Dr. MARTINUS VAN MARUM. Mr. G. Vissering ten grave gedragen. Huurt uw auto „t KLEUTERHUIS" VRIJDAG 24 DECEMBER 1937 HA ARE EM'S DA GEE AD Vermaard Haarlemsch geleerde. Nu de}l Oudejaars-avond weer nadert gaan de gedachten terug naar den tijd, die ach ter ons ligt. Deze bespiegeling van het ver leden is nuttig en noodig. Den verstandigen menschen geeft het richtlijnen voor de toe komst. Evenzeer is het van waarde, indien men zijn eigen tijd wil verstaan, bij de ge schiedenis te rade te gaan. En dan bedoel ik hiermede in de eerste plaats hetgeen de menschheid, voorgegaan door de groote her vormers in den loop der tijden heeft bewo gen. Dr. Martinus van Marum. (20 Maart 1750 26 December 1837). In de korte schets, welke ik hier geef, be perk ik mij tot het gebied der natuurweten schap, terwijl het mijn bedoeling is de be- teekenis van Van Marum daarbij op den voorgrond te plaatsen. Hoewel ik, nu ik iets zal mededeelen over den tijd waarin grooten- deels de grondslagen zijn gelegd voor de moderne kennis der natuur, met even veel recht een der vele beroemde tijdgenooten van Van Marum had kunnen vermelden, heeft deze keuze zijn bijzondere reden. Ik was na melijk in staat gesteld inzage te nemen van een belangrijke collectie brieven en andere documenten, welke in het archief der Holland- sche Maatschappij der Wetenschappen aan wezig zijn, terwijl ook het Haarlemsche Ge meente-archief mij waardevolle gegevens kón verschaffen. Hierdoor kon ik mij een meer levend beeld vormen van dezen onder zoeker, dan alleen uit wetenschappelijke ge schriften mogelijk zou zijn. Bovendien is hij onder de Hollandsche geleerden van zijn tijd, die zulk een belangrijk aandeel hebben ge had in de ontwikkeling der wetenschappelijke vraagstukken, een der meest karakteristieke persoonlijkheden. Zijn uitgebreide briefwis seling met buitenlandsche geleerden toont aan dat elke nieuwe ontdekking zijn aandacht had en aan zijn grondige critiek werd ge toetst. En niet het minst verdienen zijn oor spronkelijke proefnemingen, die een aantal waarheden van fundamenteele beteekenis aan het licht hebben gebracht, nog eens te worden genoemd. Het is ook te beschouwen als een daad van piëteit, indien ik, nu een eeuw is verloopen sinds zijn overlijden, den geleerde herdenk, die thans bijna is vergeten door zijn landgenooten, doch tijdens zijn le ven ons land maakte tot een wetenschappelijk centrum van den eersten rang. Van Marum is te Delft geboren, doch toen hij 14 jaar was vestigde het gezin zich te Groningen. Hier heeft hij ook zijn studie volbracht. Zijn bijzondere liefde ging uit naar de plantkunde, waarin hij reeds op zeer jeugdigen leeftijd een groote bedrevenheid had verworven. Als jongen van 16 jaar had hij alle destijds bekende in_ en uitheem- sche planten volgens het systeem van Lin naeus gedetermineerd. Zijn eerste weten schappelijk werk betrof dan ook een plant kundig onderwerp. Dit heeft reeds de aan dacht getrokken van zijn leermeesters, die hem aanzochten zijn proefschrift te verdedi gen in tegenwoordigheid van Stadhouder Wil lem V. die een bezoek aan Groningen zou brengen. Uit diens handen ontving hij in een plechtige senaats-zitting de doctorsbul, welke hem den titel van doctor in de philosophie verschafte. Twee weken later promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift over de beweging van de sappen in planten en de vloeistofstroomingen bij dieren. Zelfstandig geworden wijdde hij zich aan de studie van de electriciteit. Met zijn vriend Gerhard Kuyper construeerde hij een geheel nieuw model eleetriseermachine. Dit toestel kon geheel geplaatst worden onder de klok Van de luchtpomp en het stelde hem in staat de electrische verschijnselen te bestudeerèn in ijle lucht en in verschillende gassen. Het zou hier te vèr voeren