it I UNIil BE FRÏFM Het Zeeuwsche land slibt aan. PHILIPS N° H.D. „DE FIRMA WORDT VERLIEFD". DONDERDAG 13 JANUARI 1938 HA ARE EM'S DAGBEAD 8 Volksgroei in verstandelijken zin. EEN ZEEUWSCH TAFEREELTJE De speelman van Vlissingen en zijn gehoor. De steeg is concertzaal, de keien zijn het podium. Een kijkje in onze schoone eilandenprovincie. pOG kan men aan de ligging van de dijken, die Zeeland overal doorkruisen, precies zien hoe deze schoone eilan den-provincie, welke in naam en we zen het karakter van ons op de zee gewonnen land symboliseert, in den loop der eeuwen groeide. En daar, „waar men thans op een dijk staat om zoover als het oog ziet niets dan vruchtbaar land te ontwaren, beuk ten eens de woedende golven om het werk, dat menschenhanden moeizaam opbouwden, te vernielen. Maar de menschen wonnen het pleit. Het eene stuk aangeslibd land na het andere werd door dijken omringd en inge polderd. Zeeland groeide. En Zeeland groeit nog steeds..^. Het water tusschen de eilanden Walcheren en Zuid-Beveland wordt hoe langer hoe smal ler. Het land, dat hier langzamerhand aan slibt, wordt met een bijzonder soort uit Zuid- Amerika geïmporteerd gras beplant, dat den invloed van het zeewater weerstaat wanneer dit met den vloed het aanslibsel overstroomt, en dat flink groeit wanneer het water met de eb teruggetrokken is. Dank zij deze nieuwe grassoort wordt het nieuwe land hier in een sneller tempo dan ooit tevoren gewonnen. En eens zal de tijd komen dat Walcheren en Zuid- Beveland één zijn en dat zal dan meteen een moeilijkheid minder zijn voor de schoolkin deren in de andere provincies, wien het leeren van al die verschillende namen van de Zeeuw sche eilanden nogal eenig hoofdbreken kost. Niet alleen het Zeeuwsche land, ook het volk van Zeeland groeit, hoofdzakelijk in innerlij ke beteekenis. Plet volk heeft weten gebruik te maken van hetgeen de wetenschap de laat ste tijden op de zee van mogelijkheden heeft veroverd. Het verschijnsel van de vernieuwing, de moderniseering, is aan deze afgelegen pro vincie niet voorbij gegaan. Het zwaartepunt van deze vernieuwing ligt zeker niet in het uiterlijke en ook niet in de meeste innerlijke dingen van het Zeeuwsche volksleven. Neen, het ligt daar ergens tus- schenin.'De Zeeuwen geven er namelijk blijk van een verstandig volk te zijn. Zonder hun gevoel voor hun nationale kleederdacht en voor hun typische wijze van huisvesting prijs te geven en zonder in het minst te raken aan hun rotsvaste geloofsbelijdenis, hebben zij zich voor zoover het zaken van verstand betreft aangepast aan den modernen tijd. De leer van Wageningen. Een boer, zelfs op het eiland Walcheren, dat nog voor het meest achterlijke doorgaat, zal er zeker niet voor terugdeinzen om bij de be werking van zijn land kunstmest uit de kunst- mestfabrieken te gebruiken. Het is heel nor maal dat de boer monsters van zijn grond op zendt naar het landbouwinstituut te Wage ningen om daar adviezen voor de kunstbe mesting en de bebouwing te wagen en deze op te volgen ook. Hij heeft begrepen dat het kunstmatig ingrijpen in de bodembewerking een zuivere kwestie van verstand betreft en in dit opzicht onderscheidt hij zich van ve len van zijn collega's in andere deelen van ons land. Dat men op het eiland Zuid-Beveland echter meer moderne landbouwwerktuigen, nieuwe ploegen, maaimachines en andere ver nuftige instrumenten meestal van Ameri kaansche'herkomst'—-toegepast ziet dan bv. op Walcheren' komt waarschijnlijk doordat het eerste eiland rijker