat is beter, dan door het heele
huis hier en daar een beetje, omdat er dan
niets van terecht komt. Hier en daar 'n hulst
takje boven de wandversieringen, een enkele
tak op de lampen in de verschillende kamers,
een paar roode lintslingers maken een verlo
ren indruk, en geven allerminst een feestelijke
indruk. Maar deze takken en dit lint bij el
kaar gebracht kunnen één der kamers of de
vestibule en de gang samen een echt feeste
lijk aanzien geven, waardoor de sfeer in huis
er heel wat meer door gewonnen heeft.
Het is zaak zóó te versieren dat men er niet
steeds last van heeft, bijvoorbeeld slierten in
uw gezicht bij het opendoen van de deur, of
een flinke hulstprik bij het aandraaien van
het licht, of e'en verward kluwen lint bij het
opentrekken van laden en meer dergelij ke on
gemakken. Ook mag de versiering niet bij
verrassing in uw soepbord belanden, maar ze
moet stevig worden bevestigd, zoodat tochten
van deuren er geen jooltjes mee kunnen uit
halen. En de kaarsen moeten zóó staan, dat
er geen kaarsvetvlekken door kunnen ont
staan. In theorie zijn deze best te verwijde
ren, maar in de praktijk is dat een eindeloos
geduldwerkje.
Wanneer er kaarsen gebrand worden aan
tafel, moeten zij zóó zijn. dat zij het een di
ner-lang kunnen uithouden; kaarsen die om
beurten met een onaangenaam luchtje het le
ven erbij inschieten, geven meer last dan
vreugde aan de middagtafel, maar laten deze
fiksche kaarsen dan ook voldoende licht ge
ven om alles behoorlijk te kunnen zien; voor
al onze mannelijke gasten vinden het spoedig
te donker, en meestal ligt dat schemeren hun
totaal niet.
Tenslotte nog een raad: laat de versierin
gen niet lang hangen. In de eerste plaats
worden deze stoffig en daardoor onooglijk,
bovendien verliezen hulst, maretakken en
dennegroenbessen. blaadjes en naalden, maar
in de tweede plaats kan een feeststemming
maar kort duren, en de nuchtere werkdag is
niet verdraagzaam tegenover de versieringen
van het voorbijgegane festijn. Als het feest
voorbij is, verlangt het huis op den werkdag
ook weer naar zijn daagsche jasje.
E. E. J.—P.
Snoezige Kerstliedjes
Voor moeders en kinderen.
rET lieflijk beeld van het Kindeke in
de kribbe heeft te allen tijde sterk
tot het hart van de menschen ge
sproken. Geen wonder dan ook, dat
de Kerstliedjes uit oude tijden legio zijn, zoo
wel kerkelijke als niet-kerkelijke wijzen.
Een van de lieflijkste is wel het Kerstlied
uit de 14e eeuw, dat aan Johannes
Tauler wordt toegeschreven en dat ver
telt van een groot schip, waarin Jezus, Maria
en vele engelen komen aangevaren om de we
reld te verlossen. Sommigen meenen, dat het
een bewerking is van een oud-Nederlandsch
liedeke. dat aldus begint:
KROMGETROKKEN PLAATWERK.
Als een plaat, gravure of aquarel kromge
trokken is, halen we haar voorzichtig uit
de lijst en leggen haar op een gladde plank
of oude tafel met de voorstelling naar be
neden. Nu doopen we een goed schoon sponsje
in koud water, wringen het stijf uit en strij
ken er zachtjes mee over den achterkant van
de plaat, zoodat het papier vochtig, maar
niet te nat wordt. Dan keeren we de plaat
om, bevestigen haar met vier punaises op
het hout en laten haar goed <^ogen.
Het cornet een schip gheladen
Heut aen dat hoogste boort.
Maria houdt dat roeder
Die enge! stuurt dat voort.
Een paar voorbeelden van Kerstliedjes uit
de 15e eeuw toonen aan, hoe naïef de voor
stellingen uit die dagen waren. Maar toch ook
hoe snoezig en naar het leven geteekend:
Een os ende ooc een eselkijn
Al bider cribben stonden.
