ZONDERLINGE LEVENS
op sLot
Groot ORANJE-BAL
Algemeene Friesche
Levensverzekering-Mij.
Dubbele garantie voor alle verzekerden
Groot- Noordhollandsche
van 1845
Litteraire
Kaïitteekeninsieii.
HudSOII TeVap'lane
Mercedes
Ed. Kimman Co.
7 X T E R D A G 30 A P R I E 193!?
TT A ARE EM'S DAGBLAD
De vermakelijke avonturier.
ALS zoo vele buitenlanders die Holland
bezochten het met nadruk verzeke
ren, zullen wij het maar gelaten
(natuurlijk: gelaten) aanvaarden:
goed dan de Hollandsche burger is nuch
ter; hij verschanst zich bij voorkeur in z'n
huiselijke degelijkheid. Frederik de Groote
noemde hem het prototype van den flegmati
cus. de Pilati keek zich de oogen uit naar de
gelijkmoedige burgers voor hun huizen-als-
burchten en Alfred Kerr zag zelfs in de reu
keloosheid van de tulp het symbool der Hol
landsche onbewogenheid.
Maar zoo nuchter, zoo degelijk zoo onbe
wogen kan de Hollander niet zijn of ook hij
heeft, diep in zijn hart, een heel heimelijk
verlangen naar een zwerftocht buiten de ge
oorloofde paden der strikte deugdzaamheid,
al is het er maar een in den geest; naar een
kleine libertinage der fantasie, naar een
schelmsch avontuur op papier. De talrijke
drukken het waren er 8 in een halve eeuw,
een niet gering succes voor een zeventiende-
eeuwsche pennevrucht die Nicolaas Hein-
sius' schelmenroman beleefde, zijn er om het
te bewijzen.
Anno 1695 verscheen bij den boekverkooper
Pieter van Reyschoten te Amsterdam de Hol
landsche picareske, waarvan de titel ai even
merkwaardig was als inhoud en schrijver:
„Den Vermakelyken Avanturier, ofte de wis
pelturige, en niet min wonderlyke Levens-loop
van Mirandor; Behelsende verscheide klug-
tige en vermakelyke Bejegeningen, wonderly
ke Toevallen, aangename Amourettes ofte
Vryeryen en nuttelyke aanmerkingen op den
he'dendaagschen Wereldloop; strekkende tot
aanwysinge en bestraffinge der meest in
swang gaande lasters, swakheden en sotter-
nyen van veelderley standpersonen".
De schrijver ervan was Dr Nicolaas Heinsius
Jr., een fantast, een zondeling, een zwerver,
een snoever, misschien wel een kwakzalver en
volgens sommigen zelfs een „slecht sujet".
Hij deed z'n snaaksch schriftuur onder de ini
tialen N. H. verschijnen, maar kan toch niet
nalaten, in het relaas van één zijner speelsche
wederwaardigheden z'n identiteit te verraden.
Waar hij een Leuvensche schoone bejubelt,
verzekert Heinsius den lezer „dat haar mond
van een nectar bedouwt wierd", waarbij ver
geleken de Atheensche honing zoo bitter was
als de kleine pillen van doctor Hs.
Nu, die geheimzinnige doctor Hs was
de brave Heinsius in eigen persoon, die ook op
medisch gebied van zich had doen spreken.
Sommigen scholden hem botweg voor een
kwakzalver, die in verschillende geschriften
geheime geneesmiddelen of arcana aanprees,
..dienende tot genezing van verscheide zware
en voor ongeneesbaar gehouden qualen en
ziek tens", zooals de podagra en de jicht. In
een Paracelciaansch alehemisten-latijn wer
den z'n wondere artsenijen den volke kond
gedaan: het aurum potabile, het aurum des-
tructum, het arcanum anti-podagricum
Och, al die geheimzinnigheid in de genees
kunst was in die dagen niets bijzonders: zelfs
een beroemd man als Van Beverwijck, die toch
tot de meer verlichte geneeskundigen gere
kend kan worden, achtte zelfs den Invloed van
bovenaardsche krachten, vooral van Saturnus,
van het grootste belang voor de genezing.
