J
De Eenheid Nederland-Oranje
door prof. dr. J. Huizinga
Afscheids-receptie
Ir.W.G. C. Gelinck
DINSDAG 1 FEBRUARI 1938
H AAR t EM'S DAGBEAD
IN de kraamkamer op Soestdijk ademt
nu in zoeten kinderslaap Nederland's
toekomst. Het gezegende uur, dat aan
ons volk het voortbestaan van zijn Ko
ningshuis belooft, is zwaar van gewicht als
een gouden schakel in een keten van eeuwen.
Het belooft vastheid aan den Staat en duur
zame eenheid aan de natie. Het schept een
nieuw vertrouwen, en geeft aan den naam
Nederland helderder klank, nu in dien naam,
ook voortaan, die van Oranje verwacht mag
worden mee te klinken. Want in dien sa
menklank ligt voor ons volksbestaan een
kracht, die wij nauwelijks zouden kunnen
ontberen.
Prof. dr. J. Huizinga.
De figuur Oranje en Nederland, de zin van
die innige verbintenis, is in de geschiedenis
van Europa geheel eenig te noemen. Het his
torisch verloop, waardoor die band gewor
den is wat hij is, en blijven moge, wijkt te
eenen male af van de wijze, waarop in an
dere landen een staatsvorm zich bevestigd
heeft. De geschiedenis van onze nationale
wording en voortgang bestaat uit een op
eenvolging van nooit voorziene wending. De
geschiedenis is altijd onvoorspelbaar; zij valt
altijd anders uit, dan iemand heeft kunnen
denken. Doch zooveel haast ondenkbare
lotsbeschikking als de jhistorie ons ten deel
gaf, wordt elders nauwelijks gezien. Zie eerst
de oorsprongen van onzen Staat. Een kleine
groep gewesten, in schier hopeloozen op
stand, zweert den machtigsten vorst der
Christenheid af als tyran. Om een zelfstan
digen staat te worden? Niemand dacht er
aan. De groote strijder voor de vrijheid zoekt
zelf in zijn laatste dagen het graafschap, dat
hij uit nood wil aanvaarden, onder vreemde
souvereiniteit veilig te stellen. Wat zou er van
geworden zijn? Geen staat noch natie Neder
land, dat is het eenige wat men er van zeg
gen kan. En dan, na drie jaren van louter
verwarring en mislukking, het verlies van
Antwerpen, de vergeefs aangeboden souve-
reiniteit, Leicester staat daar een zonder
ling en nog wankel staatsgewrocht, een los
verbond van gewesten, zooals de tijd ze over
al kende en sinds eeuwen gekend had, bon
den, die doorgaans even snel vergingen als
ze opkwamen. Doch deze Unie van Utrecht
hield stand. Haar staatsrechtelijke basis was
zoo zwak mogelijk. De vereenigde gewesten
borgen hun oude zelfstandigheid onder een
staatsleer, die een historische fictie was: die
van de prioriteit der Staten vóór den Vorst.
De strekking van die leer strookte echter met
het staatsbeginsel van het Calvinisme, dat
de zielen staalde in den strijd. Het was een
noodbouw, die bond van gewesten: als hoog-
sten civielen en militairen ambtenaar had
men den stedehouder, neen nog vreemder:
meer dan één stedehouder, quasi, van den
afgezworen vorst! Maar die stedehouders wa
ren uit het huis van Nassau, van gevestigde
Nederlandsche faam, en de voornaamste van
hen droeg den titel van dat verre en vreemde
Prinsdom, waarmede hij en zijn erven nau
welijks, en het land nooit eenige aanraking
heeft gehad: Oranje. En, met zijn neef in
Friesland, toont zich dan de jonge Maurits
een veldheer van den eersten rang, en sluit
in weinig jaren de heining, waarbinnen de
opgroeiende Republiek der' Vrije Provinciën
nu welhaast veilig stond.
In dat Nederland van de glorie der zeven
tiende eeuw groeit nu die dubbele gehecht
heid aan het stedelijk-patricische staatsbe
stel en aan het Huis van Oranje. Die liefde
was volstrekt niet zoo tegenstrijdig, als latere
scheuring haar bij wijlen zou maken, en
kortzichtige of bevooroordeelde geschiedbe
schouwing haar somstijds blijft zien. Hoort
men dan niet in Vondel beide tonen klinken
den toon van Oranje en dien van Amster
dam?
