ZONDERLINGE LEVENS ift Fit! TREFFERS Heemstede in vroeger eeuwen Litteraire Kantteekeninffen. VRIJDAG 24 DECEMBER 1937 HAAREEM'S DAGEEAD pET was de Kerstdag van 1456 toen een zwerver één der stadspoorten van Parijs verliet en, gepakt en ge zakt als hij was, blijkbaar niet voor nemens was, er voorloopig terug te keeren. De jonge man had een innemend uiterlijk, lange lokken die hem speelsch om het hoofd zwierden en tintelende oogen. Men kon het hem aanzien dat hij aan de genoegens des levens niet ingetogen was voorbijgegaan. Trou wens, wie hem in de herbergen, waar hij op zijn voetreis aanlegde, had gadegeslagen, zou al gauw hebben bemerkt, dat deze jeugdige vagebond, die zich den wijn terdege liet sma ken en en zelfs een enkel maal met bedacht zame genotzucht een gebraden gans ver schalkte, een volleerde smulpaap was. De du katen schenen hem gemakkelijk uit den zak te rollen en de herbergklanten, met wie hij dadelijk in een luidruchtig gesprek was ge wikkeld, ledigden menigen roemer Bourgogne op kosten van den gullen vreemdeling. Frangois Villon luidde zijn naam. Een schalk, een deugniet, ja erger nog: een dief, een moordenaar, een zwierbol, een duivelsknecht en een oplichter was hij, die zich in allerijl in veiligheid had gesteld omdat de Parijsche grond hem te heet onder de voeten werd. En toch en toch droeg deze schelm bij zijn ylucht een geschrift in den zak, dat een van de gaafste, aangrijpendste en schoonste dicht werken bevatte, die de Fransche literatuur der Middeleeuwen heeft voortgebracht! Dichter van onsterfelijke verzen en niet temin een beroepsboef, die bij voorkeur ver keerde met al wat aan den duisteren zelfkant van het leven ontucht en misdaad bedrijft Een merkwaardige tegenstelling oogenschijn- lijk, maar in waarheid niet anders dan een typisch beeld van den geest, die de late mid deleeuwen kenmerkt. FRANgOIS VILLON. Het was immer de tijd, waarin de kerkklok- toen hoog boven de samengescholen behuizin gen der steden, welsprekender en ontroeren der dan woorden ooit vermochten, de felle contrasten van vreugde en smart, geboorte en dood, oorlogsgevaar en vrede vertolkten. Won derlijk dicht woonde de innigste teederheid naast de onmenschelijkste wreedheid, de liefde naast de haat, de barmhartigheid naast de hardvochtigheid. Zooals zijn tijd, zoo deze dichter-schurk, wiens wild-avontuurlijk leven het bonte tafereel van zijn eeuw levendiger weerspiegelt dan de getrouwste chroniek. Waarschijnlijk in 1431 werd hij in Parijs geboren. Zijn vader, in de historiebronnen ge- noem onder twee namen: de Montcorbier of Des Loges, stierf jong, zoodat de opvoeding ge heel in handen van zijn liefdevolle moeder ■was gelegd. Zij was een eenvoudige, ongelet terde vrouw, die in haar oprechte vroomheid het liefst haar leven in het klooster had door gebracht, maar nu haar wereldsche plichten met warme liefde en toewijding vervulde. Had haar blik. waarmee zij den kleinen Francois in de oogen zag, hem het geluk in de ziel tounnen doen stroomen,zijn leven zou over •rozen zijn gegaan. Maar daar buiten de muren van de nederige woning liet het leven zich niet van den aanlokkelijksten kant zien. De Engelschen, die Parijs bezet hadden, hielden er jammerlijk huis en toen de wapenstrijd zich buiten de poorten verplaatst had en de ge kwelde burgers eindelijk rust hoopten te vin den, waren het de hongersnood en de epidemie die het volk teisterden. Zes jaar mag Francois oud geweest zijn, toen zijn moeder hem, waarschijnlijk