E'
H'
„Hallo, hier televisie-uitzending
Verziende menschheid
FRIEDRICH HEBBEL.
LOUIS SAALBORN
DONDERDAG 17 MAART 1938
HAAREEM'S DAGBEAD
9
Het loopt storm op Philips'
Jaarbeursstand.
EN vérziend zakenman is een goed
zakenman. En het zijn niet de kort
zichtige, maar juist de verziende
zakenmenschen geweest, die de Jaar
beurs te Utrecht zoo'n groote plaats in ons
commercieele leven hebben doen innemen. De
jaarbeurs is dus steeds het symbool van ver
ziendheid geweest.
Het televisie-ontvangtoestel. Er bovenop staat
het projectieveld, waarop het beeld verschijnt.
Het geluid komt synchroon uit den ingebouw-
den luidspreker.
En beperkte deze verziendheid zich tot nog
toe tot den figuurlijken zin, dit jaar heeft zij
zich in letterlijke beteekenis verwerkelijkt.
Want de televisie heeft haar intredege
daan binnen de muren van het jaarbeursge
bouw en nu kunnen de zakenmenschen niet
alleen ver zien wat hun zaken betreft, maar
wanneer zij op de bovenste verdieping van het
jaarbeursgebouw gaan kijken kunnen zij pre
cies zien wat er ver beneden, vijf verdiepingen
lager in een heel ander deel van het gebouw
gebeurt als zitten ze er met hun eigen oogen
vlak op. Dank zij de televisie (het ver zien)
Wat is televisie? Wie nu jaarbeurs zegt, zegt
televisie. Iedereen spreekt erover, iedereen
geeft er zijn meening over ten beste. De toe
loop om de demonstraties van Philips' televi
siezender in het jaarbeursgebouw te zien, is
enorm groot. Gisteren, toen wij er eens een
kijkje gingen nemen, stonden de menschen in
lange slingers langs de trappen hun beurt af
te wachten oni 4 minuten in de show
room een televisievoorstelling te kunnen zien
en hooren, die beneden in het gebouw in een
kleine studio uitgezonden werd. De drukte
werd gisteren zelfs zoo groot dat er korte met
ten werden gemaakt met een paar andere
stands op de bovenste verdieping van het
Jaarbeursgebouw, die ten deele onder den druk
der menigte zooveel hadden te lijden, dat de
afzettingen werden beschadigd. Men was ge
noodzaakt om den televisiestand tijdelijk te
ontruimen en de menschen terug te sturen.
Later werden de uitzendingen hervat. Ja,
zoo is het nu eenmaal. De menschen
kwamen wel om ver te gaan zien, maar
een mensch in de queue ziet meestal
niet ver. zeker niet verder dan zijn neus
lang is of de nek van zijn buurman voor
hem dik. En zoo kwam het er dan van dat het
gisteren even mis was met de verzienerijHet
bestuur van het jaarbeursgebouw nam met
verzienden blik maatregelen; aan de kortzich
tigheid van het publiek werd een einde ge
maakt. En zoo konden we dan even later weer
gaan ver zien
De showroom.
„Hallo dames en heeren, hier is Philips' tele
visiezender. U zult thans een voorstelling hoo
ren enzien. Dat is televisie. De beelden
gaan de lucht in en Tholen en van Lier zullen
eenige liedjes voordragen".
De sonore stem van omroeper de Vries heeft
uit de toestellen geklonken, die boven in de
jaarbeurshal opgesteld staan, maar zijn ge
zicht verschijnt niet op het projectieveld, dat
boven elk toestel opgesteld is. Hij spaart ons
voor de puzzle of wij hem omroeper of beeld
aankondiger zullen noemen of beide. Want
als zijn stem klinkt wappert op het projectie
veld fier een vlag met de woorden „Philips'
televisiezender"; een primitief voorbeeld van
combinatie van geluid en beeld, dat intus-
schen vele aspecten opent.
Maar dan gebeurt toch het wonder, waar
voor we eigenlijk gekomen zijn. De vlag ver
dwijnt en het vroolijke gezicht van Tholen
lacht en praat ons toè. Tholen is een practisch
man; hij maakt van de televisie dadelijk reeds
gebruik om aan te toonen dat hij nu Tholen
is en niet Van Lier en de andere aan de piano
dien we ook te zien krijgen Van Lier en
niet Tholen. Bar gewichtig is dat nu niet,
maar het toont de voordeelen van televisie
bijv. voor signalementverspreiding. Maar laten
we niet te ver zien. De televisie zelf ziet al ver
genoeg.
