ZONDERLINGE LEVENS
ift Fit!
TREFFERS
Heemstede in
vroeger eeuwen
Litteraire
Kantteekeninffen.
VRIJDAG 24 DECEMBER 1937
HAAREEM'S DAGEEAD
pET was de Kerstdag van 1456 toen
een zwerver één der stadspoorten
van Parijs verliet en, gepakt en ge
zakt als hij was, blijkbaar niet voor
nemens was, er voorloopig terug te keeren.
De jonge man had een innemend uiterlijk,
lange lokken die hem speelsch om het hoofd
zwierden en tintelende oogen. Men kon het
hem aanzien dat hij aan de genoegens des
levens niet ingetogen was voorbijgegaan. Trou
wens, wie hem in de herbergen, waar hij op
zijn voetreis aanlegde, had gadegeslagen, zou
al gauw hebben bemerkt, dat deze jeugdige
vagebond, die zich den wijn terdege liet sma
ken en en zelfs een enkel maal met bedacht
zame genotzucht een gebraden gans ver
schalkte, een volleerde smulpaap was. De du
katen schenen hem gemakkelijk uit den zak
te rollen en de herbergklanten, met wie hij
dadelijk in een luidruchtig gesprek was ge
wikkeld, ledigden menigen roemer Bourgogne
op kosten van den gullen vreemdeling.
Frangois Villon luidde zijn naam. Een schalk,
een deugniet, ja erger nog: een dief, een
moordenaar, een zwierbol, een duivelsknecht
en een oplichter was hij, die zich in allerijl in
veiligheid had gesteld omdat de Parijsche
grond hem te heet onder de voeten werd. En
toch en toch droeg deze schelm bij zijn
ylucht een geschrift in den zak, dat een van
de gaafste, aangrijpendste en schoonste dicht
werken bevatte, die de Fransche literatuur
der Middeleeuwen heeft voortgebracht!
Dichter van onsterfelijke verzen en niet
temin een beroepsboef, die bij voorkeur ver
keerde met al wat aan den duisteren zelfkant
van het leven ontucht en misdaad bedrijft
Een merkwaardige tegenstelling oogenschijn-
lijk, maar in waarheid niet anders dan een
typisch beeld van den geest, die de late mid
deleeuwen kenmerkt.
FRANgOIS VILLON.
Het was immer de tijd, waarin de kerkklok-
toen hoog boven de samengescholen behuizin
gen der steden, welsprekender en ontroeren
der dan woorden ooit vermochten, de felle
contrasten van vreugde en smart, geboorte en
dood, oorlogsgevaar en vrede vertolkten. Won
derlijk dicht woonde de innigste teederheid
naast de onmenschelijkste wreedheid, de liefde
naast de haat, de barmhartigheid naast de
hardvochtigheid. Zooals zijn tijd, zoo deze
dichter-schurk, wiens wild-avontuurlijk leven
het bonte tafereel van zijn eeuw levendiger
weerspiegelt dan de getrouwste chroniek.
Waarschijnlijk in 1431 werd hij in Parijs
geboren. Zijn vader, in de historiebronnen ge-
noem onder twee namen: de Montcorbier of
Des Loges, stierf jong, zoodat de opvoeding ge
heel in handen van zijn liefdevolle moeder
■was gelegd. Zij was een eenvoudige, ongelet
terde vrouw, die in haar oprechte vroomheid
het liefst haar leven in het klooster had door
gebracht, maar nu haar wereldsche plichten
met warme liefde en toewijding vervulde. Had
haar blik. waarmee zij den kleinen Francois
in de oogen zag, hem het geluk in de ziel
tounnen doen stroomen,zijn leven zou over
•rozen zijn gegaan. Maar daar buiten de muren
van de nederige woning liet het leven zich
niet van den aanlokkelijksten kant zien. De
Engelschen, die Parijs bezet hadden, hielden
er jammerlijk huis en toen de wapenstrijd zich
buiten de poorten verplaatst had en de ge
kwelde burgers eindelijk rust hoopten te vin
den, waren het de hongersnood en de epidemie
die het volk teisterden.
