Oplossing der „Belgische Kwestie" bepleit. Indië's toekomst niet ongunstig Kunst in Haarlem en daarbuiten. WEK DE GAL IN UW.LEVER OP Minister Romme tegen overwerk WOENSDAG 2 MAART 1938 HAARDEM'S DAGBDAD 3 EERSTE KAMER Klacht over te snelle wisseling in de leiding van den Brusselschen gezantschapspost. Collectieve veiligheid of Vooroorlogsche neutraliteit? DEN HAAG Dinsdag. Een klein beetje België en verder een heele- boel Volkenbond, ziet daar de hoofdpunten van de Dinsdagmiddag gehouden redevoerin gen. Nu ware het zeker ook abnormaal geweest als in 't bijzonder Prof. de Savornin Lohman (c.h.) en Mr. Brie t (a.r.) over de nog steeds bestaande „Belgische kwestie" ge zwegen hadden. Zoolang deze zaak niet voor goed uit de wereld is door het tot stand komen van een of meer verdragsregelingen blijft in elk geval dit tweetal Senatoren op dat onder werp geabonneerd. Beiden bleken niet geheel vrij van dc vrees, dat de nieuw opgetreden Minister van Buitenlandsche Zaken mogelijk ver der zou gaan in te gemoetkomendheid aan onze Zuidelijke buren,dan even tueel een belangrijk deel van de Eerste Kamer welkom zou zijn. En dus lieten ze maar vast een waarschuwend ge- luid hooren. dat echter Mr. v. Lan- schót (R.K.) niet noodig had, aangezien hij (meende, dat Mr. Patijn heusch niet zoo onverstandig zal zijn om te weinig rekening te houden met de wen- schen en opvattingen, meer dan eens in de- Eerste. Kamer t.a.v. de NederlandschBelgi sche aangelegenheden kenbaar gemaakt. Mr. Briet roerde nog in ander opzicht onze betrekkingen tot België aan, toen hij klaagde over te snelle wisseling in de leiding van ons gezantschap te Brussel, o zoo belangrijke en moeilijke post. Trouwens, niet alleen te dien opzichte ver weet hij den heeren op het Plein wat al te groote veranderlijkheid. Daarop scheen ook heel 't optreden van Minister Patijn ter gele genheid van het vraagstuk der erkenning van den Koning van Italië als Keizer van Abessy- nië te wijzen. Eerst toch leek de minister be hoefte te hebben aan samenwerking met de overige Oslo-staten en tenslotte eindigde hij inderdaad geheel tegen de oorspronkelijk door het Plein gewekte verwachting in! met in z'n eentje tot deze erkenning over te gaan. En verder meende spr., in 't bijzonder t.a.v. onze Volkenbondspolitiek en o.m. wat betreft de zienswijze omtrent het recht om doortocht aan vreemde troepen te verleenen. al te veel wispelturigheid geconstateerd te hebben. Ver duidelijking in dit opzicht achtte hij bepaald gewenscht, ziens wijze ten deele ook wel gekoesterd door Prof. de Savornin Lohman (c.h.), al kon deze in het al gemeen wel accoord gaan met het door de Regeering voor gestane beleid ter zake van den Vol kenbond. Spr, wenschte niet het ideaal van de collectieve veiligheid te bestrijden, doch wel meende hij nog eens te velde te moe ten trekken tegen hen, die schijn voor wezen aannemen. In dit verband beriep hij zich op den Engelschen Minister-President, die nog maar kort geleden ronduit verklaard had, dat men op 't oogenblik niet kan reke nen op collectieve veiligheid dank zij den Volkenbond, aangezien de Bond, gelijk 'de fei ten uitwijzen, thans die veiligheid niet ver schaft. Prof. Lohman prees het in de Regeering, dat zij haar gedragslijn op Volkenbondspo litiek gebied had gewijzigd en aldus zoowel- eigen weerstand als dien van hen, welke nog In 't verleden leefden, had durven overwin nen. Gaarne wenschte deze senator nog te ver nemen hoe Minister