om hem uit de hel der armoede te verlossen, naar Guil- laume de Villon bracht, kapelaan van de kloosterkerk Saint Benoit-le-Bétourné, zoo genaamd omdat merkwaardigerwijs het kool naar het westen was gericht. Onder de vaderlijk-ernstige hoede van zijn pleegvader, wiens naam hij in den vervolge zou dragen, leerde Francois met meer dan de normale begaafdheid lezen en schrijven en de beginselen van het Latijn; ja, zoo snel maakte hij vorderingen dat hij al op 12-jarigen leef- Dit zijn de succesvolle kleine AD VER - TENTIëN in het HANDELSBLAD, die in geheel Nederland worden gelezen Toch zijn „TREFFERS" voordeelig 8 CENT PER WOORD en voor betrekkigzoekenden 5 CENT PER WOORD Een TREFFER plaatsen beteekent slagei Bijkantoor HANDELSBLAD Haarlen (WENSING'S Alg. Advert Bureau) TEMFELIERSSTRAAT 32 - Telei 1020; Franqois Villon. tijd als student kon worden ingeschreven aan de Faculté des Arts. De woning van pleegvader Guillaume. bij genaamd het huis met de roode deur. stond in een omgeving, die onzen Francois niet veel goeds geleerd zal hebben. De vele gebouwen die tot het klooster St. Benoit behoorden wer den niet alleen bevolkt door godvruchtigen, in tegendeel. In het lugubere knekelhuis, in de sombere en bijna onvindbare gevangenis ruimten. huisde een liederlijk volkje, dat maar al te graag in de verborgen kelders des nachts met de dienstmaagden feestte. Voorloopig zag het er naar uit, dat de zede loosheid die in Francois' onmiddellijke om geving zoo welig tierde, zijn toewijding bij de studie niet schaadde; in 1449 legde hij met goed gevolg zijn examen af en drie jaar latei- had hij als candidaat de onderste trede van de trap der geleerdheid veroverd, die bestegen moest worden, om de hoogwaardige ambten van bisschop, raadgever des Konings of thesau rier deelachtig te kunnen worden. In hoeverre Francois deelnam aan de losbandige prac- tijken der talïooze jonge lieden, wier ijver zich meer op roof, spel en min richtte dan op de studie der rechts- en godgeleerd heid, is niet bekend, 's Nachts trokken ze dooi de duistere straten, lichtten de uithangborden uit de hengsels, schrikten de bui-gerij op en leverden ware veldslagen met de ordebewaar ders. Van kwaad tot erger. FUT isschien had het leven van Villon een iVJ1 ganscli andere wending genomen als zijn studie niet zoo onverwacht en ongewild was onderbroken. Verkeerde deze veelbelovende jongeman al niet in de eerste kringen van Parijs: in die der advocaten, kooplieden en raadgevers van het Parlement? Behoorde een Robert d'Estouteville, eerste magistraat van Parijs, aan wiens invloed het te danken was. dat Frangois aan den galg ontkwam, niet tot zijn naaste bekenden? Nu zwierf hij met de leegloopende studenten, die in benden de stad onveilig maakten, rond en raakte in een gezelschap verzeild, waarvan de beruchtste misdadigers der Fransche hoofdstad deel uitmaakten. Na de kommervolle jaren der Engelsche bezetting bood Parijs ruimschoots gelegenheid om aan den drang naar onbezorgder leven tegemoet te komen. Het telde niet minder dan 4000 taveernen en menige plaats van ontuchtig vermaak. In dergelijke gelegenheid maakte Francois goe den zwier met zijn kornuiten: Collin de Ca- yeux, Regnier de Motigny, die gelijk hij als mannen van goeden huize in het voornaamste gezelschap verkeerden, maar niettemin hun wandaden met den galg betalen moesten. Vier en twintig jaar was hij nu, vol levens-, lust en lang niet onaantrekkelijk van uiterlijk. En al waren zijn