Maar de „sugt voor soet gewin" was onzen
Heinsius stellig niet vreemd, al zou het teveel
gezegd zijn, hem te rekenen tot het soort van
aesculapen, welks recepten-keur door Bonte
koe tot een drietal werd beperkt: lo. de visite;
2o. het soete discours; 3o. de tijd
Heinsius-zelf beweerde dat tallooze genees-
heeren uit Zweden, Denemarken en Polen zijn
arcana ontboden en vele vorsten, graven en
souvereinen hem d'eere deden hem dagelijks
hun glorieus en dierbaar leven te vertrouwen.
Maar snoeven deed doctor Heinsius wel
eens meer en zijn bittere pillen waren inder
daad vermaard.
Een die den roemer mint...:
IVF ICOLAAS stamde uit een Vlaamsch ge-
slacht, dat ten tijde van Parma's over
winning naar Holland was gevlucht, beducht
voor de geloofsvervolging die het vanwege z'n
Calvinistische gezindheid te wachten stond.
Daniël Heinsius, de grootvader, die al op 18-
jarigen leeftijd aan de Leidsche universiteit
een leerstoel bekleedde, was de zucht naar het
vermakelijk-avontuurlijke ook niet zoo geheel
en al vreemd geweest. Jan ten Brink teekent
aan, dat de Leidsche professor van zijn in
genomenheid met glazen en bekers blijk gaf
door in 1614 een hymnus ofte lofsanck van
Bacchus aan te heffen, „een duidelijk bewijs,
dat hij den Wijngod met vrome devotie placht
te eeren". En met Cupido stond de geleerde
blijkens zijn zang op „Het Ambacht van Cu
pido" al op even goeden voet. Maar dat was
alles nog maar studeerkamer-speelschheid
van een levenslustig taalgeleerde.
Zoon Nicolaas Sr. genoot de lichte geneug
ten des levens meer metterdaad en betaal
de ze met een zorgelijken ouden dag. Hij, ge
boren zwerver, had de verleiding niet kunnen
weerstaan, het Zweedsche hof te frequentee-
ren. waar de beroemde Christina een tijdlang
de bloem van Europa's intellect om zich ver
zamelde. Hugo de Groot verkeerde er, een Des
cartes en een Pascal insgelijks. Het was in
Christina's dienst, dat de Latijnsche dichter
en filoloog Heinsius Europa doorreisde om
voor zijn koninklijke beschermster hand
schriften en munten op te koopen, een kunst
zinnige negotie, waaraan hij 30.000 te kort
schoot. Ten Brink meent te oordeelen naar
Nicolaas' liefdesbetrekkingen met de bevallige
maar geslepen Zweedsche, Margareta Wullen,
terecht dat de frivole Heinsius aan het
Zweedsche hof nog heel wat anders dan on
schuldige hoffelijkheden leerde. Heinsius had
Margareta een trouwbelofte gedaan en de
moeder van zijn twee zoons dacht er niet aan
hem daarvan te ontslaan. Mocht Heinsius nog
Dr. NICOLAAS HEINSIUS Jr.
eenige neiging hebben gehad z'n woord ge
stand te doen, dan zouden de inlichtingen,
die z'n vriend Isaak Vossïus omtrent de zeer
twijfelachtige reputatie van de schoone
Zweedsche had verstrekt, hem er wel van b
ben doen terugkomen.
Ja, heusch. «r
zijn automobilisten,
die hun wagen niet
afsluiten als ze hem
onbeheerd laten' staan
Ideaal, zooietsvoor los
loopende jongens om zoon
auto even te „leenen" voor 'n
„vrooliiken avond 1"
En wat erop volgt?PoliUe
rechtbank
Brengt hen niet in verleiding: «luit uw
«ruto al II
De vennakelijke avonturier.
