Het groote Avontuur
FEUILLETON
Roman uit de Tropen door
FRANS DEMERS.
36)
Beneden gekomen dook de
prauw en Biefenberg met haar, diep onder de
wateroppervlakte. Riefenberg voelde zich
eerst meegerukt in een draaikolk en daarna
naar de oppervlakte geslingerd. Hij hapte
naar lucht en zwom. Hij keek om zich heen
en ontdekte kort bij zich de gekantelde prauw.
Zij dreven beiden in dezelfde richting. De
stro'oming van het water verminderde gelei
delijk en de journalist zwom achter zijn vaar
tuig. Hij duwde het in schuine richting en
even later bereikte hij den oever. Daar kantel
de hij de boot om. Het eenige wat zij nog
inhield was de roeispaan .die tegen den bin
nenwand was blijven kleven.
Riefenberg had vooralsnog geen tijd om den
omvang van deze ramp na te gaan. Hij zag
in het water voorwerpen drijven, die hem toe
behoorden. Hij beklom den oever en sneed een
liaan af. Met geweldige inspanning gelukte
het hem de prauw op het droge te brengen
en haar dan om te kantelen. Daarna voer hij
dadelijk naar het midden van het water en
zocht stroomafwaarts naar zijn bezittingen.
Helaas, behalve zijn stok met den deken en 'n
paar snuisterijen vond hij niets meer. Toen liet
Riefenberg zijn boot tegen de oever loopen
steunde het hoofd in de handen en dacht na:
zijn geweer en de kogels, zijn levensmiddelen
en lucifers, zijn koord en zijn regenjasal
les was reddeloos verloren. Zoo moedeloos als
op dit oogenblik was hij ng nooit geweest
Hij betreurde het, dat hijzelf er het leven niet
had bij ingeschoten. Toen het begon te rege
nen, dreef hij de boot in het struikgewas.
Hij hoorde geritsel op den oever, gesnuif in
het water. Het was hem nu allemaal onver
schillig geworden en hij sliep tenslotte in.
Naar den afgrond.
Met den dag voelde Riefenberg zijn krach
ten verminderen. Hij dacht dikwijls aan zijn
kinderjaren, toen hij droomde van de tropen-
wildernis en haar zag als een paradijs, waai
de wonderbaarste vruchten bloeiden en het
leven als in een sprookje verliep. Aan den lijve
ondervond hij nu, dat hier meer dan elders
de harde strijd om het bestaan moest wor
den gevoerd. De wildernis was verraderlijk
met haar zwoele natuur, die zich in harts-
stocht uitleefde. Vooral nu het regenseizoen
was ingetreden, had Riefenberg den indruk
boomen en planten te zien leven. Het was hem
soms alsof hij de lianen zag voortkruipen
langs de bemoste stammen der boomen. Op
de vochtige aarde waren nieuwe bloemen er.
planten opgeschoten en prachtige orchideeën
van reusachtige afmetingen hadden zich vast
gehecht aan de boomen. In dit kluwen van
planten en boomen zwierf Riefenberg soms
uren rond, op zoek naar voedsel. Als eenig
wapen beschikte hij over een zwaren stok.
waarmede hij soms een dier op de vlucht dreef
en zich een weg baande.
lederen avond kwam hij nu moeizaam in de
hoogste boomen .en keek over het land uit of
hij ergens sporen van menschen kon ontdek
ken, want hij voelde, dat hij het niet lang
meer zou kunnen uithouden. Helaas de toe
stand bleef ongewijzigd.
Op een dag, terwijl hij in het woud tegen
een boom leunde, was een jonge aap tot voor
zijn voeten gebuiteld uit de twijgen. Vóór het
dier de kans kreeg te vluchten, had Riefen
berg het met zijn stok getroffen op het hoofc'
De aap bleef roerloos liggen en boven zijn
linkeroog liep langzaam een straaltje bloed.