vriendinnen, zooals ,.de dikke Margot", „Marie-het-Idool" en hoe ze verder heeten mochten, niet van de deftigste soort, ze waren er hem niet minder lief om. Maar bovenal ging hem toch zijn „Chère Rose", op wie hij waanzinnig verliefd was, maar die „meer nog dan zijn hart een groote zijden beurs, van ducaten overvol" begeerde Ja, al dat zwierige leven kóstte geld, meer dan Francois te verteren had. Geen nood; het valsche kaart- of dobbelspel vulde het tekort aan contanten snel en gemakkelijk aan! Een losbol was hij, een drinkebroer, een valsche speler. Een onverwachte gebeurtenis maakte ook nog een moordenaar van hem. Op een avond in Juni het gebeurde in 1455 kuierde Villon met een van zijn liefjes langs de woning van een zekeren Sermoise, met wien, mogelijk uit minnemiijd, -een woor denwisseling ontstond, die al gauw in hand gemeen ontaardde. Sermoise trok een dolk en verwondde Vil lon aan het gezicht, waarop Francois zich ook niet onbetuigd liet en zijn tegenstander zoo toetakelde, dat deze anderdaags den geest gaf. Villon vluchtte in de abdij van het beroem de klooster Port-Royal waar hij zich voor loopig schuil hield tot hij, dank zij den in vloed van zijn pleegvader, begenadigd werd. Ondervonden had deze gauwdief heel wat in zijn jonge leven, geleerd echter niets. Terug gekomen in Parijs vatte hij zijn losbandig le ven weer op alsof er niets was gebeurd. Hij zwierf van „Het Witte Paard" naar „Het Tonnetje", vandaar naar „Het Muiltje", dronk als een Berserker, betaalde het gelag uit de beurs die zijn valsche dobbelspel gevuld had en was platzak als voorheen. (Adv. ingezMea.j Een dievenbende op 't pad. |pr et moet in 1456 zijn geweest dat een il- luster gezelschap, waaronder Frangois, samenkwam in een der beruchte herbergen, om zich onledig te houden met nog andere zaken dan de dagelijksche offeranden aan Bacchus. De koppen bij elkaar gestoken on der de walmende lamp fluisterde hét vier tal geheimzinnig. Ditmaal ging het niet om een onschuldïgen kippendiefstal, zooals zoo vaak onder leiding van den bef aamden Gui Tabari die ook al aan den galg stierf werd voorbereid. Neen, andere, grootere plan nen werden gesmeed: in het College van Na varre moest een niet onbelangrijke geldsom worden bewaard. Het jaargetij was gunstig, de donkere dagen voor Kerstmis verzekerden het welslagen. Via den tuin werd het oude ge bouw tijdens den sneeuwjacht ongezien ge naderd; het kostte den mannen weinig moeite om zich van den buit, die uit 500 gouden du caten bestond, meester te maken. Daarna neemt Frangois de vlucht, sluit zich aan bij een bende die de geldkisten der ker ken berooft, de valsche munterij beoefent en op de kermissen met zakkerollerij zijn slag slaat. In 1457 duikt hij plots in Blois op, in de om geving van Charles van Orleans, zijn gratie vollen en prinselijken tegenhanger", dien hij door zijn scherpte van geest en radheid van tong gansch en al voor zich weet in te ne men. Het kleine hof was herschapen in een leerschool voor „denken en rijmen", waar aan de besten dier tijden als een Chastellain, deelnamen. Volijverig en allerminst onver dienstelijk nam Villon, die in zijn onstex-fe- lijk gedicht „Het Kleine Testament" had ge toond meer dan een rijmelaar te zijn, deel aan de wedstrijden in de rijmkunst die door Charles werden uitgeschreven. Dan verliezen wij hem uit het oog tot 1461, het jaar waarin hij door den-Bisschop van Orleans werd ingesloten in de gevangenis van Meung-sur-Loire. Wat hij nu weer