J De Eenheid Nederland-Oranje door prof. dr. J. Huizinga Afscheids-receptie Ir.W.G. C. Gelinck DINSDAG 1 FEBRUARI 1938 H AAR t EM'S DAGBEAD IN de kraamkamer op Soestdijk ademt nu in zoeten kinderslaap Nederland's toekomst. Het gezegende uur, dat aan ons volk het voortbestaan van zijn Ko ningshuis belooft, is zwaar van gewicht als een gouden schakel in een keten van eeuwen. Het belooft vastheid aan den Staat en duur zame eenheid aan de natie. Het schept een nieuw vertrouwen, en geeft aan den naam Nederland helderder klank, nu in dien naam, ook voortaan, die van Oranje verwacht mag worden mee te klinken. Want in dien sa menklank ligt voor ons volksbestaan een kracht, die wij nauwelijks zouden kunnen ontberen. Prof. dr. J. Huizinga. De figuur Oranje en Nederland, de zin van die innige verbintenis, is in de geschiedenis van Europa geheel eenig te noemen. Het his torisch verloop, waardoor die band gewor den is wat hij is, en blijven moge, wijkt te eenen male af van de wijze, waarop in an dere landen een staatsvorm zich bevestigd heeft. De geschiedenis van onze nationale wording en voortgang bestaat uit een op eenvolging van nooit voorziene wending. De geschiedenis is altijd onvoorspelbaar; zij valt altijd anders uit, dan iemand heeft kunnen denken. Doch zooveel haast ondenkbare lotsbeschikking als de jhistorie ons ten deel gaf, wordt elders nauwelijks gezien. Zie eerst de oorsprongen van onzen Staat. Een kleine groep gewesten, in schier hopeloozen op stand, zweert den machtigsten vorst der Christenheid af als tyran. Om een zelfstan digen staat te worden? Niemand dacht er aan. De groote strijder voor de vrijheid zoekt zelf in zijn laatste dagen het graafschap, dat hij uit nood wil aanvaarden, onder vreemde souvereiniteit veilig te stellen. Wat zou er van geworden zijn? Geen staat noch natie Neder land, dat is het eenige wat men er van zeg gen kan. En dan, na drie jaren van louter verwarring en mislukking, het verlies van Antwerpen, de vergeefs aangeboden souve- reiniteit, Leicester staat daar een zonder ling en nog wankel staatsgewrocht, een los verbond van gewesten, zooals de tijd ze over al kende en sinds eeuwen gekend had, bon den, die doorgaans even snel vergingen als ze opkwamen. Doch deze Unie van Utrecht hield stand. Haar staatsrechtelijke basis was zoo zwak mogelijk. De vereenigde gewesten borgen hun oude zelfstandigheid onder een staatsleer, die een historische fictie was: die van de prioriteit der Staten vóór den Vorst. De strekking van die leer strookte echter met het staatsbeginsel van het Calvinisme, dat de zielen staalde in den strijd. Het was een noodbouw, die bond van gewesten: als hoog- sten civielen en militairen ambtenaar had men den stedehouder, neen nog vreemder: meer dan één stedehouder, quasi, van den afgezworen vorst! Maar die stedehouders wa ren uit het huis van Nassau, van gevestigde Nederlandsche faam, en de voornaamste van hen droeg den titel van dat verre en vreemde Prinsdom, waarmede hij en zijn erven nau welijks, en het land nooit eenige aanraking heeft gehad: Oranje. En, met zijn neef in Friesland, toont zich dan de jonge Maurits een veldheer van den eersten rang, en sluit in weinig jaren de heining, waarbinnen de opgroeiende Republiek der' Vrije Provinciën nu welhaast veilig stond. In dat Nederland van de glorie der zeven tiende eeuw groeit nu die dubbele gehecht heid aan het stedelijk-patricische staatsbe stel en aan het Huis van Oranje. Die liefde was volstrekt niet zoo tegenstrijdig, als latere scheuring haar bij wijlen zou maken, en kortzichtige of bevooroordeelde geschiedbe schouwing haar somstijds blijft zien. Hoort men dan niet in Vondel beide tonen klinken den toon van Oranje en dien van Amster dam? Het is met de opkomst en den aard van Nederland's Oranjeliefde zeer bijzonder ge steld. In de meeste andere