De doopplechtigheid in de
Groote Kerk.
FIJNPROEVERS??
Het onafwijsbaar nut
DONDERDAG 12 MEI 1938
HAAREEM'S DAGBLAD
5
In de Groote Kerk.
SLECHTS wat groen van groote konings
varens is rondom den gebeeldhouwden
voet van den preekstoel gegroepeerd en op
de plaats waar de heilige handeling aan
stonds zal worden voltrokken ligt een smaak
vol tapijt, dat het geluid van schreden dempt
en in kleur wonderwel overeenstemt met het
hout van banken en kansel en van de doop
vont.
Van de tribune af gezien, waar ons een
plaats is toegewezen, is dit kleine gedeelte
van de groote ruimte een pleisterplaats voor
den blik. Daaroverheen welft zich de wijde
overhuiving van de drie halbeuken, links
staan de zware pijpen van het orgel in har-
manisch op- en afgaande rijen, rechts rijst
het hooge kerkkoor, waarin de zangers op
een afzonderlijke houten tribune hebben
plaats genomen en op den achtergrond gloort
de zilvergrijze lichtval door de effen ven
sters. Heel de plechtigheid, waarvoor deze
schittering van uniformen zich in dit gebouw
den dienst des Heeren gewijd, heeft samen
getrokken, waarvoor de ruischende stilte zoo
huiverig rondom de zware kolommen hangt
en tusschen de ernstige gewelven deint, heeft
één enkel middelpunt, gewijd en eenvoudig:
de kleine doopvont, die onder de schaduw
van den donkeren preekstoel wacht en het
water draagt, waarmee Prinses Beatrix den
doop zal ontvangen.
De verdeeling der plaalsen.
-rn> ECHTS naast den preekstoel waren vier
-II»- zetels geplaatst. In het midden zaten
Prins Bemhard en Prinses Juliana.
Naast den Prins zat zijn moeder, Prinses
Armgard en naast Prinses Juliana de Ko
ningin. Recht voor den preekstoel waren de
zetels voor de vijf peten. In het midden zat
koning Leopold, rechts van Zijne Majesteit
Prinses Alice en naast deze Hertog Adolf
Friedrich van Mecklenburg. Links van den
Koning zat de Vorstin van Erbach-Schön-
berg en vervolgens Gravin Kotzebue.
Achter deze vijf zetels stonden nog vier
stoelen, waarop gezeten waren Graaf Kotze
bue, de Hertogin van Mecklenlburg, Prins
Asohwin en Prinses Helena van Erbach-
Schönberg.
De kerk zelf was geheel gevuld met vele
hooge autoriteiten uit den lande.
Voor het aanwijzen der plaatsen deden
kamcrheeren als ceremoniemeesters dienst,
bijgestaan door officieren van het garnizoen
te 's-Gravenhage, die als orde-commissaris
sen fungeerden. Ook leden van het college
van collectanten deden dienst als orde-com
missarissen, terwijl de commiezen-griffier
der Eerste- en Tweede Kamer de Kamerle
den naar hun plaatsen geleidden.
De chef van het kabinet van den minister
van Buitenlandsche Zaken, jhr. mr. G. C. J.
van Reenen, bijgestaan door eenige ambte
naren van dat departement, was belast met
de aanwijzing van de plaatsen, bestemd voor
de leden van het corps diplomatique en hun
dam i.
Hef binnentreden van den
Koninklijken Stoet.
p RINSES JULIANA en Prins Bemhard
werden bij de deur der kerk ontvangen
door den opperkamerheer, mr. W. J. Baron
van Lynden en door R. A. Baron van Har-
denbroek, kerkvoogd der Ned. Hervormde ge
meente en commissaris der Groote Kerk.
Even verder, bij den ingang der consistorie
kamer, stond een commissie uit den kerke-
raad om de vorstelijke personen te begroe
ten. Het waren ds. H. J. Dijckmeester, voor
zitter van den kerkeraad, dr. W. J. de Wilde,
scriba, jhr. mr. J. M. M. van Asch van Wijck,
advocaat-diaken en de heer L. Slagter,
ouderling.