be dreven had ligt, zooals veel in dit stormachtig le ven, in het duister. Zelf heeft hij meegedeeld dat hij zich tijdens zijn gevangenschap voornam, een beter leven te gaan leiden. In een roerende ballade smeekt hij hem te be vrijden. En zijn bede werd verhoord: toen Lo- dewijk XI op zijn doortocht te Meung vernam van Villon's kerkerstraf, verleende hij aan Frankrijk's grootste poëet gratie. Met de beste voornemens keert Frangois in Parijs teing, waar hij, terwijl hij zich om ge gronde redenen schuil houdt, zijn tweede on vergankelijke dichtwerk schrijft: „Het Groote Testament". Onbezorgd is zijn leven ook nu nog niet. In 1462 wordt hij opnieuw in den kerker geworpen, waarschijnlijk wegens zijn diefstal in het College van Navarre. Wear is het zijn pleegvader, die zijn invrijheids- stelling weet te verkrijgen. Tevergeefs nog geen maand later is hij bij een twist betrok ken en ditmaal schijnt er geen ontkomen meer aan: Villon zal zijn kornuiten naar den galg moeten volgen. Maar men heeft den dich ter van de schoonste balladen der Middel eeuwen lief gekregen; zijn beroep op het Parlement is niet voor niets gedaan: het doodvonnis wordt in een tienjarige verban ning veranderd. Daarmee raken wij zijn spoor voor goed bijster. Is hij het. die als jongleur de Engel sche kermissen afreist? Stierf hij in een kloos ter? Of kwam hij, berooid en uitgeput, om in een donkeren hoek van een steeg als een schurftige hond? Een groot dichter. A 1 mag de historie het beschermende kleed der onwetendheid over het einde van dit zondige leven uitspreiden, de geslachten heb ben een schat van 3000 verzen aan ons over gedragen. Alle betalende abonnés van Haarlem's Dagblad zijn GRATIS TEGEN ONGEVALLEN VERZEKERD, op voorwaarden welke koste loos bij de administratie verkrijgbaar zijn en welke op geregelde tijden in ons blad worden gepubliceerd De uitkeeringen zijn bij levenslange ongeschiktheid 2000, overlijden 400; verlies van een hand, voet of oog ƒ200; beide leden van een duim ƒ100; één lid van een duim ƒ50; alle leden van een wijsvinger ƒ60; één of twee leden van een wijsvinger 25; alle leden van een anderen vinger ƒ15; één of twee leden van een anderen vinger ƒ5; arm- of beenbreuk ƒ30; enkel breuk ƒ15; polsbreuk ƒ15. Alles indien het gevolg van een ongeval. Voor de abonnés op het Geïllustreerd Zondags blad bestaat nog een afzonderlijke ver zekering. De voorwaarden daarvan zijn eveneens bij de administratie verkrijgbaar In de 40 coupletten die tezamen hetKleine Testament" vormen getuigt de spot waarmee hij zijn have en goed verdeelt, van een zoo rijken en diepzir.nigen geest, dat deze spits boef voortleeft aLs een dichter die meer weer spiegelt dan de hoogten en diepten van zijn tijd: het eeuwig menschelijke, waaraan niets menschelijks vreemd is. Aaxx zijn kleermaker vermaakt- hij zijn oude kleeren, aan den barbier zijn haar. aan den één zijn diploma's, aan den ander zijn luiers, maar zijn hart bestemt hij voor zijn lief ste vriendin. Bitterder is zijn toon van zijn „Groote Tes tament", waarin hij de boeken aan zijn pleegvader, zijn lichaam aan de aarde en zijn ziel aan de Heilige Drie-Eenheid legateert. Ook zijn balladen deelt hij uit-: voor Margot zijn „ballade aan de verloren kinderen", aan zijn liefste liefje zijn „amoureuze ballade", aan zijn moeder, voor wie zijn hart- van in nige teederheid overvol is, een ballade. de schoonste misschien, die ooit uit zijn hand kwam waarin hij haar smeekt, tot Onze- Lieve-Vrouwe te