landen hebben zich de nationale gevoelens van liefde en trouw gehecht aan het koningschap als zoo danig of aan een eeuwenoude dynastie, die het droeg. Zij gelden steeds den Souverein zelf, of meer abstract de Souvereiniteit van dén Staat. In onze Republiek ging het an ders. De nationale aanhankelijkheid ging hier niet uit naar den Souverein. De souve reiniteit berustte immers bij de Staten der Provinciën. Wat voor dierbaren klank nu ook de namen Holland, Friesland, Gelderland mochten hebben, bij deze denkbeelden was geen plaats voor een bloeiende liefde, nog minder bij de uiterlijke manifestatie van de Unie zelf, de Staten-Generaal. Kon dan zulk een liefde uitgaan naar den eersten dienaar van den Staat, naar den Stadhouder of den Kapitein Generaal als zoodanig? Ook dat deed zij niet. Men was niet gehecht aan het Stadhouderschap, dat zonderling orgaan, op zich zelf. getuige de gemakkelijkheid, waar mee men het prijsgaf, zoodra er geen Oranje vorst klaar stond om het te aanvaarden. Bijna de geheele straalbundel van warm en levend nationaal gevoel ging uit naar den Prins, naar den nazaat van Prins Willem. In dit land van nijvere burgers, vrije boeren en eenvoudigen landadel stak een rijksvorstelijk en allodiaal-Fransch geslacht als dat van Nassau-Oranje hoog genoeg boven allen uit, om het voorwerp te kunnen zijn van een i loyauteit en vorstenvereering. die elders den 1 glans van een koningskroon behoefden. Toch was het niet om zijn vorstelijk aan zien, dat het Oranjehuis die vereering, zooals zij schalt en schittert in Vonders verzien, deel achtig werd. Het genoot die liefde, o m dat het in Prins Willem de vrijheid gegrondvest had, o m dat het in Maurits en Frederik Hendrik voortging, die te beschuptten en te bevestigen, om dat voor 's Lands vrijheid het bloed ge vloeid had, niet van den grooten Zwijger al leen, maar ook van twee der Friesche Stad houders, Ernst en Hendrik Casimir, beiden in het veld gesneuveld. Alleen reeds louter mili tair beschouwd: welk een staat van dienst, die van de Nassau's voor de Republiek: naast de genoemden nog de tweede Hendrik Casi mir, die nooit van een krijgswond genas en toch nog jaren dienen bleef, Jan Willem Friso, wiens ontij digen dood in onmiddellijk ver band stond met zijn plichten te velde. Men heeft in Nederland eigenlijk nooit ge meend, aan den eerbied voor het Vorstenhuis tekort te doen, door ook van fouten en tekort komingen, door zijn leden begaan te gewa gen. De politiek van Frederik Hendrik had haar bedenkelijke zijden, die van Willem n was vol gevaar, Willem V ontbrak het aan talenten.-De fortuin, die ons begunstigd heeft, bediende zich niet uitsluitend van Oranje. Men kan zonder overdrijving beweren, dat juist de tegenstelling van de twee machts beginselen voor het voortbestaan van onze vrijheid heilzaam is geweest: hier dat der Unie, geactiveerd door het Stadhouderschap in het Oranjehuis gevestigd, daar dat van de stedelijke oligarchie, die den grondslag vormde van onze burgerlijk-mercantiele maatschap pij. Juist de afwisseling der beide stroomin gen is in staat een volk ten goede te komen. Een militair-dynastieke politiek als die van Prins Willem II in het hoogtij der overwin ning paste niet in het kader van onze maat schappij, en voerde den Staat op gevaarlijke hellingen. Twintig jaar later had Jen de Witt's edele waan, dat koningen verdragen hielden, het land ,nog altijd op de toppen van zijn welvaart, aan den rand van een afgrond gebracht. Weer sloeg het evenwicht om. En ook toen bleef de vrijheid bewaard. De redding uit den nood van 1672 blijft de treffendste lotsbeschikking uit onze historie. Het ging deliberaat op de vernietiging van onzen Staat aan, door de machtigste Rijken van Europa. Vergeten wij niet, dat de for- meele erkenning van de legitieme basis van den Staat in 1672 nog geen