„VIERWEKELIJKSCHE" MARSCHEN.
Een goede zakenvrouw
FEUILLETON
door HERMAN ANTONSEN.
Voor haar hutdeur wenschte Bart haar wel
te rusten. Ze ging naar binnen en draaide 't
licht boven de waschtafel aan. Afwezig
schoof ze een armband van haar arm af en
legde dien op de glasplaat er boven
Bart! Met hem had ze geen rekening ge
houden, toen ze Texas verliet. Maar hij was
aardig. Ja, heel aardig ook.
„Oeah!" geeuwde ze opeens en ging recht
op zitten, alsof ze dreigde in slaap te vallen
en opeens wakker schrok. „Eén ding tegelijk,
lieve kind!"
Om drie uur 's nachts verscheen de oude
Marston op de brug. Hij had zich in zijn
dikken duffel goed ingepakt en had de klep
van zijn pet diep in de oogen getrokken. De
officier van de wacht kwam haastig naar
hem toe.
„Wat is er, kapitein?"
„Niets", zei Marston. „Maar er loopt zoo'n
zware zee. Ik vond. dat ik eens moest gaan
kijken".
De officier van de wacht kon er geen touw
aan vastknoopen. Er liep een hooge zee, dat
was zoo, maar toch niet zoo erg, dat de ka
pitein er voor op de brug behoefde te komen.
Maar Marston gaf geen verdere verklaring
Hij stond met de handen op zijn rug over de
verschansing van de brug in zee te staren
met zijn vierkanten kin scherp vooruitgesto
ken. Wolken schuim braken over den boeg
overstroomden het voordek en stroomden
weg langs de spuigaten. Het ruwe weer kon
hem geen steek schelen en het leek hem heel
passend* dat hij op de vermoedelijk laatste
reis, die hij als kapitein van de Blair Lijn
maakte, een beetje storm zou hebben.
Te oud om op zijn brug te staan! Wat wist
die meid daarvan af?
De telefoon bromde. Het was een oproep
van uit de radiohut. De officier van de wacht
nam de boodschap aan, teekende die snel op
en keerde zich om naar den kapitein.
„C. Q. kapitein. Van de Dolinda, met be
stemming' West-Indië. Dat is het groote va-
cantieschip, dat...."
De witte wenkbrauwen van den ouden
Marston trokken zich samen en zijn neus
vleugels trilden als van een strijdros, als de
trompet wordt geblazen.
C. Q. het hulpsein van schepen in moei
lijkheid. Help ons! Marston kende Dolinda,
een schip van twintigduizend ton, elegante
meubileering en café-terrassen en glanzend
witte dekkeneen van die nieuwe plezier-
booten met alle gemakken van een luxe
hotel! Het was op weg naar West-Indië en
zou St. Thomas als eerste havenplaats aan
doen. Er waren driehonderd en vijftig vacan-
tiereizigers aan boord. Wat was er met dat
schip aan de hand? Moest de kleine Mari-
noc 't gaan helpen?
Het sein C. Q. werd al spoedig gevolgd door
het S.O.Seen boodschap, die over de
woest golvende zee vloog en opvonkte in de
radiohut van de kleine Marinoco. Het werd
opgevangen door het draadlooze station langs
de kust van den Atlantischen Oceaan het
knetterde in de persbureaux.
S.O.S. De Dolinda moest wel in groot ge
vaar verkeeren. Een der groote olietoevoer -
oijpen was vlak bij de flens afgebroken. Het
'chip dreef hulpeloos op de wilde zee.
„Verdraaid!' bromde Marston. ..Vooruit we
loeten opschieten!"
De Marinoco begon volle kracht door de
woelige golven te stoomen met stampende
machines en het schip schommelde gewel
dig, toen het van zijn koers afweek en dwars
door de ïooge brekers voortjoeg. Kapitein
Thomas Marston, die als kajuitsjongen op
de oude Shooting Star was begonnen, stond
op de commandobrug.
De kranten gaven extra edities uit, zoodra
het S.O.S.-bericht doorkwam. Drie honderd
en vijftig passagiers en een bemanning van
driehonderd man op een zinkend schip
de telegraafdraden zoemden, telefoons rin
kelden, schrijfmachines ratelden. Er kwam
bericht, dat de Dolinda zóó gevaarlijk over
helde, dat geen van de reddingsloepen ge
streken kon worden. Er kwam nog een ander
bericht van uit zee binnen. De Marinoco sein
de. dat ze op weg was om hulp te bieden.
De Marinoco?
Overal dook men in de scheepsregisters om
dien naam te zoeken. AirhierMari
nocovan de Blair Lijn.. tienduizend
tondrommels nog aan toe dat was
iets om met vette letters te zetten!
XI.
In dien wedstrijd tegen den tijd scheur
den de stampende machines de kleine Ma
rinoco bijna in stukkenmaar de Blairs
hadden nu eenmaal geen schepen van tin
en bordpapier gebouwd! Het schip was zoo
stevig en zeewaardig als de oude Marston
zelf! Het was voor zijn taak berekend en
snelde de groote verongelukte boot te hulp.
ploeterend door de hooge zeeën, stampend,
schommelend, duikend en ploegend door het
onstuimige water.
Valentine stond blootshoofds, diep in den
kraag van haar mantel gedoken, aan de ree
ling der schommelende brug en klemde zich
met haar sterke vingers aan het hekwerk-
vast. De wind deed haar wangen gloeien en
verwoei haar haren tot een kroezig verwar
de massa. Ze kon nu de Dolinda zien liggen
gevaarlijk naar bakboord overhellend. Het
was een lang, grijs in stroomlijn gebouwd
schip, en het lag zwaar en diep in de grauwe,
ruw stormende zee.
