De doopplechtigheid in de Groote Kerk. FIJNPROEVERS?? Het onafwijsbaar nut DONDERDAG 12 MEI 1938 HAAREEM'S DAGBLAD 5 In de Groote Kerk. SLECHTS wat groen van groote konings varens is rondom den gebeeldhouwden voet van den preekstoel gegroepeerd en op de plaats waar de heilige handeling aan stonds zal worden voltrokken ligt een smaak vol tapijt, dat het geluid van schreden dempt en in kleur wonderwel overeenstemt met het hout van banken en kansel en van de doop vont. Van de tribune af gezien, waar ons een plaats is toegewezen, is dit kleine gedeelte van de groote ruimte een pleisterplaats voor den blik. Daaroverheen welft zich de wijde overhuiving van de drie halbeuken, links staan de zware pijpen van het orgel in har- manisch op- en afgaande rijen, rechts rijst het hooge kerkkoor, waarin de zangers op een afzonderlijke houten tribune hebben plaats genomen en op den achtergrond gloort de zilvergrijze lichtval door de effen ven sters. Heel de plechtigheid, waarvoor deze schittering van uniformen zich in dit gebouw den dienst des Heeren gewijd, heeft samen getrokken, waarvoor de ruischende stilte zoo huiverig rondom de zware kolommen hangt en tusschen de ernstige gewelven deint, heeft één enkel middelpunt, gewijd en eenvoudig: de kleine doopvont, die onder de schaduw van den donkeren preekstoel wacht en het water draagt, waarmee Prinses Beatrix den doop zal ontvangen. De verdeeling der plaalsen. -rn> ECHTS naast den preekstoel waren vier -II»- zetels geplaatst. In het midden zaten Prins Bemhard en Prinses Juliana. Naast den Prins zat zijn moeder, Prinses Armgard en naast Prinses Juliana de Ko ningin. Recht voor den preekstoel waren de zetels voor de vijf peten. In het midden zat koning Leopold, rechts van Zijne Majesteit Prinses Alice en naast deze Hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg. Links van den Koning zat de Vorstin van Erbach-Schön- berg en vervolgens Gravin Kotzebue. Achter deze vijf zetels stonden nog vier stoelen, waarop gezeten waren Graaf Kotze bue, de Hertogin van Mecklenlburg, Prins Asohwin en Prinses Helena van Erbach- Schönberg. De kerk zelf was geheel gevuld met vele hooge autoriteiten uit den lande. Voor het aanwijzen der plaatsen deden kamcrheeren als ceremoniemeesters dienst, bijgestaan door officieren van het garnizoen te 's-Gravenhage, die als orde-commissaris sen fungeerden. Ook leden van het college van collectanten deden dienst als orde-com missarissen, terwijl de commiezen-griffier der Eerste- en Tweede Kamer de Kamerle den naar hun plaatsen geleidden. De chef van het kabinet van den minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. mr. G. C. J. van Reenen, bijgestaan door eenige ambte naren van dat departement, was belast met de aanwijzing van de plaatsen, bestemd voor de leden van het corps diplomatique en hun dam i. Hef binnentreden van den Koninklijken Stoet. p RINSES JULIANA en Prins Bemhard werden bij de deur der kerk ontvangen door den opperkamerheer, mr. W. J. Baron van Lynden en door R. A. Baron van Har- denbroek, kerkvoogd der Ned. Hervormde ge meente en commissaris der Groote Kerk. Even verder, bij den ingang der consistorie kamer, stond een commissie uit den kerke- raad om de vorstelijke personen te begroe ten. Het waren ds. H. J. Dijckmeester, voor zitter van den kerkeraad, dr. W. J. de Wilde, scriba, jhr. mr. J. M. M. van Asch van Wijck, advocaat-diaken en de heer L. Slagter, ouderling. Ook de Koningin, de Koning der Belgen en de overige vorstelijke personen, die met Hare Majesteit naar de kerk waren gereden, wer den door deze commissie ontvangen en naar de consistoriekamer geleid. De eerste kamerheer-ceremoniemeester, jhr. A. G. Sickinghe, stelde hier den stoet op. Toen de deuren van de consistoriekamer opengingen, schreed de vorstelijke stoet, voor afgegaan door Hare Majesteits oppercere- moniemeester. Graaf