Si verwarmden dat soete kindekijn
Daert lach in doekerkijn ghewonden.
Die moeder makede den kinde een bat,
Hoe lief lie dattet daer inne sat!
Dat kindekijn pleterde metter hant
Datter water uten becken spranc,
Hoe men zich het verblijf van Maria en Jozef
met het kindje in Egypte voorstelde, laat het
volgende liedje zien:
Maria die conde spinnen,
Dat vrouwelijn.
Joseph die conde timmeren;
Si gheneerden sich fijn.
Doe Joseph niet meer timmeren can,
Doe was hi also ouden man:
Hi haspelde garen,
Jezus droech dat gaernken te huus
Den riken ende den armen.
Veel later werd het bekende liedje gemaakt,
dat tegenwoordig veel wordt gezongen en dat
aldus begint:
Een kindeken is ons geboren
In het midden van den nacht
Veel schooner dan tevoren
De wereld had verwacht.
De volgende coupletjes zijn echter veel min
der bekend en toch zeer de moeite waard om
eens op te halen. Luistert u maar:
En als wij tot Bethlehem kwamen,
Tot Bethlehem in den stal.
Het eerste dat wij vernamen.
Was een huizeken naer ons getal;
Een kribbeken al in den wind,
Daar lag het kindjen in,
In zijn doeksken naekt en bloot.
Zijn twee lipkens als karnaet zoo rood.
Dit kindeken begon te i
Deze moeder sprak hem aen.
Lieve herderkens met uw schapen,
Wilt zoetjes henen gaan.
En brengt wat boter mee
En koekskens uit de stee
Een koeksken voor den Heer,
Ja, voor dit klein kindje teer.
Ziehier een lied. dat in .vroeger eeuwen dooi
de kinderen gezongen werd, als zij bij hun
ooms en tantes rondgingen om Kerstgiften
te verzamelen.
Herderkens van buiten,
Spoedt u op de been,
Met trommelkens en met fluiten,
Regt naer Bthlehem,
Want daer is geboren
Ten God van al.
Die ons het leven
Heeft gegeven
In den stal.
Ik heb hier nog drie eijeren
Warm uit den nest,
Ik heb hier nog een kalfken,
Dat is wel gemest.
Ik heb hier nog wat vlaeikens
In mijn korfken staen,
Om te vereeren
Het kindeke teere
Laet ons gaen.
koeken.
voor het
Ook de taschjes en shawls prijken
met huid of staartjes.
Er is misschien nog nooit een seizoen ge
weest, waarin zooveel bont gedragen werd als
•hans. En niet alleen regelrechte jassen en
kragen, maar ook alle mogelijke garneeringen
van dierenhuid. Onze teekening toont u aller
lei moderne mogelijkheden op dit gebied!
De figuurtjes dragen (v.l.nr.) verschillende
losse bontdeelen, die op een mantel of japon
kunnen worden gedragen om de verschijning
tot een harmonisch geheel te maken: een
pelerine met mof, van beverbont, een mouw-
looze boléro van breitschwantz met hoog
boordje en een kort cape'je van otter, opge-
vroolijkt door een dasje van hermelijn.
Verder ziet u nog enkele kleinere bontver
sieringen, n.l. een garneering van vossen-
staartjes aan de uiteinden van een ceintuur,
op een taschje van wollen stof met trekslui-
ting, op een taschje van herteleer en een an
der taschje van astrakan, omboord met violet
laken.
Indien u dus nog enkele stukjes bont of
staartje hebt liggen, behoeft u er dit jaar
zeker niet verlagen mee te zijn!
EEN VETTE,ONZUIVERE HUID
kunt U gemakkelijk verbeteren door het gebruik
vaD Radox. telkens wanneer ge Uw gezicht wascht
Bij apoihekers en erkende drogisten a f0.90
per pak en f 0-15 per klein pakje.
(Adv. Ingez. Med.)