Een stuk of zes toestellen staan in het nokje
van het jaarbeursgebouw naast elkaar in een
rij opgesteld; ze zien eruit als ietwat groote
radiotoestellen en dat zijn ze eigenlijk ook,
want er kunnen ook gewone radiostations mee
opgevangen worden. Boven elk der toestellen
staat een klein vierkant omlijst projectieveld,
dat ons matglas toeschijnt. Dit projectieveld
staat nagenoeg rechtop; er zit niets meer ach
ter en men vraagt zich af hoe of het beeld er
dan wel op komt. Deze vraag'is de moeilijkste
niet, die men over de televisie kan stellen. Het
beeld wordt namelijk uit een buis in het toe
stel rechtop naar boven geworpen opge
vangen in een spiegel en tenslotte achter te
gen het doorzichtige projectieveld geworpen,
Een duidelijk beeld.
Het beeld, dat we te zien krijgen, overtreft
de verwachtingen. Het is zeer duidelijk. Duide
lijker in ieder geval dan het beeld dat we op
dat moment ervan hebben hoe of die televisie
nou eigenlijk verder in haar werk gaat. Maar
ook daarover frisschen we onze kennis op.
Terwijl de „toeschouwers annex toehoor
ders" op het projectieveld het beeld van Tho
len steeds voor dat van Van Lier zien wisselen,
nu een close-up en dan weer een verre af
stand-opname te bewonderen krijgen, rijdt
omroeper De Vries beneden gelijkvloers in de
jaarbeurshal in de kleine studio maar met zijn
televisie-camera heen en weer, richt het oog
van de camera het eene moment op Tholen en
het volgende oogenblik op Van Lier, stelt met
zijn rechterhand aan een handle draaiend
het beeld steeds bij, naar gelang het veraf of
dichtbij is. Het geluid wordt natuurlijk in een
gewone microfoon opgevangen. De studio
brengt ook de ontsluiering van het geheim
van de fier wapperende vlag, die wij als een
soort visueel pauzeteeken op het projectie
scherm boven in de jaarbeurs kunnen bewon
deren. Ze hangt nu slap in een hoekje, maar
straks zet de fan de wind er weer achter en
wappert het Philips' dundoek weer fier, en als
het cameraoog zich erop richt krijgen de toe
schouwers-hoorders boven weer de illusie
minstens een echte groote vlag, die aan een
mast op den top van het jaarbeursgebouw
wappert, te zien.
De gezichten van de artisten zijn bij gewoon
licht gezien okerkleurig geschminkt, maar
deze okerkleur geeft tezamen met het kwik-
licht van de studiolampen weer de normale
vleeschkleur als resultaat en boven zien we
een gewoon filmbeeld.
Tholen heeft een nieuw liedje. Het gaat over
een ezel, en de zanger wil hebben, dat zijn
toehoorders-zieners het refreintje meebalken.
Com mun ity-singing.
Het experiment van community-singing ge
lukt wonderwel. Het zien van het beeld schept
veel meer persoonlijk contact dan alleen het
hooren van de stem. We hebben het gevoel,
dat Tholen ons ook ziet, en daarom zingen we
het refreintje inderdaad mee, als zitten we 111
een zaal en staan Tholen en Van Lier op het
tooneel.
„Ia, ia, ia" klink het vroolijke ezelgebalk uit
menschenkelen. Voorwaar geen passende ode
aan het vernuft der menschen, die de tele
visie tot een feit maakten.
Terwijl de artisten plezier hebben wordt er
in de wagens, waar de televisie-installaties op
gesteld zijn, ernstig in stilte gewerkt. Hier con
troleert de heer Eilers het beeld, dat uit de
studio komt, naar de zendinstallatie wordt
doorgegeven om tenslotte via.de antennes bo
ven op het dak van het jaarbeursgebouw op
de projectie velden in de showroom te belan
den.
Tholen en van Lier instreepjes.