Patijn nu wel precies staat tegenover het vraagstuk van den mili tairen doortocht. Zal ons land die nooit toe staan en ook nooit sancties toepassen als een onzer groote naburen aanvaller is? Luidt hierop het antwoord bevestigend, dan wordt daarmee de gewenschte grootere klaarheid verkregen en dan komt vast te staan, dat we feitelijk van het „recht", dat art. 16 in dezen zou geven, igeen gebruik zul len maken, hetgeen aardig op de dooï spr. nog 't aanlokkelijkst geachte „voor-oorlog- sche neutraliteit" zou lijken. De verklaring, die op 1 Juli 1936 een 7-tal ex-neutralen, waaronder ook ons land, via de pers hadden afgelegd omtrent hun opvat ting, dat de verplichting tot deelneming aan economische sancties, waarvan art. 16 van het Volkenbondshandvest, niet meer zou gelden, achtte deze afgevaardigde uit zede lijk oogpunt niet afkeurenswaardig, al zou juridisch een andere weg volgens sommigen juister zijn geweest. Plet eenige juiste beleid zoo besloot Prof. Lohman zijn rede is een politiek van rus tig afwachten en van zich inmiddels los maken van al te zware, tevens te gevaarlijke verplichtingen. „Ik wensch niet, dat de Vol kenbond verdwijnt, en evenmin verlang ik naar terugkeer naar de staten-anarchie van weleer, misschien kan de huidige crisis, zui verend werken. Laat ons echter ons kruit droog houden en vertrouwen op ons goede zwaard". Aldus de e.-h. woordvoerder, die dan ook tevreden was over de zoowel door de Regeering gevoerde internationale als de fensie-politiek. Mr. v. Lanschot (r.-k.), die aan de verkla ring van Juli '36 een z.i. volkomen oorbaar interpretatief karakter toekende, gaf te ver staan, dat wij moeten vasthouden aan het beginsel van de collectie veiligheid als beste middel op den duur om den vrede te ver zekeren, al erkende hij tevens, dat voor het oogenblik dit beginsel geen practische betee- kenis heeft. Het mag echter niet worden op gegeven. De ideale Volkenbond, waarvan we z.i. nog vele menschen-geslachten verwij Prof. Jhr. Mr. B. do Savornin Lohman (Chr. Hist. Unie) derd zijn, ware de universeele, tevens de col lectieve veiligheid verwezenlijkende, Bond. Intusschen wilde spr. het stelsel van de col lectieve veiligheid niet opgeofferd zien aan de universaliteit, noch 't omgekeerde. Mr. v. Lanschot gaf voorts nog te verstaan, dat wanneer men bij voorbaat 't standpunt zou innemen, dat we nooit troepen zullen door laten, dit een terugvallen is naar de volgens hem toch niet gewenschte voor-oorlogsche neutraliteitspolitiek. Stringente toepassing van sancties, in plaats van alleen 't bestaan van de bevoegdheid om daartoe over te gaan, ware uit den booze, zou Genève aan een nieuw echec bloot stellen. Daarvoor ware trouwens een Volkenbonds-staten-politie noodig, welke echter .ontbreekt. Spr. keerde zich hier dus tegen hen, die een geweldigen Volkenbond maken, welke alleen op papier, maar niet in werkelijkheid bestaat. Aan den anderen kant echter waarschuw de hij tegen het hier en daar ook wel merk bare streven om den Bond als instituut van internationale rechtsorde prijs te geven. Daartoe zal eenmaal de IBond-in-tusschen- vorm-van-nu moeten uitgroeien. TWEEDE KAMER Men zie eens naar andere landen! Hoe men ook over verschillende door Minis ter W e 11 e r gemaakte opmerkingen moge denken, men zal in elk geval moeten erken nen, dat uit heel zijn rede een aantrekkelijke geestdrift sprak voor de taak. die Nederland in Indië te vervullen heeft. Met betrekking tot