Het is met de opkomst en den aard van
Nederland's Oranjeliefde zeer bijzonder ge
steld. In de meeste andere landen hebben
zich de nationale gevoelens van liefde en
trouw gehecht aan het koningschap als zoo
danig of aan een eeuwenoude dynastie, die
het droeg. Zij gelden steeds den Souverein
zelf, of meer abstract de Souvereiniteit van
dén Staat. In onze Republiek ging het an
ders. De nationale aanhankelijkheid ging
hier niet uit naar den Souverein. De souve
reiniteit berustte immers bij de Staten der
Provinciën. Wat voor dierbaren klank nu ook
de namen Holland, Friesland, Gelderland
mochten hebben, bij deze denkbeelden was
geen plaats voor een bloeiende liefde, nog
minder bij de uiterlijke manifestatie van de
Unie zelf, de Staten-Generaal. Kon dan zulk
een liefde uitgaan naar den eersten dienaar
van den Staat, naar den Stadhouder of den
Kapitein Generaal als zoodanig? Ook dat
deed zij niet. Men was niet gehecht aan het
Stadhouderschap, dat zonderling orgaan, op
zich zelf. getuige de gemakkelijkheid, waar
mee men het prijsgaf, zoodra er geen Oranje
vorst klaar stond om het te aanvaarden.
Bijna de geheele straalbundel van warm en
levend nationaal gevoel ging uit naar den
Prins, naar den nazaat van Prins Willem. In
dit land van nijvere burgers, vrije boeren en
eenvoudigen landadel stak een rijksvorstelijk
en allodiaal-Fransch geslacht als dat van
Nassau-Oranje hoog genoeg boven allen uit,
om het voorwerp te kunnen zijn van een
i loyauteit en vorstenvereering. die elders den
1 glans van een koningskroon behoefden.
Toch was het niet om zijn vorstelijk aan
zien, dat het Oranjehuis die vereering, zooals
zij schalt en schittert in Vonders verzien, deel
achtig werd. Het genoot die liefde, o m dat het
in Prins Willem de vrijheid gegrondvest had,
o m dat het in Maurits en Frederik Hendrik
voortging, die te beschuptten en te bevestigen,
om dat voor 's Lands vrijheid het bloed ge
vloeid had, niet van den grooten Zwijger al
leen, maar ook van twee der Friesche Stad
houders, Ernst en Hendrik Casimir, beiden in
het veld gesneuveld. Alleen reeds louter mili
tair beschouwd: welk een staat van dienst,
die van de Nassau's voor de Republiek: naast
de genoemden nog de tweede Hendrik Casi
mir, die nooit van een krijgswond genas en
toch nog jaren dienen bleef, Jan Willem Friso,
wiens ontij digen dood in onmiddellijk ver
band stond met zijn plichten te velde.
Men heeft in Nederland eigenlijk nooit ge
meend, aan den eerbied voor het Vorstenhuis
tekort te doen, door ook van fouten en tekort
komingen, door zijn leden begaan te gewa
gen. De politiek van Frederik Hendrik had
haar bedenkelijke zijden, die van Willem n
was vol gevaar, Willem V ontbrak het aan
talenten.-De fortuin, die ons begunstigd heeft,
bediende zich niet uitsluitend van Oranje.
Men kan zonder overdrijving beweren, dat
juist de tegenstelling van de twee machts
beginselen voor het voortbestaan van onze
vrijheid heilzaam is geweest: hier dat der
Unie, geactiveerd door het Stadhouderschap
in het Oranjehuis gevestigd, daar dat van de
stedelijke oligarchie, die den grondslag vormde
van onze burgerlijk-mercantiele maatschap
pij. Juist de afwisseling der beide stroomin
gen is in staat een volk ten goede te komen.
Een militair-dynastieke politiek als die van
Prins Willem II in het hoogtij der overwin
ning paste niet in het kader van onze maat
schappij, en voerde den Staat op gevaarlijke
hellingen. Twintig jaar later had Jen de
Witt's edele waan, dat koningen verdragen
hielden, het land ,nog altijd op de toppen van
zijn welvaart, aan den rand van een afgrond
gebracht. Weer sloeg het evenwicht om. En
ook toen bleef de vrijheid bewaard.
De redding uit den nood van 1672 blijft de
treffendste lotsbeschikking uit onze historie.
Het ging deliberaat op de vernietiging van
onzen Staat aan, door de machtigste Rijken
van Europa. Vergeten wij niet, dat de for-
meele erkenning van de legitieme basis van
den Staat in 1672 nog geen vijfentwintig ja
ren oud was. Wanneer men zegt, dat Willem
III toen den Staat gered heeft, zegt men te
veel. Met al de geestkracht, overtuiging en
talenten, die hij aanstonds zou ontplooien,
had hij den Staat niet kunnen redden. Maar
dat die Staat gered kon worden, dankte hij
aan het feit, dat een Oranje klaar stond, om
de verslagen natie te bezielen. Zonder een
Oranje was redding nauwelijks mogelijk ge
weest, en niemand had tot die redding meer
kunnen bijdragen dan juist die ernstige, stroe
ve jonkman met het zwakke lichaam en den
geest van staal.