Ook de Koningin, de Koning der Belgen en
de overige vorstelijke personen, die met Hare
Majesteit naar de kerk waren gereden, wer
den door deze commissie ontvangen en naar
de consistoriekamer geleid.
De eerste kamerheer-ceremoniemeester,
jhr. A. G. Sickinghe, stelde hier den stoet op.
Toen de deuren van de consistoriekamer
opengingen, schreed de vorstelijke stoet, voor
afgegaan door Hare Majesteits oppercere-
moniemeester. Graaf Du Monceau. langzaam
de kerk binnen. Bij den preekstoel stonden
kamerheeren gereed om allen naar hun zetels
te geleiden.
Allereerst kwamen Z.M. Koning Leopold
en H.M. de Koningin, daarachter Prinses
Armgard. Prinses Alice en de Hertog van
Mecklenburg, vervolgens de Vorstin van Er-
bach-Schönberg. Gravin Kotzebue en Prins
Aschwin. daarachter de Hertogin van
Mecklenburg, Prinses Helena van Erbach-
Schönberg en Graaf Kotzebue.
Prinses Juliana en Prins Bemhard sloten
den stoet.
Prinses Beatrix bleef in de consistorieka
mer achter, toevertrouwd aan de zorgen van
mevrouw Snouck Hurgronje. Dame du Palais
van de Koningin' en dienstdoend grootmees
teres van Prinses Juliana.
Ondertusschen had ds. E. H. Blaauwen-
draad den preekstoel beklommen. De beide
dienstdoende ouderlingen, de heeren L. Slag
ter en F. J. G. Furda, hadden eveneens hun
plaatsen ingenomen.
Het ,,Excelsior-koor" deed zich hooren en
vol en krachtig klonken de woorden van den
lofzang: .Lof zij den Heer, den almachtigen
Koning der eere" door de gewijde ruimte.
Toen klonk de stem van den voorganger,
het votum uitsprekende, gevolgd door de
zegenbede
Genade zij u en vrede van Hem, die is, en
die was. en die komen zal. Amen.
Hierop verzocht ds. Blaauwendraad de ge-
meente het eerste vers van Psalm 100 te zin
gen, onder welken zang tweemaal gecollec
teerd werd voor de armen der gemeente en
voor de kerk.
Vervolgens las de predikant voor Marcus 10
verzen 13 tot 16. een gedeelte uit het bijbel-
sche verhaal, waarin de kinderen tot Jezus
gebracht werden en de bekende woorden
door Jezus gesproken werden: „Laat de kin-
derkens tot Mij komen, en verhindert ze niet,
want derzulken is het Koninkrijk Gods".
Toen ging de predikant voor in gebed, waar
na hij zijn preek uitsprak.
vraagd wordt voor Haar en voor Haar vor
stelijke Ouders en Grootouders, terwijl onze
gedachten tevens uitgaan naar hen. die heen
gingen, maar die thans in den geest met ons
zijn.
En dat onze aandacht gevraagd wordt voor
hen, die als peten of familieleden aan de
plechtigheid zullen deelnemen.
En dat onze aandacht wordt gericht op al
len, die aanwezig zijn, en daardoor de be
langrijkheid van deze plechtigheid vergroo-
ten.
Daarom leeft in ons aller hart de bede, dat
God hunne koninklijke hoogheden Prinses
Juliana en Prins Bernhard een rijken zegen
moge schenken, nu zij hun dochter Prinses
Beatrix aan Hem mogen opdragen.
En de bede, dat God Hare Majesteeit onze
Koningin en hare hoogheid Prinses Armgard
in dien zegen doe deelen.
En de bede, dat Gods geest dien zegen doe
neerdalen over alle aanwezigen en over heel
ons volk. dat in oprechte belangstelling met
dezen bijzonderen dienst meeleeft.