het financieele vraag stuk gaf de Minister te verstaan, dat hij wei nig budgets in de wereld kent, die er zoo gunstig uitzien als het Nederl. Indische budget. Ook de vooruitzichten voor 1938 zijn niet onbevredigend. Tot hen, die vooral de vrees kenbaar hadden gemaakt, dat de uitgaven weer te veel stijgen en dat er dus aan de huis moederlijke zuinigheid wel wat ontbreekt, waren de woorden gericht omtrent Jantje's broek. Als deze jonge man geheel door z'n kleedingstuk heen is, zullen de zuinige huis moeder en de verstandige huisvader samen een nieuwe broek voor den knaap (moeten) koopen. Dat nu ook is met betrekking tot Indië geschied. Van de 85 millioen boven het „normale" begrootingstotaal van 300 millioen, zijn er slechts 13 millioen in verband met on ontbeerlijk geworden „welvaartsuitgaven" (de nieuwe broek) besteed en de rest vloeit voort uit kosten door allerlei saneeringsmaatrege- len veroorzaakt. Na Prof. v. Gelderen te heb ben voorgerekend, dat hij o foei, professor in de statistiek fout gecijferd had, o.a. wat het percentage betreft, dat Indië uitgeeft voor sociale doeleinden (minstens 2 maal zoo veel als zijn hooggeleerde had gemeend), luidde 's Ministers conclusie, dat uiterste voor zichtigheid t.a.v. nieuwe uitgaven geboden blijft. Intusschen, zoo kon hij nog vaststellen, een sterk land als Indië'is altijd in staat ge bleken zich met groote energie uit de depres sie op te werken. De Minister toonde zich met betrekking tot de politieke situatie voldaan, nu zijn altijd gekoesterde verwachting uitkwam, dat ook de Een Van Gogh-teekenmg uit zijn Haagschen tijd. Dezer dagen werd mij een origineele tee kening door Van Gogh, en uit diens Haagsche jaren (1882—'83) getoond, die-bij mijn weten nog nooit gepubliceerd werd en ook in De la Faille's Oeuvre-catalogus niet voorkomt. Door de herkomst, de gebruikte papiersoort en vooral door studieuse vergelijking met bestaande bekende werken uit die periode, staat de echtheid buiten twijfel wat niet van alle Van Gogh's gezegd kan worden en kan ik mijn lezers den primeur aanbie den door de genoemde teekening in deze ru briek te reproduceeren. Daarbij ben ik er mij van bewust dat velen van hen dat niet op prijs zullen stellen om dat zij het vroege werk van Van Gogh on interessant en/of leelijk vinden, mis schien zelfs voor de geheele schildersfiguur nog slechts een zeer betrekkelijke waardee ring hebben. Daaraan zal ik natuurlijk in een klein bijschrift bij een plaatje niet veel kunnen veranderen, maar toch trachten aan te toonen wat reeds in dit aanvangswerk van werkelijk belang is en reeds verband houdt met de voor Van Gogh definitieve uitingen zijner laatste paar levensjaren. Als Van Gogh iri die eerste tachtiger ja ren in Den Haag komt werken, bij zijn oom Mauve zoo nu en dan eens om raad komt, bij den goeden Van der Weele op het atelier verkeert en met Breitner, die een paar jaar jonger is dan hij zelf, omgang heeft, is het heel begrijpelijk dat de genoemde schilders en nog vele. anderen in den hoogst eigenge- reiden,der tig jarigen man die zijn „mensche- lijkheid" overal heen uitdraagt, waar de an deren slechts het mooie métier, een rijpe kleur, een elegante lijn, een schilderij ten slotte, zoeken, dat die anderen in hem een warhoofd, een dilettant zien, die met „hun" kunst niet veel uitstaande heeft, noch heb ben zal. Het is geen kunst daar, vijftig jaar later, met een zekere nonchalante minach ting op terug te zien, beter is