DE NIEUWE VERKEERSBRUG TE DORDRECHT. Het groote Avontuur FEUILLETON Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. 23) Het troepje liep nu de helling af en even later lag de verbindingsweg achter een bocht verborgen. Zij bevonden zich op 'n buiten ge bruik gestelden weg, die vroeger ook naar Mongbwaloe liep, maar die werd opgegeven omdat de helling te steil was. Na nog enkele meters te hebben afgelegd, klonk het bevel te blijven staan. Eon van de blanken verwijderde de takken en ging een paar stappen het woud in. De anderen volgden. Op een open plaats ontdekte Riefenberg tot zijn verbazing een eigenaardige moderne auto, laag en breed ge bouwd. met overdekte wielen. Langs de zijde van den weg was deze vreemde wagen met bladeren en takken bedekt en aldus voor niets vermoedende voorbijgangers onzichtbaar. Riefenberg moest tegen een boom gaan zit ten. terwijl de dreigende revolver niet uit zijn richting week. Ondertusschen woonde hij een eigenaardig schouwspel bij. Zijn chauf feur huilde als een varken, dat gekeeld wordt, terwijl hij met den moed der wanhoop wor stelde met zijn rasgenoot en een van de blan ken. Maar hoe hij ook tegenspartelde, hij kreeg een prop in den mond en even later lag hij als een mummie omzwachteld met ban den, zoodat hij geen vin mer kon verroeren. De oogen van den neger draaiden zoo ver vaarlijk, dat Riefenberg bij al zijn ellende nojt moest glimlachen. Toen de chauffeur daar zoo lag, heelemaai buiten gevecht gesteld voelden de twee aan randers zich veel kalmer. Zij kwamen om Riefenberg staan. Het spijt me, zei een hunner, een groote, breedgeschouderde, blonde kerel, maar nu is het uw beurt, waarde heer. De journalist mopperde: Maar waarom toch? Geloof me, het moet volstrekt gebeuren. Kom, laten wij het tooneeltje van daareven op den weg liever niet opnieuw beginnen Het haalt toch niets uit. Daarvan bent u nu toch wel overtuigd, zou ik denken. Op mijn woord, er zal u geen haar op het hoofd worden ge krenkt. Riefenberg stond op. Wacht even, zei de blonde kerel, geeft mij uw jas. Toen hij deze in handen had trok hij het kleedingstuk dadelijk aan. Maar dat gaat prachtig, lachte hij, wij hebben waarach tig dezelfde maat. Vijf minuten later lag de journalist en we reldreiziger P. Riefenberg eveneens omzwach teld in het gras. Wat denkt ge van deze prop, werd hem ge vraagd. Onnoodig, meesmuilde Riefenberg, ik zal mijn mond wel houden. Flink zoo, maar denk er om. Het is ver boden te fluiten, te zingen of door keelgelui den de aandacht van toevallige voorbijgan gers te trekken. De straf blijft nog steeds dit hier; een revolver werd de lucht in geslingerd en handig opgevangen door een dei- kerels. Toen haalde de blonde aanrander zijn hor loge te voorschijn. Ik vind het jammer, zei hij, maar nu moet ik dadelijk van u afscheid nemen. Hij boog zich naar Riefenberg en stelde zich voor met een breeden, dubbelzinnigen lach: Mijn naam is Riefenberg Die kerel is gek, dacht de journalist, maar zag verbaasd hoe de onbekende zich inderdaad verwijderde, gevolgd door den in lander, die de pet van den gebonden neger nog in de haast opscharrelde en een grooten leeren zak onder den arm droeg. Wij hebben al den tijd, zei de overblij vende blanke en zullen het ons maar gemak kelijk maken. Hij haalde een pijp te voor schijn en ging zitten rooken. Ondertusschen waren de twee handlangers naar de mijnauto geloopen. De neger ging achter het stuur zitten. De blanke opende gretig de aktentasch van den journalist, keek de documenten in, schikte zijn kleeren en stapte dan in den wagen. Vlug nu, zei hij tot den neger, die den motor inschakelde, wij hebben een uur ver traging en eenmaal te Mongbwaloe, opgepast, Fataki, geen vergissingen. De inlander liet zijn witte, blinkende tanden zien en lachte: Wees gerust, Bwana. En zoo gebeurde het, dat Riefenberg op een bepaald oogenblik in een woud lag gebonden en geboeid, en op datzelfde oogenblik dertig kilometer verder uit een auto kon stappen om kennis te maken met ingenieur Berteau. De echte Riefenberg lag zich te martelen over de beteekenis van zijn vreemd avontuur. Vruchteloos poogde hij eenige keeren een ge sprek aan te knoopen met zijn cerberus. Deze rookte hartstochtelijk de eene pijp na de andere, maar er was geen woord uit te krij gen. Als gij honger of dorst hebt, kan ik u helpen, antwoordde hij op de vragen, die hem werden gesteld. Voor de rest moet ge mij met rust laten. De uren schenen een eeuwigheid te duren en de nacht was reeds ingetreden, toen einde lijk het geronk naderde van een auto, die met gedoofde lichten op de geheime plaats stopte. Er was maneschijn en Riefenberg zag de donkere gedaante van zijn zoogehaamden naamgenoot verschijnen. Hij trok den wachter mee en de journalist