Oplossing der „Belgische
Kwestie" bepleit.
Indië's toekomst
niet ongunstig
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
WEK DE GAL
IN UW.LEVER OP
Minister Romme
tegen overwerk
WOENSDAG 2 MAART 1938
HAARDEM'S DAGBDAD
3
EERSTE KAMER
Klacht over te snelle
wisseling in de leiding van
den Brusselschen gezantschapspost.
Collectieve veiligheid
of
Vooroorlogsche
neutraliteit?
DEN HAAG Dinsdag.
Een klein beetje België en verder een heele-
boel Volkenbond, ziet daar de hoofdpunten
van de Dinsdagmiddag gehouden redevoerin
gen. Nu ware het zeker ook abnormaal geweest
als in 't bijzonder Prof. de Savornin
Lohman (c.h.) en Mr. Brie t (a.r.) over de
nog steeds bestaande „Belgische kwestie" ge
zwegen hadden. Zoolang deze zaak niet voor
goed uit de wereld is door het tot stand komen
van een of meer verdragsregelingen blijft in
elk geval dit tweetal Senatoren op dat onder
werp geabonneerd.
Beiden bleken niet
geheel vrij van dc
vrees, dat de nieuw
opgetreden Minister
van Buitenlandsche
Zaken mogelijk ver
der zou gaan in te
gemoetkomendheid
aan onze Zuidelijke
buren,dan even
tueel een belangrijk
deel van de Eerste
Kamer welkom zou
zijn. En dus lieten
ze maar vast een
waarschuwend ge-
luid hooren. dat
echter Mr. v. Lan-
schót (R.K.) niet
noodig had, aangezien hij (meende, dat Mr.
Patijn heusch niet zoo onverstandig zal zijn
om te weinig rekening te houden met de wen-
schen en opvattingen, meer dan eens in de-
Eerste. Kamer t.a.v. de NederlandschBelgi
sche aangelegenheden kenbaar gemaakt.
Mr. Briet roerde nog in ander opzicht onze
betrekkingen tot België aan, toen hij klaagde
over te snelle wisseling in de leiding van ons
gezantschap te Brussel, o zoo belangrijke en
moeilijke post.
Trouwens, niet alleen te dien opzichte ver
weet hij den heeren op het Plein wat al te
groote veranderlijkheid. Daarop scheen ook
heel 't optreden van Minister Patijn ter gele
genheid van het vraagstuk der erkenning van
den Koning van Italië als Keizer van Abessy-
nië te wijzen. Eerst toch leek de minister be
hoefte te hebben aan samenwerking met de
overige Oslo-staten en tenslotte eindigde hij
inderdaad geheel tegen de oorspronkelijk
door het Plein gewekte verwachting in! met
in z'n eentje tot deze erkenning over te gaan.
En verder meende spr., in 't bijzonder t.a.v.
onze Volkenbondspolitiek en o.m. wat betreft
de zienswijze omtrent het recht om doortocht
aan vreemde troepen te verleenen. al te veel
wispelturigheid geconstateerd te hebben. Ver
duidelijking in dit opzicht achtte hij bepaald
gewenscht, ziens
wijze ten deele ook
wel gekoesterd door
Prof. de Savornin
Lohman (c.h.), al
kon deze in het al
gemeen wel accoord
gaan met het door
de Regeering voor
gestane beleid ter
zake van den Vol
kenbond.
Spr, wenschte niet
het ideaal van de
collectieve veiligheid
te bestrijden, doch
wel meende hij nog
eens te velde te moe
ten trekken tegen
hen, die schijn voor
wezen aannemen. In dit verband beriep hij
zich op den Engelschen Minister-President,
die nog maar kort geleden ronduit verklaard
had, dat men op 't oogenblik niet kan reke
nen op collectieve veiligheid dank zij den
Volkenbond, aangezien de Bond, gelijk 'de fei
ten uitwijzen, thans die veiligheid niet ver
schaft.
Prof. Lohman prees het in de Regeering,
dat zij haar gedragslijn op Volkenbondspo
litiek gebied had gewijzigd en aldus zoowel-
eigen weerstand als dien van hen, welke nog
In 't verleden leefden, had durven overwin
nen.