het dien weer stand als logisch te kunnen begrijpen. Van het ,.vak" zooals zij het begrepen, kende Van Gogh werkelijk niet al te veel, zijn wil en begeerte liepen van jongsaf een groot stuk op zijn technische vermogens vooruit, en de tijd was nog niet rijp, in hem den hervormer te zien. die de vermneid-rakende „sc.hoone schildering" ter zijde zou schuiven om zich op zijn eigen, feitelijk autodidactische wijze te uiten en hevig te manifesteeren, niet al- en U zult 's morgens „kiplekker" uit bed springen. Eiken dag moet Uw lever een liter gal ln de Inge wanden doen vloeien. Wanneer de galafacheiding on voldoende is. wordt Uw voedsel niet verteerd, het be derft. Er vormen zich gassen in Uw lichaam, U raakt verstopt. Uw organisme wordt vergiftigd en U wordt humeurig en loom. U ziet alles zwart. De meeste laxeermiddelen zijn slechts lapmiddelen een geforceerde stoelgang neemt de oorzaak niet weg. Maar CARTER'S LEVERPILLETJES zullen zorgen voor de vrije toevoer van gal. waardoor U weer geheel herstelt. Een plantaardig, zacht, onovertroffen middel om de gal te doen vloeien. Eischt Carter's Leverpilletjes, verkrijgbaar bij apo thekers en drogisten in flacons van 10.75. (Adv. Ingez. Med.) meest nationalistische stroomingen wel zou den gaan inzien, dat onze. Nederlandsche, leiding de beste is en dat loslating daarvan niets dan onheil zou opleveren. De heer Roestam Effendi (volgens den voor zitter: de heer Effendi „ik zal me hier naar schikken", zoo antwoordde de Minister even leutig als gewillig) moest nu eens zijn goeden wil toonen, o.a. door voortaan niet van Indonesië, maar van Nederlandsch-Indië te spreken. Nadat de Minister o.m. verklaard had nooit 'n groot voorstander van het Boven-Digoel- kamp geweest te zijn, al meent hij wel, dat het nu nog niet onmiddellijk kan verdwijnen, kwam hij aan de Staatkundige verhoudingen tusschen Nederland en Indië. Hierbij keerde hij zich tegen de „legende-vorming" als zou het Plein over Buitenzorg heerschen en zou de Minister van Koloniën, een soort super- Gouvemeur-Generaal wezen, die maar aan de touwtjes te trekken heeft. Dergelijke voorstel- lingen van zaken zijn volkomen in strijd met de werkelijkheid. Sedert de wijziging van de Indische staatsregeling van 1925 hebben alle Ministers steeds getracht die regeling zoo loyaal mogelijk uit te voeren. Voor een ronde tafelconferentie als de petitie-Soetardjo wenscht is de tijd, naar de Minister meent-, nog niet rijp. Tenslotte behandelde Mr. Welter de econo mische problemen, in welk verband hij be toogde, dat er gestreefd moet worden naar een evenwicht der praestaties, dat deelne ming van Nederlandsch kapitaal in de exploi tatie in Indië aanbeveling verdient („men kan z'n geld eigenlijk nergens beter in ver teeren") en dat uitbreiding van de economi sche samenwerking tusschen moederland en Indië al sinds jaren plaats heeft. Een aantal punten, die hierbij nog ter sprake kwamen, komen na de replieken vanzelf nog eens terug. E. v. R. S. J. Aay overleden. Gisternacht is te 'sGravenhage in den leef tijd van 62 jaar overleden de heer S, J. Aaij, oud-lid van den Volksraad van Ned. Indië. In 1893 vertrok de heer Aaij voor de eerste maal naar Indië, als sergeant, doch zijn mili taire loopbaan was slechts van korten duur. Later trad hij in Indischen ambtelijken dienst en was vele jaren referendaris bij de afdeeling reiswezen, uit welke functie hem, toen hij in 1929 om gezondheidsredenen naar Nederland