bidden. Als een Verlaine. een Rimbaud, een Mal- larmé behoort hij tot de „poètes maudits" de gevloekte dichters, die te na aan den grens der moraal leefden, om de sanctie van het burgerlijk fatsoen te verwerven. Als deze zwierf hij door vei-boden ooi-den, toetste hij goed en kwaad, leefde hij het leven „de pro- fundis", inniger, onstuimiger, liederlijker en soms verhevener dan degenen, die langs de af gebakende paden der deugdzaamheid gaan.Diep in zijn hart, waarin het verlangen naar menschelijke zuiverheid altijd levendig is, kent hij het besef van de vergankelijkheid aller aardsche dingen, van 's levens eindigheid, dat edelman en schurk, priester en leek. wijze en dwaas, arme en rijkaard gelijkelijk plaatst voor het onvermijdelijk afscheid van deze aarde Met den hemel als hoed en de aarde als schoen ging hij door dit tranendal, waarin niets menschelijks hem vreemd was. En uit beide: uit de vlekkeloosheid van den hemel en de zondigheid der aarde groeide een onster felijk dichtwerk zijn maker heette Fran gois Villon. C. J. E. DINAUX. Van de gewapende macht Al was Heemstede in vroegex-e tijden maar klein, natuurlijk moest het toch in den een of anderen vorm zijn deel bijdragen aan de in- standhouding van de gewapende macht, het zij dan dat deze bestemd was voor de verdedi ging van het land naar buiten, hetzij dat de bewaring van de binnenlandsche rust en orde de voornaamste oogmerken waren. Zoo ontving de toenmalige Heer van Heem stede, Geraerd Pauw, op 11 Februari 1665 een aanschrijving van Gecommitteerde Raden om binnen acht a tien dagen een lijst te zenden van alle weerbax-e mannen van 18 tot 20 jaar exi deze voor rekening van de gemeente te doen bewapenen. De ingezetenen van Berken rode werden bij die gelegenheid, vanwege hun geringe aantal, bij die van Heemstede gere kend. Reeds op 6 Maart bleken alle voorschrif ten en aanwijzingen te zijn opgevolgd en kon het legioen gemonsterd worden. De bewape ning bestond uit 63 x-oeren met Jorquetten en bandeliers exi 59 pieken. Enkele jaren later, de oorlog met Engeland, die tot deze bewa pening der burgers den stoot had gegevexi, was inmiddels beëindigd heeft de Heer van Heemstede deze pieken en x-oeren voor 389 gulden en 15 stuivers kunnen overnemen. Ze werden met verdere „rariteyten" onderge bracht op de z.g. geweerzaal van het Slot. waar ze zich omstreeks 1800 nog bevonden. Omstreeks 1750 beleefde Heemstede een in kwartiering van troepen van den Prins van Oranje. Over den omvang van den „troep" xxxake men zich evenwel geen al te grootsche voorsteUinze bestond uit twee soldaten, die hier als gardes chasse gedetacheerd werden onder bevel van den onderhoutvester Hox-tman te Haarlem. Maar al was de troep niet groot, zekex-e moeilijkheden schijnt ze toch wel ver oorzaakt te hebben. Er ls althans een gedruk te proclamatie bewaard gebleven, waarbij schout en schepenen van Heemstede aan de ingezetenen „en vooral aan de neringdoende lieden" de waarschuwing geven om „aan de ingekwartierde militairen, hunne vrouwen of C1 Herinnering en Fantasie. E andere boekjes van Eva Asscher „Jeugdherinneringen", „Een Kinder leven" en „Paedagogisehe Overwe gingen" heb ik niet gelezen, doch een „Meis jesleven", een boekske dat- evenals de ge noemde bij de Wereldbibliotheek verscheen, zou mijn belangstelling ervoor kunnen op wekken. Eva Asscher, paedagoge met levexis- ervaring (zoo stel ik mij haar voor) vertelt zóó argeloos joodsch-oprecht exi joodscli- gevoelig van haar vroege