Wie den- gang van 's Lands historie goed
verstaat, zal Oranje kunnen zien als drager
ook van onze roemrijke republikeinsche tradi
ties. Oranje is in en uit de Republiek omhoog
gestegen, gevoed door al de krachten, die ons
volk levend maakten. Het is dwaasheid, en het
was reeds dwaasheid een eeuw geleden, om
zich blind te staren op de tweespalt van 1618
en de verschaalde leuzen van Keezen en Oran
jeklanten, door Bilderdijk's felheid met nieuw
virus ingedruppeld. Het zou verkeerd zijn, Ol-
denbarnevelt en Jan de Witt nog altijd te zien
in hun contrast tot Oranje, in plaats van sa
men met Oranje in hun gemeenschap als
grooten van ons staatkundig verleden, dat uit
zou monden in de consequentie, die van den
beginne af zich vagelijk had afgeteekend:.
Oranje souverein, de Republiek een monarchie.
Zoo werd het in 1814. „En Nassau's leeuw werd
die van Nederland", zooals Da Costa dichtte.
Maar was het wel Nassau's leeuw? Zij waren
beide van goud, de leeuw van Nassau en die
der Zeven Provinciën, maar de eerste, op zijn
veld van blauw met gouden blokken, droeg te
voren geen zwaard en pijlbundel. Was het dan
niet veeleer de leeuw van het Concordia
resparvae cxescunt, die thans van het
roode veld verhuisde naar dat van Nassau?
Hoe men het ook opvatten wil, in het embleem
van den verjongden Staat waren op even zin
rijke als historisch juiste wijze de symbolen
versmolten Van de beide beginselen, die den
ouden Staat gedragen hadden.
De omstandigheden, waaronder de Repu
bliek zich in 1975 had omgezet van een losse
Unie in een eenheidsstaat, en waaronder deze
laatste zich eerst tot. Napoleontisch koninkrijk
verheven, daarna tot een aantal departemen
ten van het Keizerrijk vernederd had gezien,
waren zoo overwegend van wereldhistorischen
aard, dat in die wisselingen het conflict Pa
triotten tegen Oranje slechts een onderge
schikte rol heeft gespeeld. Het was de vloed
golf van den tijd, die over ons, gelijk over an
deren, heen bruiste. Toen zij weder afliep bleek
er veel minder weggespoeld dan men had
kunnen vreezen of hopen. Het was in zekeren
zin gelukkig, dat niet uitsluitend wij zelf over
ons nieuwe staatsbestel te beschikken hadden.
De mogendheden beschikten, maar zij erken
den wat in 1813 de volkswil had uitgesproken:
herstel onder Oranje. Het heeft in den regel
weinig zin, zich te verdiepen in niet vervulde
mogelijkheden uit het verleden. Wil men niet
temin aan die neiging eens een oogenblik toe
geven, dan rijst de vraag: ware in 1814 een
herstel der Republiek denkbaar geweest? De
heeren van het Weener Congres waren op re
publieken niet verzot. Maar zij herstelden toch
het Zwitsersche Eedgenootschap. Waarom dan
niet de Republiek der Zeven Vereenigde Pro
vinciën, of zelfs een van de zeventien Veree
nigde Nederlanden, waar toch het Zuiden
evengoed als het Noorden sterke federale tra-
ditiën bevat? De taak van bolwerk tegen
Frankrijk, die Engeland ons bestemde, kon
n^en aan een Staat der Nederlanden naar
Bourgondischen trant maar van republikein
sche gedaante evengoed toedenken als aan
een Koninkrijk, en van het federatieve begin
sel waren de beredderaars van Europa niet
ongediend, getuige hun creatie van den Duit-
schen Bond. Het antwoord op de vraagt ligt
voor de hand: de Nederlanden werden een
Koninkrijk, omdat er een Oranje klaar stond,
en omdat na twee eeuwen van roemrijke vrij
heid eenerzij ds en staatkundige verduister ing
anderzijds, de traditiën van het Noorden, die
naar Oranje wezen, zwaarder wogen dan die
van het Zuiden. Op een andere en minder
dramatische wijze dan in 1672 herhaalde zich
het verschijnsel, dat toen den Staat gered
had: de aanwezigheid van een Oranjevorst
bepaalde het gesternte, waaronder de Staat
herboren werd.