terugkeerde, eervol ontslag ver leend werd. Na verscheidene jaren deel te hebben uitge maakt van den gemeenteraad te Batavia werd de heer Aaij in 1921 lid van den Volksraad, door welk college hij zeven jaar later tot ge delegeerde werd gekozen. Als volksraadslid toonde de thans overledene zich in het bij zonder een strijder voor de belangen van den kleinen man. In 1925 erkende de regeering zijn verdiensten door hem te benoemen tot officier in de orde van Oranje-Nassau. De heer Aaij heeft immer eveneens de groo te activiteit ontplooid in het vereenigings- leven. Zoo richtte hij de vereeniging van onder-officieren: „Ons Algemeen Belang" op en was een der oprichters van den Vrijz. De- mocratischen Bond in Ned. Indië en tevens redacteur van het door dien bond uitgegeven maandschrift. JEF LAST VERLAAT DE COMMUNISTISCHE PARTIJ. Het A. N. P. meldt: De bekende schrijver Jef Last verzoekt ons mede te deelen, dat hij naar aanleiding van de nieuwe processen in Sovjet Rusland en in verband met den onvoldoenden Russischen steun aan de Spaansche republiek zijn lid maatschap van de communistische partij Nederland heeft opgezegd. Witter dan wit worden Uw tanden indien U poetst met Tube 60 en 40 et. Doos 20 ct. IVOROL (Adv. ingez. Medj leen met wat door zijn schildersoog was waargenomen doch meer nog met wat zijn diep-menschelijk gevoel beroerd had. Schilder-zijn en mensch-zijn konden dooi de anderen gescheiden gehouden worden, bij Van Gogh is het eerste steeds ln meerdere of mindere mate aan het tweede onderge schikt. En in dat opzicht is zijn vroege werk, misschien zelfs nog belangrijker als verschij ning, dan het latere. Doch dat moest vijftig, zestig jaar geleden nog' begrepen worden en wie in dien tijd groot was, kon zich aan dat vreemde niet zonder verzet overgeven. Het was trouwens een eerlijk verzet, men zag er eenvoudig niets dan waanzin in en er was niets van nijd of afgunst in Breitner. als hij veel later over zijn Haagschen omgang met Vincent spre kend, schouderophalend zei: „och, de vent was gek". En Van der Weele, wel het type van den rustigen, wijzen schilder, het type ook van den fatsoenlijken mensch wien alle veinzerij vreemd was, bewaarde uit piëteit een paar prenten door Van Gogh op steen geteekend en hem geschonken, maar zei altijd heel rustig, als hij ze op verzoek uit een volle portefeuille met eigen werk opdiepte, dat hij er niet veel aan vond. En ook de heer Ter- steeg. de kunsthandelaar die in Den Haag het huis Goupil vertegenwoordigde en over wien Vincent voortdurend ln zijn brieven schrijft, was volkomen eerlijk en belangeloos als hij verklaarde er niet-s in te zien. Juger les faits d'aprës leur date. Feiten en meeningen beoordeelen in verband met den tijd waarin ze ontstaan, is zeker voor een toch telkens weer verande rend kunstinzicht noodzakelijk. Misschien zien nu ook de weerspannigen ons plaatje met andere oogen aan. De aard appelen-schillende vrouw op haar bankje zou door een Jozef Israels een Neuhuys etc. in derdaad anders" geteekend zijn. Maar dat zegt niets voor de beteekenis van Vincent's FIETSER KOMT JUIST VOOR VRACHT AUTO TE VALLEN. Dinsdagavond is in Hengelo een ernstig ongeluk gebeurd, waarvan de 65-jarige wiel rijder H. het slachtoffer is geworden. Door een verkeerde manoeuvre reed H. met zijn fiets tegen een langs den weg stilstaanden wa gen, waardoor hij het stuur kwijtraakte, juist op het oogenblik, dat een vrachtauto hem passeerde. Hij werd gegrepen en