Acht jaar lang duurde het proces en toen
de echt. zij het dan niet in de kerk maar ten
stadhuize, voltrokken was, vertrok moeder
Margareta in 1665 met haar zoon Nicolaas
Heinsius Jr., onzen vermakelijken avonturier,
naar Zweden, tot groote opluchting van vader
Heinsius,
Doodslag bij den Wagenbrag.
"J^" ICOLAAS studeerde aan verschillende
1 Duitsche universiteiten en behaalde den
graad van doctor in de geneeskunst en de
filosofie, waarna hij naar Nederland terug
keerde om z'n vader, die in Vianen een terug
getrokken leven leidde, geld uit den zak te
kloppen onder bedreiging van moord en dood
slag. Ja, hij was net zoo'n rare snaak als de
hoofdpersoon van z'n schelmenroman, Miran
dor, wiens lotgevallen wemelen van pistool
schoten en degenstooten. Nicolaas kon er uit
ervaring van meespreken: hij woonde als
practiseerend geneesheer in Den Haag, teen
hij op een avond bij de Wagenbrug, in gezel
schap van twee vrienden, werd lastig gevallen
door twee slagersgezellen. Wat er precies ge
beurde verhaalt de geschiedenis niet, maar
zeker is dat er een vechtpartij ontstond, waar
bij een der beide vleeschhouwersknechten het
leven liet en dat den volgenden dag Nico
laas Heinsius Jr. met de noorderzon was ver
trokken. Het Hof van Holland veroordeelde
den voortvluchtige wegens manslag tot den
ban en confiscatie van z'n goederen.
rijs, waar hij naar de gunst van Colbert dingt,
dan weer trekt hij door Duitschland en Enge
land om er zijn wondere arcana te koop aan
te bieden, waarmee hij in zijn onderhoud
voorziet. Als hem ter oore komt. dat de vrome
Christina van Zweden, in wier dienst zijn va
der zulke belangrijke curiosia kocht, zich met
een gansche hofhouding in Rome heeft geves
tigd. ijlt hij daarheen om. zoogenaamd met
een aanbeveling van zijn vader op wiens aan
raden hij tot het Katholieke geloof beweerde
te zijn overgegaan, te dingen naar een betrek
king van lijfarts.
Misschien dank zij z'n medische geleerdheid,
mogelijk ook door listige beminnelijkheid,
verwierf hij den begeerden post inderdaad. De
geneeskundige doctor van Lewen stemde z'n
lier wel wat erg hoog. toen hij jubelde:
„Sy (Christina) sag, verheugd, door U dat
waardig ambt bekleeden.
Door 't welk haar prachtig hof een
nieuwe luyster kreeg.
Haer dagt dat sy haer gonst niet beter
kost besteden
Als aan U voor wiens naam het Choor
der Muzen neeg."
Bijna had Pa Heinsius „het prachtig hof"
van dien „nieuwen luyster" beroofd, toen hij
z'n vroegere beschermster verslag uitbracht
van het jammerlijk gedrag van zoon Nicolaas.
Maar de lijfarts bleef in „z'n waardig ambt"
tot 1678, in welk jaar hij het vanwege den
financieelen nood waarin Christina begon te
verkeeren, raadzaam achtte een gefortuneer-
der vorst te vinden, die hem z'n glorieus en
dierbaar leven toevertrouwen wilde. Acht jaar
waakte hij voor de gezondheid van den Keur
vorst van Brandenburg in Cleve, waar hij z'n
voornaamste geneeskundige geschriften sa
menstelde.
In 1695 keerde hij terug naar de Republiek
en vestigde hij zich metterwoon in Culemborg,
in welke vrijstad de bankroetiers zich buiten
het bereik van het gerecht plachten te hou
den en dus Heinsius zich veilig wist.