dit meesterwerk meer uitvoerig te beschrijven. Ook in het buiten land wekte het algemeene waardeering. Hij beschreef zijn waarnemingen in een helder betoog, dat orde 'schiep in de vele, nog heer- schende, verwarde begrippen. Deze proeven eindigden doordat het geheele toestel, waar in zich blijkbaar waterstof had gevormd, tot stof uiteensloeg. Van Marum, die scherp waar nemend zich over de klok had gebogen, bleef wonder boven wonder ongedeerd. Nauwelijks was hij van zijn eerste schrik bekomen of hij gaat rustig door zijn gevolgtrekkingen te maken. Dokter te Haarlem. In 1776 vestigt hij zich te Haarlem om aldaar de geneeskundige praktijk uit te oefenen. Wij vinden zijn naam vermeld in de annalen van het „Collegium medicum", doch, hoewel hij later telkens blijk geeft van belangstelling in geneeskundige vraagstukken en hem dikwijls om raad werd gevraagd, is hij als arts niet op den voorgrond kunnen treden. Zijn veelom vattende wetenschappelijke werkkring heeft hem hiervoor geen tijd over gelaten. Nauwe^ lijks is hij te Haarlem gevestigd, of de ma gistraat der stad noodigt hem uit tot het hou den van demonstraties van natuurkundige proeven „ten algemenen nutte voor zijne medeburgeren" en het volgende jaar volgt zijn benoeming tot lector in de wijsbegeerte en de wiskunde, terwijl hem bovendien de leiding wordt opgedragen van het naturaliën-cabinet van de Hollandsche Maatschappij der Weten schappen. De wetenschap in Van Marum's dagen. Enkele opmerkingen over den tijd. waarin Van Marum zijn werkzaamheden begon mogen hier worden ingelascht. De wetenschap mocht zich in die dagen verheugen in een harts tochtelijke belangstelling, ook van niet des kundigen. De wondere verschijnselen van de electriciteit vooral, hadden de geesten in be roering gebracht. De oprichting van een aan tal geleerde genootschappen was hiervan het jevolg, terwijl eike stad spoedig een of meer vereenigingen van belangstellende leeken rijk was. De keerzijde hiervan was dat excessen niet uitbleven, terwijl de leergierigheid dikwijls in het decadente ontaardde. Er zijn vele ge vallen bekend, waarin de onderzoekers bij hun waarnemingen werden belemmerd door het opdringerige publiek. Over den geneeskundi gen kring, zooals Van Marum deze aantrof, geven de notulen van het „Collegium Medi- cum" waardevolle inlichtingen. De geneeskun dige verzorging was toevertrouwd aan de eigenlijke geneesheeren, vroedmeesters en vroedvrouwen, waarbij zich aansloten de chi rurgijns, die tevens het beroep van barbier uitoefenden. Bewijzen van groote kundigheid zijn ongetwijfeld door hen geleverd, doch tevens treffen gevallen van vuig winstbejag en onderlingen naijver. Behalve deze officieel erkenden drong zich nog een groot aantal beunhazen, gelegenheidsoperateurs etc. op den voorgrond, die met schreeuwerige reclame, vooral op de kermissen, hun tenten opsloegen. Toch waren er onder deze reizende gasten wel merkwaardige figuren en het kostte veel hoofdbrekens in hoeverre men eenigen hun gang kon laten gaan. Het maakt ook een zon derlingen indruk dat de Haarlemsche beul zich brutaalweg als chirurgijn vestigde.. Het stadsbestuur verzette zich hiertegen slechts zeer slap, terwijl het publiek door bijgeloof gedreven zijn hulp zocht. Ook de chirurgijns gingen hun bevoegdheid wel eens te buiten door het behandelen van inwendige ziekten. Een van hen werd bestraft door hem te ver plichten gedurende drie jaar de ontleedkun dige lessen te volgen. Ook de leerlingen der chirugijns (en ik vond hieronder een die den kinderschoenen nog niet ontwassen was) moesten deze de monstraties bijwronen. Het klinkt in onze ooren vreemd te vernemen, dat iedere be langstellende of nieuwsgierige tegen een ge ringe vergoeding daarbij toegelaten kon worden. De plaats van Van Marum in zijn