meisjesjaren in het typisch Amsterdamsche stadsdeel, waar haar vader een geneesheer, ja laten we maar gerust zeggen „de" dokter was; schildert met enkele regels zóó treffend een intellectueel burger gezin van een vijftig jaar terug, rangeert zoo alleraardigst de wagons van haar vroegrijp vernuft met die van haar zuivere meisje-zijn, j dat we die openhartige herinneringsschetsen met bijster veel genoegen doorgelezen hebben. Ze hebben qualiteiten die doen vergeten dat ze met litteratuur, in dezer beperking tot woordkunst, niets van doen hebben. Wat ook uit niets blijkt de bedoelixxg geweest te zijn. Jaap Bekkers heeft met zijn roman „De Sprong in het Duister" (uitgaaf Servire, Den Haag) vermoedelijk zwaarder litteraire pre tentie, al is zijn bedoeling in hoofdzaak xxiet op deschoone schriftuur gericht. Veeleer is het er hem om te doen de belangstelling van den lezer te leiden naar de regionen, waar de wetenschap populair geworden is en zielsver huizing exi onderbewustzijn dus problemen zijn, die, eenigszins smeuïg opgediend, een soort psychische detective-story kunnen op leveren. Het genre is niet absoluut nieuw maar kan natuurlijk, gelijken tred houdend met het voortschrijdexx der wetenschap, voort durend gemoderniseerd worden. De heer Bek kers is in dit genre een niet te versmaden producent en „De Sprong in het Duister" daardoor een de belangstelling gespannen houdend verhaal, ook zelfs voor wie neiging gevoelt met de geheele procedure een loopje te nemen. Het „geval van Frankendael" is ixxderdaad niet alledaagsch. Een zekere heer Paul vaxi Frankendael komt met een voorzaat, die eveneens Paul heette en in het laatst der achttiende eeuw leefde, langs spiritistischen weg overeen, hem tijdelijk zijn lichaam af te staaxx, opdat de ziel, of beter die achttiende- eeuwer zelf, daarin gedurende een jaar ver blijf zal kunnen houden, en het leven van zijn nazaat voor de buitenwereld ongemerkt zal voortzetten. Waar die nazaat in dat jaar met zijn ziel gaat logeeren, is me niet gelukt te ontdekken. Doch wel zal hij, als precies op klokslag het jaar om is, terugkeeren om van zijn lichaam weer bezit te nemen. Zoo iets dus als Phileas Fogg na zijn tachtigdaagsche wereldreis in zijn club verschijnend, met een welwillend „Goeden avond heeren. hier ben ik". De voorzaat heeft zich vex-boxiden zonder sputteren op het gegeven uur weer naar de achttiende eeuw te verdwijnen, maar dat gaat nog zoo glad niet. Daar heeft natuurlijk weer een vrouw schuld aan, anders zou de sprong ixx het duister geen roman zijn. Paul Junior is namelijk vex-loofd met Eleo- noor ten Haeften, maar dat engagement vlot niet erg. omdat Paul almaar in die vreemde wetenschappen studeert, en ixx zijn familie archief duikt om met zijn voorvaderen te converseeren, in stee van voor een nageslacht zorg te dragen. Als nu Paul Senior in Junior's lichaam huist, van welke verhuizing Eleoxxoor natuurlijk onkundig gelaten is, voltrekt zich het te verwachten, maar daarom xxiet minder droevig feit dat. de jonge dame bemerkt dat Paul veel vrooljjker en levenslustiger gewor den is, en dat de achttiende-eeuwer bij den dag meer en meer geneigd raakt woordbreuk te plegen en het oud-Hollandsche „blijf zit ten waar je zit" in toepassing te brengen. Zoover koxxxt het weliswaar niet en Paul Ju nior herneemt zijn plaats doch dat alles is hier vlugger verteld dan Jaap Bekkers het laat gebeuren. En er zou ook anders geen aardigheid aan zijn, of lie-ver: te weinig. Want