Een jaar tevoren had hij nog Willem in eer-
biediglijk om gratie verzocht: maar evenals
op zijn in 1704 geschreven ..Deductie", waai'in
hij zich trachtte vrij te pleiten van het Haag-
sche misdrijf werd er ..quaet advies" op gege
ven. Zijn Deductie was waarschijnlijk zijn
laatste geschrift, zekerlijk z'n laatste levens-
teeken. Aangenomen wordt dat hij te Vianen
overleed, als een vergeten man.
Voorgangers van Mirandor.
IJN vermakelijken avonturier Mirandor
was een langer leven beschoren. De Hol
landsche schelmenroman werd, al was hij niet
de eerste in zijn soort, gretig gelezen. Het pu
bliek was maar wat belust op de zonderlinge
wederwaardigheden van zulke picaro's, van dat
bonte, lichtzinnige volkje, dat bedelt, zwerft,
mint, steelt, zwendelt, duelleert en vóór alles
den boert liefheeft.
Heinsius had illustere voorbeelden ter na
volging: misschien had hij in de studeerkamer
van zijn filologischen vader zich wel heel hei
melijk vermeid in de obscene tafereelen van
Petronius' Satyricon. Maar zeker kende hij
Aleman's „Guzman d'Alfarache", de wonder
lijke avonturen van lustige bedriegers, groote
gauwdieven, waaghalzen bij nacht en vaders
van den jok, en Mendoza's „Leven van Laza-
rillo", waarvan in 1579 reeds een Nederland-
sche vertaling verscheen en waaraan Breero
stof voor zijn „Spaensche Brabander" ont
leende. Ook de beroemde „Roman Comique"
van Scarron zal hem wel niet onbekend zijn
geweest: Scarron. dat kleine door rheumati-
sche pijnen ineengekrompen monster, dat na
een stormachtig en bandeloos leven, lichame
lijk een wrak, nog een rustige levensavond
beschoren was, dank zij de liefdevolle zorg van
z'n vrouw Mile. d'Aubigné, die later als Ma
dame de Maintenon van zich zou doen spre-
zijn schepper, beroepen op veelbelovende
antecedenten: zijn vader, een eenvoudig kleer
maker diende Bacchus met even onverdroten
ijver als zijn moeder het Venus deed. Na den
dood van zijn vader ving hij het leven aan van
een waren schelm; Mirandor had twaalf am
bachten en dertien ongelukken en diende de
zonderlingste sinjeurs, gelijk het in een schel
menroman behoort. Tot zijn eer moet gezegd
worden, dat hij maar ééns stal. Maar de min
bedreef hij natuurlijk onophoudelijk. Het was
de Leuvensche schoone Lsabella. die z'n hart
in vuur en vlam zette. Vergezeld van enkele
muzikanten zingt hij z'n Dulcinea bij het lok
kend snarenspel van luit en gambe een smach
tend liefdeslied toe:
.Komt, Venus soon
Komt, magtigste der Goón.
En singt dees' droeve toon
Haar sagt in d' ooren.
Segt, Schoone laaf
Doch met een kus uw slaaf
So werd door deze gaaf
Sijn siel herbooren."
Maar een schelm moet blijven smachten;
dus zwerft de minnaar verder: en op z'n vele
tochten ontmoet hij de raarste snaken: een
tafelschuimer, die ongenood een feestmaal
meegeniet; een dansmeester, die Mirandor wil
leeren hoe men dansend schermen en scher
mend dansen kan en met een stortvloed van
woorden deze schoone kunst van het „courant
defensief en offensief ofte een manier van
dansen en vegten tegelijk" aanprijst; een zon
derlinge reiziger, die aan Lodewijk XIV het
geheim verkoopen wil. hoe Holland en Enge
land tegelijk te veroveren met een leger op
.kurken schoenen. Inmiddels zoekt Mix*an-
dor ijverig naai' de verblijfplaats van z'n
nieuwe geliefde, z'n Clarice, laat hij zich om
den tuin leiden door een bekoorlijke dame die
hem in handen speelt van struikroovers, strijdt
hij verwoed met mede-minnaars, terwijl Cla
rice met een ander verloofd heet en ontmoet
hij nog een beeldschoone Zeeuwsche alle
vrouwen in schelmenromans zijn beeldschoon
Rosamire gcheeten. die de minnares van
zijn broef blijkt te zijn. Maar in het zesde boek
van het tweede deel krijgen ze elkaar, Miran
dor en Clarice. Als Clarice niet lang daarna
overlijdt, keert Mirandor eenzaam naar Hol
land terug.