is dan het laatstge noemde. Want principieel staat de geheele Zeeuwsche boerenbevolking open voor nieuwe landbouwmethoden. De Zeeuwsche boer heeft veel, zoo niet alles, voor zijn bedrijf over. Alle producten, die zijn grond voortbrengt, verkoopt hij zooveel moge lijk. Voor zijn eigen levensonderhoud behoudt hij meestal alleen hetgeen overschiet nadat alles verkocht is. Groenten vormen voor hem een luxe; hoewel ze op zijn eigen grond groeien en hij ze heusch niet allemaal behoeft te verkoopen. Dit geldt vooral voor Walcheren. En op Zuid-Beveland woont een fotograaf, die u kan vertellen dat een Zeeuwsche boer on eindig veel meer geld over heeft voor het fo tografeeren van zijn koeien dan van zijn dochtersl De medische wetenschap. Het verschijnsel dat den Zeeuwschen boer zjjn bedrijf boven alles gaat, blijkt ook uit het feit dat hij in Januari en Februari den tijd dat er het minst op het land te doen is pas met zijn eventueele klachten en kwalen bij den dokter aankomt. Meestal heeft hij die van een heel jaar opgespaard. De bekende en be kwame Zeeuwsche chirurg Dr. Staverman kan u vertellen dat de boeren soms een heel jaar met een breuk doorloopen om pas bij hem te komen, wanneer het buiten op het land wat stilletjes is geworden. Maar wanneer zij dan eenmaal bij den dokter zijn en daar komt het verstand naar boven zijn ze ook voor de meest moderne genezingsmethoden te vinden. Voor operatief ingrijpen hebben zij geen angst. Zij vragen er zelf om. Breukoperaties o.a. komen veelvuldig voor. Het spreekt van zelf dat de doktoren een jarenlangen pio niersarbeid hebben moeten verrichten voor het zoover gekomen is. Zij zijn echter van meening dat het Zeeuwsche volk, ook wat de methoden van medische behandeling betreft, zeer vooruitstrevend is. En het is merkwaardig te zien hoe de Zeeuwen, die vaak thuis op hun boerderij nog op de meest primitieve manier leven, zich snel aanpassen aan de hygiëne en het moderne leven in de ziekenhuizen, waar van Zeeland er een negental groote telt. De boeren-patiënten op Walcheren zijn zóó dat, wanneer de dokter hen eenmaal voor zich gewonnen heeft, zij hem trouw blijven ook. ïn Zeeuwsch Vlaanderen is dat soms anders. Daar komt het vaak voor dat een boer, wien een keer door het operatief ingrijpen van een chirurg het leven gered is, een volgend maal bij een soortgelijke gelegenheid toch een an deren chirurg neemt, wanneerdeze hem een paar gulden minder voor de operatie be rekend. De boer doet dat niet uit kwaadheid, integendeel, hij blijft zeer bevriend met den .vorigen chirurg. Maar de beurs is hem vaak pijnlijker dan een blinde darm! Een bewijs te meer dat de geheele zin van den Zeeuwschen boer voor moderne genezingsmethoden meer een kwestie van gezond verstand is dan van gevoel of iets anders Geen kunstgevoel? De Zeeuwsche boer moge dan al een ver standig mensch zijn, de vraag of hij en zijn gade behooren tot diegenen, die eenig gevoel voor kunst bezitten, moet dadelijk met een volmondige ontkenning beantwoord worden. Schilderijen van eenige beteekenis treft men in geen boerenwoning aan; meestal hangen tamelijk primitieve en ook wel leelijke pren ten aan den muur. Het musiceeren beperkt zich in de dorpen tot het onderhouden van een fanfarecorps, dat bij de verjaardagen van het Koninklijk Huis en bij jubilea van dorpsgenooten in het geweer komt. Wel valt het op dat men uit sommige boer derijen radiomuziek hoort opklinken. Maar dit zal ook wel meer met verstandelijke over wegingen misschien neemt men de