Het feit. dat de nieuw gesmede vorm van een
vereenigmg van al de Nederlanden geen stand
hield, is slechts voor een klein deel toe te
schrijven aan persoonlijke en vermijdbare fou
ten van Koning Willem I. Er waren krachten
werkzaam, die zelfs een grooter staatsman dan
de begaafde, krachtige en welmeenende ko
ning was, te machtig zouden zijn geweest.
Een staatkundig genie van den allereersten
rang- had wellicht de vereenigde Nederlanden
tot een hecht lid van het Europeesche staten
systeem kunnen bevestigen, maar dan nog al
leen onder gunstiger omstandigheden dan aan
Willem I gegund zijn geweest. Het heeft niet
zoo mogen zijn, en wa.t men ook over vervlogen
mogelijkheden zou willen napleiten, het nu tot
de grootte der voormalige Republiek geredu
ceerde Koninkrijk heeft zich in ieder geval
gelukkig te prijzen, dat het met die reductie
het gevaarlijke euvel van nationale heteroge
niteit is ontgaan. Het Koninklijk der Neder
landen heeft in zijn tegenwoordige gedaante
thans een verleden als monarchie van 107 ja
ren, of rekent men van 18Ï5 af, van 123 jaren.
Dat is allebei een aanzienlijk langer periode
van continuiteit in den staatsvorm dan de Re
publiek ooit had gekend, waarin de wisselin
gen tusschen stadhouderlijke en stadhouder-
looze tijdperken elkander opvolgen in een reeks
van 63, 22, 45 en 48 jaren. Nederland is thans
reeds langer een koninkrijk geweest dan den
tijdsduur van Maurits' begin tot na den dood
van den Koning Stadhouder. De monarchale
regeeringsvorm heeft zich hecht in onzen bo
dem geworteld. Van de staatkundige idealen
Republiek is reeds lang niets meer levend ge
bleven. Het gewestelijk particularisme van eer
tijds heeft plaats gemaakt voor een stevige
eenheid, met zooveel trekken van een gezond
regionalisme als het staatsorganisme gemak
kelijk verdraagt. Toch zaten de traditie van
monarchie en legitimiteit den Nederlander niet
in het bloed, zooals zij het den Brit bij voor
beeld doen. In het naturel van ons volk werkt
het republikernsch verleden, zoo ook onbewust,
nog wel degelijk na. Het element, dat het Ko
ningschap in Nederland hecht en eigen heeft
kunnen maken, lag in het feit, dat het Oranje
was, die de kroon droeg. Deze innige verbin
ding van de idee van den Staat zelf aan een
bepaald Huis levert een treffend voorbeeld van
de kracht, waarmee in het leven van een na
tie de historie meespreekt. Oranje is gedu
rende al den tijd sedert het herstel der onaf
hankelijkheid de groote katalyseerende factor
in den Staat geweest. Het heeft gaandeweg
Nederland, niet politiek, maar wel nationaal
homogeen gemaakt. Dank zij het prestige van
de Kroon kon al spoedig de ingeroeste tegen
stelling, die eenmaal staats- en prinsgezinden
had geheeten, uitslijten. Er bestond geen repu
blikeinsche reserve meer tegenover den nieu
wen Staat. De Keezen van voorheen waren
verzoend en hun naam raakte vergeten. Een
voorbehoud van ernstiger aard bleef echter
nog bestaan, en wel bij de Nederlandsche Ka
tholieken. Zij hadden in de negentiende eeuw
nog niet aanstonds hun volle instemming kun
nen geven aan een Staat, die zijn beginsel ont
leende aan een opstand tegen een wettig ge
zag, dat ten nauwste met hun Kerk verbon
den was. Er was eigenlijk geen reden, waarom
ook de katholieken de afzwering van den tyran
op zich zelf niet zouden billijken. Maar de ont
worteling van hun Kerk konden zij den ouden
Staat der Zeven Provinciën onmogelijk verge
ven, en het nog sterk confessioneel gekleurde
historiebeeld gaf hun den stichter der vrij
heid, Oranje, nog in de eerste plaats als ket
ter te zien. Eerst hun volkomen bevrediging
op politiek gebied, gepaard aan een meer ge
matigde en objectieve geschiedbeschouwing,
heeft op den duur ook hun voorbehoud doen
verdwijnen, en het katholieke volksdeel ten
volle tot belijders van het nationale ideaal ge
maakt. dat in Oranje zijn symbool heeft.