Gaarne wenschte deze senator nog te ver
nemen hoe Minister Patijn nu wel precies
staat tegenover het vraagstuk van den mili
tairen doortocht. Zal ons land die nooit toe
staan en ook nooit sancties toepassen als een
onzer groote naburen aanvaller is?
Luidt hierop het antwoord bevestigend,
dan wordt daarmee de gewenschte grootere
klaarheid verkregen en dan komt vast te
staan, dat we feitelijk van het „recht", dat
art. 16 in dezen zou geven, igeen gebruik zul
len maken, hetgeen aardig op de dooï spr.
nog 't aanlokkelijkst geachte „voor-oorlog-
sche neutraliteit" zou lijken.
De verklaring, die op 1 Juli 1936 een 7-tal
ex-neutralen, waaronder ook ons land, via
de pers hadden afgelegd omtrent hun opvat
ting, dat de verplichting tot deelneming aan
economische sancties, waarvan art. 16 van
het Volkenbondshandvest, niet meer zou
gelden, achtte deze afgevaardigde uit zede
lijk oogpunt niet afkeurenswaardig, al zou
juridisch een andere weg volgens sommigen
juister zijn geweest.
Plet eenige juiste beleid zoo besloot Prof.
Lohman zijn rede is een politiek van rus
tig afwachten en van zich inmiddels los
maken van al te zware, tevens te gevaarlijke
verplichtingen. „Ik wensch niet, dat de Vol
kenbond verdwijnt, en evenmin verlang ik
naar terugkeer naar de staten-anarchie van
weleer, misschien kan de huidige crisis, zui
verend werken. Laat ons echter ons kruit
droog houden en vertrouwen op ons goede
zwaard". Aldus de e.-h. woordvoerder, die
dan ook tevreden was over de zoowel door
de Regeering gevoerde internationale als de
fensie-politiek.
Mr. v. Lanschot (r.-k.), die aan de verkla
ring van Juli '36 een z.i. volkomen oorbaar
interpretatief karakter toekende, gaf te ver
staan, dat wij moeten vasthouden aan het
beginsel van de collectie veiligheid als beste
middel op den duur om den vrede te ver
zekeren, al erkende hij tevens, dat voor het
oogenblik dit beginsel geen practische betee-
kenis heeft. Het mag echter niet worden op
gegeven. De ideale Volkenbond, waarvan we
z.i. nog vele menschen-geslachten verwij
Prof. Jhr. Mr. B. do Savornin
Lohman (Chr. Hist. Unie)
derd zijn, ware de universeele, tevens de col
lectieve veiligheid verwezenlijkende, Bond.
Intusschen wilde spr. het stelsel van de col
lectieve veiligheid niet opgeofferd zien aan
de universaliteit, noch 't omgekeerde.
Mr. v. Lanschot gaf voorts nog te verstaan,
dat wanneer men bij voorbaat 't standpunt
zou innemen, dat we nooit troepen zullen door
laten, dit een terugvallen is naar de volgens
hem toch niet gewenschte voor-oorlogsche
neutraliteitspolitiek. Stringente toepassing
van sancties, in plaats van alleen 't bestaan
van de bevoegdheid om daartoe over te gaan,
ware uit den booze, zou Genève aan een
nieuw echec bloot stellen. Daarvoor ware
trouwens een Volkenbonds-staten-politie
noodig, welke echter .ontbreekt. Spr. keerde
zich hier dus tegen hen, die een geweldigen
Volkenbond maken, welke alleen op papier,
maar niet in werkelijkheid bestaat.
Aan den anderen kant echter waarschuw
de hij tegen het hier en daar ook wel merk
bare streven om den Bond als instituut van
internationale rechtsorde prijs te geven.
Daartoe zal eenmaal de IBond-in-tusschen-
vorm-van-nu moeten uitgroeien.
TWEEDE KAMER
Men zie eens naar
andere landen!