Riefenberg meende dat zijn slachtoffer dood
was, maar toen hij het wilde opnemen, gingen
de kleine oogjes open en een angstige, verwij
tende blik trof hem. Er lag iets menschelijks
in de uitdrukking van die oogen en het ont
roerde hem een oogenblik, maar dat mede
lijden was van korten duurwant einde
lijk na zooveel dagen, was hij onverwachts in
het bezit gekomen van een stuk vleesch. De
schedel van het arme aapje kwam met een
doffen smak tegen een boom terecht. Even
later had Riefenberg een open plek bij den
stroom gevonden en zat, zooals dat in voor
vaderlijke tijden gebeurde, twee steenen tegen
elkaar te wrijven om vuur te maken.
Den volgenden dag, tegen den avond, be
merkte hij iets ongewoons: heel in de verte
ontdekte hij boven hooge bergen een rooden
gloed en toen de nacht was ingetreden, twij
felde hij er niet meer aan, dat daar groote
vuren aan het branden waren. Het duizelde
hem voor de oogenEindelijk was dus de
redding nabij. Hij dacht nu voor de eerste
maal opnieuw aan Ada IIjen, Reading, Le-
bonNu immers zou er spoedig licht ko
men in deze geheimzinnige dingen.
Urenlang kon hij de blikken niet afwenden
van het lokkende vuur op de bergen, tot mist
kwam opdagen. Hij sliep dien nacht bijna niet
en bij de eerste morgenschemering was hij al
op weg. Onverpoosd roeide hij den geheelen
dag en stelde vast hoe de Itoeri in de rich
ting van den nieuwen bergketen stroomde,
's Avonds was hij zoo uitgeput, dat hem den
moed ontbrak aan land te gaan om nog eenig
voedsel te zoeken. Hij lag op den bodem van
zijn prauw, bezweet van de inspanning en met
de vochtige nachtlucht voelde hij rillingen
angs den rag loopen.
Hoe lang hij geslapen had, wist hij niet,
maar toen hij de oogen opende, was de nacht
heelemaal ingetreden. Hij richtte zich op. Hij
wilde het vuur van den vorigen nacht zien.
En hij zag nu veel dichterbij datzelfde vuur,
maar nu was het een machtige gloed, waar
zware rookwolken bovenuit stegen. Toen
meende hij, dat daar een vulkaan in werking-
was en dat dus niets de aanwezigheid van
menschen bewees.
Moedeloos liet hij zich neerzinken en trok
den deken over zijn schouders. Nu gaf hij alle
hoop op. Maar hij voelde zijn tanden tegen
elkaar klapperen en het was alsof zijn voor
hoofd tusschen een schroef geklemd was.
Koorts overviel hem. Riefenberg ijlde. Hij
lachte en voelde zich gelukkig. Gek dat hij
was. Daar brandden in de verte vuren van
rustige bergbewoners en zijn koortsoogen had
den er vuurspuwende kraters van gemaakt.
Dat hij zoo kort bij de redding ook ziek
moest worden. Ziek zijn. Was hij nu ziek of
was hij alleen maar overspannen? Hij pro
beerde even scherp na te denken en voelde
zijn lichaam sidderen. Nu wist hij het: ma
laria had hem te pakken. Hij had niet straf
feloos de wildernis getrotseerd met de ontel
bare muskietenbeten, de ontbering en de uit
puttende tochten. Nu betaalde hij zijn tol. Hij
stak een hand in het water en bevochtigde de
lippen. Het was alsof zijn hoofd ging barsten.
Twee dagen en twee nachten bleef de kleine
prauw op dezelfde plaats liggen. Al dien tijd
had gloeiende koorts Riefenberg in haar
macht gehouden. Toen eindelijk gelukte het
hem overeind te komen. Zijn gelaat was geel.
uitgemergeld en met zijn slordigen baard,
fletse oogen, die diep in hun kassen lagen,
zag hij er angstwekkend uit. Onmiddellijk
zochten zijn schuwe blikken naar de bergen,
of had hij gedroomd dat er bergen waren en
vuur. Neen, daar voor hem, dichtbij, ontdekte
hij de steile wanden. Vuur zag hij nu niet
maar wel een geweldige rookpluim, die lang
zaam naar boven kronkelde.