muziek zoo nu en dan bij de weerberichten en de nachtvorstvoorspelling op den koop toe! dan met kunstgevoel te maken hebben. Dat wij in de groote steden met piano- en viool spelen begonnen en met het draaien aan een radioknop geëindigd zijn is helaas een feit. Maar dat men nu op het platteland zou be ginnen met aan een radioknop te draaien en eindigen met piano- en vioolspelen en wat dies meer zij valt wel erg bezwaarlijk aan te nemen. Maar dit volkomen gebrek aan kunstgevoel, zooals wij het in de stad plegen te noemen, heeft zijn oorzaak. U en ik zien graag een mooi schilderij van een landschap in onze kamer, omdat het met ons meestal zoo ge steld is dat wij den heelen dagen tegen vier muren opkijken en buiten asfaltwegen en overburen zien. Maar de boer, die den ge- heelen dag het landschap in de natuur ziet en er in rondwandelten lééft, heeft dat schilderij aan den wand van zijn kamer zijns inziens niet noodig. Het gevoel voor schoonheid, dat tenslotte alle kunstgevoel is en dat zich bij de stedelin gen openbaart in het maken van kunst, wordt door de bewoners van het platteland wellicht geheel en op de meest intense ma nier bevredigd door het zijn, het leven bui ten, in de natuur zelf. En in de stilte van De schrijver die geen slot wist door BEN KORSTEN. OOR de tiende maal dien middag be gon Peter van Steen met den moed dei- wanhoop aan een nieuw verhaal. Om hem heen lagen talrijke papier snippers en oude tijdschriften die er op dui den dat het schrijven ditmaal niet zoo erg vlot ging. Telkens had Peter hetzij door inspiratie hetzij door een oud magazine een pracht idee maar met geen mogelijkheid kon hij een passend slot bedenken. De meest ingewikkelde intriges spookten door zijn hoofd, de aardigste liefdesgeschie denissen die hij in elk tijdschrift zou kunnen plaatsen kwamen hem zoo maar toegewaaid, maar helaas als hij dan inderdaad iets op papier zette kon hij met de beste wil van de wereld geen einde vinden. Het was of zijn hoofd dan plotseling vol komen leeg was. Hoe Peter zich ook inspan de het lukte niet. Zoo begon hij dan die gedenkwaardige mid dag aan zijn tiende verhaal. De titel stond er al. „Het geheimzinnige licht". Met waanzin nige snelheid vloog Peter's hand over het pa pier, het werd een prachtverhaal, geheim zinnig en van een spanning zooals hij nog nooit tevoren had geschreven. Duidelijk zag hij de ontwikkeling van de geheele intrige voor zich. Op een oud verlaten kasteel leidt een zonderlinge man een teruggetrokken leven. Met niemand uit het kleine plaatsje, dat vlak bij het slot ligt, houdt hij contact. Dan wordt hij echter plotseling ernstig ziek en moet de jonge dorpsdokter laten komen. Deze ver den avondstond ligt een muziek, die men in geen concertzaal kan hooren.... Moderne vervoermiddelen. De vernieuwing van Zeeland, de aanpas sing van het volk aan de eischen van den modernen tijd, heeft zich hoofdzakelijk in nerlijk en dan nog alleen in verstandelijk opzicht voltrokken. Uiterlijk is er natuurlijk ook het een en ander aan het veranderen, maar daar betreft het geen principieele ver nieuwing. Boerinnen rijden op fietsen en boeren in auto's en het is heelemaal geen wonder meer een boer op een motorfiets met een boerin in nationale kleederdracht ach- tex-op langs de wegen te zien en hooren! voortjakkeren zóó dat de halmen van de be roemde Zeeuwsche tarwe er hun aren mee warig van buigen. En ook verschijnt op het dak van een boerderij plotseling wel een antenne. En de kerken en oude gebouwen worden hier