tegen den grond geslingerd, waardoor hij dermate ver wond werd, dat hij eenige oogenblikken latei- is overleden. Avontuurlijke toclit door liet land. Loopjongen meldt zichzelf tenslotte bij de politie. Verleden week is de 17-jarige loopjongen W. van D„ die voor zijn patroon een bedrag- van 375 gulden moest brengen van het fi liaal in de Jonkerfransstraat te Rotterdam naar de Hoogstraat aldaar, spoorloos verdwe nen. Voor den winkel aan de Hoogstraat trof men alleen aan de fiets en de beenkappen, die de knaap daar had neergezet. Het blijkt, dat de loopjongen een zeer avontuurlijke reis achter den rug heeft. Hij is Dinsdag op het bureau Meermanstraat te Rotterdam teruggekeerd met 60 gulden op zak, de rest van het geld had hij op verschil lende wijzen uitgegeven. Hij had zich eerst in Rotterdam van een nieuwe regenjas voorzien en na eenige café's bezocht te hebben, liet hij zich naar Hoek van Holland rijden. Vandaar ging hij per'trein naar Den Haag, waar hij zich een gloednieuw sportcostuum, hoed en koffer aanschafte en den grand seigneur uithing, o.a. in cafés, bioscopen en hotels. Vervolgens gng de reis naar Amster dam, welke stad hij nog nooit had gezien. Na zich eenige uren per taxi daar te hebben la ten rondrijden, veranderde hij van plan, hij huurde opnieuw een wagen en reed terug naar Rotterdam. Daar kon hij 't ook niet vinden, waarom hij den chauffeur opdracht gaf maar weer terug te rijden naar de hoofdstad, Daar gaf hij den chauffeur order maar door te gaan naar Utrecht. Toen de jongen in Utrecht zei nu weer terug te willen naar Rotterdam, vroeg de chauffeur wat hij nu eigenlijk wilde. Daarop antwoordde hij: „Ik ben op een heël groot kantoor en ik zoek mijn patroon, maar ik kan hem nergens vinden. Daarom ging de reis verder naar Maastricht en daar betaalde hij ook den chauffeur prompt het aanzienlijke bedrag voor het rondtoeren. In Maastricht kon hij ook niet wennen, waarom hij naar Amsterdam ging, vervolgens weer naar Utrecht en toen had hij nog f 60 over. Op dat mo ment kreeg hij spijt. Hij nam een treintje en reed voor de zooveelste maal naar Rotterdam, waar hij zich aan het politiebureau meldde. Hij rust nu in de cel uit van de vermoeienis sen. werk. Deze geeft, hard. en zonder streving naar charme maar alles streng accentuee- rend de burgerlijke misère van een dage- lijksch werkbestaan, zonder veel vreugde of afwisseling. Telkens overdrijft hij de expres sie der werkhanden de scherpe snijdingen in een werkerskop. de platheid der borst, de houten sculptuur in een lichaammaar in alles openbaart zich de oprechte gene genheid van den schilder voor de menschen die hij afbeeldt. Zeker, hij is en blijft auto didact, en voor de academisch onderlegde collega's blijft zijn werkwijze langen tijd een spel zonder toekomst, een eigenwijs .brod delen, omdat het hun nog niet gelukt is een andere spraak dan de hunne te verstaan en in te zien, dat in die vaak met een plat tim mermanspotlood geteekende figuren een hartstochtelijke wil tot uiting komt. een on tembare drift om te „getuigen" zich open baart. Wat men afkeurend, als misteekening aanwijst, is veelal niets anders dan een misschien onbewust aangewende nadruk kelijkheid van het betoog. De emmer die naast de vrouw op den grond staat, is on waarschijnlijk onhandig van teekening, maar drukt toch wonderlijk goed het oud-zijn, het versleten zijn, uit. De vuurtest in de stoof staat daar feitelijk zeer gevaarlijk en half er buiten, maar