In den jongsten tijd voltrok zich nog een
nieuw proces van nationale assimileering in
en door Oranje: de S. D. A. P. staat niet meer
stroef op haar standpunt van degelijk-ratio-
neel republikeinendom, en huldigt zachtkens
mee. Zoo sterk werkt deze zuurdeesem door:
ook zij, die krachtens heel him leer moesten
tegenstreven, streven mede
Dat er van Oranje een krachtige werking
uitgaat, die de deelen des Rijks Overzee met
het moederland verbonden houdt, wie zal het
betwijfelen? Dat het bezit van het Huis Ne
derland's aanzien in de wereld verhoogt, hoe
zou men het kunnen loochenen? Dat het Huis
van Oranje, krachtens zijn gansche geschie
denis en door het persoonlijk wezen van de
edele Vrouwe, die reeds zoo lang den zwaren
last van Oranje's taak voor Nederland heeft
gedragen, juist die beginselen van vrijheid,
recht en menschelijkheid waarborgt, die de
wereld van heden zoo bitter noodig heeft, wie
is er niet in het diepst van zijn ziel van over
tuigd? Het valt moeilijk zich een Nederland
zonder Oranje te denken. En toch heeft de
kans, dat dit werkelijkheid zou worden, reeds
meer dan eens beangstigend nabij gesche
nen. Wat al hoop hangt er nu aan het jonge
leven, dat sinds gisteren het middelpunt in
neemt van onze nationale gedachten
Dit land Nederland is in heel zijn bestaan
eigenlijk altijd een wonder geweest. Het was
een wonder, dat volk en staat als zelfstandig
element in Europa opkwamen en vorm kre
gen. Het was een wonder dat omstreeks 1600
dit klein bestel van afgelegen streken in een
wereld, die alom naar despotische staatsvor
men neigde, op zijn manier, een zonderlinge,
de vrijheid verwezenlijken kon en met die
vrijheid een mate van verdraagzaamheid,
waarmee het, hoe gebrekkig dan ook, de an
dere landen overtrof. Het was een wonder,
dat die jonge Staat een handelsmacht kon
vestigen, die hem tijdelijk ver boven eigen
krachten verhief. Het was een wonder, dat hij
niet voor de stormvlagen van uitheemsch ge
weld bezweek, het was een wonder, dat hij,
uitgevaagd en weer herrezen, zijn rijk bezit
in Oost en West mocht herkrijgen, en dit
gaandeweg kon omzetten tot het best be
stuurde tropische gebied ter wereld. Het was
een wonder, dat die Staat als een eiland van
vrede ongedeerd overeind bleef in de losgebro
ken razernij van den wereldoorlog. Het is een
wonder, dat hij met eere en waardigheid in de
boosaardige wereld van heden niet onveiliger
staat dan grooter rijken rondom. In al dat
wonderlijke lotsbestel was van den beginne af
steeds Oranje deelgenoot. Aan het teere won
der van een nieuw menschenleven hangt
thans de bestendiging van die heilzame en
gezegende lotsgemeenschap van bijna vier
eeuwen: de verbintenis van Nederland en
Oranje.
J. HUIZINGA.
Onderscheiding voor
Prof. Dr. M. E. F. Th. Dubois.
Bij Kon. besluit van 26 Januari 1938 is
prof. dr. M. E. F. Th. Dubois te Haarlem be
noemd tot ridder in de orde van den Ned.
Leeuw.
PERSONALIA.
Bij Kon. besluit van 28 Januari 1938 is
benoemd in vasten dienst tot inspecteur van
het lager onderwijs in de inspectie Leeuwar
den: de heer L. van der Zweep, hoofd eener
bijzondere lagere school te Haarlem, en in
getrokken het Kon. Besl. van 27 November
1937, voor zooveel daarbij de heer Van der
Zweep voornoemd is benoemd tot schoolop
ziener van het lager onderwijs in de inspec
tie 's-Gravenhage.
LIJST VAN MAIL EN LUCHTPOSTVERZEN
DING TOT EN MET 8 FEBRUARI 1938.
Nederlandsch Indië, zeepost via Rotterdam
per m.s. Dempo 2 Febr. gewone stukken 2.15;
mail via Genua 3 Febr. gew. st. 7.lucht-
dienst AmsterdamBandoeng 3, 5 Feb. gew.
st. 2.15.
Suriname, mail en zeepost via Amsterdam
per Stuyvesant 4 Febr. gew. st. 3.25; lucht-
dienst DuitschlandZuid Amerika 2 Febr.
gew. st. 3.25; luchtdienst FrankrijkZuid
Amerika 5 Febr. gew. st. 10.40.
Aruba, Bonaire, Curacao, mail en zeepost
via Amsterdam 3 Febr. gew. st. 3.25; mail via
Cherbourg 4 Febr. gew. st. 19.10.
Luchtdienst als Suriname.