Zaterdag
(le Kerstdag)
Kop bouillon
Gebraden haas
Appelmoes
Aardappelen.
Sultanapudding
Warme vanillesaus
Zondag:
(2e Kerstdag)
Hazepeper,
Roode kool.
Aardappelen.
Maïzenapudding
met abrikozen.
Maandag:
Witte boonensoep.
Biefstuk.
Aardappelen.
Spi*uitjes.
Vruchten.
Dinsdag:
Stamppot van zuur
kool met spek
Trommelkoek met
boter en suiker.
Woensdag:
Varkensrollade
Groene kool
Aardappelen.
Appelmoes
Donderdag:
Koud varkensvleesch
Bieten.
Aardappelen.
Flensjes.
Vrijdag:
Brusselsch lof met
harde eieren en
gewelde boter
Aardappelen.
Gort met rozijnen
VEGETARISCHE MENU'S.
1. Preisoep
Sla van
Brusselsch lof.
Aardappelen.
Botersaus.
Omelet met vruchten
2. Hardgekookte
eieren met
mosterdsaus.
Aardappelen.
Appelpannekoeken
3. Tomatensoep,
Boonencroquet j es
Bruine boter,
Aardappelen.
Roode kool
Vanillevla met
bitterkoekjes.
RECEPTEN VOOR OUDEJAARSAVOND.
De vorige week hebben de bereidingen van
eenïge bekende Kerstgerechten in deze ru
briek gestaan. Nu volgen de recepten van
de typische Oudejaarsversnaperingen.
Het eenvoudigste om klaar te maken zijn wel
de oliebollen. Zorgt: men voor een stevig be
slag. dat goed gerezen is, dan zal het bakken,
dat vooral niet te vlug moet gaan, daar de
oliebollen dan van binnen niet gaar worden,
geen moeilijkheden opleveren. De luchtigste
oliebollen krijgt men door gist te gebruiken
om het beslag te laten rijzen. Men kan echter
ook zelfrijzend bakmeel nemen. Het voordeel
hiervan is, dat men in eens kan gaan bakken,
maar de bollen zijn meer compact. Voor ap
pelbeignets geldt hetzelfde. Hiervoor vindt
men in sommige recepten inpjaats van melk,
bier of spuitwater. Het koolzuurgas dat hier
in voorkomt maakt de beignets luchtig. Het
beslag moet ineens opgebakken worden, daar
na eenigen tijd staan het koolzuurgas ontwe
ken is.
Als frituurvet kan men het best salolie ge
bruiken; reuzel en kalfsvet, dat soms verkozen
wordt, moet eerst uitgesmolten worden en
door zeven moeten de kaantjes verwijderd
worden.
Oliebollen. Benoodigdheden1 pond
bloem, 30 gram gist of 1 pond zelfr. bakmeel
V2 L. lauwe melk, 21/» ons krenten of krenten,
rozijnen en sucade, 1 lepel zout, frituurvet.
Bereiding: De gist aanmengen met wat lau
we melk. De bloem in een groote kom doen, de
gist en de lauwe melk toevoegen en met een
stevige houten lepel het deeg beslaan. Als het
luchtig is, het zout, de goed gewasschen kren
ten en rozijnen en de gesnipperde sucade toe
voegen en het deeg in een bak met lauw wa
ter of bij de kachel V/2 uur laten rijzen. De
olie in een wijde pan (vleeschpan) zoo heet
laten worden, dat er blauwe damp afkomt.
Met 2 lepels kleine ronde halletjes vormen (de
lepels eerst in de olie vet maken) en deze in
de pan laten glijden, eenige tegelijk, maar zoo,
dat er ruimte is om uit te zetten. Ze in pl.m.
7 minuten gaar en bruin bakken. Ze zijn gaar
als er, wanneer men er met een vork in prikt,
geen vochtig deeg meer aan blijft zitten. Ze
uit laten lekken op grauw papier en met
poedersuiker bestrooien.
Appelbeignets. Benoodigdheden: y2 pond
bloem, 3 a 4 d.L. lauwe melk, 15 Gr. gist, pl.m.