en daar gerestaureerd. Maar dit zijn allemaal bijkomstigheden wanneer men ziet hoe bijvoorbeeld een dorp als West- Kapelle op de Westpunt van Walcheren, in weerwil van het onmiskenbare proces der moderniseering, een persoonlijkheid en een karakter heeft behouden, die het als typisch Zeeuwsch blijven kernmerken. Wanneer men dit dorpje ook buiten het toeristenseizoen betreedt waant men zich in een droomland. De meeste huisjes zijn niet meer dan een verdieping hoog en elke steen er van draagt de teekenen van een eigen geschidenis. Des morgens zijn de boerinnen zonder uitzondering gesto ken in de nationale kleederdracht, met hun kanten kapje zorgzaam over de gewingerde haardos gestulpt bezig met het boenen van de steenen platjes voor de huisjes en met het wasschen van de ruiten der raampjes. Overal hoort men het geguts van water en het lied van de properheid klinkt alom. En toch is er geen toerist, geen vreemdeling in de buurt. Neen, dit alles is zoo in-eeht, zoo ademend van leven, dat men zich ver baasd afvraagt hoe of zooiets nog stand kan houden in deze wereld, waarvan het aan gezicht zoozeer verstrakt is. Het is als een stil sprookje middenin de barre bewegelijke werkelijkheid. Zelfs een plaatsje als Zoutelagde, dat niet meer dan 960 inwoners telt, weërstaat jaar lijks de vloedgolf van 1500 a 1600 toeristen beter dan destijds de échte golven van de zee, die een deel van het dorp met huis en haard verslonden en behoudt een eigen per soonlijkheid zoowel in de architectuur van de huisjes en de kerk als in het leven van de dorpelingen. Vrouwenmode. Zeker, de jongens dragen door de week niet meer zulke mooie kleeren als des Zon dags. maar de meisjes houden daar wel de hand aan. En de jonge vrouwen ook, hoewel bij sommigen van hen een neiging bestaat om gewone burgerkleeren als de stedelingen te gaan dragen; doch dit komt grootendeels doordat hun natuur er tegen opkomt steeds door de toeristen aangegaapt te worden als phenomenen. Uit bescheidenheid zouden zij liever niet op willen vallen. Maar hun liefde voor hun nationale kleederdraeht is op zich zelf zeker niet verminderd. De* Zeeuwsche vrouwen scheppen er zelfs behagen in om een mode te volgen in hun kleederdracht, die in de details steeds veranderingen aan brengt. Dit is echter niet de eenige reden waarom de boekjes, die de vreemdelingen over Zeeuwsche kleederdrachten koopen, vol met fouten zitten. Want de Zeeuwen zullen u volmondig toegeven dat zij zelf uit de ver scheidenheid van hun kleederdrachten veelal geen wijs kunnen. Doch is het is meer waard om de schoonheid van de kleederdrachten te kunnen voelen dan om de détails er van uit het hoofd te leeren.... De toekomst. Zeeland zal natuurlijk verder gaan met zich aan te passen aan de eischen van den modernen tijd. Niets en niemand kan weer stand bieden aan de verjonging. Maar het ziet er gelukkig naar uit dat deze vernieu wing voort zal gaan. Hun gevoel voor de schoonheid van de kleederdracht is nauw met hun geloof verbonden. De vriendelijke bouwtrant van hun dorpen en de sierlijke opschik van hun kleeren harmonieeren met het karakter van het Zeeuwsche landschap, met de schoonheid van de Zeeuwsche natuur. De natuur, die vaak beter dan de men schen in de steden weet hoe of de dingen des levens tegelijkertijd nuttig en mooi kunnen zijn. v. H Als de politie uw fiets zonder achterlicht ziet óf.