En de vermakelijke avonturier neemt af
scheid van den welwillenden lezer met de
woorden:
..Ziet hier. waarde lezer, hetgeen ik u van
mijn levensloop heb willen berigten en dewyl
my het stilzitten en myn Vaderland nu weder
om begint te walgen, en ik ook niet gelooven
kan, dat het onstandvastig geluk my alleenlyk
Daarna duikt de dolende avonturier in I ken.
veler heeren landen op: nu eens is hij in Pa- Heinsius' Mirandor kon zich, evenmin als
ZATERDAG 50
AVOND
APRIL PRINSESSE-
in „LI DO".
in een der feestelijk versierde
bovenzalen. - Orkest „THE HARLEM
KINGS". - Muziek - Zang en Dans.
Bespreekt tijdig Uw tafel voor ons
speciaal PRINSESSE-DINER
ƒ1.75 en la carte.
Orkest LOUIS FRANK.
R. H. DE HOOG,
v.h. Dir. Rest. „La Réserve", A'dam.
(Adv. Ingez. Med.)
Burmaniahuis Leeuwarden
van Brienenhuis
Amsterdam
(Adv. Ingez. Med.)
A. G. van Kranendonk. Shakespeare
en zijn tijd. Amsterdam. Quérido.
Een doorwrochte studie over Shakespeare,
zijn tijd en zijn tijdgenooten in een vorm te
gieten, die ook voor den gewonen lezer aan
trekkelijk wordt.... ziedaar een opgaaf die
de heer Van Kranendonk op gelukkige wijze
met dit boek heeft opgelost. Dat het van
een uitgebreide kennis van Shakespeare's le
ven en arbeid blijk geeft dat diens tijd en
omgeving den schrijver buitengewoon ver
trouwd zijn.... het lijken kleurlooze ge
meenplaatsen, die echter volkomen verant
woord zijn. Dat een wetenschappelijk be
oefenaar der Engelsche letterkunde boven
dien zijn stof zoodanig beheerscht dat hij ook
den simpelen belangstellende er mee, weet
te boeien, zonder, in den ongunstigen zin, te
populairiseeren is de lof die dit werk toe
komt en die het hier gaarne wordt toege
bracht.
Een aantal der tooneelstukken van
Shakespeare is den Hollanders zoo vertrouwd,
dat een beschouwing van hun wording en in
houd hun niet onwelkom wezen kan en het
beeld, dat de schrijver schetst van het Londen
in Shakespeare's dagen, van het tooneel in
dat millieu en van de schrijvers die daarvoor
werkten is levendig genoeg, om hun belang
stelling over drie honderd bladzijden gaande
te houden.
Na een inleiding over het land onder de re
geering van Elisabeth en een uitvoerige
schets van het Stratford-on-Avon waar de
dichter geboren werd en zijn jeugdjaren door
bracht. komt de schrijver tot zijn beschou
wingen over de tooneeltoestanden en de spe
lers en schrijvers der hoofdstad en onderwerpt
daarna het dichtwerk van Shakespeare aan
een interessante beschouwing.