tijd. De beschrijving van de omgeving, waarin Van Marum een wereldnaam vestigde, moge te oppervlakkig zijn, en daardoor wat te donker getint. Zeker is, dat Van Marum te midden van zijn tijdgenooten een geheel af zonderlijke plaats innam. Bewogen tijden maakte hij in zijn lange leven mee doch hoe ook het volk mocht verdeeld zijn door partij twisten hij bleef daarbij de rustige beschou wer, die zich niet liet meesleepen door sug gestieve leuzen. Een zeer bepaalden afkeer had hij van ruwheid, oorlogsgeweld en mili tair vertoon. Voor de kunst had hij oprechte waardeering, doch zijn aanleg trok hem meer naar de „wetenschappen, welke het verstand beschaven of het hart verbeteren". Vroom van aard, vond hij ook in zijn wetenschap, meer dan in dogma's, steun voor zijn godsdienstige overtuiging. Dit treft ons reeds bij het lezen van zijn intree-rede als lector te Haarlem. In dit betoog, dat heden ten dage nog niets van zijn waarde heeft verloren, houdt hij eèii be spiegeling over den kosmos eh "verdiept zich in het oneindig kleine waarvan Leeuwen hoek voor het eerst den sluier heeft opge licht en stelt hier tegenover de duizelingwek kende ontdekkingen der sterrenkundigen. Eer biedig beschouwt hij al deze werken van „den Grooten Maaker". Zijn stijl is steeds helder en kernachtig en zijn redeneering gaat recht op het doel af. In zijn geschrif ten ontdekt men weinig van de breedsprakig heid van zijn tijd en hierdoor is het lezen er van, mede door den rijken inhoud, ook thans nog een waar genot. Verbazingwekkend is daarbij de veelzijdigheid van zijn kennis. Deze omvatte behalve geneeskunde, natuur- en scheikunde ook sterrenkunde, mineralo gie, plant- en dierkunde, hetgeen de voor wereld ons als fossielen overliet en verder alles wat de belangstelling gaande maakte van zijn vaardigen geest. Van zijn buiten landsche reizen heeft hij verslagen samen gesteld. üieey.'.m yaaatuo.. ..ozadena auhkak nd Hieruit blijkt hoe hij met een ongewone op merkingsgave letterlijk alles met open oog beziet en aan zijn critiek onderwerpt. Groot onderzoeker is hij zonder eenigen twijfel, doch hij is toch ook steeds doende zijn ontdekkingen dienstbaar te maken aan de eischen van het dagelij ksch leven. Leider van Teyler's laboratorium. Het is mij niet mogelijk op deze plaats de algemeene beschrijving van zijn persoon met bewijzen te staven. Van zijn werken zal ik slechts het een en ander aanstippen. Een ge lukkige omstandigheid verschafte hem de middelen om zijn gaven ten volle te ontplooien. In 1778 werd het Teyler's Instituut gegrond vest en Van Marum werd met de leiding van het laboratorium belast. Haarlem had reeds de aandacht der geleerde wereld getrokken door de werken van de Hollandsche Maat schappij der Wetenschappen. Hetgeen Van Marum in Teyler's Stichting tot stand bracht maakt de stad wereld-vermaard. Het eerste werk van Van Marum was de constructie van een ongewoon groote eleetriseer-machine. Deze kon een electrische kracht ontwikkelen, welke door geen ander toestel werd geëven aard en ook een eeuw later nog niet in ver mogen kon worden overtroffen. Later heeft hij nog andere groote toestellen samengesteld, welke eveneens het uiterst bereikbare na streefden. Buitenlandsche*onderzoekers, waar onder de grootsten van dien tijd, verzochten hem hiermede hun resultaten te controleeren, indien zij met eigen middelen hiertoe niet in staat waren. De opzet van dit alles was geens zins een zucht naar het miraculeuzer de be doeling welke hier achter zat was, door mid del van zoe krachtig mogelijke middelen de nog onbesliste vraagstukken op te lossen. Hoe sober gesteld, waren toch eenige boedeelen noodig om al zijn bevindingen te vermelden. Volstaan wij met mede te deelen dat hij, als eerste, scheikundige werkingen door de elec trische