Zes jaar mag Francois oud geweest zijn,
toen zijn moeder hem, waarschijnlijk om hem
uit de hel der armoede te verlossen, naar Guil-
laume de Villon bracht, kapelaan van de
kloosterkerk Saint Benoit-le-Bétourné, zoo
genaamd omdat merkwaardigerwijs het kool
naar het westen was gericht.
Onder de vaderlijk-ernstige hoede van zijn
pleegvader, wiens naam hij in den vervolge
zou dragen, leerde Francois met meer dan de
normale begaafdheid lezen en schrijven en de
beginselen van het Latijn; ja, zoo snel maakte
hij vorderingen dat hij al op 12-jarigen leef-
Dit zijn de succesvolle kleine AD VER -
TENTIëN in het HANDELSBLAD, die
in geheel Nederland worden gelezen
Toch zijn „TREFFERS" voordeelig
8 CENT PER WOORD
en voor betrekkigzoekenden
5 CENT PER WOORD
Een TREFFER plaatsen beteekent slagei
Bijkantoor HANDELSBLAD Haarlen
(WENSING'S Alg. Advert Bureau)
TEMFELIERSSTRAAT 32 - Telei 1020;
Franqois Villon.
tijd als student kon worden ingeschreven
aan de Faculté des Arts.
De woning van pleegvader Guillaume. bij
genaamd het huis met de roode deur. stond
in een omgeving, die onzen Francois niet veel
goeds geleerd zal hebben. De vele gebouwen
die tot het klooster St. Benoit behoorden wer
den niet alleen bevolkt door godvruchtigen,
in tegendeel. In het lugubere knekelhuis, in de
sombere en bijna onvindbare gevangenis
ruimten. huisde een liederlijk volkje, dat maar
al te graag in de verborgen kelders des nachts
met de dienstmaagden feestte.
Voorloopig zag het er naar uit, dat de zede
loosheid die in Francois' onmiddellijke om
geving zoo welig tierde, zijn toewijding bij
de studie niet schaadde; in 1449 legde hij met
goed gevolg zijn examen af en drie jaar latei-
had hij als candidaat de onderste trede van de
trap der geleerdheid veroverd, die bestegen
moest worden, om de hoogwaardige ambten
van bisschop, raadgever des Konings of thesau
rier deelachtig te kunnen worden. In hoeverre
Francois deelnam aan de losbandige prac-
tijken der talïooze jonge lieden, wier
ijver zich meer op roof, spel en min richtte
dan op de studie der rechts- en godgeleerd
heid, is niet bekend, 's Nachts trokken ze dooi
de duistere straten, lichtten de uithangborden
uit de hengsels, schrikten de bui-gerij op en
leverden ware veldslagen met de ordebewaar
ders.
Van kwaad tot erger.
FUT isschien had het leven van Villon een
iVJ1 ganscli andere wending genomen als zijn
studie niet zoo onverwacht en ongewild was
onderbroken. Verkeerde deze veelbelovende
jongeman al niet in de eerste kringen van
Parijs: in die der advocaten, kooplieden en
raadgevers van het Parlement? Behoorde een
Robert d'Estouteville, eerste magistraat van
Parijs, aan wiens invloed het te danken was.
dat Frangois aan den galg ontkwam, niet tot
zijn naaste bekenden?
Nu zwierf hij met de leegloopende studenten,
die in benden de stad onveilig maakten, rond
en raakte in een gezelschap verzeild, waarvan
de beruchtste misdadigers der Fransche
hoofdstad deel uitmaakten. Na de kommervolle
jaren der Engelsche bezetting bood Parijs
ruimschoots gelegenheid om aan den drang
naar onbezorgder leven tegemoet te komen.
Het telde niet minder dan 4000 taveernen en
menige plaats van ontuchtig vermaak. In
dergelijke gelegenheid maakte Francois goe
den zwier met zijn kornuiten: Collin de Ca-
yeux, Regnier de Motigny, die gelijk hij als
mannen van goeden huize in het voornaamste
gezelschap verkeerden, maar niettemin hun
wandaden met den galg betalen moesten.
Vier en twintig jaar was hij nu, vol levens-,
lust en lang niet onaantrekkelijk van uiterlijk.