Hoe men ook over verschillende door Minis
ter W e 11 e r gemaakte opmerkingen moge
denken, men zal in elk geval moeten erken
nen, dat uit heel zijn rede een aantrekkelijke
geestdrift sprak voor de taak. die Nederland
in Indië te vervullen heeft.
Met betrekking tot het financieele vraag
stuk gaf de Minister te verstaan, dat hij wei
nig budgets in de wereld kent, die er zoo
gunstig uitzien als het Nederl. Indische budget.
Ook de vooruitzichten voor 1938 zijn niet
onbevredigend. Tot hen, die vooral de vrees
kenbaar hadden gemaakt, dat de uitgaven
weer te veel stijgen en dat er dus aan de huis
moederlijke zuinigheid wel wat ontbreekt,
waren de woorden gericht omtrent Jantje's
broek. Als deze jonge man geheel door z'n
kleedingstuk heen is, zullen de zuinige huis
moeder en de verstandige huisvader samen
een nieuwe broek voor den knaap (moeten)
koopen. Dat nu ook is met betrekking tot
Indië geschied. Van de 85 millioen boven het
„normale" begrootingstotaal van 300 millioen,
zijn er slechts 13 millioen in verband met on
ontbeerlijk geworden „welvaartsuitgaven" (de
nieuwe broek) besteed en de rest vloeit voort
uit kosten door allerlei saneeringsmaatrege-
len veroorzaakt. Na Prof. v. Gelderen te heb
ben voorgerekend, dat hij o foei, professor
in de statistiek fout gecijferd had, o.a. wat
het percentage betreft, dat Indië uitgeeft
voor sociale doeleinden (minstens 2 maal zoo
veel als zijn hooggeleerde had gemeend),
luidde 's Ministers conclusie, dat uiterste voor
zichtigheid t.a.v. nieuwe uitgaven geboden
blijft. Intusschen, zoo kon hij nog vaststellen,
een sterk land als Indië'is altijd in staat ge
bleken zich met groote energie uit de depres
sie op te werken.
De Minister toonde zich met betrekking tot
de politieke situatie voldaan, nu zijn altijd
gekoesterde verwachting uitkwam, dat ook de
Een Van Gogh-teekenmg uit
zijn Haagschen tijd.
Dezer dagen werd mij een origineele tee
kening door Van Gogh, en uit diens Haagsche
jaren (1882—'83) getoond, die-bij mijn weten
nog nooit gepubliceerd werd en ook in De la
Faille's Oeuvre-catalogus niet voorkomt.
Door de herkomst, de gebruikte papiersoort
en vooral door studieuse vergelijking met
bestaande bekende werken uit die periode,
staat de echtheid buiten twijfel wat niet
van alle Van Gogh's gezegd kan worden
en kan ik mijn lezers den primeur aanbie
den door de genoemde teekening in deze ru
briek te reproduceeren.
Daarbij ben ik er mij van bewust dat velen
van hen dat niet op prijs zullen stellen om
dat zij het vroege werk van Van Gogh on
interessant en/of leelijk vinden, mis
schien zelfs voor de geheele schildersfiguur
nog slechts een zeer betrekkelijke waardee
ring hebben. Daaraan zal ik natuurlijk in
een klein bijschrift bij een plaatje niet veel
kunnen veranderen, maar toch trachten aan
te toonen wat reeds in dit aanvangswerk
van werkelijk belang is en reeds verband
houdt met de voor Van Gogh definitieve
uitingen zijner laatste paar levensjaren.