Het beeld van de werkelijkheid wordt op
gevangen in een Iconoscoop, waarin vele
photo-electrische cellen aanwezig zijn, die het
licht omzetten in spanning. En we kunnen op
de schaal in den controlewagen zien hoe of
het beeld omgevormd wordt inlijntjes.
„Hier ziet U de witte boord van Tholen".
En die witte boord, omgezet in spanning, is
tot een klein puntje geworden in een spel van
lijnen, dat het meest weg heeft van een sta
tistiek.
Tholen en Van Lier zingen ook in den con
trolewagen. In het midden is hun natuurlijke
beeld. Links en rechts zien we hen, zooals ze
pasklaar gemaakt worden om den aether in
te gaan; de televisiemensch bestaat uit lou
ter streepjes, streepjes van het beeld en streep
jes van het geluid.
Per kabel is het beeld gekomen, per kabel
gaat het naar de zendinstallatie, die van den
zelfden controlewagen uit gedirigeerd wordt,
en dan wordt het toevertrouwd aan de vleu
gelen van den aether..
Midden in het controlebord worden, zooals
gezegd, de artisten ook in hun ware gedaan
te weergegeven. Hier kunnen we zien dat het
beeld uit allemaal strepen bestaat. Als we
onze hand erlangs bewegen zien we deze steeds
in segmenten, heel even niet. heel even wel.
Dat komt omdat het beeld van Tholen en van
Lier, dat het licht op onze hand afstraalt, er
niet constant is. al schijnt het ons zoo toe.
Met een razende vaart van ongeveer 900 K.M.
per seconde snelt een punt over het beeldvlak
en trekt de lijn, die het beeld vormt, Op die
manier wordt het beeld 25 keer per seconde
„afgetast".
Er is in den televisiewagen ook een film
toestel. Dit toestel kan de film direct in een
Iconoscoop projecteeren, en dan gaan de beel
den denzelfden weg als de beelden uit de stu-
n dio. De wagen kan overal heen gebracht wor
den waar actueele gebeurtenissen zijn om die
uit te zenden. Er zijn in dit opzicht echter
vooral wat de beelduitzending in een stad
door de belemmering der hooge huizen (het
gaat n.l. over de korte golf!) betreft, nog moei
lijkheden te overwinnen.
Wat de televisie precies is? Wie zal het zeg
gen. De menschen weten nog niet eens wat
aethergolven zijn. En toch maken zij er ge
bruik vanZoo is het met de televisie ook.
Zoowel beeld en toon worden op een golflengte
van ongeveer 7 Meter uitgezonden. Hoe het
gaat? Niemand weet het precies. Dat het zich
voltrekt weet iedereen. En dat is voorloopig
het voornaamste. Hoe de techniek van de
televisie in haar werk gaat hebben we in
hoofdtrekken uiteengezet. Maar het zijn groote
hoofdtrekken. Hoe het precies is weten de
technici, die daar jaren voor hebben moeten
studeeren. Als we het allemaal zoo zouden
kunnen weten, waarvoor zouden die technici
dan zoo lang hebben moeten studeeren?
Een kiekfoesfel, dat van
voren en achter open is.
Achter het controlebord is een enorm net
van draden.
Twee honderd vijftig lampen branden er.
Hoe moet dat als er ook maar het minste
geringste hapert?
Het materiaal, waarmede de technicus werkt,
is voor den leek een raadsel.
Uw reporter althans klampt zich, nadat hij
een blik werpt op deze onontwarbare strenge
ling van draden, kabels, draden en nog eens
kabels, op de lampen, groote lampen, kleine
lampen, zwakke lampen, sterke lampen en nog
eens lampen, om van de duizeling te bekomen
aan de eenige halm in deze zee van geheim
zinnigheden vast: zijn potlood.
„Weet U" zeg ik tot den heer Eilers. den
technicus, „Weet U wat televisie eigenlijk is?"
Hij glimlacht.
„Ik heb thuis een doodgewoon kiektoestel. Als
ik een plaatje wil maken doe ik het ding van
achter open en kijk op het matglas of het
beeld, dat ik zien .wil, duidelijk is. De lens
blijft steeds open. Nou is het heele televisie
apparaat eigenlijk niets meer dan mijn foto
toestel, dat van voren en achteren open is,
Alleenbij de televisie zit die open lens
in de camera van de studio, en het matglas,
waarop het beeld staat, boven in de show
room. De kop en de staart zitten dus bij het
televisietoestel verder van elkaar af. Dat is
het 'verschil
De technicus glimlacht nog steeds. „Inder
daad, daar komt het wel ongeveer op neer.