Du Monceau. langzaam de kerk binnen. Bij den preekstoel stonden kamerheeren gereed om allen naar hun zetels te geleiden. Allereerst kwamen Z.M. Koning Leopold en H.M. de Koningin, daarachter Prinses Armgard. Prinses Alice en de Hertog van Mecklenburg, vervolgens de Vorstin van Er- bach-Schönberg. Gravin Kotzebue en Prins Aschwin. daarachter de Hertogin van Mecklenburg, Prinses Helena van Erbach- Schönberg en Graaf Kotzebue. Prinses Juliana en Prins Bemhard sloten den stoet. Prinses Beatrix bleef in de consistorieka mer achter, toevertrouwd aan de zorgen van mevrouw Snouck Hurgronje. Dame du Palais van de Koningin' en dienstdoend grootmees teres van Prinses Juliana. Ondertusschen had ds. E. H. Blaauwen- draad den preekstoel beklommen. De beide dienstdoende ouderlingen, de heeren L. Slag ter en F. J. G. Furda, hadden eveneens hun plaatsen ingenomen. Het ,,Excelsior-koor" deed zich hooren en vol en krachtig klonken de woorden van den lofzang: .Lof zij den Heer, den almachtigen Koning der eere" door de gewijde ruimte. Toen klonk de stem van den voorganger, het votum uitsprekende, gevolgd door de zegenbede Genade zij u en vrede van Hem, die is, en die was. en die komen zal. Amen. Hierop verzocht ds. Blaauwendraad de ge- meente het eerste vers van Psalm 100 te zin gen, onder welken zang tweemaal gecollec teerd werd voor de armen der gemeente en voor de kerk. Vervolgens las de predikant voor Marcus 10 verzen 13 tot 16. een gedeelte uit het bijbel- sche verhaal, waarin de kinderen tot Jezus gebracht werden en de bekende woorden door Jezus gesproken werden: „Laat de kin- derkens tot Mij komen, en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk Gods". Toen ging de predikant voor in gebed, waar na hij zijn preek uitsprak. vraagd wordt voor Haar en voor Haar vor stelijke Ouders en Grootouders, terwijl onze gedachten tevens uitgaan naar hen. die heen gingen, maar die thans in den geest met ons zijn. En dat onze aandacht gevraagd wordt voor hen, die als peten of familieleden aan de plechtigheid zullen deelnemen. En dat onze aandacht wordt gericht op al len, die aanwezig zijn, en daardoor de be langrijkheid van deze plechtigheid vergroo- ten. Daarom leeft in ons aller hart de bede, dat God hunne koninklijke hoogheden Prinses Juliana en Prins Bernhard een rijken zegen moge schenken, nu zij hun dochter Prinses Beatrix aan Hem mogen opdragen. En de bede, dat God Hare Majesteeit onze Koningin en hare hoogheid Prinses Armgard in dien zegen doe deelen. En de bede, dat Gods geest dien zegen doe neerdalen over alle aanwezigen en over heel ons volk. dat in oprechte belangstelling met dezen bijzonderen dienst meeleeft. En te meer blijft ook daardoor onze volle aandacht gericht op de bediening van het sacrament. En daarom is het dat wij een woord Gods als een inleiding daarop en als een uitlegging daarvan willen doen vooraf gaan. Dat woord vonden wij in 1 Johannes 4 8b: God is liefde. God is liefde. Om de beteekenis van dit machtige woord eenigszins te benaderen moe ten we wel beginnen met ons te realiseeren, dat het een waagstuk is het uit te spreken. Het past niet bij de ervaring, die wij opdeden van de wereld, die toch door God is geschapen en door Hem wordt geleid. Maar de Bijbel is daar niet bevreesd voor. En daarom niet bevreesd voor. omdat het niet oppervlakkig wordt gezegd. Johannes, die dit schrijft, kent de volle werkelijkheid van het leven, maar ziet ook een andere werkelijkheid, zooals blijkt uit het vers, dat er op volgt. En die andere werkelijkheid is Christus. Hem kent hij en Hem ziet hij. En als hij op Hem ziet, dan waagt hij het te zeggen: God is liefde. En dan kan niets daar verandering in bren gen. Ook niet het feit, dat de wereld die liefde van God niet heeft begrepen. En ook niet het feit, dat de menschen zich aan die liefde van God hebben vergrepen. Al ziet