Als Van Gogh iri die eerste tachtiger ja
ren in Den Haag komt werken, bij zijn oom
Mauve zoo nu en dan eens om raad komt,
bij den goeden Van der Weele op het atelier
verkeert en met Breitner, die een paar jaar
jonger is dan hij zelf, omgang heeft, is het
heel begrijpelijk dat de genoemde schilders
en nog vele. anderen in den hoogst eigenge-
reiden,der tig jarigen man die zijn „mensche-
lijkheid" overal heen uitdraagt, waar de an
deren slechts het mooie métier, een rijpe
kleur, een elegante lijn, een schilderij ten
slotte, zoeken, dat die anderen in hem een
warhoofd, een dilettant zien, die met „hun"
kunst niet veel uitstaande heeft, noch heb
ben zal. Het is geen kunst daar, vijftig jaar
later, met een zekere nonchalante minach
ting op terug te zien, beter is het dien weer
stand als logisch te kunnen begrijpen. Van
het ,.vak" zooals zij het begrepen, kende Van
Gogh werkelijk niet al te veel, zijn wil en
begeerte liepen van jongsaf een groot stuk
op zijn technische vermogens vooruit, en de
tijd was nog niet rijp, in hem den hervormer
te zien. die de vermneid-rakende „sc.hoone
schildering" ter zijde zou schuiven om zich
op zijn eigen, feitelijk autodidactische wijze
te uiten en hevig te manifesteeren, niet al-
en U zult 's morgens „kiplekker"
uit bed springen.
Eiken dag moet Uw lever een liter gal ln de Inge
wanden doen vloeien. Wanneer de galafacheiding on
voldoende is. wordt Uw voedsel niet verteerd, het be
derft. Er vormen zich gassen in Uw lichaam, U raakt
verstopt. Uw organisme wordt vergiftigd en U wordt
humeurig en loom. U ziet alles zwart.
De meeste laxeermiddelen zijn slechts lapmiddelen
een geforceerde stoelgang neemt de oorzaak niet weg.
Maar CARTER'S LEVERPILLETJES zullen zorgen
voor de vrije toevoer van gal. waardoor U weer geheel
herstelt. Een plantaardig, zacht, onovertroffen middel
om de gal te doen vloeien.
Eischt Carter's Leverpilletjes, verkrijgbaar bij apo
thekers en drogisten in flacons van 10.75.
(Adv. Ingez. Med.)
meest nationalistische stroomingen wel zou
den gaan inzien, dat onze. Nederlandsche,
leiding de beste is en dat loslating daarvan
niets dan onheil zou opleveren.
De heer Roestam Effendi (volgens den voor
zitter: de heer Effendi „ik zal me hier
naar schikken", zoo antwoordde de Minister
even leutig als gewillig) moest nu eens zijn
goeden wil toonen, o.a. door voortaan niet
van Indonesië, maar van Nederlandsch-Indië
te spreken.
Nadat de Minister o.m. verklaard had nooit
'n groot voorstander van het Boven-Digoel-
kamp geweest te zijn, al meent hij wel, dat
het nu nog niet onmiddellijk kan verdwijnen,
kwam hij aan de Staatkundige verhoudingen
tusschen Nederland en Indië. Hierbij keerde
hij zich tegen de „legende-vorming" als zou
het Plein over Buitenzorg heerschen en
zou de Minister van Koloniën, een soort super-
Gouvemeur-Generaal wezen, die maar aan de
touwtjes te trekken heeft. Dergelijke voorstel-
lingen van zaken zijn volkomen in strijd met
de werkelijkheid. Sedert de wijziging van de
Indische staatsregeling van 1925 hebben alle
Ministers steeds getracht die regeling zoo
loyaal mogelijk uit te voeren. Voor een ronde
tafelconferentie als de petitie-Soetardjo
wenscht is de tijd, naar de Minister meent-,
nog niet rijp.
Tenslotte behandelde Mr. Welter de econo
mische problemen, in welk verband hij be
toogde, dat er gestreefd moet worden naar
een evenwicht der praestaties, dat deelne
ming van Nederlandsch kapitaal in de exploi
tatie in Indië aanbeveling verdient („men
kan z'n geld eigenlijk nergens beter in ver
teeren") en dat uitbreiding van de economi
sche samenwerking tusschen moederland en
Indië al sinds jaren plaats heeft. Een aantal
punten, die hierbij nog ter sprake kwamen,
komen na de replieken vanzelf nog eens terug.
E. v. R.
S. J. Aay overleden.
Gisternacht is te 'sGravenhage in den leef
tijd van 62 jaar overleden de heer S, J. Aaij,
oud-lid van den Volksraad van Ned. Indië.
In 1893 vertrok de heer Aaij voor de eerste
maal naar Indië, als sergeant, doch zijn mili
taire loopbaan was slechts van korten duur.