Riefenberg voelde zich zwak als een kind
Hij boog het hoofd over den rand van zijn
bootje en dronk gulzig. Dan probeerde hij een
banaan te eten. Hij wist nu, dat het lokkende
vuur op de bergen een illusie was. liet gebied
daar- was wilder en woester dan de streken
die achter den rug lagen. Als een kind han
delde hen nu. Hij had maar één verlangen: te
vluchten, den dood te ontkomen, die op hem
lag te loeren. Hij kon zijn roeispaan nauwe
lijks in de handen houden, maar toch ge
lukte het hem de prauw tot midden in den
stroom te duwen. Nu dreef hij mee met het
water, de bergen tegemoet, waarachter mis
schien toch menschen leefden. Hulp moest hij
hebben, vandaag nog of morgen ten laatste,
want anders zou het te laat kruinen zijn.
En daarom roeide hij nu mee, als was het
hem elk oogenblik alsof hij zou bezwijmen. Als
door een nevel heen zag hij hoe de stroom
smaller was geworden. De bosschen waren
verdwenen; steile, hooge rotsen en daarna in
drukwekkende kale bergwanden verhieven
zich aan weerszijden van de Itoeri.
Riefenberg viel achterover. Hij kon niet
meer en moest de oogen sluiten voor de bran
dende zon. Hij voelde hoe de boot nu vlug
meegleedNa een tijdje hoorde hij het wa
ter murmelen en hoe dat geluid groeide tot
machtig geruiscli. Toen pas drong het tot
hem door, dat misschien gevaar dreigde van
van zijn boot en ging overeind op zijn knieën
watervallen.
Riefenberg klemde zich vast aan den rand
zitten. Hij zag hoe de prauw met duizeling
wekkende vaart tusschen de twee torenhooge
bergwanden gleed. Hij sprong heelemaal recht
en stond een oogenblik te wankelen. Voor zich
uit ontdekte hij in de verte een wilden, don
derenden waterval. Toen slaakte Riefenberg
een gil, zakte op de knieën en viel bewuste
loos op den bodem van de prauw.
(Wordt vervolgd).
Mevr. Colijn (rechts), de echtgenoote van den minister
president, in gezelschap van mevr. De Vlugt (links), echt
genoote van den burgemeester van Amsterdam, tijdens een
wandeling door de besneeuwde omgeving van Arosa
de omgeving van de manége tegenover het paleis Soestdijk worden thans de beide
paarden yan 2. K. H. Prins Bernhard afgericht. Links het bekende paard .Trixie"
De eerewacht van oud-strijders in de crypte te Laeken bij de herdenking
van den vierden verjaardag van den dood van wijlen Koning Albert van
België. Op den voorgrond de graftombe van wijlen Koningin Astrid; daar
achter de tombe van wijlen Koning Albert
Te Rucphen zijn hedennacht legeroefeningen gehouden, waarvoor de militairen bij de bewoners
van het plaatsje werden ingekwartierd. Een snapshot van de inkwartiering
De electrificatie
van de spoorlijn
Utrecht Arnhem
zal binnen afzien-
baren tijd gereed
zijn. Een kijkje op
de werkzaamhe
den op het station
te Utrecht
Adolf Hitier heeft Vrijdag de automobielententoonstelling
1938 te Berlijn officieel geopend. De Führer bij het pas-
seeren van de eerewacht. Links, generaal Von Brauchitsch
Kapitein ter Zee C. E. L. Helfrich is
benoemd tot directeur der Hoogere
Marine Krijgschool te Den Haag