hij Jezus dan voor zich zooals Hij daar hing aan het kruis, dan nog zegt hijGod is liefde. Immers toen hij bij het kruis stond en om zich heen niets vernam dan spot en verguizing toen heeft hij ook de woorden van den Hei land gehoord. En dat waren geen woorden van haat of verachting over verbittering, maar van liefde. En dat was die Heiland, die gezegd had: die Mij gezien heeft, die heeft den Vader ge zien. Dat waren dus woorden Gods. En God sprak door Hem, en daarom houdt Johannes vol: God is liefde. Alle oppervlakkigheid is aan den Bijbel vreemd. En alle oppervlakkigheid is vreemd aan hen, die het met den Bijbel houden. Dat blijkt ook zoo duidelijk uit het formulier, door onze vaderen opgesteld voor de bediening van den Heiligen Doop. Dat houdt ook de werke lijkheid van het leven volkomen in het oog. Dat beziet het leven van ons en van onze kin- dei'en ook niet van den oppervlakkigen kant, maar integendeel zoo ernstig mogelijk. Het voelt terecht, dat allerlei moeilijkheden, die ons deel zijn geweest, waarschijnlijk ook onze kinderen niet bespaard zullen blijven. Het vindt dat verschrikkelijk en noemt dat ellende. Maar we wogen er ons oog niet voor sluiten en straks zal blijken, dat we dat ook allerminst behoeven te doen. En die moeilijkheden be dreigen ons niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit. Wij zijn zelf niet die we zijn moeten. Dat brengen we mee als we in de we reld komen. En onze kinderen zijn niet die ze zijn moeten, dat zal zich straks al meer open baren. Maar dat doet niets af aan het feit, dat God liefde is. Als die waarheid maar niet ge steld wordt in oppervlakkigen zin. En daarom doet het ons juist nu dubbel goed, dat het niet gezegd wordt in een opppcr- vlakkige beteekenis, omdat het gaat om ons heil, en omdat het gaat, en daarbij voelen we het dikwijls nog sterker, om het heil van onze kinderen. Nu doet het ons goed, dat we onze oogen niet behoeven te sluiten voor de wer kelijkheid, maar dat we het leven in de oogen mogen zien. Dan wordt het ons een reden van dankbaar heid, dat we dat mogen zeggen. Dan brengt het een rijken troost, en is het een uiting van datzelfde optimisme, dat den Bijbel altijd ken merkt en ondanks alles kenmerkt. Waar ligt het geheim daarvan? Immers daarin, dat ons hier meegedeeld wordt, dat God liefde is, om ons daarmee te zeggen, dat God die liefde niet voor zichzelf heeft bewaard, maar die liefde aan de wereld heeft meege deeld en zoo breed mogelijk. Dat die liefde er is voor ons en voor onze kinderen. Zoo sprak Jezus het immers zelf eenmaal uit. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, op dat een ieder, die in Hem gelooft, niet ver- derve. maar het eeuwige leven hebbe. Wat Johannes hier zegt, is dus niets anders dan een echo op dit woord van Jezus. En een echo op heel het leven van Jezus, dat van dat woord de bevestiging is geweest. Jezus heeft liefgehad en Zijn liefde geplaatst tegenover den haat en de onverschilligheid van de we reld. Hij heeft dat gedaan tot het einde toe. En Hij is daarmee doorgegaan, direct na Zijn opstanding. Zoo heeft Hij overwonnen. En zoo overwon Gods liefde. En wat we nu hebben van die liefde hebben we van God. Dat is het ook alleen wat elk sacrament ons wil voorhouden. Niet wij doen iets, maar God. Dat is het wat ons ook het sacrament van den doop wil voorhouden. God komt daarin tot ons en tot onze kinderen. Dat is er de kracht en de beteekenis van. Daarom verwondert het ons niet, dat die troost ook zoo bijzonder sterk uitkomt in het genoemde formulier, Ja, eigenlijk het voor naamste is, wat het ons wil bijbrengen. Want die zin, waarin gesproken wordt van de moeilijkheden van binnen en van buiten, is eigenlijk niet anders dan een inleiding. Maar dan volgt de hoofdzin en dus ook de hoofd zaak. Hoewel dat zoo is, gelooft ge niet, dat uw kinderen in Christus zijn