Dit zijn verlossende woorden.
Want zij besparen me een cursus van ette
lijke jaren om U duidelijk te kunnen maken
wat eigenlijk al die lampen, draden, draden
en lampen zijn.
En wat U het meest interesseert is tenslotte
de uitkomst van de som; de kwaliteit van het
beeld, of die goed is, want aan de periode om
een „televisietoestel in Uw vrijen tijd te bou
wen" zijn we nog niet toe..
En dat beeld is zeer de moeite waard. Zeer.
Men behoeft geen verziener te zijn om te
voorspellen dat deze techniek van het verzien
een groote toekomst tegemoet gaat.
Dank zij de technici zullen ook wij leeken
vérziend kunnen worden. Dit is de eeuw der
Techniek, dat weten wij. Maar moge er op de
vele technische overwinningen een kleine aan
winst voor de menschelijkheid overschieten.
Moge de realiseering van de verziendheid in
de techniek den stoot geven tot de overwin
ning van de kortzichtigheid in den geest. Want
een menschheid, die dergelijke schoone din
gen als de televisie kan scheppen, die zoo in
gewikkeld en moeilijk zijn. dat men er be
duusd bij staat te kijken, mag in heel wat
minder ingewikkelde kwesties toch niet min
der verziend zijn. Daarom zij de toekomst in
wöord en daad aan dé Televisie, het ver zien.
in élk opzicht.
v. H.
EEN GESTOORDE INBRAAK.
AMSTERDAM 16 Maart-, Toen heden
avond, omstreeks middernacht, de eigenaar
van een bontzaak aan de Nassaukade thuis
kwam, ontwaarde hij, dat tijdens zijn afwe
zigheid onbevoegden zich toegang tot zijn
zaak hadden verschaft door de buitendeur te
forceeren. Toevallig passeerde op dat oogen
blik een agent van politie en tezamen stelden
zij een onderzoek in, waaruit bleek dat niets
vermist werd, zoodat de ongewenschte bezoe
kers vermoedelijk in hun werk zijn gestoord-
De politie stelt een verder onderzoek in.
PERSONALIA.
Naar wij vernemen heeft mejuffrouw M. J.
Korteweg met ingang van 1 September a.s,
ontslag gevraagd als leerares in het elemen-
taire-pianospel aan de Muziekschool van de
Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst
alhier, welke ontslag haar op de meest eer
volle wijze door het bestuur zal worden ver
leend
(IJN/T IN II
ITTIRIN^
18 MAART 1813—1938.
ONDERD VIJFENTWINTIG jaar zijn
wij van Hebbel's geboortedag. Ginds,
in Holstein, in het plaatsje Wessel-
buren, aanschouwt hij zooals de
term luidt het levenslicht als zoon van een
armen metselaar.
Hard is de weg, dien Hebbel gegaan is. Van
de vernederingen, die hij als klerk bij den
„Kirchspielvogt" Mohr in zijn geboorteplaats
te ondergaan had. via zijn Gymnasiumjaren in
Hamburg, zijn studiejaren in Heidelberg en
München, het is alles hard, troosteloos er
broodeloos. I11 1839 komt hij terug in Ham
burg, waar zijn beschermster, Elise Lensing,
een eenvoudige naaister leefde.
Hier dicht hij zijn eerste groote drama „Ju
dith" (Hamburg 1840. 2e Aufl. 1873), waarop
dan in 1843 „Genoveva" volgt.
In beide treurspelen voelt men e'en drama
tische kracht, zooals men ze in de Duitsche
literatuur sedert Schiller niet heeft gekend.
Wel ontwaart men een neiging tot het krasse,
het bizarre maar uit één blok graniet wor
den de karakters opgebouwd. Een bundel ge
dichten verschijnt (Hamburg 1841), Neue Ge
dichte (Leipzig 1848).
Beethoven-cyclus H. O. V.
Solist: Willem Andriessen.
De cyclus die Vrijdag begint brengt de Ouver
ture „Egmont" en de 3e symphonie (Eroïca).