kracht kon aantoonen in gassen en vaste lichamen. Van de practisch belangrijke resultaten zijn de door hem aangegeven blik semafleiders een voorbeeld. Zijn onderzoekin gen over de smeldbaarheid en de geleidbaar heid er metalen leiden tot de keuze van het koper as meest geschikt metaal voor de ge leiding van den electrischen stroom. Ook op ander terrein leverde hij klassiek werk. Niet onvermeld mag blijven dat hij e: als eerste in slaagde een gas tot vloeistof te verdichten. Dit is door hem slechts terloops vermeld en heeft niet de erkenning gekregen, welke het verdiende. Een bezoek aan Parijs bracht hem in contact met Lavoisier, die juist in dien tijd tot inzichten was gekomen welke een geheel nieuwen kijk gaven op de processen, welke wij sindsdien onder het begrip „oxydatie" kunnen samenvatten. Als paladyn van deze leer kwam hij in zijn woonplaats terug. Het was een snelle bekeering geweest, doch geenszins een lijdzame aanvaarding. Lavoisier zelf had nog met veel tegenstand te kampen en had in zijn omgeving nauwelijks eenige instemming ondervonden. Een groot karakter. Voor van Marum waren de proefnemingen welke hij bijwoonde beslissend. Eerst wanneer men zich verdiept in de wetenschappelijke beschouwingen van dien tijd kan men iets be grijpen van de grootheid van karakter, die van Marum in staat stelde, met. één slag een algemeen heerschend systeem van denken te verlaten, dat hoewel op verkeerde grondsla- berustend, met groote scherpzinnigheid was opgebouwd. Het zou nog geruimen tijd duren voordat zijn voorbeeld algemeen werd gevolgd. Ons land was daarmede zelfs Engeland, maar vooral ook Duitschland vèr vooruit. Te Haar lem beijverde hij zich de experimenten van Lavoisier te herhalen; hij slaagde er in hier voor de toestellen te vereenvoudigen. Van heinde en ver werden deze toen van Haarlem betrokken. Ik kan niet nalaten hier te vermelden dat van Marum de eerste is geweest, die er in slaagde de door hem bereide zuurstof te be waren in glazen stolpen, welke zoodanig waren ingericht, dat zij verplaatsbaar waren en ge bruikt konden worden voor de behandeling van schjjndoode drenkelingen door middel van inblazing met zuurstof. Hij is daardoor als de uitvinder te beschouwen van het zuurstof apparaat. Ofschoon van Marum op 52 jarigen leeftijd zijn belangrijksten proef-ondervindelijken ar beid achter den rug heeft, is>toch ook zijn ver dere leven door een onvermoeide werkzaam heid gekenmerkt. In 1803 kocht hij de buiten plaats „Plantlust" aan het Spaarne in de om geving van de tegenwoordige Bakkerstraat. Hij kwam hier weer tot zijn oude liefde: de plant kunde terug. Geheel naar zijn aard vatte hij ook deze taak groot-scheeps op. Zijn tuin was weldra een vermaardheid. Vooral de vetplan- ten hadden zijn belangstelling en menigmaal (in zijn catalogus van 1810 vermeldt hij reeds 3000 soorten) kon hij de groote plantentuinen in het buitenland succulenten zenden, welke elders in Europa niet te verkrijgen waren. Op botanisch gebied verschenen van zijn hand studiën over den oorsprong van het veen en van de steenkool; ook gaf hij een beschrijving van een amaryllis welke het eerst in Europa heeft gebloeid. Tot op lioogen leeftijd werkzaam. Ook op ouderen leeftijd bleef hij onvermoeid werkzaam. De regeerïng vroeg zijn advies op velerlei gebied; o.a. omtrent de bedijking van de groote rivieren. In de reorganisatie van het hooger onderwijs heeft hij een belangrijk aan deel gehad. Ook hield hij zich met voorliefde bezig met vragen, het algemeen welzijn betref fende. Voor de luchtzuivering van vergader zalen ontwierp hij een doelmatige inrichting. Om de mogelijkheid te scheppen een begin van brand zoo snel mogelijk te blusschen, con strueerde hij een kleine, zeer werkzame brand spuit. Zijn bedoeling was deze spuitjes