vijfentwintig ja ren oud was. Wanneer men zegt, dat Willem III toen den Staat gered heeft, zegt men te veel. Met al de geestkracht, overtuiging en talenten, die hij aanstonds zou ontplooien, had hij den Staat niet kunnen redden. Maar dat die Staat gered kon worden, dankte hij aan het feit, dat een Oranje klaar stond, om de verslagen natie te bezielen. Zonder een Oranje was redding nauwelijks mogelijk ge weest, en niemand had tot die redding meer kunnen bijdragen dan juist die ernstige, stroe ve jonkman met het zwakke lichaam en den geest van staal. Wie den- gang van 's Lands historie goed verstaat, zal Oranje kunnen zien als drager ook van onze roemrijke republikeinsche tradi ties. Oranje is in en uit de Republiek omhoog gestegen, gevoed door al de krachten, die ons volk levend maakten. Het is dwaasheid, en het was reeds dwaasheid een eeuw geleden, om zich blind te staren op de tweespalt van 1618 en de verschaalde leuzen van Keezen en Oran jeklanten, door Bilderdijk's felheid met nieuw virus ingedruppeld. Het zou verkeerd zijn, Ol- denbarnevelt en Jan de Witt nog altijd te zien in hun contrast tot Oranje, in plaats van sa men met Oranje in hun gemeenschap als grooten van ons staatkundig verleden, dat uit zou monden in de consequentie, die van den beginne af zich vagelijk had afgeteekend:. Oranje souverein, de Republiek een monarchie. Zoo werd het in 1814. „En Nassau's leeuw werd die van Nederland", zooals Da Costa dichtte. Maar was het wel Nassau's leeuw? Zij waren beide van goud, de leeuw van Nassau en die der Zeven Provinciën, maar de eerste, op zijn veld van blauw met gouden blokken, droeg te voren geen zwaard en pijlbundel. Was het dan niet veeleer de leeuw van het Concordia resparvae cxescunt, die thans van het roode veld verhuisde naar dat van Nassau? Hoe men het ook opvatten wil, in het embleem van den verjongden Staat waren op even zin rijke als historisch juiste wijze de symbolen versmolten Van de beide beginselen, die den ouden Staat gedragen hadden. De omstandigheden, waaronder de Repu bliek zich in 1975 had omgezet van een losse Unie in een eenheidsstaat, en waaronder deze laatste zich eerst tot. Napoleontisch koninkrijk verheven, daarna tot een aantal departemen ten van het Keizerrijk vernederd had gezien, waren zoo overwegend van wereldhistorischen aard, dat in die wisselingen het conflict Pa triotten tegen Oranje slechts een onderge schikte rol heeft gespeeld. Het was de vloed golf van den tijd, die over ons, gelijk over an deren, heen bruiste. Toen zij weder afliep bleek er veel minder weggespoeld dan men had kunnen vreezen of hopen. Het was in zekeren zin gelukkig, dat niet uitsluitend wij zelf over ons nieuwe staatsbestel te beschikken hadden. De mogendheden beschikten, maar zij erken den wat in 1813 de volkswil had uitgesproken: herstel onder Oranje. Het heeft in den regel weinig zin, zich te verdiepen in niet vervulde mogelijkheden uit het verleden. Wil men niet temin aan die neiging eens een oogenblik toe geven, dan rijst de vraag: ware in 1814 een herstel der Republiek denkbaar geweest? De heeren van het Weener Congres waren op re publieken niet verzot. Maar zij herstelden toch het Zwitsersche Eedgenootschap. Waarom dan niet de Republiek der Zeven Vereenigde Pro vinciën, of zelfs een van de zeventien Veree nigde Nederlanden, waar toch het Zuiden evengoed als het Noorden sterke federale tra- ditiën bevat? De taak van bolwerk tegen Frankrijk, die Engeland ons bestemde, kon n^en aan een Staat der Nederlanden naar Bourgondischen trant maar van republikein sche gedaante evengoed toedenken als aan een Koninkrijk, en van het federatieve begin sel waren de beredderaars van Europa niet ongediend, getuige hun creatie van den Duit- schen Bond. Het antwoord op de vraagt ligt voor de hand: de Nederlanden werden een Koninkrijk, omdat