En al waren zijn vriendinnen, zooals ,.de dikke
Margot", „Marie-het-Idool" en hoe ze verder
heeten mochten, niet van de deftigste soort,
ze waren er hem niet minder lief om. Maar
bovenal ging hem toch zijn „Chère Rose", op
wie hij waanzinnig verliefd was, maar die
„meer nog dan zijn hart een groote zijden
beurs, van ducaten overvol" begeerde
Ja, al dat zwierige leven kóstte geld, meer
dan Francois te verteren had. Geen nood; het
valsche kaart- of dobbelspel vulde het tekort
aan contanten snel en gemakkelijk aan!
Een losbol was hij, een drinkebroer, een
valsche speler. Een onverwachte gebeurtenis
maakte ook nog een moordenaar van hem.
Op een avond in Juni het gebeurde in 1455
kuierde Villon met een van zijn liefjes
langs de woning van een zekeren Sermoise,
met wien, mogelijk uit minnemiijd, -een woor
denwisseling ontstond, die al gauw in hand
gemeen ontaardde.
Sermoise trok een dolk en verwondde Vil
lon aan het gezicht, waarop Francois zich
ook niet onbetuigd liet en zijn tegenstander
zoo toetakelde, dat deze anderdaags den geest
gaf.
Villon vluchtte in de abdij van het beroem
de klooster Port-Royal waar hij zich voor
loopig schuil hield tot hij, dank zij den in
vloed van zijn pleegvader, begenadigd werd.
Ondervonden had deze gauwdief heel wat in
zijn jonge leven, geleerd echter niets. Terug
gekomen in Parijs vatte hij zijn losbandig le
ven weer op alsof er niets was gebeurd. Hij
zwierf van „Het Witte Paard" naar „Het
Tonnetje", vandaar naar „Het Muiltje", dronk
als een Berserker, betaalde het gelag uit de
beurs die zijn valsche dobbelspel gevuld
had en was platzak als voorheen.
(Adv. ingezMea.j
Een dievenbende op 't pad.
|pr et moet in 1456 zijn geweest dat een il-
luster gezelschap, waaronder Frangois,
samenkwam in een der beruchte herbergen,
om zich onledig te houden met nog andere
zaken dan de dagelijksche offeranden aan
Bacchus. De koppen bij elkaar gestoken on
der de walmende lamp fluisterde hét vier
tal geheimzinnig. Ditmaal ging het niet om
een onschuldïgen kippendiefstal, zooals zoo
vaak onder leiding van den bef aamden Gui
Tabari die ook al aan den galg stierf
werd voorbereid. Neen, andere, grootere plan
nen werden gesmeed: in het College van Na
varre moest een niet onbelangrijke geldsom
worden bewaard. Het jaargetij was gunstig, de
donkere dagen voor Kerstmis verzekerden het
welslagen. Via den tuin werd het oude ge
bouw tijdens den sneeuwjacht ongezien ge
naderd; het kostte den mannen weinig moeite
om zich van den buit, die uit 500 gouden du
caten bestond, meester te maken.
Daarna neemt Frangois de vlucht, sluit zich
aan bij een bende die de geldkisten der ker
ken berooft, de valsche munterij beoefent en
op de kermissen met zakkerollerij zijn slag
slaat.
In 1457 duikt hij plots in Blois op, in de om
geving van Charles van Orleans, zijn gratie
vollen en prinselijken tegenhanger", dien hij
door zijn scherpte van geest en radheid van
tong gansch en al voor zich weet in te ne
men. Het kleine hof was herschapen in
een leerschool voor „denken en rijmen", waar
aan de besten dier tijden als een Chastellain,
deelnamen. Volijverig en allerminst onver
dienstelijk nam Villon, die in zijn onstex-fe-
lijk gedicht „Het Kleine Testament" had ge
toond meer dan een rijmelaar te zijn, deel
aan de wedstrijden in de rijmkunst die door
Charles werden uitgeschreven.
