Het groote Avontuur FEUILLETON 45) Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. Hij keek strak voor zich uit, zoodat hij niet zag met welke innigheid Ada's blikken op hem rustten. Het toeval wilde,, dat toen Rie- fenberg zijn verhaal geëindigd had een klein, naakt negerkind naar Ada kwam toeloopen. Zij ving het op in haar armen. Aldus was het alsof zij vergat te antwoorden op zijn plei dooi. Terwijl ze samen met het kindje naai de moeder wandelden, zeide zij: Och, ik heb in mijn leven al zooveel sentimenteelen onzin hooren uitkramen en.... zelf uitgekraamd, dat ik er waarachtig bang voor geworden ben. Het zou vernederend zijn, meende Riefen- berg, daar nog een woord aan toe te voegen maar gedurende den nacht lag hij over dit zinnetje te denken. Den volgenden dag werd zijn aandacht af geleid door een ongewone gebeurtenis: een van de stamhoofden was onverwachts ge storven. Het dorp was vol geklaag en door tam-tam-geroffel werd de bevolking uit het binnenland opgeroepen. Riefenberg en Ada waren eenigszins ongerust. Een sterfgeval is volgens deze primitieve menschen nooit te wijten aan een natuurlijke ooi-zaak en de priesters zouden deze gelegenheid wel dur ven te baat. nemen om de bevolking een tweede maal tegen hen op te ruien. In den namiddag begaven zij zich naar de hutten van den gestorven neger. Op het binnenpleintje was het lijk tentoongesteld. Men had het op een verhooging gezet, vastgebonden in zit tende houding en in krijgsdos. Talrijke vrouwen zaten rondom het lijk en om de beurt hieven ze rouwliederen aan. Een paar mannen hadden plaats genomen aan de voeten van den overledene en joegen met groote veeren de vliegen en insecten weg, die er omheen gonsden. Drie tamtams begeleid den tallooze voordansers. Af en toe sprong een van die dansers uit den kring, liep naai den doode en raakte met den vingers de Oog leden aan, terwijl hij enkele woorden fluister de aan het oor. Vervolgens liet hij zich op den grond vallen, wentelde zich in het zand en sprong opnieuw tusschen de dansers. Het andere gedeelte van de bevolking stond zwij gend, met bedrukt gelaat, naar het schouw spel te staren Riefenberg wist dat de begrafenisplechtig heden van negerhoofden soms aanleiding ge ven tot ongehoorde wreedheden. Daarom had hij Pweloe opdracht gegeven zooveel mogelijk inlichtingen in te winnen. Zoo was hij te weten gekomen dat het overleden stamhoofd in de bedding van een kleine rivier zou worden neergelegd, bij zonsopgang. In vollen nacht had hij dan ook zijn man nen bij elkaar geroepen om zich naar die ge heim gehouden vergaderplatas te begeven. Zij lag een heel eind in het land en zij hadden een binnenweggetje gevolgd. Tenslotte waren zij de rivier op de aangeduide plaats genaderd en tusschen de struiken door ontdekte Riefen berg het vreemde schouwspel. Op den oever dansten de priesters. Talrijke mannen en vrouwen zaten neergehurkt op den grond, met de handen op den rug gebonden. Riefenberg had Ada Iljen's geweer geno men. Op het oogenblik dat hij een inlandsché bijl boven het hoofd van en der geboeiden zag omhoog gaan legde hii aan én schoot, den beul neer Vol ontzetting gingen de aanwezi gen op de vlucht. Bij de beek gekomen gaf Riefenberg order de geboeide slaven en vrouwen los te maken Het water aan de rivier werd afgeleid en in de droogstaande bedding zag hij het lijk liggen van het neger hoofd. Er naast ondekte hij de verminkte lichamen van drie mannen. De slachtpartij was dus al aangevangen vóór zijn aankomst. De neger, waarop hij "had geschoten, was in het hoofd getroffen en lag dood op den grond. Dat zal er tenminste voor een tijdje op nieuw den schrik onder brengen, zei Riefen berg tot Ada. De bevrijde vrouwen en slaven braken den afscheidingsdijlc door en 'n uur later schuurde het water over de begraven lijken. Daarna werd de terugtocht aangevangen. Bij het naderen van het dorp, was alles daar wonderstil. Van de mannen viel geen spoor te ontdekken. Voorbij een gesloten hut stappend, hoorden ze het eentonige klaaglied van een vrouw. Wat vertelt dat mensch, vroeg Riefen berg. Fweloe ging bij de deur staan luisteren. Na een poosje fluisterde hij: Zij herhaalt aldoor hetzelfde zinnetje: „De man met het bleeke gezicht heeft de geesten beleedigd; wee mij". Dat kan gevaarlijk worden, meende Ada Iljen. Goed, besloot Riefenberg, we zullen ons dadelijk met die heeren bezighouden. EEN MODERN ZAKENMAN. Het is vandaag een hoogdag voor Wahenia de hoofdstad van de Oostelijke provincie. Als de oude kolonisten 's morgens de oogen ope nen, kijken ze dadelijk door het venster naai den hemel, die gelukkig schitterend blauw is. Wie had dat ooit gedacht, mompelden ^ij. Ja wie had dat ooit gedacht, dat eens het erre afgezonderde Wahenia op 6 dagen af stand van het moederland zou komen te liggen Van vandaag af was dat nochtans een wer kelijkheid, want om 10 uin' 's morgens zou het vliegveld van Wahc.--i.