En te meer blijft ook daardoor onze volle
aandacht gericht op de bediening van het
sacrament. En daarom is het dat wij een
woord Gods als een inleiding daarop en als
een uitlegging daarvan willen doen vooraf
gaan. Dat woord vonden wij in 1 Johannes
4 8b: God is liefde.
God is liefde. Om de beteekenis van dit
machtige woord eenigszins te benaderen moe
ten we wel beginnen met ons te realiseeren,
dat het een waagstuk is het uit te spreken.
Het past niet bij de ervaring, die wij opdeden
van de wereld, die toch door God is geschapen
en door Hem wordt geleid.
Maar de Bijbel is daar niet bevreesd voor.
En daarom niet bevreesd voor. omdat het niet
oppervlakkig wordt gezegd. Johannes, die dit
schrijft, kent de volle werkelijkheid van het
leven, maar ziet ook een andere werkelijkheid,
zooals blijkt uit het vers, dat er op volgt. En
die andere werkelijkheid is Christus. Hem
kent hij en Hem ziet hij. En als hij op Hem
ziet, dan waagt hij het te zeggen: God is liefde.
En dan kan niets daar verandering in bren
gen. Ook niet het feit, dat de wereld die liefde
van God niet heeft begrepen. En ook niet het
feit, dat de menschen zich aan die liefde van
God hebben vergrepen. Al ziet hij Jezus dan
voor zich zooals Hij daar hing aan het kruis,
dan nog zegt hijGod is liefde.
Immers toen hij bij het kruis stond en om
zich heen niets vernam dan spot en verguizing
toen heeft hij ook de woorden van den Hei
land gehoord. En dat waren geen woorden van
haat of verachting over verbittering, maar van
liefde. En dat was die Heiland, die gezegd had:
die Mij gezien heeft, die heeft den Vader ge
zien. Dat waren dus woorden Gods. En God
sprak door Hem, en daarom houdt Johannes
vol: God is liefde.
Alle oppervlakkigheid is aan den Bijbel
vreemd. En alle oppervlakkigheid is vreemd
aan hen, die het met den Bijbel houden. Dat
blijkt ook zoo duidelijk uit het formulier, door
onze vaderen opgesteld voor de bediening van
den Heiligen Doop. Dat houdt ook de werke
lijkheid van het leven volkomen in het oog.
Dat beziet het leven van ons en van onze kin-
dei'en ook niet van den oppervlakkigen kant,
maar integendeel zoo ernstig mogelijk. Het
voelt terecht, dat allerlei moeilijkheden, die
ons deel zijn geweest, waarschijnlijk ook onze
kinderen niet bespaard zullen blijven. Het
vindt dat verschrikkelijk en noemt dat ellende.
Maar we wogen er ons oog niet voor sluiten
en straks zal blijken, dat we dat ook allerminst
behoeven te doen. En die moeilijkheden be
dreigen ons niet alleen van buitenaf, maar ook
van binnenuit. Wij zijn zelf niet die we zijn
moeten. Dat brengen we mee als we in de we
reld komen. En onze kinderen zijn niet die ze
zijn moeten, dat zal zich straks al meer open
baren. Maar dat doet niets af aan het feit, dat
God liefde is. Als die waarheid maar niet ge
steld wordt in oppervlakkigen zin.
En daarom doet het ons juist nu dubbel
goed, dat het niet gezegd wordt in een opppcr-
vlakkige beteekenis, omdat het gaat om ons
heil, en omdat het gaat, en daarbij voelen we
het dikwijls nog sterker, om het heil van onze
kinderen. Nu doet het ons goed, dat we onze
oogen niet behoeven te sluiten voor de wer
kelijkheid, maar dat we het leven in de oogen
mogen zien.
Dan wordt het ons een reden van dankbaar
heid, dat we dat mogen zeggen. Dan brengt
het een rijken troost, en is het een uiting van
datzelfde optimisme, dat den Bijbel altijd ken
merkt en ondanks alles kenmerkt.