Later trad hij in Indischen ambtelijken
dienst en was vele jaren referendaris bij de
afdeeling reiswezen, uit welke functie hem,
toen hij in 1929 om gezondheidsredenen naar
Nederland terugkeerde, eervol ontslag ver
leend werd.
Na verscheidene jaren deel te hebben uitge
maakt van den gemeenteraad te Batavia werd
de heer Aaij in 1921 lid van den Volksraad,
door welk college hij zeven jaar later tot ge
delegeerde werd gekozen. Als volksraadslid
toonde de thans overledene zich in het bij
zonder een strijder voor de belangen van den
kleinen man. In 1925 erkende de regeering
zijn verdiensten door hem te benoemen tot
officier in de orde van Oranje-Nassau.
De heer Aaij heeft immer eveneens de groo
te activiteit ontplooid in het vereenigings-
leven. Zoo richtte hij de vereeniging van
onder-officieren: „Ons Algemeen Belang" op
en was een der oprichters van den Vrijz. De-
mocratischen Bond in Ned. Indië en tevens
redacteur van het door dien bond uitgegeven
maandschrift.
JEF LAST VERLAAT DE COMMUNISTISCHE
PARTIJ.
Het A. N. P. meldt:
De bekende schrijver Jef Last verzoekt ons
mede te deelen, dat hij naar aanleiding van
de nieuwe processen in Sovjet Rusland en in
verband met den onvoldoenden Russischen
steun aan de Spaansche republiek zijn lid
maatschap van de communistische partij
Nederland heeft opgezegd.
Witter dan wit
worden Uw tanden indien U poetst met
Tube 60 en 40 et. Doos 20 ct. IVOROL
(Adv. ingez. Medj
leen met wat door zijn schildersoog was
waargenomen doch meer nog met wat zijn
diep-menschelijk gevoel beroerd had.
Schilder-zijn en mensch-zijn konden dooi
de anderen gescheiden gehouden worden, bij
Van Gogh is het eerste steeds ln meerdere
of mindere mate aan het tweede onderge
schikt. En in dat opzicht is zijn vroege werk,
misschien zelfs nog belangrijker als verschij
ning, dan het latere.
Doch dat moest vijftig, zestig jaar geleden
nog' begrepen worden en wie in dien tijd
groot was, kon zich aan dat vreemde niet
zonder verzet overgeven. Het was trouwens
een eerlijk verzet, men zag er eenvoudig niets
dan waanzin in en er was niets van nijd of
afgunst in Breitner. als hij veel later over
zijn Haagschen omgang met Vincent spre
kend, schouderophalend zei: „och, de vent
was gek".
En Van der Weele, wel het type van den
rustigen, wijzen schilder, het type ook van
den fatsoenlijken mensch wien alle veinzerij
vreemd was, bewaarde uit piëteit een paar
prenten door Van Gogh op steen geteekend
en hem geschonken, maar zei altijd heel
rustig, als hij ze op verzoek uit een volle
portefeuille met eigen werk opdiepte, dat hij
er niet veel aan vond. En ook de heer Ter-
steeg. de kunsthandelaar die in Den Haag
het huis Goupil vertegenwoordigde en over
wien Vincent voortdurend ln zijn brieven
schrijft, was volkomen eerlijk en belangeloos
als hij verklaarde er niet-s in te zien. Juger
les faits d'aprës leur date.
Feiten en meeningen beoordeelen in
verband met den tijd waarin ze ontstaan, is
zeker voor een toch telkens weer verande
rend kunstinzicht noodzakelijk.
Misschien zien nu ook de weerspannigen
ons plaatje met andere oogen aan. De aard
appelen-schillende vrouw op haar bankje zou
door een Jozef Israels een Neuhuys etc. in
derdaad anders" geteekend zijn. Maar dat
zegt niets voor de beteekenis van Vincent's
FIETSER KOMT JUIST VOOR VRACHT
AUTO TE VALLEN.