Op dezen eersten avond is Willem Andries
sen de solist, die het vijfde piano-concert zal
voordragen, inplaats van Louis Zimmerman
die nu op den derden cyclusavond komt met
het vioolconcert.
Frits Schuurman dirigeert. Oorspronkelijk
was dit Beethovenfeest bedoeld als slot van
het winterseizoen van de H.O.V., maar door
het „Bask-isch Ensemble" werd het laatste
Galaconcert naar 4 April verschoven.
De belangstelling is groot, maar er zijn
nog abonnementen te verkrijgen voor den
cyclus.
BEGRAFENIS MEVR. J. MAARSCHALK—
COPPENAAL.
In allen eenvoud en slechts in het bijzijn
van de allernaaste familieleden is heden
morgen op de begraafplaats Westerveld te
Velsen ter aarde besteld het stoffelijk over
schot van de echtgenoote van den oud-bur
gemeester, mevr. J. Maarschalk—Coppenaai.
die in den zomer van het vorige jaar in
Duitschland ten gevolge van een auto-ongeval
om het leven was gekomen.
Het stoffelijk overschot was per auto uit
Duitschland naar Westerveld gebracht.
De artisten Corry Vonk en Wim Kan voor de televisie-camera op de
Jaarbeurs te Utrecht.
Friedrich Hebbel.
In 1843 gaat Hebbel naar Kopenhagen. Hij
wordt er door zijn Koning Christiaan VII in
audiëntie ontvangen. Het onderhoud loopt
voornamelijk over het treurspel Judith.
Hebbel's eerste indruk was hij zegt het in
zijn dagboek dat het toch nog beter is „ein
eckiges Etwas als ein rundes Nichts" te zijn
geweest.
Door den steun van Ohlenschlager krijgt
Hebbel een stipendium voor twee jaren. Hij
gaat naar Parijs waar hij het burgerlijke
treurspel „Maria Magdalena" schrijft. Het is
van typisch „Hebbelsche" mentaliteit. Men kan
het drama als het rijkste product van den
jongen Hebbel beschouwen. 'Enkele jaren ge
leden is het hier te lande door een gezelschap
onder Paul Wegener gespeeld).
Na een reis door Italië wordt onze dichter
op weg naar 't noorden in Weenen vastgehou
den door zijn genegenheid voor de tooneel-
speelster Christine Enghaus (1846). Door het
huwelijk met haar wordt hij duurzaam aan
deze oude keizerstad gebonden. Wel bevrijdt
Hebbel in zijn lyrische gedichten uit zijn Ita-
liaanschen tijd zich min of meer van zijn
pessimistische wereldbeschouwing, maar de
gebeurtenissen van 1848 bewerken een inzin
king.
De dramatische werken uit deze tweede pe
riode „Der Diamant" (1847), „Herodes und
Marianne" (1850), „Julia" (Trauerspiel) 1851,
„Der Rubin" zijn minder rijk aan pathos, maar
zijn tegelijkertijd bizarrer, kouder dan de
jeugdwerken. Het tooneel van die dagen weten
zij niet te ontsluiten.
Langzaam begint Hebbel naast het verhe
vene het schoone na te streven. Met- het kleine
drama „Michel Angelo" (Weenen 1853) begint
deze derde periode en niet minder met de tra
gedie Agnes Bernaller, een werk vol frischheid.
kracht en liefelijke bekoring. Hebbel zet zijn
streven voort in het formeel zeer schoone maar
in het tragische conflict uiterst wrange treur
spel „Gyges und sein Ring" (Ned^rl. vertaling-
van De Raaf) en bereikt misschien zijn hoog
tepunt in het lyrische werk van deze jaren in
het prachtige epische dichtwerk: „Mutter und
Kind".
Als Hebbel's meesterwerk mag wel worden
beschouwd zijn dramatische trilogie „die Nibe-
lungen" (1862), waarin Hebbel de geweldige
Ische stof als het gi'oote conflict tusschen
de heidensche en de christelijke wereldbe
schouwing dramatisch door de figuren van
Kriemhild en Hagen in het middelpunt van
het werk plaatst.
De eigenlijke vruchten van zijn dramatisch
werk te plukken was Hebbel, gelijk zoo menig
waarachtig kunstenaar voor en na hem, niet
vergund, evenmin als de voltooiing van zijn
laatste tragedie: ..Demetrius".