er een Oranje klaar stond, en omdat na twee eeuwen van roemrijke vrij heid eenerzij ds en staatkundige verduister ing anderzijds, de traditiën van het Noorden, die naar Oranje wezen, zwaarder wogen dan die van het Zuiden. Op een andere en minder dramatische wijze dan in 1672 herhaalde zich het verschijnsel, dat toen den Staat gered had: de aanwezigheid van een Oranjevorst bepaalde het gesternte, waaronder de Staat herboren werd. Het feit. dat de nieuw gesmede vorm van een vereenigmg van al de Nederlanden geen stand hield, is slechts voor een klein deel toe te schrijven aan persoonlijke en vermijdbare fou ten van Koning Willem I. Er waren krachten werkzaam, die zelfs een grooter staatsman dan de begaafde, krachtige en welmeenende ko ning was, te machtig zouden zijn geweest. Een staatkundig genie van den allereersten rang- had wellicht de vereenigde Nederlanden tot een hecht lid van het Europeesche staten systeem kunnen bevestigen, maar dan nog al leen onder gunstiger omstandigheden dan aan Willem I gegund zijn geweest. Het heeft niet zoo mogen zijn, en wa.t men ook over vervlogen mogelijkheden zou willen napleiten, het nu tot de grootte der voormalige Republiek geredu ceerde Koninkrijk heeft zich in ieder geval gelukkig te prijzen, dat het met die reductie het gevaarlijke euvel van nationale heteroge niteit is ontgaan. Het Koninklijk der Neder landen heeft in zijn tegenwoordige gedaante thans een verleden als monarchie van 107 ja ren, of rekent men van 18Ï5 af, van 123 jaren. Dat is allebei een aanzienlijk langer periode van continuiteit in den staatsvorm dan de Re publiek ooit had gekend, waarin de wisselin gen tusschen stadhouderlijke en stadhouder- looze tijdperken elkander opvolgen in een reeks van 63, 22, 45 en 48 jaren. Nederland is thans reeds langer een koninkrijk geweest dan den tijdsduur van Maurits' begin tot na den dood van den Koning Stadhouder. De monarchale regeeringsvorm heeft zich hecht in onzen bo dem geworteld. Van de staatkundige idealen Republiek is reeds lang niets meer levend ge bleven. Het gewestelijk particularisme van eer tijds heeft plaats gemaakt voor een stevige eenheid, met zooveel trekken van een gezond regionalisme als het staatsorganisme gemak kelijk verdraagt. Toch zaten de traditie van monarchie en legitimiteit den Nederlander niet in het bloed, zooals zij het den Brit bij voor beeld doen. In het naturel van ons volk werkt het republikernsch verleden, zoo ook onbewust, nog wel degelijk na. Het element, dat het Ko ningschap in Nederland hecht en eigen heeft kunnen maken, lag in het feit, dat het Oranje was, die de kroon droeg. Deze innige verbin ding van de idee van den Staat zelf aan een bepaald Huis levert een treffend voorbeeld van de kracht, waarmee in het leven van een na tie de historie meespreekt. Oranje is gedu rende al den tijd sedert het herstel der onaf hankelijkheid de groote katalyseerende factor in den Staat geweest. Het heeft gaandeweg Nederland, niet politiek, maar wel nationaal homogeen gemaakt. Dank zij het prestige van de Kroon kon al spoedig de ingeroeste tegen stelling, die eenmaal staats- en prinsgezinden had geheeten, uitslijten. Er bestond geen repu blikeinsche reserve meer tegenover den nieu wen Staat. De Keezen van voorheen waren verzoend en hun naam raakte vergeten. Een voorbehoud van ernstiger aard bleef echter nog bestaan, en wel bij de Nederlandsche Ka tholieken. Zij hadden in de negentiende eeuw nog niet aanstonds hun volle instemming kun nen geven aan een Staat, die zijn beginsel ont leende aan een opstand tegen een wettig ge zag, dat ten nauwste met hun Kerk verbon den was. Er was eigenlijk geen reden, waarom ook de katholieken de afzwering van den tyran op zich zelf niet zouden billijken. Maar de ont worteling van hun Kerk konden zij den ouden Staat der Zeven Provinciën