Vereenigde Staten van Amerika, Canada,
Mexico, Cuba, Ecuador, via Cherbourg 1, 4
Febr. gew. st. 19.10.
Argentinië, Brazilië, Chili. Uruguay, via
Lissabon 1 Febr. gew. st. 16.45; via Napels 4
Febr. gew. st. 10.via Lissabon 6 Febr. gew.
st. 6.
Luchtdienst als Suriname.
China, Hongkong, Japan, via Siberië 3 Febr.
gew. st. 18.
Philippijnsche Eilanden en Mantsjoerije.
via Siberië 3 Febr. 18.luchtdienst Amster
damBangkokHanoiCanton 3 Febr. gew.
st. 2.15; luchtdienst Amsterdam, Bangkok,
Hongkong 5 Febr. gew. st. 2.15; luchtdienst
Amsterdam, Bangkok, Hongkong, Manilla, 5
Febr. gew. st. 2.15.
Irak (Mesopotamië) via Istanbul—Damas
cus 4 Febr. gew. st. 3.25.
Vliegdienst als Nederl. Indië.
Palestina, via Genua 3 Febr. gew. st. 7.
via Piraeus 4 Febr. gew. st. 22.30; via Piraeus
6 Febr. gew. st. 22.30,
Luchtdienst als Nederl. Indië.
Britsch Indië, via Marseille 3 Febr. gew. st.
10.—.
Luchtdienst als Nederl. Indië.
Ceylon, via Genua 3e Febr. gew. st. 7.via
Napels 4 Febr. gew. st. 10.
Luchtdienst als Nederl. Indië.
Penang. Siam, via Genua 3 Febr. gew. st.
7.—.
Luchtdienst als Nederl. Indië.
Singapore, via Genua 3 Febr. gew, st. 7.
Luchtdienst als Nederl. Indië.
Egypte, via Genua 3 Febr. gew. st. 7.—; via
Piraeus 4 Febr, gew. st. 22.30; via Piraeus 6
Febr. gew. st. 22.30.
Luchtdienst als Nederl. Indië.
Oost Afrika, via MarseilleAden 3 Febr,
gew. st. 10.
Zuid Afrika, via Southampton 3 Febr. gew.
st. 16.45.
Luchtdienst AmsterdamAlexandriëDur
ban 5 Febr. gew. st. 2.15.
Australië, vla Toulon, Napels 4 Febr. gew.
st. 10.— luchtdienst Amsterdam—Singapore
Brisbane 5 Febr gew. st. 2,15.
Nieuw Zeeland, via Southampton. Cher
bourg 4 Febr. gew. si. 19.10,
Luchtdienst als Australië. -
VOOR DEN-
-POLITIERECHTER
Strijd om een zoon.
Een 15-jarige jongen was door zijn vader te
Zandvoort in pension gedaan, wat verband
hield met het feit, dat de vader indertijd we
duwnaar was geworden. Echter was deze weer
gehuwd en nu wenschte hij, dat zijn zoon eens
bij hem zou komen logeeren.
De juffrouw, bij wie de jongen in pension
was, had daar echter bezwaar tegen, omdat,
naar zij beweerde, de jongen ziek was en 39
graden koorts had.
De vader en de stiefmoeder geloofden niet
veel van die ziekte en kwamen in het pension
om den jongen te halen. Zij vonden hem te
bed, maar de stiefmoeder dacht, dat hij er
maar gauw was ingekropen, waarom zij de de
kens van hem aftrok en haar stiefzoon uit
bed trok. Deze was daar niet mee tevreden en
een stoeltje opnemende zwaaide hij daarmee,
waardoor de stiefmoeder aan het hoofd werd
geraakt. Dat was het begin van een groot tu
mult. De vader greep zijn zoon bij de keel en
riep uit, dat hij hem zou vermoorden; de pen
sionhoudster en hare familie kwam er tusschen
om den moord te verhinderen, de stiefmoeder
timmerde met twee vuisten tegen een ruit,
waardoor deze brak, tafels en stoelen gingen
om en de rust keerde eerst weer, toen de poli
tie binnentrad.
De vader vertrok met zijn vrouw, de zoon
bleef in het pension, maar er volgden klach
ten bij de politie; de pensionhoudster klaag
de over haar gebroken ruit; de strijdlustige
stiefmoeder beweerde, dat de pensionhoudster
haar op het gezicht had geslagen, zoodat nu
eerst de stiefmoeder voor vernieling van de
ruit moest terechtstaan en vervolgens de
pensionhoudster voor mishandeling.
De vernieling van de ruit stond vast, maar
de juffrouw gaf voor, dat zij door de opening
naar buiten had willen springen, omdat zij
van haar vrijheid beroofd was geworden.