-i worden ingewijd. En de oude kolonisten, die Wahenia hadden gekend als een onbeduidend negerdorpje, waren, wat te begrijpen is, vooral onder den indruk van deze aanstaande gebeurtenis. Voortaan zou er een geregelde luchtverbin- ding bestaan tusschen de Evenaarsstad en Wahenia; 600 K.M. afgelegd In enkele uren, waar vroeger een boot 10 dagen noodig had om denzelfden afstand te doen. Het was ge woonweg schitterend. Maanden en maanden hadden de voorbe reidenden werkzaamheden geduurd. Eerst was er een expeditie op uitgetrokken om geschikte landingsterreinen te zoeken. Dan kwam de tijd van rapporten en berekeningen. Op een gege ven oogenblik was-er zelfs sprake geweest de plannen op te geven. Gelukkig beschikt de Oostelijke provincie over mannen als gouver neur De Beaufort de directeur-gen. Benoit en mr. Reading. Die hadden al hun gezag bij den minister van Koloniën in de weegschaal gelegd, opdat de zaak zou worden doorgedre ven. Zij hadden voet bij stuk weten te houden en zij hadden gezegevierd., Daar lag nu even buiten Wahenia het ruime effen vliegveld, met kortgeschoren gras en met aan de grens er van twee ruime loodsen, met gegolfde plaatijzer overdekt. Aan den weg stond een klein station. Van Wahenia tot Eve naarsstad beschikte men om de vijftig kilo meter over een noodlandingsterrein en talrijke tusschencentra zouden door de toestellen wor den bediend. Zoo was het schitterend in orde. De laatste dagen, die de plechtigheid voor afgingen, was de blanke bevolking van Wahe nia werkelijk opgewonden geraakt. De sprekken gingen nog uitsluitend over vlieg- aangelegenheden. Men had nog nooit een vliegtuig te Wahenia gezien en men sprak al over uitbreiding van hët. net tot aan de goud mijnen. Sommigen beweerden, dat het voor zichtiger en doelmatiger zou geweest zijn wa tervliegtuigen te gebruiken, Kortom, een ieder was met de zaak ingenomen. Zoo gaat het immers in het leven. De men schen maken zich voor ietg warm en wat la ter denkt niemand er nog ^an. In de tropen vooral, waar het leven per slot van rekening eentonig is, is dat zoo. Hoe had bijvoorbeeld ten tijde van eten moord op den goudmijn- directeur en de verdwijning van den journalist niet de geheele provincie, en inzonderheid Wahenia, op stelten gestaan. Geen enkele in woner uit Wahenia of hij had zich persoonlijk met het geval bezig gehouden. Een ieder voel de zich geroepen om licht te brengen in de zaak en te zoeken naar den journalist. Maar ook die belangstelling ging luwen. En wie dacht nu nog aan deze misdaad? Niemand meer. De zaak was vergeten. Zoo zou het ook wel verloopen met de vliegaangelegenheden. Over enkele weken zouden de menschen niet eens meer luisteren naar het geronk van de toestellen boven de stad. Ondertusschen is het vandaag maar pas de dag van de inwijding van het vliegveld en dat wil wat zeggen. Van negen uur af stroomt de bevolking naar het vliegveld. Ook duizenden inlanders zijn van de partij. Zij weten niet goed wat er gaat gebeuren, maar zij vertellen onder elkaar, dat er reusachtige vogels met in hun buik een motor en menschen gaan komen De inlandsché politie heeft het druk om haar rasgenooten van het veld te houden. De blan ken hebben toegang tot het vliegveld. Zij staan gezamenlijk voor de loodsen. Daar be vinden zich eveneens een afdeeling van het leger en het inlandsché militaire muziekcorps. De vertegenwoordigers van de luchtvaart maatschappij zijn druk in de weer. Op het laatste oogenblik bemerkten ze, dat ze over geen luchtzak beschikten om de windrichting aan te duiden. Ze hebben nu orders gegeven om bij de grens van het plein een stapel ge was neer te leggen. Te tien uur precies wordt radiotelegrafisch geseind, dat de vliegtuigen het laatste station zijn gepasseerd. Nu kan het nog hoogstens een kwartiertje duren eer zij Wahenia bereiken Precies te tien uur ook komen twee iegeei' 'to's he' olein opge reden. (Wold, -ei-volgd). De West-Indische boomhagedissen in Artis te Amsterdam koesteren zieh 'm de d r- i a i v\/n lil i r i warmte van de electrische lamp rrins karnaval Amadeiro AVII op de hoogkar in den teestelijken optocht van origineele boeren-i hoogkarren, welke Dinsdag door de Bossche straten trok llllÉÉÉl ÉHlSiSsl „JÉs I «lÉÉl Jong leven in hei Vondelpark te Am sterdam. Als ieder jaar kondigen ook dit jaar de bloeiende crocusjes en sneeuwklokjes de naderende Lente aan De Nederlandsche gezant te Rome dr. Hubrecht bij aankomst met zijn echtgenoote in de Italiaansche hoofdstad voor het overhandigen van zijn geloofs brieven aan den Koning yan Italië en Keizer yan Ethiopië Ook de ski-wedstrijden op de „Firstalm" bij Schliersee stonden deze week in het teeken van Carnaval. Een der deelnemers tijdens de afdaling De Koning van Denemarken heeft te Cannes persoonlijk cfen traditioneefen „bloemenveldslag bijgewoond. De yorst op de eeretribune Een droevig transport. Voorafgegaan door de mareschaussée's wordt het stoffelijk overschot van de bij de ramp met den Glenn Hartin-bommenwerper om het leven gekomen inzittenden naar Batavia vervoerd Onder Rijkskeur van het Departement van Waterstaat vervaardigen jongere werkloczen te Amsterdam een Zögling- zweefvliegtuig. De vliegtuigbouwers aan den arbeid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 8