geheiligd, en dus bij hem hooren, en dus behooren ge doopt te wezen? Dat .is weer niet oppervlakkig, omdat „in Christus" ons er direct aan herinnert hoeveel hij daarvoor heeft moeten lijden. Maar nu zijn ze geheiligd. Nu zijn ze afzonderlijk ge steld. Nu zijn ze veilig gesteld. Veilig voor al wat van buitenaf of van binnen uit hen kwaad zou kunnen doen. Daarom ging ook Christus' bijzondere zorg uit naar alles wat zwak en ongelukkig was. En daarom heeft Hij die bijzondere genegen heid getoond voor de kinderen, die hem ge bracht werden. Daarom staat er zoo aandoen lijk van geschreven, dat hij hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend heeft. En als ergens de weerspiegeling van God's liefde nog het best bewaard is gebleven dan in het gezin. En als dat ooit uitkomt, dan vooral als God ons de zorg toevertrouwt voor een kind, een bijzondere gave van Hem. Hoe wordt dat dan van alle kanten met liefde om ringd. En ook al zijn de omstandigheden moeilijk en al is de zorg groot, hoe moet alles wijken voor de liefde die naar het kind uit gaat. En daarom spreekt God's liefde het duide lijkst in het feit, dat ook hij onze jonge kin deren aanneemt, hoewel ze van deze dingen nog niets verstaan. Maar die openbaring van God's liefde je gens ons en onze kinderen legt daarbij tege lijk een groote verantwoordelijkheid op ons. Immers we worden geroepen om wat we krij gen ook te beleven en er tot zegen mee te zijn voor anderen. Daarom gaat het eigenlijk in heel de om geving van den tekst. Daarom komt dit woord er zelfs tweemaal in voor, dat God liefde is. En beide keeren met de nadrukkelijke bedoeling, dat dat voor ons een aansporing zal zijn om, als we iets van God's liefde hebben begrepen, ook onze lief de, daardoor gewekt, te toonen aan anderen. Daarom staat het er eigenlijk zoo, dat we er uit moeten lezen, dat God zonder betoonen van liefde niet te denken is. En daarom is de bedoeling, dat het zoo zal zijn, dat iemand die zich een kind van God noemt, ook niet te denken is zonder betooning van liefde. Niet liefhebben is bij God onbestaanbaar. Want De preek. WIJ zijn saamgekomen voor de plechtige bediening van het sacrament van den heiligen doop. En het is dan ook vanzelf sprekend, dat dat ons aller aandacht vraagt en onze volle aandacht. Maar dat sluit mede in, dat straks Gods heilige naam zal mogen worden verbonden aan den naam van onze lieve Prinses Beatrix En dus mee onze bijzondere aandacht ge Het interieur van dc Groote Kerk. Ook voor de militairen werd gezorgd. liefhebben is nu eenmaal karakteristiek voor het wezen van God. Zoo wil Johannes daar heel nauw bij laten aansluiten, dat niet liefhebben voor een Christen iets onbestaan baars moet zijn. En dat liefhebben ook voor hem karakteristiek moet wezen. Hier worden we een oogenblik herinnerd aan wat Paulus schrijft in dat wereldberoem de hoofdstuk van de liefde. Al het andere, wat we hebben, wat we zijn, wat we doen, is minder belangrijk dan dat eene, dat we de liefde hebben. En dan die liefde, die de weer spiegeling is van God's liefde. Dat wil dus zeggen die liefde die niet vraagt maar geeft, die het niet om zich zelf te doen is maar om den ander, die dus geen onderscheid maakt. Die liefde, die een antwoord is op God's woord, uit zich op twee manieren. En wel eerst in liefde tegenover God. Daar om wekt het formulier na de schuldbelijdenis en na de genadeverkondiging, die we er dui delijk in terugvinden, op tot nieuwe gehoor zaamheid aan God. En waarin bestaat die nieuwe gehoorzaam heid? Als we ons dat realiseeren, dan staan we versteld over het diepe inzicht dat de op stellers hebben gehad niet alleen in God's liefde, maar ook in onze zwakheid. Wij zouden al spoedig geneigd zijn te denken dat die neuwe gehoorzaamheid zich zou moeten uiten m een optreden van onzen kant. Maar zij stellen het in heel iets anders. En wel