Van de vroeger wel eens vernomen idee die
een deel van het oeuvre aan Shakespeare's
vaderschap onttrok vernemen we, voor zoover
ik kan nagaan, niets meer. De authenticiteit
van het geheel en de historische zekerheid
omtrent den persooi van den dichter schij
nen thans wel niet meer voor aanvallen vat
baar. In dit opzicht is wel van belang het
hoofdstuk dat aan de beide auteurs Shake
speare en Ben Jonson gewijd is. Jonson.
wiens Volpone in het jongst verleden ook in
Holland gespeeld is. schijnt een moeilijk man
geweest te zijn. maar die voor S. een groote
bewondering had en in „de nobele verzen aan
zijn nagedachtenis gewijd de profetische
woorden gesproken heeft: He was not of
an age but for all time" hij leefde niet voor één
tijd, doch voor alle tijden'. Jonson was ge
leerder dan Shakespeare maar minder artist,
en daar zij als vrienden met elkaar omgang
konden houden is het natuurlijk dat zij op
elkander invloed uitoefenden zonder van den
weg. dien ieder zich gekozen had, af te wij
ken. „Het is opmerkelijk dat Jonson, die met
haast iedereen ruzie zocht, Shakespeare al
tijd de grootste achting en genegenheid bleef
toedragen."
Als typen liepen beide schrijvers echter
wel zeer uiteen. Waar Shakespeare om zijn
vriendelijkheid en voorkomendheid steeds ge
roemd wordt heet het van Jonson dat hij
„was niet alleen trotsch op zijn talenten, zijn
geleex-dheid. maar in hooge mate arrogant, al
tijd openlijk minachting voor anderen te
kennen gevendeen hard en grimmig realist,
dogmatisch en didactisch, vast overtuigd van
de alleen-zaligmakende waarheid van zijn
eigen eenzij digen levenskijk, die hem niet
toeliet een zaak van verschillende kanten
te bezien".
Het portretje hier van Jonson geschetst is
niet flattant, doch de schets zelve typeex-t de
onderhoudende, tevens zakelijke wijze waar
op de auteur van dit boek zijn lezei-s in zijn
materie verplaatst en ze ongetwijfeld op
Shakespeare en zijn kring eexx verhelderend
licht doet werpen.
P. H. Ritter Jr., De zwerver
nxet de tooverfluit. Utrecht. De
Haan's Uiig. Mij.
Voor deze uitgeefster, die van de Sprookjes
en Vertellingen van Andersen pas eeix twee
de. goedkooper editie in het licht zond. is
deze bewerking van Anderen's autobiografie
een gewenschte aanvulling.
Andersen's leven wordt door Ritter naver
teld op een wijze die den sprookjesdichter
welgevallig zou geweest zijn; men zou de
betrekkelijke naïeveteit waarmee Andersen
.Mit Livs Eventyr" te boek stelde ongaarne
willen missen noch den geest van het begin-
negentiende eeuwsche denkleven ontberen,
waar Andersen's Wandex-jahre hem met
Goethe. Heine en de gebroeders Grimnr, niet
kunstenaars als Thorwaldsen, Rachel en
Jenny Lind in contact brachten. Men moet
het juiste gevoel voor de romantiek van dien
tijd hebben; mist men dat. dan zal het
verhaal iets zoetelijks krijgen dat voor den
machinemensch van tegenwoordig alleen nog
wellicht in het sprookje zelf te genieten
valt. Maar Andex'sen's leven is immei-s zelf
al haast een sprookje zooals hij het vertelde
en Ritter het xxavertelt. En we komen toeval
lig alweer langs Shakespeare, want als Hans
Christian Andersen, nog jong, zijn vader ver
liest en bij een dominées-weduwe in huis
komt, krijgt hij daar dien dichter in han
den en verslindt zijn drama's, organi
seert Shakespeare-vertooningen in zijn pop
pentheater. ziet den geest van Hamlet en
leeft op de heide met King Lear. Daarna gaat
hij zelf een tooneelstuk schrijven en hij zal
dat naar hij meent zeker beter doen
dan Shakespeare. Dat is het nog aairzeleixd
begin van een dichterleven.
Het woi'dt oixs verder verteld met alle in
teressante ontmoetingen, reisavonturen suc
cessen en tegenslagen die in dien tijd van
postkoetsen en pruiken, van hoofschheid en
overgevoeligheid zich konden voordoen, en
men leest de vertelling met belangstelling
voor den sprookjesman, dien de litteratuur
een genre zou scheppen, waax'in hij een on
betwist meester zou blijven.