- als 'n automobilist u niet mocht zien Dan kan u dat duurde staan komen, terwijl u voor 'n paar kwartjes klaar kunt zijn 11 Maar let op t „RIJKSKHUR"! n ROOD RIJWIELACHTERLI DAARTOE BENT U VERPLICHT 11 schijnt, daar hij opgehouden was, midden in den nacht en ziet voor een der ramen van het kasteel een geheimzinnig licht. Als hij zijn patiënt naar de oorsprong van het licht vraagt wordt deze krijtwit en met een trek van onbeschrijflijke angst om zijn mond sterft hij, voor hij een woord heeft kunnen uitbrengen. De jonge dokter gaat dan op onderzoek uit en vindt Ja, wat vindt ie nou eigenlijk, vroeg Peter zich zelf af. Eigenaardig toch, nog een paar minuten geleden wist ik het precies, ik kende de afloop van het verhaal van buiten en nu ontglipt het me weer, het is om razend te worden. Hij had een gevoel of zijn hoofd zou barsten. Haastig stond hij op en nam een glas cognac, weldra gevolgd door nog een en nog eenLanzamerhand werd Peter wat doeze lig en in die eigenaardige trance tusschen slapen en waken zag hij plotseling de oplos sing voor zijn vertelling. Geruischloos sloop de dokter door de za len van het kasteel tot hij een groote trap Een brillante filmcomedie. Cinema Prachtige róllen van Edward Arnold en Jean Arthur. Wanneer een arme typiste boven op een autobus zit en plotseling een prachtige bontjas op haar valt en aLs dan de egenaar van die bontjas haar dit begeerenswaardige kleeding- stuk schenkt, mag zij dan of beter gezegd kan zij dan weigeren? Ziedaar het dilemma waarvoor Mary Smith wordt gesteld en omdat zij een aardig onge kunsteld meisje is, accepteert ze en ziet, plot seling schijnen Sesam's deuren zich voor haar te openen. De aardige gever, ze noemt hem St. Nicolaas, schenkt haar ook nog 'n hoed en al raakt ze haar baantje kwijt, toch is dit niet zoo erg want een hotelier biedt haar gratis logies aan in zijn hotel. Auto's worden haar opgedrongen evenals juweelen en japon nen en dat alles alleen maar omdat de milde gever niemand anders is dan J. B. Ball, de J. B. Ball van Bankstraat. Intusschen heeft de fortuinlijke typiste wel prachtige hotelkamers tot haar beschikking, maar geen geld om te eten. Dies gaat ze naar een automatiek en daar ontmoet ze o, won dere wegen van het kismeth, de zoon van J. B. die hier als bordenwasscher tracht geld té verdienen omdat hij ruzie met zijn vader heeft gehad. Mary Smith geeft in haar onnoozelheid den leider van een groote effectenfirma de „tip" dat staal gaat dalen en hierdoor brengt ze haar begunstiger J. B. Ball, wiens wa ren naam zij niet eens kent aan den rand van den af grond, doch gelukkig komt alles nog juist bij tijds terecht. Staal stijgt weer, papa Ball is gered en zoon Ball is gelukkig met Mary. En dit is dan verkort de geschiedenis van een dei- allerbeste Amerikaansche filmcomedies van den laatsten tijd waarvan de Amerikaansche titel luidt „Easy living", dat vrij in het Hol- landsch vertaald is „De firma wordt verliefd Het is een dolle, een echt Amerikaansche geschiedenis maar ze wordt gespeeld met een verbijsterende vaart en ze is van een onge kende komische kracht. Daar hebt ge die prachtacteur Edward Arnold wie herinnert zich niet zijn creatie in „Come and get it" die de rol van den bankier Ball vervuld en dat op een wijze die doet zien dat deze filmspeler een komische kracht is van het zuiverste water. In „De firma wordt verliefd" heeft regisseur Mit chell Leisen, naar ik meen voor het eerst, hem de gelegenheid gegeven de volle kracht van zijn groot talent te beproeven op een uitsluitend humoristische rol en het resul taat bewijst dat Leisen zich in Arnold niet vergist heeft, integendeel, dit