Waar ligt het geheim daarvan? Immers
daarin, dat ons hier meegedeeld wordt, dat
God liefde is, om ons daarmee te zeggen, dat
God die liefde niet voor zichzelf heeft bewaard,
maar die liefde aan de wereld heeft meege
deeld en zoo breed mogelijk. Dat die liefde er
is voor ons en voor onze kinderen.
Zoo sprak Jezus het immers zelf eenmaal
uit. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat
Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, op
dat een ieder, die in Hem gelooft, niet ver-
derve. maar het eeuwige leven hebbe.
Wat Johannes hier zegt, is dus niets anders
dan een echo op dit woord van Jezus. En een
echo op heel het leven van Jezus, dat van dat
woord de bevestiging is geweest. Jezus heeft
liefgehad en Zijn liefde geplaatst tegenover
den haat en de onverschilligheid van de we
reld. Hij heeft dat gedaan tot het einde toe.
En Hij is daarmee doorgegaan, direct na Zijn
opstanding.
Zoo heeft Hij overwonnen. En zoo overwon
Gods liefde.
En wat we nu hebben van die liefde hebben
we van God. Dat is het ook alleen wat elk
sacrament ons wil voorhouden. Niet wij doen
iets, maar God. Dat is het wat ons ook het
sacrament van den doop wil voorhouden. God
komt daarin tot ons en tot onze kinderen. Dat
is er de kracht en de beteekenis van.
Daarom verwondert het ons niet, dat die
troost ook zoo bijzonder sterk uitkomt in het
genoemde formulier, Ja, eigenlijk het voor
naamste is, wat het ons wil bijbrengen. Want
die zin, waarin gesproken wordt van de
moeilijkheden van binnen en van buiten, is
eigenlijk niet anders dan een inleiding. Maar
dan volgt de hoofdzin en dus ook de hoofd
zaak. Hoewel dat zoo is, gelooft ge niet, dat
uw kinderen in Christus zijn geheiligd,
en dus bij hem hooren, en dus behooren ge
doopt te wezen?
Dat .is weer niet oppervlakkig, omdat „in
Christus" ons er direct aan herinnert hoeveel
hij daarvoor heeft moeten lijden. Maar nu
zijn ze geheiligd. Nu zijn ze afzonderlijk ge
steld. Nu zijn ze veilig gesteld. Veilig voor al
wat van buitenaf of van binnen uit hen
kwaad zou kunnen doen.
Daarom ging ook Christus' bijzondere zorg
uit naar alles wat zwak en ongelukkig was.
En daarom heeft Hij die bijzondere genegen
heid getoond voor de kinderen, die hem ge
bracht werden. Daarom staat er zoo aandoen
lijk van geschreven, dat hij hen omhelsd, de
handen opgelegd en gezegend heeft.
En als ergens de weerspiegeling van God's
liefde nog het best bewaard is gebleven dan
in het gezin. En als dat ooit uitkomt, dan
vooral als God ons de zorg toevertrouwt voor
een kind, een bijzondere gave van Hem. Hoe
wordt dat dan van alle kanten met liefde om
ringd. En ook al zijn de omstandigheden
moeilijk en al is de zorg groot, hoe moet alles
wijken voor de liefde die naar het kind uit
gaat.
En daarom spreekt God's liefde het duide
lijkst in het feit, dat ook hij onze jonge kin
deren aanneemt, hoewel ze van deze dingen
nog niets verstaan.
Maar die openbaring van God's liefde je
gens ons en onze kinderen legt daarbij tege
lijk een groote verantwoordelijkheid op ons.
Immers we worden geroepen om wat we krij
gen ook te beleven en er tot zegen mee te zijn
voor anderen.
Daarom gaat het eigenlijk in heel de om
geving van den tekst.