Dan verliezen wij hem uit het oog tot 1461,
het jaar waarin hij door den-Bisschop van
Orleans werd ingesloten in de gevangenis
van Meung-sur-Loire. Wat hij nu weer be
dreven had ligt, zooals veel in dit stormachtig le
ven, in het duister. Zelf heeft hij meegedeeld
dat hij zich tijdens zijn gevangenschap
voornam, een beter leven te gaan leiden. In
een roerende ballade smeekt hij hem te be
vrijden. En zijn bede werd verhoord: toen Lo-
dewijk XI op zijn doortocht te Meung vernam
van Villon's kerkerstraf, verleende hij aan
Frankrijk's grootste poëet gratie.
Met de beste voornemens keert Frangois in
Parijs teing, waar hij, terwijl hij zich om ge
gronde redenen schuil houdt, zijn tweede on
vergankelijke dichtwerk schrijft: „Het Groote
Testament". Onbezorgd is zijn leven ook nu
nog niet. In 1462 wordt hij opnieuw in den
kerker geworpen, waarschijnlijk wegens zijn
diefstal in het College van Navarre. Wear is
het zijn pleegvader, die zijn invrijheids-
stelling weet te verkrijgen. Tevergeefs nog
geen maand later is hij bij een twist betrok
ken en ditmaal schijnt er geen ontkomen meer
aan: Villon zal zijn kornuiten naar den galg
moeten volgen. Maar men heeft den dich
ter van de schoonste balladen der Middel
eeuwen lief gekregen; zijn beroep op het
Parlement is niet voor niets gedaan: het
doodvonnis wordt in een tienjarige verban
ning veranderd.
Daarmee raken wij zijn spoor voor goed
bijster. Is hij het. die als jongleur de Engel
sche kermissen afreist? Stierf hij in een kloos
ter? Of kwam hij, berooid en uitgeput, om
in een donkeren hoek van een steeg als een
schurftige hond?
Een groot dichter.
A 1 mag de historie het beschermende kleed
der onwetendheid over het einde van dit
zondige leven uitspreiden, de geslachten heb
ben een schat van 3000 verzen aan ons over
gedragen.
Alle betalende abonnés van Haarlem's
Dagblad zijn GRATIS TEGEN ONGEVALLEN
VERZEKERD, op voorwaarden welke koste
loos bij de administratie verkrijgbaar zijn
en welke op geregelde tijden in ons blad
worden gepubliceerd De uitkeeringen
zijn bij levenslange ongeschiktheid
2000, overlijden 400; verlies van een
hand, voet of oog ƒ200; beide leden van
een duim ƒ100; één lid van een duim
ƒ50; alle leden van een wijsvinger ƒ60;
één of twee leden van een wijsvinger
25; alle leden van een anderen vinger
ƒ15; één of twee leden van een anderen
vinger ƒ5; arm- of beenbreuk ƒ30; enkel
breuk ƒ15; polsbreuk ƒ15. Alles indien
het gevolg van een ongeval. Voor de
abonnés op het Geïllustreerd Zondags
blad bestaat nog een afzonderlijke ver
zekering. De voorwaarden daarvan zijn
eveneens bij de administratie verkrijgbaar
In de 40 coupletten die tezamen hetKleine
Testament" vormen getuigt de spot waarmee
hij zijn have en goed verdeelt, van een zoo
rijken en diepzir.nigen geest, dat deze spits
boef voortleeft aLs een dichter die meer weer
spiegelt dan de hoogten en diepten van zijn
tijd: het eeuwig menschelijke, waaraan niets
menschelijks vreemd is.
Aaxx zijn kleermaker vermaakt- hij zijn oude
kleeren, aan den barbier zijn haar. aan den
één zijn diploma's, aan den ander zijn luiers,
maar zijn hart bestemt hij voor zijn lief
ste vriendin.
Bitterder is zijn toon van zijn „Groote Tes
tament", waarin hij de boeken aan zijn
pleegvader, zijn lichaam aan de aarde en zijn
ziel aan de Heilige Drie-Eenheid legateert.
Ook zijn balladen deelt hij uit-: voor Margot
zijn „ballade aan de verloren kinderen", aan
zijn liefste liefje zijn „amoureuze ballade",
aan zijn moeder, voor wie zijn hart- van in
nige teederheid overvol is, een ballade. de
schoonste misschien, die ooit uit zijn hand
kwam waarin hij haar smeekt, tot Onze-
Lieve-Vrouwe te bidden.