Evenwel bleek van die vrijheidsberooving
niets en zoodoende eischte de officier een
geldboete van f 25, waarvan de rechter slechts
f 5 afdeed. De juffrouw was hiermee niet te
vreden en toen zij in de getuigenbank had
plaats genomen, terwijl de pensionhoudster in
het beklaagdenbankje stond, mengde zij zich
ongevraagd in de debatten, waarna zij na de
waarschuwing van den rechter niet op hield,
zoodat zij werd uitgeleid en eerst weer binnen
mocht komen, toen haar drift bedaard was.
Zij hield vol een slag van de pensionhoudster
in het gezicht te hebben gekregen, wat haar
een blauwe lip had bezorgd. Haar man zei
gezien te hebben, dat de hand van de pen
sionhoudster het gezicht van zijn vrouw had
geraakt, maar of de lip getroffen was, wist hij
niet. De zoon, die zijn 39 graden weer kwijt
was zei, dat, toen hij met het stoeltje zwaai
de, zijn stiefmoeder had geroepen: O, mijn
lipje! en de moeder van de pensionhoudster
wist zeker, dat haar dochter niet had ge
slagen.
Onder deze omstandigheden was de rechter
van oordeel, dat de mishandeling niet bewe
zen was. zoodat de pensionhoudster werd vrij
gesproken. De officier had f 15 boete geëischt
BAL MASQUé.
Zaterdag 5 Februari geeft de Overijselsche
Geldersche Drentsche vereeniging „Eensge
zindheid" een groot Balmasqué in de zaal van
de Haarlemsche Kegelclub.
„WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN".
Sophiastraat 2 d.
Hoera! de kleine is gekomen;
Wij roepen „Hoezee" en doen dat zonder
schromen
Heel Nederland mag zich gelukkig achten
Tóch verkregen, niettegenstaande ons
spannend wachten.
Postgiro 212783 Telefoon 12255
Vele sprekers huldigen den
scheidenden directeur.
Een fraai schilderij
aangeboden.
Onder groote belangstelling heeft
ir. W. G. C. Gelinck, hoofd-ingenieur-
directeur van den Rijkswaterstaat
gistermiddag in de Kroonzaal van
café-rest. Brinkmann een afscheids
receptie gehouden die zeer druk be
zocht werd. Met de meest hartelijke
bewoordingen hebben diverse spre
kers den scheidenden directeur toege
sproken.
Talrijke ambtenaren van den uit-
gebreiden tak van dienst van den
Rijkswaterstaat alsmede vele ambte
naren van het Rij ksvisschershaven-
bedrijf hebben door hun tegenwoor
digheid op ondubbelzinnige wijze
blijk gegeven van de waardeering die
zij gevoelden voor het werk en de per
soon van den heer Gelinck.
Onder de talrijke aanwezigen zagen wij
verder o.m. jhr. ir. Reigersman, oud-hoofd
ingenieur van den Provincialen Waterstaat;
de heer C. Thomése, hoofding. Prov. Water
staat, de kantonrechter mr. P. H. F. Bijl de
Vroe; mr. W. G. Del Baere, de heer Robert
Peereboom directeur-hoofdredacteur Haar
lem's Dagblad; mr. Roeters van Lennep, offi
cier van justitie; de heer J. J. Swens voorz.
van de Kamer van Koophandel; mr. Th. Lies-
ker, griffier van het Kantongerecht en vele
anderen.
Als eerste spreker voerde het woord ir. C. G,
Krayenhof v. d. Leur, hoofdingenieur Rijks
waterstaat te Alkmaar. „Vele jaren heeft het
tot uw taak behoord" aldus spreker, „om de
opinie over onzen persoon te formuleex-en.
Natuurlijk is bij een uitgebreiden dienst als
de Waterstaat is, niet mogelijk dat iedereen
uw verdiensten kent. Gij hebt echter het
saamhoorigheidsgevoel onder ons versterkt.
De rust die u zoo typeert en de zakelijke ma
nier van uw optreden hebben veel moeilijk
heden tot oplossing weten te brengen. Wij
denken hierbij ook bijzonder aan uw reali
teitsbesef hetwelk maakte dat u al gauw zag
welke weg ingeslagen moest worden. Aan den
algemeenen leider van den Dienst worden
enorm hooge eischen gesteld. Gij hebt u
echter steeds op het standpunt gesteld, dat
ook de mindere werkzaamheden geschieden
moesten door menschen met 'n zekere mate
van vrijheid. Ook op uw kalmte, aldus spr.,
wil ik nog eens bijzonder den nadruk leggen.