onmogelijk verge ven, en het nog sterk confessioneel gekleurde historiebeeld gaf hun den stichter der vrij heid, Oranje, nog in de eerste plaats als ket ter te zien. Eerst hun volkomen bevrediging op politiek gebied, gepaard aan een meer ge matigde en objectieve geschiedbeschouwing, heeft op den duur ook hun voorbehoud doen verdwijnen, en het katholieke volksdeel ten volle tot belijders van het nationale ideaal ge maakt. dat in Oranje zijn symbool heeft. In den jongsten tijd voltrok zich nog een nieuw proces van nationale assimileering in en door Oranje: de S. D. A. P. staat niet meer stroef op haar standpunt van degelijk-ratio- neel republikeinendom, en huldigt zachtkens mee. Zoo sterk werkt deze zuurdeesem door: ook zij, die krachtens heel him leer moesten tegenstreven, streven mede Dat er van Oranje een krachtige werking uitgaat, die de deelen des Rijks Overzee met het moederland verbonden houdt, wie zal het betwijfelen? Dat het bezit van het Huis Ne derland's aanzien in de wereld verhoogt, hoe zou men het kunnen loochenen? Dat het Huis van Oranje, krachtens zijn gansche geschie denis en door het persoonlijk wezen van de edele Vrouwe, die reeds zoo lang den zwaren last van Oranje's taak voor Nederland heeft gedragen, juist die beginselen van vrijheid, recht en menschelijkheid waarborgt, die de wereld van heden zoo bitter noodig heeft, wie is er niet in het diepst van zijn ziel van over tuigd? Het valt moeilijk zich een Nederland zonder Oranje te denken. En toch heeft de kans, dat dit werkelijkheid zou worden, reeds meer dan eens beangstigend nabij gesche nen. Wat al hoop hangt er nu aan het jonge leven, dat sinds gisteren het middelpunt in neemt van onze nationale gedachten Dit land Nederland is in heel zijn bestaan eigenlijk altijd een wonder geweest. Het was een wonder, dat volk en staat als zelfstandig element in Europa opkwamen en vorm kre gen. Het was een wonder dat omstreeks 1600 dit klein bestel van afgelegen streken in een wereld, die alom naar despotische staatsvor men neigde, op zijn manier, een zonderlinge, de vrijheid verwezenlijken kon en met die vrijheid een mate van verdraagzaamheid, waarmee het, hoe gebrekkig dan ook, de an dere landen overtrof. Het was een wonder, dat die jonge Staat een handelsmacht kon vestigen, die hem tijdelijk ver boven eigen krachten verhief. Het was een wonder, dat hij niet voor de stormvlagen van uitheemsch ge weld bezweek, het was een wonder, dat hij, uitgevaagd en weer herrezen, zijn rijk bezit in Oost en West mocht herkrijgen, en dit gaandeweg kon omzetten tot het best be stuurde tropische gebied ter wereld. Het was een wonder, dat die Staat als een eiland van vrede ongedeerd overeind bleef in de losgebro ken razernij van den wereldoorlog. Het is een wonder, dat hij met eere en waardigheid in de boosaardige wereld van heden niet onveiliger staat dan grooter rijken rondom. In al dat wonderlijke lotsbestel was van den beginne af steeds Oranje deelgenoot. Aan het teere won der van een nieuw menschenleven hangt thans de bestendiging van die heilzame en gezegende lotsgemeenschap van bijna vier eeuwen: de verbintenis van Nederland en Oranje. J. HUIZINGA. Onderscheiding voor Prof. Dr. M. E. F. Th. Dubois. Bij Kon. besluit van 26 Januari 1938 is prof. dr. M. E. F. Th. Dubois te Haarlem be noemd tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw. PERSONALIA. Bij Kon. besluit van 28 Januari 1938 is benoemd in vasten dienst tot inspecteur van het lager onderwijs in de inspectie Leeuwar den: de heer L. van der Zweep, hoofd eener bijzondere lagere school te Haarlem, en in getrokken het Kon. Besl. van 27 November 1937, voor zooveel daarbij de heer Van der Zweep voornoemd is benoemd tot schoolop ziener van het lager onderwijs in de inspec tie 's-Gravenhage. LIJST VAN MAIL EN LUCHTPOSTVERZEN DING TOT EN