op tal rijke plaatsen in de stad in gereedheid te houden, zooals tegenwoordig de snelblusch- apparaten. Verbeteringen door hem aange bracht aan den Papiniaanschen pot hadden ten doel, voor de noodlijdende bevolking een krachtig en goedkoop voedsel te bereiden. Nog op 81-jarigen leeftijd gaf hij een methode aan, ter behandeling van cholera-lijders met war men waterdamp, waaraan men destijds groote waarde hechtte. Ik heb bij mijn poging een indruk te geven van dezen Haarlemschen geleerde, telkens de moeilijkheid gevoeld van de noodzakelijke be perking, die ik mij moest opleggen. Het was in derdaad eenvoudiger geweest zijn beteekenis duidelijk te maken, indien ik op een der door hem ingestelde proefnemingen dieper had kun nen ingaan. De deskundige zou dan zonder aarzeling den meester in zijn werk hebben herkend. Van Marum heeft tijdens zijn leven in ruime mate erkenning van zijn werk ondervonden. Wel alle belangrijke wetenschappelijke ge nootschappen in de wereld hebben hem het lidmaatschap aangeboden en talrijke andere onderscheidingen zijn hem ten deel gevallen. Hij is onder al dat eerbetoon dezelfde een voudige mensch gebleven. Uitdrukkelijk be paalde hij in zijn testament dat $p zijn graf niet meer dan zijn naam zou worden ver meld. Bij het nageslacht is hij, behoudens in een kleinen kring van geleerden, die hem naar waarde wisten te schatten, vrijwel in vergetel heid geraakt. Voor het feit, dat Bestuurderen van de Hollandsche Maatschappij der Weten schappen mij in de gelegenheid stelden ken nis te nemen van hetgeen in het archief dier Maatschappij is bewaard gebleven, wil ik ook hier mijn erkentelijkheid betuigen. Dit archief is wel de belangrijkste bron voor dengene, die een bijzondere studie van zijn leven wil ma ken, daar van Marum lange jaren secretaris van de Hollandsche Maatschappij is geweest. Ook Teyler's Museum bewaart een groot aan tal herinneringen aan dezen verdienstelijken landgenoot. Vele door hem gebruikte toestel len kan een ieder daar bezichtigen. Het zij een aansporing voor hen, die nog niet weten hoe veel belangrijks in dit museum is verzameld. H. VEEN. Groote belangstelling uit de financiëele en bankwereld. Donderdagmiddag had op de begraafplaats Westerveld de teraardebestelling plaats van het stoffelijk overschot van mr. G. Vissering, oud-president der Nederlandsche Bank. Tal van vooraanstaande personen uit de financieele- en bankwereld hadden zich reeds geruimen tijd voor de aankomst van den lijk stoet op de begraafplaats opgesteld, om den overledene bij zijn laatsten gang te vergezellen. Tegen half drie naderde de lijkstoet de hek ken van „Westerveld". Een schat van kransen en bloemen werd medegevoerd. In de eerste drie rijtuigen hadden de naaste verwanten en familieleden van den overledene plaatsgeno men. In het vierde rijtuig volgden de president van de Nederlandsche Bank, mr. L. J. A, Trip en de overige leden der directie mr. J. Wes terman Holstijn en. J. F. de Beaufort. In het vijfde rijtuig zaten de oud-directeuren der Nederlandsche Bank, mr. P. J. C. Tetrode en mr. G. H. M. Delprat. alsmede prof. Böhl en mr. C. J. Ritter, persoonlijke vrienden van den overledene, evenals ir. C. G. van de Wall Bake, die tezamen met ds. J. Yntema, Doopsgezind predikant te Haarlem, in het zes'de rijtuig had den plaats genomen. Onder de aanwezigen op de begraafplaats merkten wij o.a. op als vertegenwoordiger van den minister van Financiën, den Secretaris- Generaal van dit departement Jhr. mr. A. M. C. van Aseh van Wij ck, den Koninklij ken Com missaris bij de Nederlandsche Bank, prof. mr. dr. G. W. J. Bruins en verder de heeren F. J. M. van Ogtrop, A. de Bijll Nachenius, mr. W. Cnoop Coopmans en mr. W. M. J. Lytterveld, namens het bestuur van de Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam, mr. Chr. P. van