Dinsdagavond is in Hengelo een ernstig
ongeluk gebeurd, waarvan de 65-jarige wiel
rijder H. het slachtoffer is geworden. Door
een verkeerde manoeuvre reed H. met zijn
fiets tegen een langs den weg stilstaanden wa
gen, waardoor hij het stuur kwijtraakte,
juist op het oogenblik, dat een vrachtauto hem
passeerde. Hij werd gegrepen en tegen den
grond geslingerd, waardoor hij dermate ver
wond werd, dat hij eenige oogenblikken latei-
is overleden.
Avontuurlijke toclit door liet land.
Loopjongen meldt zichzelf tenslotte bij de
politie.
Verleden week is de 17-jarige loopjongen
W. van D„ die voor zijn patroon een bedrag-
van 375 gulden moest brengen van het fi
liaal in de Jonkerfransstraat te Rotterdam
naar de Hoogstraat aldaar, spoorloos verdwe
nen. Voor den winkel aan de Hoogstraat trof
men alleen aan de fiets en de beenkappen,
die de knaap daar had neergezet.
Het blijkt, dat de loopjongen een zeer
avontuurlijke reis achter den rug heeft. Hij
is Dinsdag op het bureau Meermanstraat te
Rotterdam teruggekeerd met 60 gulden op
zak, de rest van het geld had hij op verschil
lende wijzen uitgegeven. Hij had zich eerst in
Rotterdam van een nieuwe regenjas voorzien
en na eenige café's bezocht te hebben, liet
hij zich naar Hoek van Holland rijden.
Vandaar ging hij per'trein naar Den Haag,
waar hij zich een gloednieuw sportcostuum,
hoed en koffer aanschafte en den grand
seigneur uithing, o.a. in cafés, bioscopen en
hotels. Vervolgens gng de reis naar Amster
dam, welke stad hij nog nooit had gezien. Na
zich eenige uren per taxi daar te hebben la
ten rondrijden, veranderde hij van plan, hij
huurde opnieuw een wagen en reed terug naar
Rotterdam. Daar kon hij 't ook niet vinden,
waarom hij den chauffeur opdracht gaf
maar weer terug te rijden naar de hoofdstad,
Daar gaf hij den chauffeur order maar door te
gaan naar Utrecht. Toen de jongen in Utrecht
zei nu weer terug te willen naar Rotterdam,
vroeg de chauffeur wat hij nu eigenlijk wilde.
Daarop antwoordde hij: „Ik ben op een heël
groot kantoor en ik zoek mijn patroon, maar
ik kan hem nergens vinden. Daarom ging de
reis verder naar Maastricht en daar betaalde
hij ook den chauffeur prompt het aanzienlijke
bedrag voor het rondtoeren. In Maastricht
kon hij ook niet wennen, waarom hij naar
Amsterdam ging, vervolgens weer naar Utrecht
en toen had hij nog f 60 over. Op dat mo
ment kreeg hij spijt. Hij nam een treintje en
reed voor de zooveelste maal naar Rotterdam,
waar hij zich aan het politiebureau meldde.
Hij rust nu in de cel uit van de vermoeienis
sen.
werk. Deze geeft, hard. en zonder streving
naar charme maar alles streng accentuee-
rend de burgerlijke misère van een dage-
lijksch werkbestaan, zonder veel vreugde of
afwisseling. Telkens overdrijft hij de expres
sie der werkhanden de scherpe snijdingen
in een werkerskop. de platheid der borst, de
houten sculptuur in een lichaammaar
in alles openbaart zich de oprechte gene
genheid van den schilder voor de menschen
die hij afbeeldt. Zeker, hij is en blijft auto
didact, en voor de academisch onderlegde
collega's blijft zijn werkwijze langen tijd een
spel zonder toekomst, een eigenwijs .brod
delen, omdat het hun nog niet gelukt is een
andere spraak dan de hunne te verstaan en
in te zien, dat in die vaak met een plat tim
mermanspotlood geteekende figuren een
hartstochtelijke wil tot uiting komt. een on
tembare drift om te „getuigen" zich open
baart. Wat men afkeurend, als misteekening
aanwijst, is veelal niets anders dan een
misschien onbewust aangewende nadruk
kelijkheid van het betoog. De emmer die
naast de vrouw op den grond staat, is on
waarschijnlijk onhandig van teekening, maar
drukt toch wonderlijk goed het oud-zijn, het
versleten zijn, uit.