Ook de groote vriendelijkheid waarmede
u steeds onze persoonlijke wenschen tegemoet
trad, dient gememoreerd. Spreker bood ten
slotte namens 444 ambtenaren een fraai
schilderij aan voorstellende de buitenhaven
van IJmuiden en vervaardigd door dén
Hoornschen kunstenaar Wouter ÏJdo.
Vervolgens spraken nog de directeur van
het Staatsvisschershavenbedrijf de heer C.
Oud, de heer Pruschen bureelchef te Haar
lem, de heer Polderman namens de reeders-
vereeniging, de heer de Graaf namens de
vischhandelarenvereeniging, de heer Groe-
neveld voor het lager personeel en de heer
F. B. Zijlstra, technisch hoofdambtenaar.
Tenslotte sprak de scheidende directeur
een slotwoord.
De heer Gelinck zeide buitengewoon door
dezen middag te zijn getroffen. Hartelijk
dankte spr. allen en in het bijzonder de com
missie van voorbereiding die er voor gezorgd
heeft dat alles zoo uitstekend verliep.
Na in Delft gestudeerd te hebben werd ik
in 1895 adj. ing. van den Rijkswaterstaat te
Breda, aldus ir. Gelinck. In 1912 werd ik over
geplaatst naar Amsterdam. In mijn Amsterdam
schen tijd vielen ook de oorlogsjaren, zoodat
er veel met onbekend personeel gewerkt
werd. In 1921 verhuisde ik naar den Kamper
singel in Haarlem, waar ik de leiding kreeg
van het gebied Noord-Holland. Vele moeilijk
heden heb ik moeten overwinnen ik zou daar
in echter niet geslaaged zijn zonder de emi
nente hulp van mijn bureelchefs en van al
mijn ambtenaren.
Gij allen hebt mij die taak gemakkelijk ge
maakt door uw plichtsbetrachting. Ik noodig
u allen uit een hoera te roepen voor den
dienst van den Rijkswaterstaat.
Op enthousiaste wijze werd aan dezen op
roep gehoor gegeven, waarmede deze plech
tigheid ten einde was.
VEREENIGING „DE HAARLEMSCHE
MANEGE".
Zaterdagmiddag had de door de Vereeniging
„De Haarlemsche Manége" uitgeschreven Cross
Country op Mariënbosch plaats; deze kon
niettegenstaande den orkaan, die over de wei
landen woei, als zeer goed geslaagd beschouwd
worden; lengte van de cross was 2500 meter,
met 8 slooten, insprong in het weiland etc.,
etc.
Er hadden zich 7 leden en 14 landelijke rui
ters voor deelneming opgegeven, terwijl het
pubhek veel belangstelling toonde.
Den meesten last van den storm schenen
de paarden te hebben, die vaak zeer onrustig
waren en hindernissen weigerden, maar ook
dit stoorde het goede humeur der ruiters niet.
Alles verliep vlot en zonder ongelukken. De
uitslag was:
Winnaar Beker Mariënbosch- 1. R. Davidson
met „Diana;' in 3.44 min.; 2. C. Klep, met'
„Welcome" in 5.19 min.; 3. C. Laan, met
„Grasda" in 5.24 min.
Landelijke Rijvereenigingen: 1. G. Groene-
woud. Badhoeve ruiters, met „Nelly" in 3.24
min.; 2. A. C. v. Nieuwenhuvzen, kap v d
Wal, met „Pronto" in 4.21 min.; 3. P. Meer
burg, Kap. v. d. Wal. met „Nico" in 4.37 min
4. J^ yan Leeuwen, Kap. v. d. Wal met „Sonja"
m 4.50 mm. 5. K. de Jong, Ritm. de Kruyff
met „Hans II" in 5.11 min.; 6. P. van Staveren
Badhoeve ruiters, met „Prinses" in 5.34 min.
Voor het uitreiken der prijzen dankte de
voorzitter den eigenaar van Mariënbosch en
den heer Warmerdam voor het beschikbaar
stellen van dit bij uitstek voor een cross coun
try geschikte terrein, en voor de permissie
de paarden in de stallen en schuren bescher
ming tegen den storm te laten vinden, en
voorts den heer Kistenmaker, als vertegen
woordiger der federatie der landelijke rijver
eenigingen, voor zijn aanwezigheid. Dr. van
Zuydam voor diens zorg voor de paarden, en
Mr. Davidson voor de moeite, die hij zich ge
troost had voor het arrangeeren dezer cross.
De heer Kistenmaker dankte de Vereenimn«-
voor de aan de landelijke ruiters ge boden Ge
legenheid, om aan deze cross-country dccl^te
nemen.