genre rollen ligt deze begaafde acteur uitstekend. Daar is verder Jean Ai'thiu-, behoeft ze na „Oké mr. Deeds" en ..Buffalo Bill" nog een nadere introductie? Men aanschouwt haar hier als de typiste Marg. Smith en zij geeft aan deze rol de volle maat van haar waarlijk niet gering talent. Tezamen met Ray Milland, Ball Jr., vormt ze een liefdes team dat men gaarne nog eens in een film zal bewonderen. De bijrollen worden alle vervuld door spe lers, men lette b.v. eens op Luis Alberni als den hotel-directeur, die meer dan voor hun taak berekend zijn. Zoo is „De firma wordt verhefd' een film geworden, mede door de uitstekende regie van Mitchell Leisen, zóó kostelijk en zóó vol humor dat men lang in de filmhistorie moet teruggaan om een dergelijke fijn-komische rolprent te vinden. Mag een rolprent als „De firma wordt ver- iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiuniiiiiiiiiiiminiiiimiiiiiinniiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiinininimiiHumiuHiiDO naderde. Behoedzaam, en na elke trede even wachtend, besteeg hij de trap, die uitkwam op een breede gang. Als bij intuitie opende de dokter de middelste van de drie breede deu ren en wat hij daar zag deed hem een oogen- blik met verbijstering terugdeinzen. Een witte gedaante liep in eentonige regelmaat voor het venster heen en weer, terwijl ze telkens een eigenaardig gevormde lantaarn voor het raam hield. Bij het schijnsel van de lantaarn zag de dokter dat de gedaante een nog jonge vrouw was met een wit gezicht en groote angstige oogen Juist op dit beslissende moment werd Peter van Steen weer wakker en het droombeeld vervaagde, het aan hem overlatend er zelf een slot bij te fantaseeren. Verwoed begon Peter te schrijven maar telkens weer wierp hij met een wanhoopsgebaar zijn pen neer. Hij werd hoe langer hoe ver twijfelder. Woedend pakte hij tenslotte het papier op en begon het als een razende te verscheuren. Daarna nam hij zijn hoed en rende de straat op in de stille hoop, dat hij in het café aan den overkant misschien nieuwe inspiratie zou kunnen op doen. Helaas, of het nu door de woede en de te leurstelling, of door de cognac kwam, zal wel eeuwig een raadsel blijven, maar een feit is, dat Peter niet goed oplette en precies onder een knarsend remmende taxi terecht kwam. Ontdaan sprong de chauffeur uit zijn wagen en haastte zich met eenige omstanders naar het slachtoffer. Spoedig bleek dat hulp hier niet meer kon baten. Het viel iedereen echter op dat over het gezicht van het slachtoffer zoo'n eigen aardige trek lag. „Het lijkt wel of ie iets ge vonden heeft" zei de taxi-chauffeur, die al weer van den eersten schrik was bekomen. „Ja" beaamde een klein oud heertje, ken nelijk een militair in ruste ja, het lijkt of de man iets gevonden heeft". En toch vergisten de brave menschen zich. niet Peter van Steen had het einde, doch het einde had hem gevonden. Edward Arnold, Jean Arthur en Ray Milland vervullen de hoofdrollen in de geestige filmcomedie „De Firma wordt verliefd", die van Vrijdag af in Cinema Palace wordt vertoond. liefd" aanspraak maken op het predicaat filmkunst? Dit is de vraag die men zich zoo nu en dan wel eens stelt en die vooral door lief hebbers van het meer serieuse genre nogal eens naar voren wordt gebracht. Toch behoeft men de oplossing niet ver te zoeken. De goede humor heeft zich overal in de litteratuur, in het tooneel en ja ook in het leven zelf burgerrecht verworven. Zeer zeker is dit ook lamst en zij die deze kunst niet willen of kunnen