13 Dec. 1863 stierf Hebbel te Weenen.
Via de Nederl. Universiteit heeft Hebbel in
de laatste dertig jaar zijn weg naar de Neder-
landsche School- en de Nederlandsche Too-
neelwereld gevonden.
„Judith" (vertaling v. Suchtelen) is 'n vijf
en twintig jaar geledèn enkele malen in Hol
land 'gespeeld. Ook, meenen wij, in Holland-
sche vertaling „Maria Magdalena".
Een goede vertooning van „Gyges und sein
Ring" lijkt ons binnen de mogelijkheden van
tooneel en film te liggen.
Speciaal de film zou hier prachtige toonee-
len te zien kunnen geven.
L. S.
HET TOONEEL!
als Grom pie.
Grompie is een ster-rol. Max Pallenberg
heeft er indertijd triomfen in gevierd wij
zagen hem ook te Haarlem in zijn beroemde
rol en velen zullen zich Willem Royaards nog
herinneren als dezen kribbebijterigen, zonder
lingen ouden detective met Oscar Toumiaire
naast hem als de onverstoorbare bediende.
Eenige jaren geleden heeft Cor Buys Grompie
gespeeld en er ook veel plezier van beleefd, al
vulde hij niet zoo het tooneel in deze rol als
Royaards.
Thans heeft Saalborn Grompie op het re
pertoire genomen en hij behaalt er een groot
persoonlijk succes mee. Het is geen wonder,
dat Saalborn zich aangetrokken gevoelde tot
deze rol, die een karakterspeler zoo veel gele
genheid biedt tot virtuoos spel. Hij maakt er
dan ook iets voortreffelijks van en speelt hem
ten volle uit met zijn sappig, breed talent.
Saalborn is evenals Royaards dat was een
acteur, die met zijn spel in zoo'n rol het too
neel geheel vult. Zoodra hij op is en dat is
in dat stuk bijna heel den avond beheerscht
hij zijn omgeving volkomen en let men eigen
lijk alleen nog maar op hem. Hij is een van die
acteurs, die tot hun laatste vezel in de huid
van de te spelen figuur weten te kruipen en
met algemeene overgave en zichtbaar plezier
zich geven in hun rol.
Zoo nu en dan doet Saalborn als Grompie
aan Royaards denken, al speelt hij hem dan
ook heel anders. Hij is veel minder de kribbe-
bijterige, barsche oude heer. dien zijn groote
voorganger gaf. Voor dezen Andrew Bullivant
zal geen sterveling werkelijk bang zijn. ZJjn
uitvallen zal niemand in zijn omgeving au se-
rieux nemen, omdat hij aldoor laat voelen, dat
hij een hart van goud heeft. Deze Grompie is
au fond een heel opgeruimde, oude heer, voor
wien mopperen een tweede natuur is geworden,
maar die nog erg veel schik in het lev ai heeft.
Hij is veel gemoedelijker en ook veel levendi
ger en jonger dan Royaards was. Het is een
voortdurend genoegen om het virtuoze spel van
Saalborn in deze rol te volgens. Hij is een en
al bewegelijkheid, zoowel zijn masker als zijn
handen hoe kostelijk bijvoorbeeld dat spel
met zijn zakdoek, die steeds als een vlag uit
zijn zak wappert zijn geen oogenblik in
rust, en ook zijn oude beenen spelen aldoor
mee. Wanneer hij aan hel; slot van IET met zijn
van hem onafscheidelijken bedienden Rud
dock met kleine danspasjes de kamer van Jar-
vis verlaat, davert de zaal van den lach.
Saalborn staat' torenhoog boven zijn omge
ving, zoodat men eigenlijk geheel alleen op
hem let. Dat was in de voorstelling van
Royaards, waarvan wij ons altijd nog dien
prachtigen onverstoorbaxen Ruddock van
Tourniaire herinneren, wel anders. Bob van
Leersum kan in deze rol. die hij min of meer
clownesk en in kluchtspeltoon speelt, dan ook
niet in de schaduw van zijn voorganger staan.