ze trekt daardoor juist de aandacht en wekt bij den beschouwer de gedachte aan een arm zalige verwarmingsmogelijkheid op. Dat is al gebeurt het misschien onbewust altijd de bedoeling van Van Gogh. Een bedoeling die bij de overigens zoo prachtige in terieurs door de schilders der Haagsche School nooit voorzit. Zoo men die dus, wat dat betreft, neutraal kan noemen was de ge legenheid geboden aan Vincent's werk een zoogenaamd sociaal karakter te verleenen. wat echter weer gevaar oplevert, doordat ge makkelijk verwarring kan ontstaan zoo men dat „sociale" karakter van het werk ten koste van de artistieke qualiteit. vooruitschuift en dan zinledige nabootsing ontstaan van wat bij Van Gogh origineel en echt is. Het Van Gogh probleem is met deze en kele opmerkingen niet uitgeput, maar men zal toch nu wel begrepen hebben, dat er aan zijn werk meer vastzit dan een simpel mooi of leelijk vinden. Juist aan het Hollandsche werk waartoe deze importante teekening (ze is ongeveer 60 bij 40 c.M. groot) behoort, valt dat gemakkelijk te demonstreer en. En men gelooft dan misschien eerder dat in de ver dere ontwikkeling der hedendaagsche kunst een Van Gogh een belangrijke rol was toe bedeeld waarbij het snobisme der onge- wenschte verb eerlij king geen invloed uit oefent. Die behoort op een ander terrein be sproken te worden en valt hier buiten ons bestek. J. H. DE BOIS. Vermindering zeer gewenscht geacht Beroep op het bedrijfsleven gedaan. De regeeringspersdienst meldt: Tot de onderwerpen welke dc door den minister van Sociale Zaken inge stelde z.g. werkcommissie werkloos heidsbestrijding mede in onderzoek heeft genomen, behoort het vraag stuk van het overwerk. De commissie is voornemens in de diverse hedrijfs- raden en bedrijfscommissies, voor zoo ver de desbetreffende bedrijfstak zich daarvoor leent, dit onderwerp een punt van bespreking te doen uit maken. In afwachting van het resultaat dezer besprekingen heeft de minister van Sociale Zaken intusschen, op voorstel van de werkcohimissie, zich tot de drie centrale werkgevers organisaties gewend met 'n schrijven, waarin reeds thans de aandacht der werkgevers erop wordt gevestigd, dat de bestrijding van de werkloos heid in niet onbelangrijke mate gediend zou kunnen worden door beperking van het aantal overuren. De minister is blijkens deze aanschrijving voornemens krachtig voort te gaan in de richting van vermindering van het overwerk. Zijn volle effect zal dit streven intusschen slechts kunnen hebben zoo wordt opge merkt indien het weerklank en steun vindt ook in de kringen der werkgevers. In verband hiermede wijst de minister erop, dat ingeval van drukte of andere bijzondere omstandigheden door samenwerking van overheidsorganen en belanghebbenden dik wijls wegengevonden kunnen worden, welke het verrichten van overwerk overbodig ma ken en leiden tot tewerkstelling, zij het soms voor slechts korten tijd. van extra personeel. Naar de meening van den minister valt niet te ontkennen, dat in verschillende gevallen, vooral bij seizoendrukte. een zekere sleur aanleiding geeft tot het vragen van overwerk- vergunningen. Wanneer iedere werkgever ingeval van voorzienbare drukte tijdig over leg pleegde met de organen der openbare arbeidsbemiddeling, zou reeds veel gewonnen zijn. Naar aanleiding van de herhaaldelijk maar naar het oordeel van den minister niet steeds terecht geuite klacht, dat weliswaar bij de arbeidsbeurzen talrijke werkloozen staan