MET 8 FEBRUARI 1938. Nederlandsch Indië, zeepost via Rotterdam per m.s. Dempo 2 Febr. gewone stukken 2.15; mail via Genua 3 Febr. gew. st. 7.lucht- dienst AmsterdamBandoeng 3, 5 Feb. gew. st. 2.15. Suriname, mail en zeepost via Amsterdam per Stuyvesant 4 Febr. gew. st. 3.25; lucht- dienst DuitschlandZuid Amerika 2 Febr. gew. st. 3.25; luchtdienst FrankrijkZuid Amerika 5 Febr. gew. st. 10.40. Aruba, Bonaire, Curacao, mail en zeepost via Amsterdam 3 Febr. gew. st. 3.25; mail via Cherbourg 4 Febr. gew. st. 19.10. Luchtdienst als Suriname. Vereenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico, Cuba, Ecuador, via Cherbourg 1, 4 Febr. gew. st. 19.10. Argentinië, Brazilië, Chili. Uruguay, via Lissabon 1 Febr. gew. st. 16.45; via Napels 4 Febr. gew. st. 10.via Lissabon 6 Febr. gew. st. 6. Luchtdienst als Suriname. China, Hongkong, Japan, via Siberië 3 Febr. gew. st. 18. Philippijnsche Eilanden en Mantsjoerije. via Siberië 3 Febr. 18.luchtdienst Amster damBangkokHanoiCanton 3 Febr. gew. st. 2.15; luchtdienst Amsterdam, Bangkok, Hongkong 5 Febr. gew. st. 2.15; luchtdienst Amsterdam, Bangkok, Hongkong, Manilla, 5 Febr. gew. st. 2.15. Irak (Mesopotamië) via Istanbul—Damas cus 4 Febr. gew. st. 3.25. Vliegdienst als Nederl. Indië. Palestina, via Genua 3 Febr. gew. st. 7. via Piraeus 4 Febr. gew. st. 22.30; via Piraeus 6 Febr. gew. st. 22.30, Luchtdienst als Nederl. Indië. Britsch Indië, via Marseille 3 Febr. gew. st. 10.—. Luchtdienst als Nederl. Indië. Ceylon, via Genua 3e Febr. gew. st. 7.via Napels 4 Febr. gew. st. 10. Luchtdienst als Nederl. Indië. Penang. Siam, via Genua 3 Febr. gew. st. 7.—. Luchtdienst als Nederl. Indië. Singapore, via Genua 3 Febr. gew, st. 7. Luchtdienst als Nederl. Indië. Egypte, via Genua 3 Febr. gew. st. 7.—; via Piraeus 4 Febr, gew. st. 22.30; via Piraeus 6 Febr. gew. st. 22.30. Luchtdienst als Nederl. Indië. Oost Afrika, via MarseilleAden 3 Febr, gew. st. 10. Zuid Afrika, via Southampton 3 Febr. gew. st. 16.45. Luchtdienst AmsterdamAlexandriëDur ban 5 Febr. gew. st. 2.15. Australië, vla Toulon, Napels 4 Febr. gew. st. 10.— luchtdienst Amsterdam—Singapore Brisbane 5 Febr gew. st. 2,15. Nieuw Zeeland, via Southampton. Cher bourg 4 Febr. gew. si. 19.10, Luchtdienst als Australië. - VOOR DEN- -POLITIERECHTER Strijd om een zoon. Een 15-jarige jongen was door zijn vader te Zandvoort in pension gedaan, wat verband hield met het feit, dat de vader indertijd we duwnaar was geworden. Echter was deze weer gehuwd en nu wenschte hij, dat zijn zoon eens bij hem zou komen logeeren. De juffrouw, bij wie de jongen in pension was, had daar echter bezwaar tegen, omdat, naar zij beweerde, de jongen ziek was en 39 graden koorts had. De vader en de stiefmoeder geloofden niet veel van die ziekte en kwamen in het pension om den jongen te halen. Zij vonden hem te bed, maar de stiefmoeder dacht, dat hij er maar gauw was ingekropen, waarom zij de de kens van hem aftrok en haar stiefzoon uit bed trok. Deze was daar niet mee tevreden en een stoeltje opnemende zwaaide hij daarmee, waardoor de stiefmoeder aan het hoofd werd geraakt. Dat was het begin van een groot tu mult. De vader greep zijn zoon bij de keel en riep uit, dat hij hem zou vermoorden; de pen sionhoudster en hare familie kwam er tusschen om den moord te verhinderen, de stiefmoeder timmerde met twee vuisten tegen een ruit, waardoor deze brak, tafels en stoelen gingen om en de rust keerde eerst weer, toen de poli tie binnentrad. De vader vertrok met zijn vrouw, de zoon bleef in het pension, maar er volgden klach ten bij de politie; de pensionhoudster klaag de over haar gebroken ruit; de strijdlustige stiefmoeder beweerde, dat de pensionhoudster haar op het gezicht had geslagen, zoodat nu eerst de stiefmoeder voor vernieling van de ruit moest terechtstaan en vervolgens de pensionhoudster