Eeghen, onder-voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amster dam, H. j. van Putten, directeur en K. F. van den Berg. oud-directeur van de Javasche Bank, mr. D. Crena de long, president en mr. F. H. Abbing. directeur-secretaris der Neder landsche Handelmaatschappij, mr. P. Hof stede de Groot, directeur van de Amsterdam- sche Bank, mr. R. E. Kielstra, directeur van de Kasvereeniging, J. D. D. Pruissen, direc teur van de Nederlandsche Bank voor Zuid- Afrika, dr. ir. H. Wortman en mr. K. Jansma, resp. voorzitter en secretaris van den Zuider zeeraad, dr. H. van Beeck Vollenhoven, pen ningmeester van de Vereeniging Zuid-Afri- kaansche Voorschotkas, ir. G. F. H. Houben, directeur van den Rijksdienst tot uitvoering van de Zuiderzeesteunwet, H. B. Defoer, onder voorzitter en mr. D. van der Werf. secretaris van de Generale Commissie Zuiderzeesteun wet, mr. H. F. van Leeuwen, directeur van de Twentsche Bank, Jhr. G. C. Quarles van Uf- ford, voorzitter en W. R. Chambers, directeur van de Vereeniging „Bureau voor Handels inlichtingen". H. dê Booy, vice-voorzitter en dr. F. G. van Asperen, namens de Nederland sche Vereeniging ten behoeve van Zeelieden van elke nationaliteit hospitaal-kerkschip „De Hoop". Voorts jhr. mr. dr. A. H. van Karne- beek, Commissaris der Koningin in de pro vincie Zuid-Holland, C. L. de Bussy, secretaris van het ISjederlandsch Kankerinstituut, S. de Clerq, Lid van den Zuiderzeeraad, het lid van de Generale Commissie Zuiderzeesteunwet P. Visser, tevens voorzitter van de Vissc.hersver- eeniging Algemeen Belang uit Marken en K. Visser, secretaris dezer vereeniging, W. F. Malcorps, adjudant van commandant Bouwe Vlas van het Leger des Heils, M. C. Koning, directeur der Stoomvaart Mij. Nederland, als voorzitter van het bestuur van de Ned. Indi sche Onderwijs- en Studiekas J. D. J. Roos. directeur van de Ned. Ind. Escompto Mij., te Amsterdam, R N. Laming, handelsattaché bij de Britsche legatie. D. H. Harmens, directeur van de Banque de Paris et des Pays Bas. E. Enthoven, gedelegeerd commissaris van de Deli Mij., mr. dr. C. Sleeswijk oud-lid van de commissie van advies van de Neder landsche Bank. A. Pierson, van de firma Pierson en Co., mr. P. J. Idenburg, secretaris van het college van curatoren van de Rijksuniversiteit te Leiden, mr. H. K. Wes tendorp. voorzitter van de Vereeniging voor Aziatische Kunst, W. F. Piek. oud-directeur van de Holland-Amerikalijn, Herbert Cremer, directeur van de Deli Mij., mr, A. H. Hartogh, directeur der Bankassociatie, mr. L. J. Plemp van Duiveland, eere-voorzitter van den Ne- derlandsehen Journalisten Kring, mr. H. J. Bool, secretaris van het Tabaksbureau te Amsterdam, het voltallige bestuur van de Chineesche studentenvereeniging Chung Hwa Hui iri Nederland, H. Meinesz, oud-directeur van de Javasche Bank, L. H. van 't Sant, oud voorzitter vari de Verzekeringskamer, majoor J. F. W. Hendriksz, secretaris van de Zui- derzeevereeniiging, majoor K. A. van Schelven, namens generaal S. F. Duymaer van Twist, de commissaris van politie K. H. Broekhof! namens de Valsch-Geldcentrale te Amster dam, F. de Boer, directeur van de Mij, Ne> derland, mr. IJ. J. H. van der .Meulen en mr. K. P. van de Mandele, directeuren van de Rotterdamsche Bankvereeniging, E. D. van Walree, ondervoorzitter van het Neder- landsch-Economisch Instituut te Rotterdam, Mr. K. Jansma, secretaris van den Zuiderzee raad, prof. G. van Iterson Jr., prof. W. Schuff- ner, dr. J. W. Wicherink, oud-geneesheer- directeur van het Academisch Ziekenhuis te Leiden, mr. H. van Maasdijk, directeur van de Nederlandsche Bankinstelling, W. N. van de Poll, havenmeester, van Amsterdam en mr. G. L. Mens Fiers Smeding, oud-president van het Hooggerechtshof in Nederlandseh-Indië