ingeschreven, maar dat daaronder slechts zelden de vereischte vakbekwame en geroutineerde werkkrachten zijn te vinden, wordt voorts de aandacht gevestigd op de mogelijkheid, om langs den weg van herscho ling, overbruggingsregelingen e.d. aan die> bezwaren tegemoet te komen. Wijziging der Tabakswet. Verbod van verkoop beneden kleinhandelsprijs wordt streng toegepast. Minister De Wilde heeft een voorstel tot wijziging der Tabakswet bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt, welke in de eerste plaats voortvloeit uit de in de laatste jaren naar voren getreden wenschelijkheid de werking- van het verbod van verkoop van tabaksfa brikaten beneden den kleinhandelsprijs beter tot haar recht te doen komen; van deze ge legenheid is tevens gebruik gemaakt eenige andere wijzigingen van zuiver technisohen aard in het wetsvoorstel op te nemen. Een aangebrachte wijziging is noodig, daar het begrip kleinhandelaar, naar het den minister voorkomt, te eng is. Niet alleen de winkelier levert tabakswaren tegen kleinhan delsprijs, zijnde de prijs welke op het tabaks- zegel is vermeld. Ook de fabrikant, die recht streeks aan den consument levert, doet dit tegen dien prijs. Beiden verkoopen in het klein. Wat daaronder moet worden verstaan, geeft een nieuwe alinea aan. Een bepaling is opgenomen, welke verbiedt aan eenzelfde tabaksfabrikaat meer dan één kleinhandelsprijs toe te kennen. Het meer en meer tegen verschillende klein handelsprijzen veraccijnzen van eenzelfde ta baksfabrikaat onder hetzelfde merk druischt tegen den geest van de wet in. Bovendien heeft deze handelwijze een uadeeligen invloed op de opbrengst van den tabaksaccijns. Verder wordt voorgesteld art. 3 van de Tabakswet te laten vervallen, regelende den verkoop beneden kleinhandelsprijs door fabri kanten en groothandelaren aan particulieren. Inzake de prijsklassen voor tabaksfabrika ten zal de minister van Financiën de bevoegd heid krijgen naar bevind van zaken te han- len. Daar het is voorgekomen, dat een fabrikant, wiens bedrijfsvergunning was ingetrokken, terstond daarop door een van zijn knechts, die als strooman optrad, een nieuwe bedrijfs vergunning deed aanvragen, is voorts het op nemen van een hiertegen gerichte bepaling noodig. Herhaaldelijk is gebleken, dat er behoefte aan bestaat artikel 38 in dien zin aan te vul len, dat het ook mogelijk is rook- en pruim tabak op dezelfde wijze in te voeren als siga ren en sigaretten. In plaats van de verschil lende soorten tabaksfabrikaten met name te noemen kan dan volstaan worden met de aan duiding: tot verbruik bereide tabak, zooals die in meer artikelen van de Tabakswet wordt aangetroffen. Het verbod tot het geven van cadeaux heeft velen vindingrijk gemaakt in het scheppen van mogelijkheden om de wet te omzeilen, waarbij men zich er op heeft toegelegd vooral het verband tusschen het afleveren van ta baksfabrikaten en het verstrekken van ge schenken te verbreken. Zoodoende is een verscheidenheid van ge vallen geboren, waarbij het bedoelde ver band inderdaad niet geacht kan worden aan wezig te zijn, zoodat. hoezeer tegen den geest van het wetsartikel wordt gehandeld, daar tegen niet kan worden opgetreden. De voor gestelde nieuwe redactie van art. 45. derde lid. beoogt thans ook die gevallen onder het wettelijk verbod te brengen, welke er wel degelijk onder behooren te vallen, doch die tot nu toe ongestreft moesten blijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 5