die zit hier juist in al dat ernstig aan doend gesmoes rondom het feit heen. De schrijver laat Paul's vriend, een dokter het verhaal te boek stellen, en die is er van over tuigd dat „hel geval van Frankendael, zoo wel den psycholoog als den para-psycholoog interessant studiemateriaal verschaft. En zelf koos de auteur een motto van William Blake voor zijn boek en noteert dat „alles wat een mogelijkheid biedt geloofd ie worden, een beelding der waarheid is". Zoo doorgaand kunnen we nog tot morgen doorredeneeren, want over wat „mogelijk" en wat „waarheid" is geeft dat citaat een te vaag licht. Maar met dat al geloof ik niet dat Jaap Bekkers zijn roman voor parapsychologen geschreven heeft en dat ook wij, gewone lezers, er onze jonste aaxx beleven mogexx. Zij het dan mede- parasiteerend op de parapsychologie in het geval van Frankeldael. Weinig wist men in de veertiende eeuw vaxx psychologie af doch de beroemde legende van Beatrys is er niet minder schoon om. Over haar geloofwaardigheid behoefde niet gerept te worden, die sprak vanzelf. Wetenschappe lijke theorieën warexx overbodig om de „waar heid" te doen gevoelen, de dichterlijke waar heid die zonder discussie aaxxvaard werd. En een dichterlijkheid die dat aanvaarden gemakkelijk en zoet maakte. Dichters van he den kunnen hunkeren naar dien tijd. Hij is er niet meer en zelfs het na-genieten thans kan niet de zuiverheid hebben van het gexxot der Middeleeuwers. Toch blijft de schoonheid nog levend, ook voor thans. De Beatrijs-legen de kent men en geniet men in Bouten's her schepping door voordracht en lezing. Nu heeft de Maastrichtsche uitgeven Stols in een fraai verzorgd boekje den oorspronkelijken tekst, zooals die in het handschrift uit 1374 ter Koninklijke Bibliotheek gevonden wordt, herdrukt. De houtsnijder Victor Stuyvaert heeft er beeldjes bij gemaakt die. sober van vulling en strak van teekening, bij den tekst passen eix bescheiden zijn en toch vol passie, gelijk deze. Met. een beetje oefening exx eexx weinig aandacht leest men den middeleeuw- schen tekst vrij gemakkelijk al is men geen philoloog van professie. Het is een voornaam, klein geschenk, voor onder den Kerstboom, doch men oxxtmoedige er geen dichters onder de vrienden mee, want. hun collega die de Beatrys maakte wist het wel, toen hij aanving re zingen: ..Van dichten comt nxi cleine bate; ")ie liede raden mi, dat ic 't late...." J. H. DE BOIS. RISK EERT NIETS BLUF FIT! PQOBËËPT U MAAD Tegen hoofdpijn, griep, rheumotielc, tandpijn, kiespijn en menstruatiepijnen (Adv. Ingez. Med.) kinderen, niet meer dan voor 6 stuivers in de tien dagen te crediteeren". Overigens schijixt een macht vaxx twee man destijds voor Heemsteedsche verhoudingen wel geëigend geweest te zijxx. Waxxt ook in 1813, toen bij het einde vaxx het Fransche be wind op alle gemeentebesturen eeix beroep werd gedaan in de algemeene bewapening bij te dragen, besloot het provisioneel bestuur van de genxeeixte twee man uit te rusten exx ter beschikking te stellen van „Zijixe Koninglijke Hoogheid de Heere Prince van Oraxxje exx Nas sau, Soevereixxe Vorst der Vereenigde Neder landen". Oixx de daarvoor benoodigde gelden bijeen te krijgen, besloot het. provisioneel be stuur eeix inzameling te houden. Per procla matie werd aan de burgerij medegedeeld, dat „ter rechthuize dezer gemeente een kist is ge plaatst teneinde daar hx t.e Storten alle zoo danige Vrijwillige giften als de In en opgeze- teixexx dezer Genxeeixte ten dienst van het va- derlaxxd en speciaal tot bevordering exx onder steuning-van de algemeene Wapening zouden willen bijdragen". Uit de opbrengst dezer inzameling werden twee manschappen aangeworven, die ieder een handgeld van dertig gulden ontvingen. Voor hun uitrusting werd 150.