Daarom komt dit woord er zelfs tweemaal
in voor, dat God liefde is. En beide keeren met
de nadrukkelijke bedoeling, dat dat voor ons
een aansporing zal zijn om, als we iets van
God's liefde hebben begrepen, ook onze lief
de, daardoor gewekt, te toonen aan anderen.
Daarom staat het er eigenlijk zoo, dat we er
uit moeten lezen, dat God zonder betoonen
van liefde niet te denken is. En daarom is de
bedoeling, dat het zoo zal zijn, dat iemand
die zich een kind van God noemt, ook niet te
denken is zonder betooning van liefde. Niet
liefhebben is bij God onbestaanbaar. Want
De preek.
WIJ zijn saamgekomen voor de plechtige
bediening van het sacrament van den
heiligen doop. En het is dan ook vanzelf
sprekend, dat dat ons aller aandacht vraagt
en onze volle aandacht.
Maar dat sluit mede in, dat straks Gods
heilige naam zal mogen worden verbonden
aan den naam van onze lieve Prinses Beatrix
En dus mee onze bijzondere aandacht ge
Het interieur van dc Groote Kerk.
Ook voor de militairen werd gezorgd.
liefhebben is nu eenmaal karakteristiek voor
het wezen van God. Zoo wil Johannes daar
heel nauw bij laten aansluiten, dat niet
liefhebben voor een Christen iets onbestaan
baars moet zijn. En dat liefhebben ook voor
hem karakteristiek moet wezen.
Hier worden we een oogenblik herinnerd
aan wat Paulus schrijft in dat wereldberoem
de hoofdstuk van de liefde. Al het andere,
wat we hebben, wat we zijn, wat we doen, is
minder belangrijk dan dat eene, dat we de
liefde hebben. En dan die liefde, die de weer
spiegeling is van God's liefde. Dat wil dus
zeggen die liefde die niet vraagt maar geeft,
die het niet om zich zelf te doen is maar om
den ander, die dus geen onderscheid maakt.
Die liefde, die een antwoord is op God's
woord, uit zich op twee manieren.
En wel eerst in liefde tegenover God. Daar
om wekt het formulier na de schuldbelijdenis
en na de genadeverkondiging, die we er dui
delijk in terugvinden, op tot nieuwe gehoor
zaamheid aan God.
En waarin bestaat die nieuwe gehoorzaam
heid? Als we ons dat realiseeren, dan staan
we versteld over het diepe inzicht dat de op
stellers hebben gehad niet alleen in God's
liefde, maar ook in onze zwakheid. Wij zouden
al spoedig geneigd zijn te denken dat die
neuwe gehoorzaamheid zich zou moeten uiten
m een optreden van onzen kant. Maar zij
stellen het in heel iets anders. En wel in een
nieuwe afhankelijkheid. In nieuwe afhanke
lijkheid van God en Zijn liefde. Wat moeten
wij doen? Alleen maar meer aanhangen, ver
trouwen en liefhebben. En wien meer aan
hangen. vertrouwen en liefhebben? God, die
de Vader is van onzen Heer Jezus Christus,
God die liefde is. Maar dan moeten we ook
onze verplichting kennen tegenover ieder
ander. God liefhebben boven alles en onzen
naaste als ons zelf. Dat was wel vanouds al
bekend, maar dat is werkelijkheid geworden
in Christus. En gretig heeft hij elke gelegen
heid aangegrepen om dat meer naar voren te
brengen. En niet zonder resultaat. Johannes
zelf, dit dit alles neerschrijft, zoo oneindig
teer, is er een bewijs van. Want hij was vroe
ger zoo heel anders van karakter.
Waar zullen we wat God voor ons was en
is eerder en beter toonen dan in eigen gezin?
Maar waar zullen we ook eerder leeren ge
voelen hoe moeilijk dat is?
Daarom is het ten slotte een voorrecht dat
we mogen zeggen, dat het een bijzondere ge
nade is dat Woord te mogen beleven tot ze
gen voor ons zelf en voor ons gezin: God is
liefde.