8 goudreinetten, zout, frituurvet.
Bereiding: Van gist, bloem en lauwe melk
een beslag maken en dit ÏV2 uur laten rijzen.
Het beslag moet dunner zijn dan voor olie
bollen, zoo dik, dat het goed om de schijven
appel blijft zitten. De appelen boren, schillen
en in niet te dunne plakken snijden. De appe
len door het deeg halen, zoodat ze hier goed
mee bedekt zijn, dan in heet frituurvet laten
glijden en in 4 a 5 minuten bruin en knap
pend bakken. Ze uit laten lekken op grauw pa
pier en bestrooien met poedersuiker.
Vruchtenbeignets. Abrikozen en bana-
nenbeignets kan men op dezelfde manier ma
ken. De abrikozen worden gewasschen, 24 uur
geweekt in water met suiker, en goed uitge
lekt op een zeef. Daarna haalt men ze door
het deeg en bakt ze als appelbeignets. Het
sap wordt gebonden en er bij gegeven.
Bananen worden geschild en in de helft
doorgesneden, dan nog eens in de lengte zoo
dat men 4 stukjes heeft van 1 banaan. Deze
worden door het deeg gehaald en gebakken als
abrikozenbeignets.
Sneeuwballen. Het maken van sneeuw
ballen vraagt wat meer ervaring. Men moet
beginnen met een kookdeeg te maken. Hier
voor doet men in een niet te kleine pan, wa
ter, boter en wat zout en brengt dit aan de
kook. De bloem wordt daarin gestrooid en dan
moet men blijven roeren tot het deeg als een
gladde bal van de pan loslaat. Nu neemt
men de pan van het vuur en laat het deeg wat
bekoelen. De eieren worden er één voor één
bijgedaan en men blijft steeds kloppen tot het
ei met de overige bestanddeelen vermengd is.
Daarna voegt men wat zout en suiker toe.
Van dit deeg maakt men met 2 lepels kleine
balletjes en laat die in niet te heet frituurvet
glijden. De sneeuwballen moeten nu uit
zetten, bijna tweemaal zoo groot worden. Zijn
ze opgezwollen, dan zet men de pan wat heeter
en bakt ze licht bruin en gaar. De sneeuwbal
len draaien ais ze goed luchtig zijn uit zich
zelf om. Na 7 a 8 minuten zijn ze meestal
gaar, ze worden uit het vet geschept op grauw
papier en als ze uitgelekt zijn met poedersui
ker bestrooid.
Voor pl.m. 30 sneeuwballen heeft men noo-
dig: 125 gram boter, 250 gr. bloem, V2 L. wa
ter, 7 lepel suiker, 5 eieren, zout.
6NNI vaw LAERi
Gedachten rond het Kerstfeest.
Opeens op een morgen in dezen killen,
donker-neveligen adventstijd, ligt de weg vol
sneeuw: licht los en onwaarschijnlijk wit!
•En 't heele gezin slaakt een zucht van ver
lichting, omdat nu eindelijk de dagenlange
dreiging van bittere, gure, ijzige kou, van
mist en nevel, die het huiten zoo onbehaag
lijk maakte, is opgelost in deze witte vacht.
Gelukkig, de sneeuw is er! Nu is 't ergste
geleden, maar we hebben weer even gevoeld
dat de natuur bar kan zijn. En nu hebben
we er allang weer genoeg van; we stoken
de haard wat op en vinden 't gewoonweg een
verrukkelijk gezicht: de roodgloeiende kooltjes
en vlak daarnaast het raam met zijn sprookje
van besneeuwde boo men en struiken!
Zoo zijn we, natuurvreemde stadsmenschen
In den zomer een lieflijke verkwikking is
de natuur ons in het barre jaargetij een
grimmige vijand geworden.
Hoe heel anders, denk ik, was het in vroe
ger eeuwen, toen de mensch het heele jaar
door, zoo diep met de natuur verbonden leef
de, dat hij zich zonder het leven van wei en
hei, bergbeek en vennen; en vooral zonder
heilige bosschen, die hij met schroomvallige
voeten betrad, zijn eigen bestaan niet den
ken kon.