in een nieuwe afhankelijkheid. In nieuwe afhanke lijkheid van God en Zijn liefde. Wat moeten wij doen? Alleen maar meer aanhangen, ver trouwen en liefhebben. En wien meer aan hangen. vertrouwen en liefhebben? God, die de Vader is van onzen Heer Jezus Christus, God die liefde is. Maar dan moeten we ook onze verplichting kennen tegenover ieder ander. God liefhebben boven alles en onzen naaste als ons zelf. Dat was wel vanouds al bekend, maar dat is werkelijkheid geworden in Christus. En gretig heeft hij elke gelegen heid aangegrepen om dat meer naar voren te brengen. En niet zonder resultaat. Johannes zelf, dit dit alles neerschrijft, zoo oneindig teer, is er een bewijs van. Want hij was vroe ger zoo heel anders van karakter. Waar zullen we wat God voor ons was en is eerder en beter toonen dan in eigen gezin? Maar waar zullen we ook eerder leeren ge voelen hoe moeilijk dat is? Daarom is het ten slotte een voorrecht dat we mogen zeggen, dat het een bijzondere ge nade is dat Woord te mogen beleven tot ze gen voor ons zelf en voor ons gezin: God is liefde. Genade wil zeggen, dat het niet bij ons be gint, maar bij God. Dat het niet van ons kwam. maar van God. En dat het altijd van Hem blijft komen. Johannes vindt het noodig dat nog eens heel afzonderlijk te vermelden in deze peri- coop. Hij zegt: hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons liefgehad heeft- En waarin komt die liefde van God uit? Dat Hij zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden. Het is dus alleen God's genade. Maar niet een genade, die ver van ons gebleven is. Doch een genade, die God zoo dicht mogelijk tot ons gebracht heeft. Want daarvoor is Jezus .ekomen en zoo heel nauw met ons leven ver bonden geweest. En alsof dat niet voldoende was, vooral voor hen, die straks zouden gelooven in Jezus, nadat Hij van de aarde was heengegaan, heeft Hij het nog dichter tot ons gebracht. En wel doordat Hij de sacramenten van doop en avondmaal heeft ingesteld. Nu hebben wij niet alleen Zijn woord, dat het ons zegt. maar wij hebben het sacrament als een teeken en zegel, waardoor ons God's liefde in Christus, voor ons en de onzen, wordt afgebeeld. We hooren het niet alleen uit de prediking, maar we mogen het zien telkens wanneer het sa crament wordt bediend in het midden der gemeente: God Is liefde. En de zekerheid van die genade wordt in het formulier wel heel diep gegrepen en ge peild, als gezegd wordt: als wij soms uit zwak heid in zonde vallen, dan nog moeten wij aan God's genade niet vertwijfelen, en niet in de zonde blijven. En wel daarom niet, omdat uit den doop blijkt, dat we een eeuwig verbond der genade met God hebben. Zoo zijn God's liefde en genade niet te scheiden. En worden beide werkelijkheid voor ons door God's geest. Daaraan herinnert ons het woord, dat ontleend is aan een brief van Paulus, en dat als een zegen op de gemeente wordt gelegd bij het verlaten van het kerk gebouw. Daar heet het immer: de genade van Jezus Christus, en de liefde van God. en de gemeenschap van den heiligen geest moge met u allen zijn. Als we daarom eigen zwakheid zwaar voe len, en dat doen we altijd als het gaat om ons heil en om dat van onze kinderen, dan mogen we nooit vergeten, dat ook wij zelf zijn gedoopt. En dat in dien doop God's liefde tot ons gekomen is. en voor altijd. En dat God ons ook de kracht wil geven om onze geloften te betalen en de kracht om tot rijken zegen te worden gesteld ook voor onze kinderen. Daartoe helpe de Almachtige God ook ons Vorstelijk ouderpaar door Zijn Heiligen Geest. Amen. De toediening van den doop. formulier van den heiligen doop. eindi gende met het stellen van de gebruikelijke vragen aan de ouders van de doopelinge. waarop Prins Bernhard en Prinses Juliana met „ja" antwoordden. Wederom zong toen de gemeente en nu Gezang 219. vers 1 en 2 en gedurende dit ge zang