Als een Verlaine. een Rimbaud, een Mal-
larmé behoort hij tot de „poètes maudits"
de gevloekte dichters, die te na aan den grens
der moraal leefden, om de sanctie van het
burgerlijk fatsoen te verwerven. Als deze
zwierf hij door vei-boden ooi-den, toetste hij
goed en kwaad, leefde hij het leven „de pro-
fundis", inniger, onstuimiger, liederlijker en
soms verhevener dan degenen, die langs de af
gebakende paden der deugdzaamheid gaan.Diep
in zijn hart, waarin het verlangen naar
menschelijke zuiverheid altijd levendig is, kent
hij het besef van de vergankelijkheid aller
aardsche dingen, van 's levens eindigheid, dat
edelman en schurk, priester en leek. wijze en
dwaas, arme en rijkaard gelijkelijk plaatst
voor het onvermijdelijk afscheid van deze
aarde
Met den hemel als hoed en de aarde als
schoen ging hij door dit tranendal, waarin
niets menschelijks hem vreemd was. En uit
beide: uit de vlekkeloosheid van den hemel en
de zondigheid der aarde groeide een onster
felijk dichtwerk zijn maker heette Fran
gois Villon.
C. J. E. DINAUX.
Van de gewapende macht
Al was Heemstede in vroegex-e tijden maar
klein, natuurlijk moest het toch in den een of
anderen vorm zijn deel bijdragen aan de in-
standhouding van de gewapende macht, het
zij dan dat deze bestemd was voor de verdedi
ging van het land naar buiten, hetzij dat de
bewaring van de binnenlandsche rust en orde
de voornaamste oogmerken waren.
Zoo ontving de toenmalige Heer van Heem
stede, Geraerd Pauw, op 11 Februari 1665 een
aanschrijving van Gecommitteerde Raden om
binnen acht a tien dagen een lijst te zenden
van alle weerbax-e mannen van 18 tot 20 jaar
exi deze voor rekening van de gemeente te
doen bewapenen. De ingezetenen van Berken
rode werden bij die gelegenheid, vanwege hun
geringe aantal, bij die van Heemstede gere
kend. Reeds op 6 Maart bleken alle voorschrif
ten en aanwijzingen te zijn opgevolgd en kon
het legioen gemonsterd worden. De bewape
ning bestond uit 63 x-oeren met Jorquetten en
bandeliers exi 59 pieken. Enkele jaren later,
de oorlog met Engeland, die tot deze bewa
pening der burgers den stoot had gegevexi, was
inmiddels beëindigd heeft de Heer van
Heemstede deze pieken en x-oeren voor 389
gulden en 15 stuivers kunnen overnemen. Ze
werden met verdere „rariteyten" onderge
bracht op de z.g. geweerzaal van het Slot.
waar ze zich omstreeks 1800 nog bevonden.
Omstreeks 1750 beleefde Heemstede een in
kwartiering van troepen van den Prins van
Oranje. Over den omvang van den „troep"
xxxake men zich evenwel geen al te grootsche
voorsteUinze bestond uit twee soldaten, die
hier als gardes chasse gedetacheerd werden
onder bevel van den onderhoutvester Hox-tman
te Haarlem. Maar al was de troep niet groot,
zekex-e moeilijkheden schijnt ze toch wel ver
oorzaakt te hebben. Er ls althans een gedruk
te proclamatie bewaard gebleven, waarbij
schout en schepenen van Heemstede aan de
ingezetenen „en vooral aan de neringdoende
lieden" de waarschuwing geven om „aan de
ingekwartierde militairen, hunne vrouwen of
C1
Herinnering en Fantasie.