— uitgetrokken. In lxet besluiteix-register vaxx het Provisio neel Bestuur is hieromtrent geboekstaafd: „Ook is goedgevonden ten blijken van gehecht heid dezer gemeente aaxx onze doorluchtige Soevereiix een aanbod te doen van twee man schappen voor de Landmagt, welke vaixwegen de gemeente hun handgeld zullen ontvangen en het nxontant der aan te biedene Equïpe- mentsgelden te bepaalexx op 150.—. En zijn de bovengexxoemde twee manschappen opge- zonden aan den Generaal Gouverneur der stad Amsterdam nxet Eene missieve". Prompt antwoordde deze Generaal Gouver neur: Dank voor de manschappen, maar waar blijven de honderdvijftig gulden? Blijkbaar was verzuimd deze mede te zenden en hoezeer de steun in natura, dat wil zeggen de soldaten, van hoogerhand ook gewaardeerd werd. nog liever bleek men geld te hebben. Want nog geen week later, op 27 December 1813. werd aan „alle gemeente Bestuuren" een rondschrij ven gericht, „om de aanbieding van vrijwilli gers niet meer in natura maar ixx soxxxma gelds te doen". Oefening 141. In een film- blaadje zagen we eexx aar dige oefening, die wij ook maar eexxs moesten pro- beerexx. 't Ls een mooie ge legenheid om eens te onder zoeken. hoe het nu met uw lenigheid staat! We strooien een doosje lucifers rondom onze voeten leeg en zettexx het doosje ook dicht bij ons op dexx grond. Nu het doosje weer vullen, door diep voorover te buigen. Maar de beexxen blijven recht: geexx moment de knieën buigen, want daar gaat het nu juist om. 't Is nxoelijker te makeix, door de lucifers in een wat grooteren kring te strooien. Oefening 142 is weer een heel een voudig, maar uiterst nuttig oefeningetje. Knielend op ééix knie met het andere been naar voren, la ten we het boven lichaam langzaaxxx achterover gaan. Met gestrekten arm een tikje op den grond, waarbij de andere arm in de hoogte wordt gehouden. Daarna wisselen en vijftien maal herhalen. Probeert U nu ook nog eens wat verder weg den grond te raken. Oefening 143 is eexx uitstekexxde rugspieroefe- xxing. Eexx van beiden gaat op de knieën lig gen, waarbij de andere hem steunt door de hielen vast te houden. Nummer één strekt de armen omhoog en laat zich langzaam zakken tot het lichaaxxx en armen horizontaal gekomen zijn. Maar nü begint de eigenlijke krachttoer pas. want als nummer één zoo ver is, probeert hij nog wat verder naar voren te reiken. Zoo prachtig als het op de teekening staat, zal het wel niet lukken. Ziet u maar eens, hoe ver u koixxt. En natuurlijk ook wisseleix van functie, waxxt er is xxog heel wat ki-acht voor noodig onx die voeten naai" beneden gedrukt te hou den. De teekening bij nummer 144 is wel héél optimistisch, 't Is was overdreven voor gesteld om de bedoeling van den sprong goed duidelijk te maken. Maar als u half zoo ver komt als de teekening aangeeft, mogen we al heel tevreden zijn! We springen hoog op. en terwijl we in de lucht zweven worden de beonen zijwaarts getrokken. De knieën moeten natuurlijk recht blijven, zoodat de buiging tot het lenden gedeelte beperkt blijft. Doet u het ook een paar maal naar den an deren kant? JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich Opv. M.O,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13