Bestaat het niet meer, dat innig natuur
gevoel? Of misschien toch, in menschen-
zielen, eenvoudiger dan wij?
't Is winter in het hooge Noorden.
IJskoud giert de wind over de fjorden, die
daar liggen in hun woest-witte winterpracht.
De schemering daalt; juist pinkelen een paar
stille, bescheiden lichten uit de vensters der
boerenhoeven en verderop in het kleine, wit-
besneeuwde dorpskerkje, dat lijkt op een
suikergebouwtje van spelende kinderen. IJl en
teer klokgelui speelt in de luchtKerst
klokken nooden ter kerke.
't Is bitter koud vanavond, wie zal den
moed hebben, 't snorrend houtvuur te ver
laten en den tocht door den grimmigen avond
te wagen?
Zie, daar komen ze al, de kerkgangers; ge
plas van riemen in het donkere water van
de fjorden langzaam schuiven de booten
nader. Breede, lange roeibooten zijn het, vol
geladen met menschen dn Zondagschen tooi
met blozende gezichten, gehard door weer en
wind.
De vrouwen zijn ver in de meerderheid.
Stoer en blond zijn ze en haar gezichten zijn
van een diepernstige vreugde. Dagenlang al
zijn deze huisvrouwen in de weer geweest om
het Kerstfeest voor te bereiden. Ze hebben
de hoeve versierd met dennetakken; ronde
koeken gebakken, heerlijke maaltijden be
reid van het allerbeste, dat voor geld te
koop was. En 't heele huis is met bezemen
gekeerd; een overblijfsel van oude tijden,
toen in deze streken in de laatste dagen
var. 't jaar alles gedaan werd om booze
dwergen af te weren. Maar ook: welk een
heerlijke illustratie van het bijbelwoord: „Ziet,
nu is alles nieuw geworden.
Zoo stemmen oud en nieuw hier harmonisch
samen tot een gevoel van ernst en dankbaar
heid,
De joeltijd is sinds menschenheugenis de
magische tijd van het jaar geweest; dan zakt
de winterschaduw dieper dan ooit over de
aarde, dan ligt de natuur verstijfd en schijn
dood onder 't sneeuwkleed, dan spelen booze
gruwelijke geesten hun luimig spelIn
deze dagen was het immers dat de oude Noor
mannen, voorouders van deze blonde Noor-
sche huisvrouwen, die in haar open booten
ter kerke gaan, het joelvuur ontstaken en
den joelever slachtten, die gewijd was aan
Fro, den god der jacht; dat ze hun vroolijke
maaltijden hielden, waarbij minne werd ge
dronken ter eere der goden of ter gedach
tenis van afwezigen en gestorvenen. En in
diezelfde dagen daalden de goden uit den
hemel af op de aarde om hun zegenende of
onheil aanbrengende tochten te houden. In
woeste vaart joegen zij door de lucht onder
luid geroep van hallo, holla, hoho! Welk een
plastisch, naïef beeld, deze „wilde jacht", van
den strijd tusschen dood en leven, duister
nis en licht, waaruit het licht telkenjare, zoo
dra de kortste dag voorbij is, weer zegevierend
te voorschijn treedt. Iets van dit eeuwig na
tuurgebeuren, van dezen oerstrjjd, die de
kern is moet nog wel leven in de harten
van deze natuurkinderen van het hooge
Noorden.
Inniger dan de verweekelijkste, cosmo-
politische stedeling met zijn goedkoope Kerst
prullen. gramofoon en jazzlawaai, moeten zij
verbonden zijn met het eeuwige wonder van
het licht, dat in zijn goddelijken kringloop
uit de duisternis te voorschijn treedt.
Zeer zeker voelen ze nog onderbewust in
den donkergroenen Kerstboom, die met zijn
soberen tooi van noten en appels het witte
kerkje siert, het oeroude symbool van den
Germaanschen levensboom, die stond in het
middelpunt van het leven hunner en on
zer voorouders, eerbiedwekkend en beklem
mend maar is dit gevoel van ontzag voor de
majesteit van 't natuurleven dan 'n zoo slechte
basis om het wonder van Bethlehem te leeren
verstaan?