Carla de Raet is een lieftallige en vooral jon
ge Virginia, de kleindochter, op wien Grompie
zoo verzot is en Nel Ligthart een kittig,
charmant kamermeisje. Ferd Sterneberg speelt
Jarvis nog al zwaar en accentueert in dezen
gentleman-boef meer den boef dan den gentle
man. En Folkert Kramer legt het er als de be
diende wel heel sterk op om het publiek op
een dwaalspoor te brengen. Maar dit alles
vergeten wij bij het volgen van het spel van
Saalborn. Om hem en hem alleen zal
men deze voorstelling van Grompie. die
zooals altijd bij Saaiboom met veel vaart
wordt gespeeld willen gaan zien. Saalborn
bewijst weer als Andrew Bullivant, dat hij een
van onze weinig werkelijk groote karakterspe
lers van internationaal formaat is.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK
KUNST AAN HET VOLK.
ANS STROINK en THEO v. d. PAS.
Het sterke en veelzijdige talent, dat Ans
Stroink als liederenzangeres bezit, heeft zij
Woensdagavond dienstbaar gemaakt aan de
vertolking van een 19-tal liederen, waarvan de
meeste hier zelden, enkele nooit tevoren op
een concert ten gehoore gebracht waren. Zulk
een poging tot uitbreiding van het repertoire
en verruiming van den gezichtskring verdient
reeds op zich zelve lof; de inzet van haar ge-
heele persoonlijkheid, van heel haar kunnen
bewerkte dat meerdere noviteiten terstond
indruk maakten en dat de bijval dus als veel
meer dan een „Succes d'estime" gekwalificeerd
moest worden.
Zonder vooralsnog de voor het eerst gehoorde
werken aan een scherp vergelijkende beoordee
ling hunner waarden te onderwerpen kan ik
noemen: „Changeons pi'opos", een aardig lied
van den ais dirigent en als vroegeren leermees
ter van Yehudi Menuhim vermaarden Roe
meen Georges Enesco; het krachtige en con
trastrijke „Les Yeux" van Louis Aubert; twee
pretentielooze, maar vlot geschreven liederen
van Joh. Röntgen, in het eerste waarvan mij
alleen de telkens herhaalde, ietwat gezochte
harmonische opvolging G IEs V7G I enz.
lichtelijk irriteerde. Voorts het hartstochtelijk
smeekende „Coplas" van Badings; de twee
reciteerende. zeer geestige kinderliederen „Ti-
limbom" en „Les Canards" van Strawinsky en
het ondanks zijn foeileelijke pianopartij in
drukwekkende „Le Chant du veilleur" van
Milhaud.
Dat de liederen uit Mahler's „Des Knaben
Wunderhorn" de bovengenoemde in werkings
intensiteit overtroffen lag niet uitsluitend aan
hun meei'dere bekendheid of aan de prachtige,
alle détails naar voren brengende vertolking,
maar zeker ook wel aan hun groote muzikale
waarde.
We hoorden natuurlijk ook wel eenige liede
ren, waarvan de muzikale inhoud minder sterk
of zelfs zwak scheen. Daartoe moet ik reke
nen de vier liederen van Erich Wolff, nogal
onzelfstandige, weinigzeggende muziek, die in
,Der Tod" krachtig wil doen zonder innerlijke
kracht te bezitten en alleen in „Marehen"
fijnen klank bezit. Dan het archaïseei-ende
Du conflict en douleur" van Enesco en de
beide liederen „Du schlafst" en „Der Nebel
zerriss" van Rud, Mengelberg.
Waar. zooals bij An.s Stroink het geval is,
intelligentie, temperament, muzikaliteit en
zangtechniek in gelijke mate aanwezig zijn en
samen werken kon men niet anders dan voor
treffelijke interpretaties verwachten. Die heeft
zij ook gegeven en daarbij prachtige hoogte
punten, als in de liederen van Mahler, Aubert.
Badings en Strawinsky. bereikt. Doch dit alles
zou niet mogelijk geweest zijn zonder de mede
werking van een pianist als Theo v. d. Pas.
Diens begeleidingskunst nog te roemen .staat
gelijk met water naar de zee dragen. Zijn ver
tolking der meerendeels zeer belangrijke piano
partijen was ook nu weer boven lof verheven;
m.i. culmineerde zijn kunst in Mahler's „Fisch-
predigt", die men als 3de deel der Tweede
Symphonie in orkestrale inkleeding kent.
Veel bloemen, veel bijval, en als" toegift een
herhaling van Strawinsky's geestige werkjes.
X. DE JONG.