hoorde hoe zij een heel tijdje opgewonden stonden te fluisteren. Het was hem evenwel onmogelijk ook maar één woord te verstaan van wat werd gezegd. Even later verscheen de neger. Hij ook mengde zich in het fluistergesprek en dat werkte zoo op Riefenberg's zenuwen, dat plotseling een ont zettende angst hem bekroop. Hij had een oogenblik den indruk, dat die drie kerels een vreeselijk plan beraamden. Hij moest een be roep doen op al zijn wilskracht om niet te gillen. Eindelijk zag hij de donkere schimmen be wegen. Hij hoorde luidruchtig geritsel: de bla deren en takken werden van de verborgen auto verwijderd en de heldere maneschijn drong langs die opening in het woud. De auto werd achteruit geduwd. Op den weg ontdekte Riefenberg den wagen van de mijn waarmee hij 's morgens zoo welgezind was vertrokken. Een zware zak werd er uit gehaald en in de andere auto geborgen. Toen de kerels met dit werk ldaar waren, kwamen ze naar den journalist en tilden hem op zonder een woord te spreken. Riefenberg had de lippen op elkaar geperst om niet te gillen. Hij dacht, dat zijn laatste oogenblik was gekomenmaar hij werd eenvoudig nogal onzacht neergelegd in het achterge deelte van de groote, geheimzinnige auto. Daar kwam de chauffeur van de mijnen hem gezel schap houden. Een prop werd in Riefenberg's mond geduwd, zonder dat ditmaal naar zijn oordeel werd gevraagd. Hij kreeg een jas onder zijn hoofd en een metalen valdeur sloot zich over hem. Lieve hemel, dacht de journalist, waar moet dat eindigen? Hij luisterde scherp toe. „Klaar", zei iemand. Eerst hoorde hij hoe de auto van de mijn zich in gang zette en de hel ling besteeg. Een paar oogenblikken later voel de hij een schok en schoot ook de groote wa gen vooruit. Hij voelde zich naar rechts ge slingerd worden en overwoog, dat linksaf werd geslagen, dus naar Nizi toe. Na een paar hon derd meter werd halt gehouden en plotseling hoorde Riefenberg een vreeselijk gekraak. Hij rekende uit, dat men zich hier naast den af grond moest bevinden, waarlangs de weg liep naar het woud, waarin hij werd overvallen. Het kon dus niet anders of hier werd de mijn- auto in het ravijn gekanteld. Daarna werd de reis vortgezet in razende vart. Door een spleet ontwaarde de journalist na een poosje het licht van een electrische lamp. Nizi was dus reeds bereikt. De snelheid van den wagen werd nauwelijks vertraagd. Uren en uren nog werd Riefenberg door elkaar ge rammeld. Hij had den indruk, dat men in de richting van Wahenia reed. Toen de wagen eindelijk weel stil stond, dacht hij, dat de plaats van een geheimzinnige bestemming was bereikt, maar dat bleek niet zoo te zijn; want niemand keek naar hem om en plotse ling voelde hij hoe de auto in het water plons- te. Nu werd het hem ineens duidelijk, waarom die wagen zoo vreemd was gebouwd. Die kon zoowel op het water als op het land worden gebruikt. Als ik het bij het rechte eind heb, over woog hij, dan moet er 70 kilometer verder op nieuw een rivier zijné En dat scheen ongeveer uit te komen, want toen hij meende, dat on geveer een uur was verstreken, gleed de auto opnieuw in het water. Toen was Riefenberg overtuigd, dat hij op weg was naar Wa henia. De volgende stroom zou nu de Itoeri zijn. Ook die verwachting werd beantwoord, zoodat er nu niet meer de minste twijfel mogelijk was. Nauwelijks over den stroom, voelde Rie fenberg een schok, alsof de auto een zijweg insloeg. Dadelijk verminderde de snelheid en voelde hij, dat de weg niet meer zoo goed was. Hij was half dood van vermoeienis en pijn, maar Riefenberg zag voor zijn geest de weg- vijzer van Avakoebi verschijnen. (Wordt vervolgd). In een der vijvers van hel Vondelpark te Amsterdam is Donderdagavond ter Rjj|<sniuseum te Amsterdam heeft een prachtige verzameling De honderdste zitting van den Volkenbond. George (links), ge- qeleqenheid van de geboorte van Prinses Beatrix een groot vreugdevuur ont- delegeerde van Zwitserland in gesprek met Unden, gedelegeerde van stoken, waarvan hierboven een loto k*"' geschenke gekregen, w.arvan b,e,boven een detatl Zweden Nederland verbetert zijn wegennet. De nieuwe snelverkeer-weg Den Haag Utrecht vordert snel. Een kijkje op den stand der werk zaamheden bij Voorburg De werkzaamheden voor de in aanbouw zijnde groote verkeersbrug over de Oude Maas te Dordrecht vorderen snel. Een overzicht Grandi, de Italiaansche ambassadeur te Londen verlaat het Engelsche ministerie van Buitenlandsche zaken ne de vergadering der gezanten te hebben bijgewoond De eerste deur voor Europa's grootste binnensluis te Wijk bij Duur stede is binnen de sluis gebracht, om opgehangen te werden De drie deuren zijn thans op de plaats van bestemming aangekomen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 14