en voorts tal van agenten van de Nederland sche Bank uit het geheele land en vele oud beambten van deze instelling. Plechtigheid in de aula. Even voor drie uur werd de onder bloemen bedolven kist door twaalf employés van de Nederlandsche Bank de hooge trappen van de Aula opgedragen en achter in de Aula neergezet op de verhooging, die eveneens om ringd was door een schat van bloemen en transen. De familieleden traden binnen, ge volgd door de genoodigden en belangstellen den, zoodat de Aula geheel gevuld was en velen op de stoep en daarvoor moesten blij ven staan, waar men het gesprokene met be hulp van luidsprekers kon volgen. Toen het orgel, bespeeld door George Robert, zweeg, nam mr. L. J. A. Trip, president van de Ne derlandsche Bank, het woord, mede namens de Javasche Bank. „Wij gevoelen weemoed, zoo sprak hij, bij het heengaan van dezen grooten voorganger en goeden vriend, zooals wij weemoed hebben gevoeld toen wij zagen, hoe in de laatste jaren zijn krachten gingen vervallen. Wie hem echter gekend heeft in zijn volle vitaliteit, herinnert zich zijn werk lust en met dankbaarheid herinneren wij ons het groote werk dat hij hier, zoowel als in Indië heeft verricht en dat tot zijn groote voldoening bij zijn heengan als president van de Nederlandsche Bank erkend werd met de hoogste onderscheiding, die H.M. de Koningin hem kon toekennen, n.l. het Grootkruis van den Nederlandschen Leeuw. Gedurende een kwart eeuw heeft de over ledene zijn stempel gedrukt op de circulatie bank, zoowel in Nederland als in Indië. Zes jaar werkte hij in Nederlandsch-Indië, waar hij rustig kon opbouwen en reorganiseeren. De Nederlandsche jaren, die daarop volgden, waren vol schokkende gebeurtenissen en moeilijkheden. Het resultaat van zijn werk was echter, dat Nederland zijn gezonde mone taire positie heeft kunnen behouden en ver sterken. Hij durfde verantwoordelijkheid aan vaarden en wist haar te dragen. Ook op internationaal gebied heeft hij zijn talent ontplooid en heeft hij gestreden voor een krachtige samenwerking tusschen de vol ken. Zijn beminnelijke persoonlijkheid en zijn groote werkkracht stelde hij bovendien ook in dienst van tal van andere instellingen en ondernemingen van maatschappelijk nut. Het groote werk van de drooglegging der Zuiderzee had zijn volle belangstelling en hij gaf er een groot deel van zijn krachten aan. Spr. eindigde met woorden van troost tot ZONDER CHAUFFEUR, bij GARAGE BAKKER. Alléén: TURFMARKT 20 Telel. 15138 PRIMA WAGENS vanaf ƒ5.— per dag. (Adv. Ingez. Med.) mevrouw Vissering, die hem bij zijn drukke werkzaamheden altijd een steun is geweest en die troost moge vinden in den eerbied en dankbaarheid, waarmede de naam van den overledene in de geschiedenis van de instel lingen, waaraan hij verbonden was, zal voortleven op de eereplaats, die hij verdiend heeft. De tweede spreker, dr. ir. H. Wortmann, voorzitter van den Zuiderzeeraad, schetste uitvoerig het vele werk, dat Vissering ondanks zijn drukke financieele werkzaamheden, heeft verricht in verband met de drooglegging van de Zuiderzee, waarbij hij deel uitmaakte van tal van commissies, die vaak door zijn initia tief tot stand waren gekomen, en welker voor zitter hij in vele gevallen was. Bijzonder aan het hart gingen hem de belangen van de door de drooglegging zoo zwaar getroffen Zuider- zeëvisschers. De Generale Commissie voor de Zuiderzeesteunwet, is vooral door zijn toe doen tot stand gekomen en bij het groote nationale werk, dat Nederland met de aan winst van dit land verricht, zal de naam van Vissering steeds met eere genoemd worden. Vervolgens voerde de heer F. G. Hartjes het woord, namens het personeel van de Neder landsche Bank, en namens het bestuur van de beide verzekeringsfondsen voor het perso neel. Spr. gewaagde van het