werd Prinses Beatrix binnengedragen Dit was het schoone, het ontroe rende moment, waarnaar een ieders gedachten tevoren reeds waren uit gegaan. toen de deuren van de con sistoriekamer werden geopend en zich voor de tweede maal een kleur rijke en vorstelijke stoet aan de oogen der toeschouwers vertoonde: de stoet van de jonggeboren Prin- sesse, de doopelinge van heden. Voorop ging de dienstdoend grootmeester van Prinses Juliana. Juckema van Burmania Baron Rengers van Warmenhuizen. Toen kwam mevrouw Snouck Hurgronje, dragende Prinses Beatrix en gevolgd door Baron Baud en jhr. Dedcl. die beiden fun geerden als kamerheeren-slippenhouders van den doopsluier. De verpleegster van Prinses Beatrix, jonk- vrouwe Feilh. sloot den stoet. Langzaam schreed de kleine groep onder het gemeentegezang binnen en stelde zich ter zijde van den preekstoel op. Ds. Weiter. de hoogbejaarde oud-hofpredi ker, die de bediening van den heiligen doop zou verrichten, had inmiddels zijn plaats bij de doopvont ingenomen. Nu kwam dan het oogenblik. waarop me vrouw Snouck Hurgronje haar kostbare last aan Prinses Juliana overgaf, die met haar kind in de armen, haar echtgenoot naast haar. eenige schreden naar voren ging om haar dochter ten doop te houden. Ontroerd klonk hierna de stem van den eerbiedwaardigen predikant, wiens woorden wfj hiervoor reeds hebben vermeld. Na de eigenlijke doopplechtigheid ging ds. eet U dan Asperges met; Origineele Westfaal- sche Rauwe Ham dat is een verfijnd gerecht. til tottn - net GP. MOUTSTR 89 (Adv. Ingez. Med.) Blaauwendraad voor in dankgebed, waarna de plechtigheid besloten werd met den slot zang uit Psalm 133: Waar liefde woont, ge biedt de Heer den zegen. De predikant sprak tenslotte den zegen uit. Nog eenmaal klonk de koorzang van ..Excel sior". nu met de woorden van het eerste en vierde vers van Gezang 50. Daarmede was de godsdienstige plechtig heid ten einde. Prinses Juliana stond op. Prins Bernhard naast haar. cn, het kind rustend in moeders armen, verlieten zij het kerkgebouw cn bega ven zich naar de consistoriekamer. Vóór de Prinses en den Prins uit ging de oppercere- moniemeester en ook ditmaal waren Baron Baud cn jhr. Dedcl slippenhouders. Daar achter kwamen de Koningin. Koning Leopold en de overige vorstelijke gasten, gevolgd door de Dame du Palais, mevrouw Snouck Hur gronje en den dienstdoend grootmeester van Prinses Juliana. Een kerkboek aangeboden. tvt A afloop van den dienst bood in de con- sistoriekamer ds. Dijckmeester, namens den kerkeraad, aan Prinses Juliana een kerk boek aan, in bruin leeren omslag, met een puntige overslag en druksluitlng, waarop een gouden knop was Op dezen knop Ls het wa pen van Prinses Beatrix gegraveerd. Het boek is in een bruin lederen étui en de binnenkant is van wit leer. Met gouden letters staat hierop: Aan H.K.H. Prinses Beatrix, ter ge legenheid van haar doop. aangebo den door den kerkeraad der Ned. Hervormde gemeente te 's-Graven hage. 12 Mei 1938. De vorstelijke gasten werden uitgeleide ge daan door de commissies, welke ook te hun ner c 'vangst aanwezig waren geweest. van courantenreclame Een Nederlandsche firma, die om de een of andere reden niet bijster sterk meer geloofde in de kracht van adver tentie-reclame, kreeg van een der er kende advertentie-bureaux het advies het toch nog eens met couranten reclame te probeeren. Men besloot f 100 uit te trekken voor advertenties in één courant. Al gauw behaalde onze adverteerder met deze bescheiden campagne zoo'n ;ucces, dat hij in méér couranten ad- ertenties liet plaatsen. In Maart vorig jaar was zijn budget voor iouranten-reclame voor die maand reeds gestegen tot f 620,—, in Juni be liep het f 815,in September was het reeds f 1240,—, in November f 1830,— en In December ging het reeds de f3000,te boven, per maand dus!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9