E andere boekjes van Eva Asscher
„Jeugdherinneringen", „Een Kinder
leven" en „Paedagogisehe Overwe
gingen" heb ik niet gelezen, doch een „Meis
jesleven", een boekske dat- evenals de ge
noemde bij de Wereldbibliotheek verscheen,
zou mijn belangstelling ervoor kunnen op
wekken. Eva Asscher, paedagoge met levexis-
ervaring (zoo stel ik mij haar voor) vertelt
zóó argeloos joodsch-oprecht exi joodscli-
gevoelig van haar vroege meisjesjaren in het
typisch Amsterdamsche stadsdeel, waar haar
vader een geneesheer, ja laten we maar gerust
zeggen „de" dokter was; schildert met enkele
regels zóó treffend een intellectueel burger
gezin van een vijftig jaar terug, rangeert zoo
alleraardigst de wagons van haar vroegrijp
vernuft met die van haar zuivere meisje-zijn, j
dat we die openhartige herinneringsschetsen
met bijster veel genoegen doorgelezen hebben.
Ze hebben qualiteiten die doen vergeten dat
ze met litteratuur, in dezer beperking tot
woordkunst, niets van doen hebben. Wat ook
uit niets blijkt de bedoelixxg geweest te zijn.
Jaap Bekkers heeft met zijn roman „De
Sprong in het Duister" (uitgaaf Servire, Den
Haag) vermoedelijk zwaarder litteraire pre
tentie, al is zijn bedoeling in hoofdzaak xxiet
op deschoone schriftuur gericht. Veeleer is
het er hem om te doen de belangstelling van
den lezer te leiden naar de regionen, waar de
wetenschap populair geworden is en zielsver
huizing exi onderbewustzijn dus problemen
zijn, die, eenigszins smeuïg opgediend, een
soort psychische detective-story kunnen op
leveren. Het genre is niet absoluut nieuw
maar kan natuurlijk, gelijken tred houdend
met het voortschrijdexx der wetenschap, voort
durend gemoderniseerd worden. De heer Bek
kers is in dit genre een niet te versmaden
producent en „De Sprong in het Duister"
daardoor een de belangstelling gespannen
houdend verhaal, ook zelfs voor wie neiging
gevoelt met de geheele procedure een loopje
te nemen.
Het „geval van Frankendael" is ixxderdaad
niet alledaagsch. Een zekere heer Paul vaxi
Frankendael komt met een voorzaat, die
eveneens Paul heette en in het laatst der
achttiende eeuw leefde, langs spiritistischen
weg overeen, hem tijdelijk zijn lichaam af te
staaxx, opdat de ziel, of beter die achttiende-
eeuwer zelf, daarin gedurende een jaar ver
blijf zal kunnen houden, en het leven van
zijn nazaat voor de buitenwereld ongemerkt
zal voortzetten. Waar die nazaat in dat jaar
met zijn ziel gaat logeeren, is me niet gelukt
te ontdekken. Doch wel zal hij, als precies op
klokslag het jaar om is, terugkeeren om van
zijn lichaam weer bezit te nemen. Zoo iets
dus als Phileas Fogg na zijn tachtigdaagsche
wereldreis in zijn club verschijnend, met een
welwillend „Goeden avond heeren. hier ben
ik". De voorzaat heeft zich vex-boxiden zonder
sputteren op het gegeven uur weer naar de
achttiende eeuw te verdwijnen, maar dat
gaat nog zoo glad niet. Daar heeft natuurlijk
weer een vrouw schuld aan, anders zou de
sprong ixx het duister geen roman zijn.
Paul Junior is namelijk vex-loofd met Eleo-
noor ten Haeften, maar dat engagement vlot
niet erg. omdat Paul almaar in die vreemde
wetenschappen studeert, en ixx zijn familie
archief duikt om met zijn voorvaderen te
converseeren, in stee van voor een nageslacht
zorg te dragen. Als nu Paul Senior in Junior's
lichaam huist, van welke verhuizing Eleoxxoor
natuurlijk onkundig gelaten is, voltrekt zich
het te verwachten, maar daarom xxiet minder
droevig feit dat. de jonge dame bemerkt dat
Paul veel vrooljjker en levenslustiger gewor
den is, en dat de achttiende-eeuwer bij den
dag meer en meer geneigd raakt woordbreuk
te plegen en het oud-Hollandsche „blijf zit
ten waar je zit" in toepassing te brengen.
Zoover koxxxt het weliswaar niet en Paul Ju
nior herneemt zijn plaats doch dat alles is
hier vlugger verteld dan Jaap Bekkers het
laat gebeuren. En er zou ook anders geen
aardigheid aan zijn, of lie-ver: te weinig.