Olaf de Landell. Spiegel aaxx de
wand. Rotterdam. Brusse.
Na Shakespeare en Andersen, Olaf de Lan
dell. Die een roman schreef met als achter
grond alles wat zich in een schoonheidsin
stituut kan afspelen. Eerlijk gezegd interes
seert ïxxij dat voor geen sou. als het niet zóó
verteld wordt, dat de vrij ordinaire materie
boven haar eigen peil wordt uitgetild En dat
is hier niet het geval. Het kan voor den ernst
en den goeden wil vaix den schrijver pleiten,
dat hij bij een met name genoemde en met
dank overladen schoonheids-specialiste zijn
laxxip is gaan aansteken, voor zoover het vak
technische uitdrukkingen en usanties be
treft. zijn geschrift wordt daardoor niet
minder geschrijf, zooals bij bosjes geprodu
ceerd wordt. Wie zich voor die fraaie insti
tuten interesseert wordt over dezel-
ver inrichting, exploitatie, winstmogelijkhe
den, bezoeksters, etc. op allerlei wijze inge
licht.
Men moet daar erg nieuwsgierig naar zijn
om den ax'beid, aan het boek besteed, te waar-
deeren. „Blijf liever gezond" is het eenige wat
men den ovexigen meixschen zou willen toe
fluisteren.
J. H. DE BOIS.
2 cyl. D K W 4 cyl.
N.V.Haarl. Rijwiel Automobiel Mij.
Zijlweg 35 - Haarlem - Telef. 11906
(Adv. Ingez. Med.)
voor zoo korten tyd myns levens tot een voor
werp van syn wonderbare vex-andering heeft
willen verkiezen, twyfel ik niet, of het zelve
zal xxxy stof geven om u mogelyk met een ver
volg van myn verderen levensloop nog 't eenl-
ger tyd te konnen vermaken."
Nu, dat vermakelijke vervolg verscheen
nooit. Wel beschreef Heinsius de schelmsche
avontureix van Don Clarazel de Gontarnos en
diexxs schildknaap Gandales, een zeer vrije be-
wex-king van du Verdier's „Chevalier Hipocon-
driaque", maar roem heeft deze tweede pica
reske hem xxiet gebracht.
Met z'n „vermakelijke avanturier" Miran
dor had Nicolaas Heinsius, wiens leven min
stens zoo schelmsch was als de schelmachtig
ste schelxnenroman. Holland een Don QuI-
chotte of Gil Bias gegeven.
C. J. E. DINAUX.
N.V. Levensverzekering Maat
schappij „Utrecht".
Totaal verzekerd bedrag ruim 428 milliocn*
dividend 12.6%.
Aan het jaarverslag ontleenen we het vol
gende:
Bedrijfsresultaten.
Met voldoening wordt vastgesteld, dat de
financieele uitkomsten vaix het boekjaar
zoowel als de toestand waarin de maat
schappij verkeert redenen geven tot groote
tevredenheid.
In 1937 werden afgesloten:
overeenkomsten van levensverzekering
f 32.213.179,-. rente-contracten gekapitali-
seex-d met 10 ƒ8.323.710.—. totaal f40.536.889
terwijl vervielen aan levensverzekering-con
tracten door overlijden, beëindiging, afkoop,
wanbetaling, wijziging en andere oorzaken
f 20.348.549.— en aan rente-conti'acten geka
pitaliseerd met 10 f 3.881.210.—. Door valuta
wijziging vermindeixle het verzekei'd bedrag
bovendien met f 24.855.084.Het totaal
verzekerd bedrag op ultlino December 1937
bedroeg derhalve inclusief herverzekering
f 428.335.017.— (f 436.882.971
De wiskundige x'eserve met inbcgi'ip van
herverzekeriixg steeg van f 125.071.820.tot
f 128.359.038.— deze x'eserve werd extra
vei-sterkt met f 149.0.42.— o.nx. ten gevolge
van wijziging ln de methoden en grondsla
gen voor de berekening.