De vuurtest in de stoof staat daar feitelijk
zeer gevaarlijk en half er buiten, maar ze
trekt daardoor juist de aandacht en wekt bij
den beschouwer de gedachte aan een arm
zalige verwarmingsmogelijkheid op. Dat is
al gebeurt het misschien onbewust altijd
de bedoeling van Van Gogh. Een bedoeling
die bij de overigens zoo prachtige in
terieurs door de schilders der Haagsche
School nooit voorzit. Zoo men die dus, wat
dat betreft, neutraal kan noemen was de ge
legenheid geboden aan Vincent's werk een
zoogenaamd sociaal karakter te verleenen.
wat echter weer gevaar oplevert, doordat ge
makkelijk verwarring kan ontstaan zoo men
dat „sociale" karakter van het werk ten koste
van de artistieke qualiteit. vooruitschuift en
dan zinledige nabootsing ontstaan van wat
bij Van Gogh origineel en echt is.
Het Van Gogh probleem is met deze en
kele opmerkingen niet uitgeput, maar men
zal toch nu wel begrepen hebben, dat er aan
zijn werk meer vastzit dan een simpel mooi
of leelijk vinden. Juist aan het Hollandsche
werk waartoe deze importante teekening (ze
is ongeveer 60 bij 40 c.M. groot) behoort, valt
dat gemakkelijk te demonstreer en. En men
gelooft dan misschien eerder dat in de ver
dere ontwikkeling der hedendaagsche kunst
een Van Gogh een belangrijke rol was toe
bedeeld waarbij het snobisme der onge-
wenschte verb eerlij king geen invloed uit
oefent. Die behoort op een ander terrein be
sproken te worden en valt hier buiten ons
bestek.
J. H. DE BOIS.
Vermindering zeer
gewenscht geacht
Beroep op het bedrijfsleven
gedaan.
De regeeringspersdienst meldt:
Tot de onderwerpen welke dc door
den minister van Sociale Zaken inge
stelde z.g. werkcommissie werkloos
heidsbestrijding mede in onderzoek
heeft genomen, behoort het vraag
stuk van het overwerk. De commissie
is voornemens in de diverse hedrijfs-
raden en bedrijfscommissies, voor zoo
ver de desbetreffende bedrijfstak zich
daarvoor leent, dit onderwerp een
punt van bespreking te doen uit
maken.
In afwachting van het resultaat
dezer besprekingen heeft de minister
van Sociale Zaken intusschen, op
voorstel van de werkcohimissie, zich
tot de drie centrale werkgevers
organisaties gewend met 'n schrijven,
waarin reeds thans de aandacht der
werkgevers erop wordt gevestigd,
dat de bestrijding van de werkloos
heid in niet onbelangrijke mate
gediend zou kunnen worden door
beperking van het aantal overuren.
De minister is blijkens deze aanschrijving
voornemens krachtig voort te gaan in de
richting van vermindering van het overwerk.
Zijn volle effect zal dit streven intusschen
slechts kunnen hebben zoo wordt opge
merkt indien het weerklank en steun
vindt ook in de kringen der werkgevers.
In verband hiermede wijst de minister erop,
dat ingeval van drukte of andere bijzondere
omstandigheden door samenwerking van
overheidsorganen en belanghebbenden dik
wijls wegengevonden kunnen worden, welke
het verrichten van overwerk overbodig ma
ken en leiden tot tewerkstelling, zij het soms
voor slechts korten tijd. van extra personeel.
Naar de meening van den minister valt niet
te ontkennen, dat in verschillende gevallen,
vooral bij seizoendrukte. een zekere sleur
aanleiding geeft tot het vragen van overwerk-
vergunningen. Wanneer iedere werkgever
ingeval van voorzienbare drukte tijdig over
leg pleegde met de organen der openbare
arbeidsbemiddeling, zou reeds veel gewonnen
zijn.