Want die zit hier juist in al dat ernstig aan
doend gesmoes rondom het feit heen. De
schrijver laat Paul's vriend, een dokter het
verhaal te boek stellen, en die is er van over
tuigd dat „hel geval van Frankendael, zoo
wel den psycholoog als den para-psycholoog
interessant studiemateriaal verschaft. En zelf
koos de auteur een motto van William Blake
voor zijn boek en noteert dat „alles wat een
mogelijkheid biedt geloofd ie worden, een
beelding der waarheid is". Zoo doorgaand
kunnen we nog tot morgen doorredeneeren,
want over wat „mogelijk" en wat „waarheid"
is geeft dat citaat een te vaag licht. Maar
met dat al geloof ik niet dat Jaap Bekkers
zijn roman voor parapsychologen geschreven
heeft en dat ook wij, gewone lezers, er onze
jonste aaxx beleven mogexx. Zij het dan mede-
parasiteerend op de parapsychologie in het
geval van Frankeldael.
Weinig wist men in de veertiende eeuw vaxx
psychologie af doch de beroemde legende van
Beatrys is er niet minder schoon om. Over
haar geloofwaardigheid behoefde niet gerept
te worden, die sprak vanzelf. Wetenschappe
lijke theorieën warexx overbodig om de „waar
heid" te doen gevoelen, de dichterlijke waar
heid die zonder discussie aaxxvaard werd.
En een dichterlijkheid die dat aanvaarden
gemakkelijk en zoet maakte. Dichters van he
den kunnen hunkeren naar dien tijd. Hij is
er niet meer en zelfs het na-genieten thans
kan niet de zuiverheid hebben van het gexxot
der Middeleeuwers. Toch blijft de schoonheid
nog levend, ook voor thans. De Beatrijs-legen
de kent men en geniet men in Bouten's her
schepping door voordracht en lezing. Nu heeft
de Maastrichtsche uitgeven Stols in een
fraai verzorgd boekje den oorspronkelijken
tekst, zooals die in het handschrift uit 1374
ter Koninklijke Bibliotheek gevonden wordt,
herdrukt. De houtsnijder Victor Stuyvaert
heeft er beeldjes bij gemaakt die. sober van
vulling en strak van teekening, bij den tekst
passen eix bescheiden zijn en toch vol passie,
gelijk deze. Met. een beetje oefening exx eexx
weinig aandacht leest men den middeleeuw-
schen tekst vrij gemakkelijk al is men geen
philoloog van professie. Het is een voornaam,
klein geschenk, voor onder den Kerstboom,
doch men oxxtmoedige er geen dichters onder
de vrienden mee, want. hun collega die de
Beatrys maakte wist het wel, toen hij aanving
re zingen:
..Van dichten comt nxi cleine bate;
")ie liede raden mi, dat ic 't late...."
J. H. DE BOIS.
RISK EERT NIETS
BLUF FIT!
PQOBËËPT U MAAD
Tegen hoofdpijn, griep, rheumotielc, tandpijn,
kiespijn en menstruatiepijnen
(Adv. Ingez. Med.)
kinderen, niet meer dan voor 6 stuivers in de
tien dagen te crediteeren".
Overigens schijixt een macht vaxx twee man
destijds voor Heemsteedsche verhoudingen
wel geëigend geweest te zijxx. Waxxt ook in
1813, toen bij het einde vaxx het Fransche be
wind op alle gemeentebesturen eeix beroep
werd gedaan in de algemeene bewapening bij
te dragen, besloot het provisioneel bestuur van
de genxeeixte twee man uit te rusten exx ter
beschikking te stellen van „Zijixe Koninglijke
Hoogheid de Heere Prince van Oraxxje exx Nas
sau, Soevereixxe Vorst der Vereenigde Neder
landen". Oixx de daarvoor benoodigde gelden
bijeen te krijgen, besloot het. provisioneel be
stuur eeix inzameling te houden. Per procla
matie werd aan de burgerij medegedeeld, dat
„ter rechthuize dezer gemeente een kist is ge
plaatst teneinde daar hx t.e Storten alle zoo
danige Vrijwillige giften als de In en opgeze-
teixexx dezer Genxeeixte ten dienst van het va-
derlaxxd en speciaal tot bevordering exx onder
steuning-van de algemeene Wapening zouden
willen bijdragen".