Het meisje keek over de verschansing om
laag naar de brug. waarop de oude Marston
roerloos met de handen op den rug stond.
Zijn vierkante kin stak als een stuk graniet
voor hem uit.
„Een harde dobber voor hem, Val!"
merkte Bart, vol spanning naar de Dolinda
turend, op. „Hij heeft geen tijd te verliezen.
Er is haast bij".
De oude Marston was ook niet van plan
tijd te verliezen. De Dolincra had geseind,
dat ze snel volliep en zoo spoedig mogelijk
verlaten moest worden. Marston riep Macey,
den eersten officier, bij zich.
..Mijnheer Macey, die kerel daar moet zijn
schip verlaten. Ik zal zoo dicht mogelijk
langszij zien te komen. We zullen het zaakje
met onze sloepen probeeren op te knappen".
Macey keek hem weifelend aan.
„Misschien doen we beter als we probee
ren een lijn aan boord te krijgen, kapitein".
..Voor den drommel!" raasde de oude
Marston. „We kunnen toch geen tijd verlie
zen met wat rond te knoedelen als een wrak
ke sleepboot? We moeten die lui er afhalen. U
zet een sloep overboord mijnheer Macey. We
zullen zien, hoe dat gaat!
Macey wist, wat hem te doen stond. Hij
moest een boot over dat woeste water bren
gen en de passagiers opnemen, terwijl zijn
sloep als een kurk in het water op en neer
dobberde. En het water was ruw! Om langszij
den stalen wand van zoo'n schuit van twin
tigduizend ton te komen, terwijl de kracht
van die zware golven Je heen en weer slin
gerde als een stuk wrakhout, was werk voor
pootige kerels.
De Dolinda leek veel op een gewond dier.
Ze lag daar hulpeloos, als een deel van a)
die grauwheid van schip en golven en lucht.
Marston stuurde een boodschap naar de hut
van den marconist.
„Zeg dien kerel, dat we sloepen strijken
en dat hij zijn best moet doenwe ko
men recht op hem af".
Toen kwam kapitein Marston pas goed In
actie. Met al het zeemanschap, dat hij in
een loven op het water had verworven, met
al den moed van een vasthoudenden bull
dog, den moed van een man, die voor de
Blairs Kaap Hoorn zoo vaak had omgezeild,
bracht hij zijn schip dichter en dichter bij.
De machinekamer werkte volmaakt samen
met zijn korte besliste bevelen van de com
mandobrug, de bemanning stoer op haar
post, de kwartiermeester aan het groote, ruk
kende stuurrad. Die kwartiermeester was
Putney. Hij gloeide van zelfbewustzijn, toen
hij met zijn bekwame handen het stuur deed
gehoorzamen aan de korte bevelen van
Marston. Dc Marinoco was een schat van een
schuit; ze beantwoordde den geringsten druk
van zijn handen onmiddellijk, als een levend
ding, dat hem onvoorwaardelijk vertrouwde.
De angstige, overspannen menigte op de
Dolinda kreeg koude rillingen van angst. De
Marinoco zat practisch vlak boven op hen...
en nog steeds kwam ze dichter en dichter
bij. Ze dachten in hun angst niet anders, of
er zou een botsing volgen. Aanvaring! De
bleeke gezichten op de commandobrug keken
verwezen toe. Daar stond of een krankzin
nige op de brug van de Marinoco of een man
met zenuwen als kabeltouwen. Als hij een
oogenblik misgreep, dan zou er een dubbele
ramp op de hooge zee te vermelden zijn
.Houd koerswe komen lanszij!"
De oude Marston had tienduizend ton in
een woestwoelende zee te besturen. Vier en
zestig jaar ouden elk jaar was zijn ge
wicht in goed zeemanschap waard! Het was
de oude Marston van die kelderende maat
schappij, die een rijk had helpen stichten,
een koopvaardijvloot had opgebouwd en de
dagen had gekend van houten schepen en
izeren mannen.
„Houd koers! We komen langszij!"
Wordt vervolgd).
ruine veranderd. Geen gebouw is heel gebleven
Een der stallen van de nieuwe cavalerie-kazerne, welke aan de
Van Alkemadelaan te 's Gravenhage in aanbouw is
De jaarlijksche „vierwekelijksche afstandsmarschen zijn te
Batavia weder aangevangen. Ook thans is de belangstelling
zeer groot
De grenadiers, voor wie de diensttijd met 5\ maand verlengd
is, hebben hun intrek in de voormalige meisjes-H.B.S. aan het
Bleijenburg te Den Haag genomen
Een bloemenhulde voor Koningin Elizabeth van
Engeland tijdens het bezoek van het koningspaar
aan de Londensche arbeiderswijk Shoreditch
De strijd in China. Japansche
versterkingstroepen worden in
allerijl door Liungshi naar het
front gebracht, om de aan
vallen van Chineesche zijde
tot staan te brengen
De burgemeester van Duiven, baron
Van Dorth tot Medler, herdacht Woens
dag zijn 40-jarig ambtsjubileum. Loco
burgemeester J. H. N. van Sadelhoff
feliciteert den jubilaris
Luitenant-kolonel E. C. de Haan, die
benoemd zal worden tot commandant
van het korps rijdende artillerie te
Arnhem