Genade wil zeggen, dat het niet bij ons be
gint, maar bij God.
Dat het niet van ons kwam. maar van God.
En dat het altijd van Hem blijft komen.
Johannes vindt het noodig dat nog eens
heel afzonderlijk te vermelden in deze peri-
coop. Hij zegt: hierin is de liefde, niet dat
wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons
liefgehad heeft- En waarin komt die liefde
van God uit? Dat Hij zijn Zoon gezonden
heeft tot een verzoening voor onze zonden.
Het is dus alleen God's genade. Maar niet
een genade, die ver van ons gebleven is. Doch
een genade, die God zoo dicht mogelijk tot
ons gebracht heeft. Want daarvoor is Jezus
.ekomen en zoo heel nauw met ons leven ver
bonden geweest.
En alsof dat niet voldoende was, vooral
voor hen, die straks zouden gelooven in Jezus,
nadat Hij van de aarde was heengegaan,
heeft Hij het nog dichter tot ons gebracht.
En wel doordat Hij de sacramenten van doop
en avondmaal heeft ingesteld. Nu hebben wij
niet alleen Zijn woord, dat het ons zegt. maar
wij hebben het sacrament als een teeken en
zegel, waardoor ons God's liefde in Christus,
voor ons en de onzen, wordt afgebeeld. We
hooren het niet alleen uit de prediking, maar
we mogen het zien telkens wanneer het sa
crament wordt bediend in het midden der
gemeente: God Is liefde.
En de zekerheid van die genade wordt in
het formulier wel heel diep gegrepen en ge
peild, als gezegd wordt: als wij soms uit zwak
heid in zonde vallen, dan nog moeten wij aan
God's genade niet vertwijfelen, en niet in de
zonde blijven. En wel daarom niet, omdat uit
den doop blijkt, dat we een eeuwig verbond
der genade met God hebben.
Zoo zijn God's liefde en genade niet te
scheiden. En worden beide werkelijkheid voor
ons door God's geest. Daaraan herinnert ons
het woord, dat ontleend is aan een brief van
Paulus, en dat als een zegen op de gemeente
wordt gelegd bij het verlaten van het kerk
gebouw. Daar heet het immer: de genade van
Jezus Christus, en de liefde van God. en de
gemeenschap van den heiligen geest moge
met u allen zijn.
Als we daarom eigen zwakheid zwaar voe
len, en dat doen we altijd als het gaat om
ons heil en om dat van onze kinderen, dan
mogen we nooit vergeten, dat ook wij zelf zijn
gedoopt. En dat in dien doop God's liefde tot
ons gekomen is. en voor altijd. En dat God
ons ook de kracht wil geven om onze geloften
te betalen en de kracht om tot rijken zegen
te worden gesteld ook voor onze kinderen.
Daartoe helpe de Almachtige God ook ons
Vorstelijk ouderpaar door Zijn Heiligen
Geest. Amen.
De toediening van den doop.
formulier van den heiligen doop. eindi
gende met het stellen van de gebruikelijke
vragen aan de ouders van de doopelinge.
waarop Prins Bernhard en Prinses Juliana
met „ja" antwoordden.
Wederom zong toen de gemeente en nu
Gezang 219. vers 1 en 2 en gedurende dit ge
zang werd Prinses Beatrix binnengedragen
Dit was het schoone, het ontroe
rende moment, waarnaar een ieders
gedachten tevoren reeds waren uit
gegaan. toen de deuren van de con
sistoriekamer werden geopend en
zich voor de tweede maal een kleur
rijke en vorstelijke stoet aan de
oogen der toeschouwers vertoonde:
de stoet van de jonggeboren Prin-
sesse, de doopelinge van heden.
Voorop ging de dienstdoend grootmeester
van Prinses Juliana. Juckema van Burmania
Baron Rengers van Warmenhuizen.