Naar aanleiding van de herhaaldelijk
maar naar het oordeel van den minister niet
steeds terecht geuite klacht, dat weliswaar
bij de arbeidsbeurzen talrijke werkloozen
staan ingeschreven, maar dat daaronder
slechts zelden de vereischte vakbekwame en
geroutineerde werkkrachten zijn te vinden,
wordt voorts de aandacht gevestigd op de
mogelijkheid, om langs den weg van herscho
ling, overbruggingsregelingen e.d. aan die>
bezwaren tegemoet te komen.
Wijziging der Tabakswet.
Verbod van verkoop beneden kleinhandelsprijs
wordt streng toegepast.
Minister De Wilde heeft een voorstel tot
wijziging der Tabakswet bij de Tweede Kamer
aanhangig gemaakt, welke in de eerste plaats
voortvloeit uit de in de laatste jaren naar
voren getreden wenschelijkheid de werking-
van het verbod van verkoop van tabaksfa
brikaten beneden den kleinhandelsprijs beter
tot haar recht te doen komen; van deze ge
legenheid is tevens gebruik gemaakt eenige
andere wijzigingen van zuiver technisohen
aard in het wetsvoorstel op te nemen.
Een aangebrachte wijziging is noodig,
daar het begrip kleinhandelaar, naar het den
minister voorkomt, te eng is. Niet alleen de
winkelier levert tabakswaren tegen kleinhan
delsprijs, zijnde de prijs welke op het tabaks-
zegel is vermeld. Ook de fabrikant, die recht
streeks aan den consument levert, doet dit
tegen dien prijs. Beiden verkoopen in het
klein. Wat daaronder moet worden verstaan,
geeft een nieuwe alinea aan.
Een bepaling is opgenomen, welke verbiedt
aan eenzelfde tabaksfabrikaat meer dan één
kleinhandelsprijs toe te kennen.
Het meer en meer tegen verschillende klein
handelsprijzen veraccijnzen van eenzelfde ta
baksfabrikaat onder hetzelfde merk druischt
tegen den geest van de wet in. Bovendien
heeft deze handelwijze een uadeeligen invloed
op de opbrengst van den tabaksaccijns.
Verder wordt voorgesteld art. 3 van de
Tabakswet te laten vervallen, regelende den
verkoop beneden kleinhandelsprijs door fabri
kanten en groothandelaren aan particulieren.
Inzake de prijsklassen voor tabaksfabrika
ten zal de minister van Financiën de bevoegd
heid krijgen naar bevind van zaken te han-
len.
Daar het is voorgekomen, dat een fabrikant,
wiens bedrijfsvergunning was ingetrokken,
terstond daarop door een van zijn knechts,
die als strooman optrad, een nieuwe bedrijfs
vergunning deed aanvragen, is voorts het op
nemen van een hiertegen gerichte bepaling
noodig.
Herhaaldelijk is gebleken, dat er behoefte
aan bestaat artikel 38 in dien zin aan te vul
len, dat het ook mogelijk is rook- en pruim
tabak op dezelfde wijze in te voeren als siga
ren en sigaretten. In plaats van de verschil
lende soorten tabaksfabrikaten met name te
noemen kan dan volstaan worden met de aan
duiding: tot verbruik bereide tabak, zooals
die in meer artikelen van de Tabakswet wordt
aangetroffen.
Het verbod tot het geven van cadeaux heeft
velen vindingrijk gemaakt in het scheppen
van mogelijkheden om de wet te omzeilen,
waarbij men zich er op heeft toegelegd vooral
het verband tusschen het afleveren van ta
baksfabrikaten en het verstrekken van ge
schenken te verbreken.
Zoodoende is een verscheidenheid van ge
vallen geboren, waarbij het bedoelde ver
band inderdaad niet geacht kan worden aan
wezig te zijn, zoodat. hoezeer tegen den geest
van het wetsartikel wordt gehandeld, daar
tegen niet kan worden opgetreden. De voor
gestelde nieuwe redactie van art. 45. derde
lid. beoogt thans ook die gevallen onder het
wettelijk verbod te brengen, welke er wel
degelijk onder behooren te vallen, doch die
tot nu toe ongestreft moesten blijven.