voor mishandeling. De vernieling van de ruit stond vast, maar de juffrouw gaf voor, dat zij door de opening naar buiten had willen springen, omdat zij van haar vrijheid beroofd was geworden. Evenwel bleek van die vrijheidsberooving niets en zoodoende eischte de officier een geldboete van f 25, waarvan de rechter slechts f 5 afdeed. De juffrouw was hiermee niet te vreden en toen zij in de getuigenbank had plaats genomen, terwijl de pensionhoudster in het beklaagdenbankje stond, mengde zij zich ongevraagd in de debatten, waarna zij na de waarschuwing van den rechter niet op hield, zoodat zij werd uitgeleid en eerst weer binnen mocht komen, toen haar drift bedaard was. Zij hield vol een slag van de pensionhoudster in het gezicht te hebben gekregen, wat haar een blauwe lip had bezorgd. Haar man zei gezien te hebben, dat de hand van de pen sionhoudster het gezicht van zijn vrouw had geraakt, maar of de lip getroffen was, wist hij niet. De zoon, die zijn 39 graden weer kwijt was zei, dat, toen hij met het stoeltje zwaai de, zijn stiefmoeder had geroepen: O, mijn lipje! en de moeder van de pensionhoudster wist zeker, dat haar dochter niet had ge slagen. Onder deze omstandigheden was de rechter van oordeel, dat de mishandeling niet bewe zen was. zoodat de pensionhoudster werd vrij gesproken. De officier had f 15 boete geëischt BAL MASQUé. Zaterdag 5 Februari geeft de Overijselsche Geldersche Drentsche vereeniging „Eensge zindheid" een groot Balmasqué in de zaal van de Haarlemsche Kegelclub. „WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN". Sophiastraat 2 d. Hoera! de kleine is gekomen; Wij roepen „Hoezee" en doen dat zonder schromen Heel Nederland mag zich gelukkig achten Tóch verkregen, niettegenstaande ons spannend wachten. Postgiro 212783 Telefoon 12255 Vele sprekers huldigen den scheidenden directeur. Een fraai schilderij aangeboden. Onder groote belangstelling heeft ir. W. G. C. Gelinck, hoofd-ingenieur- directeur van den Rijkswaterstaat gistermiddag in de Kroonzaal van café-rest. Brinkmann een afscheids receptie gehouden die zeer druk be zocht werd. Met de meest hartelijke bewoordingen hebben diverse spre kers den scheidenden directeur toege sproken. Talrijke ambtenaren van den uit- gebreiden tak van dienst van den Rijkswaterstaat alsmede vele ambte naren van het Rij ksvisschershaven- bedrijf hebben door hun tegenwoor digheid op ondubbelzinnige wijze blijk gegeven van de waardeering die zij gevoelden voor het werk en de per soon van den heer Gelinck. Onder de talrijke aanwezigen zagen wij verder o.m. jhr. ir. Reigersman, oud-hoofd ingenieur van den Provincialen Waterstaat; de heer C. Thomése, hoofding. Prov. Water staat, de kantonrechter mr. P. H. F. Bijl de Vroe; mr. W. G. Del Baere, de heer Robert Peereboom directeur-hoofdredacteur Haar lem's Dagblad; mr. Roeters van Lennep, offi cier van justitie; de heer J. J. Swens voorz. van de Kamer van Koophandel; mr. Th. Lies- ker, griffier van het Kantongerecht en vele anderen. Als eerste spreker voerde het woord ir. C. G, Krayenhof v. d. Leur, hoofdingenieur Rijks waterstaat te Alkmaar. „Vele jaren heeft het tot uw taak behoord" aldus spreker, „om de opinie over onzen persoon te formuleex-en. Natuurlijk is bij een uitgebreiden dienst als de Waterstaat is, niet mogelijk dat iedereen uw verdiensten kent. Gij hebt echter het saamhoorigheidsgevoel onder ons versterkt. De rust die u zoo typeert en de zakelijke ma nier van uw optreden hebben veel moeilijk heden tot oplossing weten te brengen. Wij denken hierbij ook bijzonder aan uw reali teitsbesef hetwelk maakte dat u al gauw zag welke weg ingeslagen moest worden. Aan den algemeenen leider van den Dienst worden enorm hooge eischen gesteld. Gij hebt u echter steeds op het standpunt gesteld, dat ook de mindere werkzaamheden geschieden moesten