liepe leed, dat allen heeft getroffen, door het heengaan van den beschermheer der beide fondsen en gaf uiting aan het gevoel van dankbaarheid, voor het geen mr. Vissering voor de twee vereeni gingen heeft willen zijn. Spr. was dankbaar voor de warme belangstelling die de over ledene voor de beide instellingen heeft ge toond en tevens voor hetgeen hij als mensch heeft beteekend voor het personeel. Met de woorden „President, een dankbaar personeel brengt u een laatsten groet, rust zacht!", be sloot spr. zijn gevoelvolle rede. Ds. J. Yntema, doopsgezind predikant te Haarlem, ging hierna voor in gemeenschap pelijk gebed, waarin hij den overledene her dacht als een groot en goed vaderlander, die zich met gansch zijn persoonlijkheid gege ven heeft aan zijn taak. Spr. bad God de kracht tot berustende aanvaarding, voor wie door dit verlies worden beproefd. De kist daalde daarna, terwijl het orgel de Eroica van Beethoven speelde. Nadat de zoon van mr. Vissering den.spre kers en alle aanwezigen in het bijzonder den vertegenwoordiger van den minister van Fi nanciën, had bedankt, verlieten de aanwezi gen de aula, terwijl het orgel fragmenten uit de Matthaeus Passion ten gehoore bracht. De teraardebestelling vond hierna in intie- men kring plaats. De tijd voor WOLLEN MUTSEN en SJAALS, KINDER ONDER- en BOVENKLEEDïNG tot 14 jaar. Uw speciale aandacht vragen .wij voor onze bekende STERKE WOLLEN KOUSEN vanaf 49 cent „ALTIJD IETS APARTS". Gen. Cronjéstraat 116 Tel. 16527 (Adv. ingez. Med.) VERDACHT VAN RONSELARIJ VEROORDEELD. De Rotterdamsche rechtbank deed Don derdagmiddag uitspraak in de zaak tegen den 36-jarigen havenarbeider B. W. K. wo nende te Rotterdam en den 37-jarigen va rensgezel A. A. van der R. eveneens te Rot terdam, die in het afgeloopen jaar pogin gen hadden gedaan om eenige Rotterdam mers te bewegen in dienst te treden van het Spaansche regeeringsleger, zij werden resp. veroordeeld tot twee maanden gevangenis straf voorwaardelijk met drie jaar proeftijd, en vijf maanden gevangenisstraf, eveneens voorwaardelijk met drie jaar proeftijd. GUNNING. De N.V. Amsterdamsche Rijtuig Mij. te Am sterdam heeft het verbouwen van het perceel aan het Plein onderhandsch opgedragen aan de firma E. J. Lubbers alhier. DAGBLADJUBILEA. Het Dagblad De Nieuwe Koerier te Roer mond verscheen op 23 December, ter gele genheid van zijn gouden bestaansfeest met een extra nummer dat er, niet alleen naar omvang, maar ook naar inhoud in letter en beeld wezen mag. Tevens ontvingen wij een indrukwekkend feestnummer van het dagblad De Grondwet te Roosendaal, dat in de eerste dagen van' Ja nuari zijn 75-jarig bestaan zal herden ken. RECTIFICATIE. Een oogenblikje van verstrooidheid deed ons in ons nummer van Donderdag in het on derschrift van een foto, Hongkong aanduiden als een Japansche kolonie in China. Dit moet natuurlijk zijn: Engelsche kolonie. Uit de verdere bewoordingen bleek trouwens wel, dat hier van een verschrijving sprake was. KERSTAVOND „VOLKSZANG". Woensdagavond hield de afd. Haarlem van dc Vereeniging tot bevordering van den Volks zang een welgeslaagden Kerst-repetitie-avond De voorzitter ds. Tj. Franken opende de bij eenkomst met een woord van welkom tot alle aanwezigen en in het bijzonder tot de penningmeester van het Hoofdbestuur en aan den secretaris der afd. Bloemendaal. Voor de jauze werden eenige Kerstliederen gezongen, na de pauze ook andere liederen. Een en ander werd afgewisseld door solozang, declamatie en muziek Aan het eind van den avond dankte de voorzitter alle aanwezigen en deed zijn woord van dank aan de dames, die dezen avond hun medewerking hadden verleend, vergezeld gaan van een bloemetje. „Volkszang" kan op een zeer gespaagde Kerstavond terugzien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 10