Uit de opbrengst dezer inzameling werden
twee manschappen aangeworven, die ieder een
handgeld van dertig gulden ontvingen. Voor
hun uitrusting werd 150.— uitgetrokken.
In lxet besluiteix-register vaxx het Provisio
neel Bestuur is hieromtrent geboekstaafd:
„Ook is goedgevonden ten blijken van gehecht
heid dezer gemeente aaxx onze doorluchtige
Soevereiix een aanbod te doen van twee man
schappen voor de Landmagt, welke vaixwegen
de gemeente hun handgeld zullen ontvangen
en het nxontant der aan te biedene Equïpe-
mentsgelden te bepaalexx op 150.—. En zijn
de bovengexxoemde twee manschappen opge-
zonden aan den Generaal Gouverneur der
stad Amsterdam nxet Eene missieve".
Prompt antwoordde deze Generaal Gouver
neur: Dank voor de manschappen, maar waar
blijven de honderdvijftig gulden? Blijkbaar
was verzuimd deze mede te zenden en hoezeer
de steun in natura, dat wil zeggen de soldaten,
van hoogerhand ook gewaardeerd werd. nog
liever bleek men geld te hebben. Want nog
geen week later, op 27 December 1813. werd
aan „alle gemeente Bestuuren" een rondschrij
ven gericht, „om de aanbieding van vrijwilli
gers niet meer in natura maar ixx soxxxma gelds
te doen".
Oefening 141. In een film-
blaadje zagen we eexx aar
dige oefening, die wij ook
maar eexxs moesten pro-
beerexx. 't Ls een mooie ge
legenheid om eens te onder
zoeken. hoe het nu met uw
lenigheid staat! We strooien
een doosje lucifers rondom
onze voeten leeg en zettexx
het doosje ook dicht bij ons op dexx grond. Nu
het doosje weer vullen, door diep voorover te
buigen. Maar de beexxen blijven recht: geexx
moment de knieën buigen, want daar gaat het
nu juist om. 't Is nxoelijker te makeix, door de
lucifers in een wat grooteren kring te strooien.
Oefening 142 is
weer een heel een
voudig, maar uiterst
nuttig oefeningetje.
Knielend op ééix
knie met het andere
been naar voren, la
ten we het boven
lichaam langzaaxxx
achterover gaan.
Met gestrekten arm
een tikje op den
grond, waarbij de
andere arm in de
hoogte wordt gehouden. Daarna wisselen en
vijftien maal herhalen. Probeert U nu ook nog
eens wat verder weg den grond te raken.
Oefening 143 is eexx uitstekexxde rugspieroefe-
xxing. Eexx van beiden gaat op de knieën lig
gen, waarbij de andere hem steunt door de
hielen vast te houden. Nummer één strekt de
armen omhoog en laat zich langzaam zakken
tot het lichaaxxx en armen horizontaal gekomen
zijn. Maar nü begint de eigenlijke krachttoer
pas. want als nummer één zoo ver is, probeert
hij nog wat verder naar voren te reiken. Zoo
prachtig als het op de teekening staat, zal het
wel niet lukken. Ziet u maar eens, hoe ver u
koixxt. En natuurlijk ook wisseleix van functie,
waxxt er is xxog heel wat ki-acht voor noodig
onx die voeten naai" beneden gedrukt te hou
den.
De teekening bij nummer
144 is wel héél optimistisch,
't Is was overdreven voor
gesteld om de bedoeling van
den sprong goed duidelijk te
maken. Maar als u half zoo
ver komt als de teekening
aangeeft, mogen we al heel
tevreden zijn! We springen
hoog op. en terwijl we in de
lucht zweven worden de
beonen zijwaarts getrokken.
De knieën moeten natuurlijk
recht blijven, zoodat de buiging tot het lenden
gedeelte beperkt blijft.
Doet u het ook een paar maal naar den an
deren kant?
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich Opv. M.O,