door menschen met 'n zekere mate van vrijheid. Ook op uw kalmte, aldus spr., wil ik nog eens bijzonder den nadruk leggen. Ook de groote vriendelijkheid waarmede u steeds onze persoonlijke wenschen tegemoet trad, dient gememoreerd. Spreker bood ten slotte namens 444 ambtenaren een fraai schilderij aan voorstellende de buitenhaven van IJmuiden en vervaardigd door dén Hoornschen kunstenaar Wouter ÏJdo. Vervolgens spraken nog de directeur van het Staatsvisschershavenbedrijf de heer C. Oud, de heer Pruschen bureelchef te Haar lem, de heer Polderman namens de reeders- vereeniging, de heer de Graaf namens de vischhandelarenvereeniging, de heer Groe- neveld voor het lager personeel en de heer F. B. Zijlstra, technisch hoofdambtenaar. Tenslotte sprak de scheidende directeur een slotwoord. De heer Gelinck zeide buitengewoon door dezen middag te zijn getroffen. Hartelijk dankte spr. allen en in het bijzonder de com missie van voorbereiding die er voor gezorgd heeft dat alles zoo uitstekend verliep. Na in Delft gestudeerd te hebben werd ik in 1895 adj. ing. van den Rijkswaterstaat te Breda, aldus ir. Gelinck. In 1912 werd ik over geplaatst naar Amsterdam. In mijn Amsterdam schen tijd vielen ook de oorlogsjaren, zoodat er veel met onbekend personeel gewerkt werd. In 1921 verhuisde ik naar den Kamper singel in Haarlem, waar ik de leiding kreeg van het gebied Noord-Holland. Vele moeilijk heden heb ik moeten overwinnen ik zou daar in echter niet geslaaged zijn zonder de emi nente hulp van mijn bureelchefs en van al mijn ambtenaren. Gij allen hebt mij die taak gemakkelijk ge maakt door uw plichtsbetrachting. Ik noodig u allen uit een hoera te roepen voor den dienst van den Rijkswaterstaat. Op enthousiaste wijze werd aan dezen op roep gehoor gegeven, waarmede deze plech tigheid ten einde was. VEREENIGING „DE HAARLEMSCHE MANEGE". Zaterdagmiddag had de door de Vereeniging „De Haarlemsche Manége" uitgeschreven Cross Country op Mariënbosch plaats; deze kon niettegenstaande den orkaan, die over de wei landen woei, als zeer goed geslaagd beschouwd worden; lengte van de cross was 2500 meter, met 8 slooten, insprong in het weiland etc., etc. Er hadden zich 7 leden en 14 landelijke rui ters voor deelneming opgegeven, terwijl het pubhek veel belangstelling toonde. Den meesten last van den storm schenen de paarden te hebben, die vaak zeer onrustig waren en hindernissen weigerden, maar ook dit stoorde het goede humeur der ruiters niet. Alles verliep vlot en zonder ongelukken. De uitslag was: Winnaar Beker Mariënbosch- 1. R. Davidson met „Diana;' in 3.44 min.; 2. C. Klep, met' „Welcome" in 5.19 min.; 3. C. Laan, met „Grasda" in 5.24 min. Landelijke Rijvereenigingen: 1. G. Groene- woud. Badhoeve ruiters, met „Nelly" in 3.24 min.; 2. A. C. v. Nieuwenhuvzen, kap v d Wal, met „Pronto" in 4.21 min.; 3. P. Meer burg, Kap. v. d. Wal. met „Nico" in 4.37 min 4. J^ yan Leeuwen, Kap. v. d. Wal met „Sonja" m 4.50 mm. 5. K. de Jong, Ritm. de Kruyff met „Hans II" in 5.11 min.; 6. P. van Staveren Badhoeve ruiters, met „Prinses" in 5.34 min. Voor het uitreiken der prijzen dankte de voorzitter den eigenaar van Mariënbosch en den heer Warmerdam voor het beschikbaar stellen van dit bij uitstek voor een cross coun try geschikte terrein, en voor de permissie de paarden in de stallen en schuren bescher ming tegen den storm te laten vinden, en voorts den heer Kistenmaker, als vertegen woordiger der federatie der landelijke rijver eenigingen, voor zijn aanwezigheid. Dr. van Zuydam voor diens zorg voor de paarden, en Mr. Davidson voor de moeite, die hij zich ge troost had voor het arrangeeren dezer cross. De heer Kistenmaker dankte de Vereenimn«- voor de aan de landelijke ruiters ge boden Ge legenheid, om aan deze cross-country dccl^te nemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9