De gemiddelde rentevoet voor de geheele
maatschappij bedraagt 3.58 pet
De werkelijke gemaakte gemiddelde rente
bedroeg 4.41 pet., ixetwelk nog een aanzien
lijke xxiarge overlaat.
Aan vex-zekerden met recht op aandeel ln
de winst kon wederom een bedrag van
f 736.075.— ten goede komen, zoodat in het
laatste 13-jarig tijdvak. 19251937 een totaal
bedrag van ruim acht en eexx kwart mil-
lioen gulden aaxx deze verzekerden ten goede
kwam, waardoor jaarlijks het ver-zekex-d be
drag met 1 pet. kon worden verhoogd.
Nadat van de extx*a-reserve de overschrij
ving voor extra toevoeging aan de wiskun
dige reserve heeft plaats gehad en de ver
liezen op beleggingen zijn afgeschrevexx. be
draagt deze na de toevoeging uit de winst
over het afgeloopen boekjaar inclusief de
waai-borgreserve f 7.570.307.86'.
Over 't volgestorte kapitaal van f 1.800.000
woxxlt een dividend gedeclareerd van 12 6 pet.
Het voordeelig saldo bedraagt f 2 003.950.84,
(f 3.120.093.17K-).
Eerste Ncclerlaiulsche had een
«oe<l jaar.
Productie bereikte een record.
Aan het jaarvei'slag ontleenen we het vol
gende
In de heden gehouden Algemeene Verga
dering van Aandeelhoudei'.s van de Eerste
Nedei'landsche Verzekering-Maatschappij op
het Levexx en tegen Invaliditeit N.V.. geves
tigd te 's-Gravenhage. bracht de directie
verslag uit over het op 31 December 1937 ge-
eindigde boekjaar.
De productie bedroeg f 41.948.123.(het
hoogste ci.jfer door de maatschaopij in eenig
jaar behaald) tegenover f 29.639.905.in
1936. De i'oyenxexxten waren in 1937 belang-
rijk lager dan in het vorige boekjaar. De
vooruitgang bedx-oeg f 23.660.570.tegen
f 11.887.950 ln 1936. Het verzekerde bedrag
steeg tot f 318.467.850.
De premiereserve is berekend naar de netto
methode. Zij steeg met f 12.423.141.van
f 90.556.309— tot f 102.979.450.—. De gemid
delde rente, waarnaar de premiereserve be
rekend is, bedraagt 3.80 pet. De door de
maatschappij van hare beleggingen gemid
deld gekweekte rente bedroeg 4.63 pet., zoo
dat er xxog een zeer ruime marge aanwezig is
tusschen berekende en werkelijk gekweekte
rente.
De extra-reserves bedragen, nadat daarvan
f 138.185.48 voor afsohrijving is ontleend en
f 206.572.68 aan winsten is bijgeschreven
f 8.118.387.20. Hiervan woi'dt overgeboekt
naar de reserve voor omrekening der premie
reserve f 2.893.387.20. zoodat de extra-reserve
per 31 December 1937 f 5.225.000.— bedraagt.
De speciale reserve in verbaixd met de voor
genomen herziening van de grondslagen der
premiereserve wordt dan. nadat uit de extra-
reserve een bedrag van f 2.893.387.20 en uit
het saldo der verlies- en winstrekening een
bedrag van f 606.612.80 Is toegevoegd
f 5.000.000.—.
De bedrijfsresultaten waren wederom gun
stig. De verlies- en winstrekening sluit met
een batig saldo van f 1.131.352.79. Hiervan
wordt overgebracht naar de reserve voor
omrekening der premiereserve f 606.612.30.
Aan de met aandeel in de winst verzeker
den wordt f 216.250— uitgekeerd.
H«t dividend is bepaald op 25 pet.