begrijpen missen iets waardoor ze veel dingen in een ander licht zouden bezien. Laat' men zich dan bij het zien van een dergelijke, vroolijke film niet het hoofd bre ken of dit nu kunst met 'n groote of wel 'n kleine k is, het is brillante -humor en die kan men niet hoog genoeg waardeeren. B. K. Géén. VoopuU- betaLing SCHOTERWEG 1, TELEFOON 16659. (Adv. Ingez. Med.) De Nederlandsche film „Dik Trom". Kindervreugde in de Gemeentelijke Concertzaal. Er zijn figuren gekomen en gegaan in de Nederlandsche jeugdliteratuur. Maar er is geen figuur zóó stevig op zijn beenen blijven staan als die van Dik Trom, de verpersoonlij king van den Hollandschen gemoedelijken kwa jongen, die streken uithaalt, maar een goed hart heeft. En nu is de heer G. B. H. Niestadt op het idee gekomen, in navolging van het voorbeeld der groote menschen-filmindustrie om groote figuren uit de literatuur in de film te transponeeren, Dik Trom eens voor de ca mera te halen. En hij kwam op die gedachte, omdat hij zelf een jongen had, die zooveel op Dik geleek. Vele huisvaders zullen in eenzelfde situatie verkeeren, maar we hopen niet dat ze allemaal naar de camera zullen grijpen. Neen, Pietje Bel is er ook nog! U en ik hebben niet zooveel recht om over het werk van den heer Niestadt te oordeelen. Dat heeft tenslotte de jeugd voor wie de film bestemd is. En die heeft geoordeeld. Gistermiddag was de ge meentelijke Concertzaal stampvol, jongens en meisjes, die met een uitbundig plezier de Avonturen van Dik Trom volgden, ja mee door lééfden. U had die vreugde moeten hooren wanneer Flipse de veldwachter, er tusschen werd genomen! En dat gejoel wanneer Dik zich op zijn korte dikke beentjes ternauwer nood uit de voeten kon maken. Wie zien Dick in drie perioden; eerst heel jong (gespeeld door Benny Niestadt) wanneer in primitieve stoutigheden toch reeds zijn later kwajon genstalent ontluikt, daarna in de schooljon gensjaren en tenslotte als achttienjarige. In de eerste jaren zien we Dik met een heerlijk lachend bolrond snuitwerk van de eene situa tie m de andere rollen (historische scènes als die met den ezel ontbreken niet!) In het laat ste deel zien we Dik ook in aanraking komen met den ernst des levens. Ons oordeel over de nasynchronisatie van deze smalfilm door den heer Mol willen we ons voorbehouden, want de voor het doel uitermate slechte accoustiek van de concert zaal werkte zeer tegen. Deze film is eigenlijk geen film, die we voor volwassen moeten aanzien. De opzet en de realiseering zijn kin derlijk. precies als het onderwerp: Dik Trom een kind is. Maar deze film wil ook niet groo- ter schijnen dan zij is. We hebben kortelings een andere Neder landsche film gezien, „De drie wenschen". De drie wenschen van het meisje in de film wer den vervuld, maar onze wensch een behoorlijke film te zien, helaas niet. En nu „Dik Trom", ook een Nederlandsche film. Dat is geen verge lijking zult u zeggen. Misschien ook niet. Maar in de „Drie Wenschen" deed de Neder landsche film zich veel grooter voor dan zij is; het had veel weg van een kwajongen, die zich om toch maar vooral volwassen te lijken, een lange broek aanmeet. En in „Dik Trom" gaat de Nederlandsche film precies door voor wat ze is, een jongen, die zich niet voor zijn korte broek schaamt, gelijk Dik Trom zelf. U kunt zelf uitmaken wat u prefereert. De jeugd heeft geoordeeld. „Dik Trom" heeft een joelend, juichend en applaudisseerend publiek. Wat wil men nog meer?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 10