Eerbied en ontzag voor de natuur in zijn
majesteit: dat was de kern van de religie
der oude Germanen: niet meer, maar ook
niet minder. Het woud met zijn hooge den
nen en statige eiken, met zijn geheimzinnigen
schemer en fluisterende geluiden, was hun
heilig; 't was de tempel hunner goden "waar
zij hun offers brachten en hun volksvergade
ringen hielden, met eerbiedigen schroom be
traden zij het woud, zich voelend als in een
tempel. En evenals het woud den Germanen
heilig was, zoo ook dat wonderbaar levende
wezen, waarin misschien wel de onuitputte
lijke groeikracht der natuur het allermeest
leeft: de boom.
Zoo was de gansche wereld een boom voor
hem: zijn wortels verborgen zich diep onder
de aarde, zijn top verhief zich midden in het
Walhalla, 't verblijf der goden, en de geiten,
aan wier melk zich de gevallen helden ver
kwikten, aten de bladeren van zijn machti
gen kroon
Neen, 't is niet meer dan natuurlijk, dat in
later jaren de denneboom met zijn altijd
groene naalden, de boom, die het sterkste
sprak van den eeuwigen levensbloei en dus
van den trouw der goden ten opzichte van
den zwakken, afhankelijken mensch, weer
onverbrekelijk verbonden werd aan het Licht
feest, dat wij vieren ter eere van God's trouw,
geopenbaard in het heilig Kindeke?
Een tegenstelling? Neen, in wezen geen te
genstelling maar een wonderbare verdieping!
Want waar de ouden, met grooter ontzag
misschien dan wij het soms doen, hun feest
der levensvernieuwing vierden om uit te druk
ken jubelende vreugde over de zon, die haar
nieuwen loop begon, waar zij vierden 't ont
waken van het aardsche leven uit den win
terslaap daar mogen wij vieren den glorieu-
zen opbloei van het Licht der wereld dat
alle zieleduistemis vreeselijker dan een
stormnacht vol booze geesten voor eeuwig
wil verdrijven. Een altijd groenende denne
boom, eenzaam staande aan den zoom van een
dor winterwoud, 't is een edel symbool van
's levens onvergankelijkheid, dat wij mis
schien eerst goed leeren gevoelen, als we een
tijdlang hebben geleefd aan het hart der na
tuur, zoodat de vele „stoffigheden" en com
plexen van den cultuurmensch eens degelijk
uit ons weg zijn gewaaid!
Maarhoeveel rijker nog wordt onze
denneboom, dat heerlijk natuursymbool, wan
neer hij stralend in den glans der kaarsen,
spreekt van het Licht der genade, dat nog
vér boven de vreugde der natuurlijke zegenin
gen uit! midden in de duisternis van ons
gebroken mensch zijn binnenstroomt
Levensvernieuwing, voor eeuwig gekroond
met vernieuwing der ziel. Als we ons Kerst
feest zóó kunnen vieren, dan vieren we het
stil en eenvoudig. Dan zullen we zeker in
deze heerlijke magische dagen van het jaar
einde, dichter staan bij de eenvoudige Noor-
sche huisvrouw, die midden in den barren
strijd van den winter het witte kerkje op
zoekt als een heilige toevlucht, dan bij het
holle gekïink-klank van een half Engelsch,
half cosmopolitisch cadeautjes-Kerstfeest!
We zullen misschien als we de geuren opsnui
ven van hst groenende hout, dat onze kamers
siert, een enkele vriendelijke gedachte uit
zenden tot onze natuuraanbiddende voor
ouders, maar starend in de kaarsjes van
onzen Kerstboom zullen we innig dankbaar
zijn voor onzen veel grooteren geestelijken
rijkdom, dien geen enkele tijdleus ons kan
ontnemen. Omdat hij wortelt in de eeuwig
heid.