Toen kwam mevrouw Snouck Hurgronje,
dragende Prinses Beatrix en gevolgd door
Baron Baud en jhr. Dedcl. die beiden fun
geerden als kamerheeren-slippenhouders van
den doopsluier.
De verpleegster van Prinses Beatrix, jonk-
vrouwe Feilh. sloot den stoet.
Langzaam schreed de kleine groep onder
het gemeentegezang binnen en stelde zich
ter zijde van den preekstoel op.
Ds. Weiter. de hoogbejaarde oud-hofpredi
ker, die de bediening van den heiligen doop
zou verrichten, had inmiddels zijn plaats bij
de doopvont ingenomen.
Nu kwam dan het oogenblik. waarop me
vrouw Snouck Hurgronje haar kostbare last
aan Prinses Juliana overgaf, die met haar
kind in de armen, haar echtgenoot naast
haar. eenige schreden naar voren ging om
haar dochter ten doop te houden.
Ontroerd klonk hierna de stem van den
eerbiedwaardigen predikant, wiens woorden
wfj hiervoor reeds hebben vermeld.
Na de eigenlijke doopplechtigheid ging ds.
eet U dan Asperges met;
Origineele Westfaal-
sche Rauwe Ham
dat is een verfijnd gerecht.
til tottn - net
GP. MOUTSTR 89
(Adv. Ingez. Med.)
Blaauwendraad voor in dankgebed, waarna
de plechtigheid besloten werd met den slot
zang uit Psalm 133: Waar liefde woont, ge
biedt de Heer den zegen.
De predikant sprak tenslotte den zegen uit.
Nog eenmaal klonk de koorzang van ..Excel
sior". nu met de woorden van het eerste en
vierde vers van Gezang 50.
Daarmede was de godsdienstige plechtig
heid ten einde.
Prinses Juliana stond op. Prins Bernhard
naast haar. cn, het kind rustend in moeders
armen, verlieten zij het kerkgebouw cn bega
ven zich naar de consistoriekamer. Vóór de
Prinses en den Prins uit ging de oppercere-
moniemeester en ook ditmaal waren Baron
Baud cn jhr. Dedcl slippenhouders. Daar
achter kwamen de Koningin. Koning Leopold
en de overige vorstelijke gasten, gevolgd door
de Dame du Palais, mevrouw Snouck Hur
gronje en den dienstdoend grootmeester van
Prinses Juliana.
Een kerkboek aangeboden.
tvt A afloop van den dienst bood in de con-
sistoriekamer ds. Dijckmeester, namens
den kerkeraad, aan Prinses Juliana een kerk
boek aan, in bruin leeren omslag, met een
puntige overslag en druksluitlng, waarop een
gouden knop was Op dezen knop Ls het wa
pen van Prinses Beatrix gegraveerd. Het boek
is in een bruin lederen étui en de binnenkant
is van wit leer. Met gouden letters staat
hierop:
Aan H.K.H. Prinses Beatrix, ter ge
legenheid van haar doop. aangebo
den door den kerkeraad der Ned.
Hervormde gemeente te 's-Graven
hage.
12 Mei 1938.
De vorstelijke gasten werden uitgeleide ge
daan door de commissies, welke ook te hun
ner c 'vangst aanwezig waren geweest.
van courantenreclame
Een Nederlandsche firma, die om de
een of andere reden niet bijster sterk
meer geloofde in de kracht van adver
tentie-reclame, kreeg van een der er
kende advertentie-bureaux het advies
het toch nog eens met couranten
reclame te probeeren. Men besloot f 100
uit te trekken voor advertenties in één
courant.
Al gauw behaalde onze adverteerder
met deze bescheiden campagne zoo'n
;ucces, dat hij in méér couranten ad-
ertenties liet plaatsen.
In Maart vorig jaar was zijn budget voor
iouranten-reclame voor die maand
reeds gestegen tot f 620,—, in Juni be
liep het f 815,in September was het
reeds f 1240,—, in November f 1830,—
en In December ging het reeds de
f3000,te boven, per maand dus!