Het fctzetaeu
heeft afgedaan!
KHTBrJl
RICHARD WAGNER.
MUZIKALE BAANBREKER.
5 maanden in het Huis van Bewaring
te Haarlem.
DONDERDAG 19 MEI 1938
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Omdat hij Staten-loos is.
En nu naar
Door de maatregelen die de Nederlandsche
regeering genomen heeft om het aantal
vreemdelingen in ons land te beperken is
bij vernieuwing de aandacht gevestigd op de
vreemdelingen-quaestie. De publicaties van den
laatsten tijd zouden den indruk kunnen
maken dat de vreemdelingen die voor 1 Maart
1938 binnen onze grenzen gekomen zijn hier
ongestoord kunnen blijven. Maar daaraan
ontbreekt veel! Er zijn vreemdelingen in ons
land hoevelen weet niemand die hier
zonder geldige papieren verblijven.
Hoeveel vluchtelingen in ons land?
Het zijn menschen die, meest om hun po
litieke overtuiging, in het land dat zij ont
vluchtten niet veilig zijn. Natuurlijk zijn zij
clandestien onze grens overgekomen, maar als
zij zich behoorlijk zouden hebben aangemeld,
zouden zij zonder pas natuurlijk niet toege
laten zijn. En toch moesten zij naar Neder
land, want daar waren zij immers veilig.
Maar nu zijn zij hier slechts veilig zoo
lang zij zich voor de politie weten te verber
gen. Anders worden zij opgepakt, voorloopig
in een Huis van Bewaring opgeborgen en
daarna veelal naar hun eigen land terugge
stuurd. Iets waaraan zij met schrik en beving
denken. In ons land, voelen ze zich als een op
gejaagd dier. Elk oogenblik vreezen zij dat
er een politieman zal opdagen om het nood
lottige woord te spreken „ga met mij mee
naar het politiebureau!"
De vrienden die hen huisvesten loopen ook
gevaar met de politie in conflict te komen,
want het is strafbaar een vreemdeling zon
der papieren te verbergen.
Vreemdelingen in ons land hebben
geen' rechten.
Mr. H. O. Drilsma te Haarlem, die zijn
rechtskundige hulp verleent aan een dezer
vreemdelingen, vertelde ons, dat hij de hou
ding der regeering in de vreemdelingen-
quaestie niet kan bewonderen. Er is een mooie
Vreemdelingenwet, dateerend van 1930, die
uitstekend zou kunnen werken en die zekere
rechten aan vreemdelingen geeft, maar die
is nog nooit toegepast kunnen worden. In die
wet staat, dat een vreemdeling die in ons land
wordt toegelaten een reis- en verblijfpas krijgt
die hem alleen door een vonnis van den
Kantonrechter kan worden ontnomen. Er kan
dus volgens die wet alleen een vreemdeling
over de grens gezet worden na een procedure
van den Kantonrechter. Er is evenwel nog
nooit zoo'n reis- en verblijfpas afgegeven,
zoodat tot heden alle uitwijzingen buiten den
Magistraat zijn om gegaan. Ieder vreemdeling
is hier dus rechteloos en hangt van de gezind
heid der autoriteiten (ambtenaren) af. Reeds
in 1932 is op een congres der Juristen-ver-
eeniging daarover geklaagd. Dat was dus voor
den politieken ommekeer in Duitschland. Toen
werd het gemis der procedure al gevoeld, geen
wonder dat het nu nog veel sterker spreekt.
Een misdadiger weet wat hem boven het
Antoon Coolen en
Dr.PH.Rittej Jr. schreven
N.-BRABANT& ZEELAND
(Adv. Ingez. Med.)
hoofd hangt, zijn zaak wordt op formeele
wijze berecht Maar een vreemdeling is hier
geheel zonder rechten. Een advocaat kan hem
eenigen bijstand verleenen wat betreft het
schrijven van verzoeken aan de autoriteiten
die over hem beslissen, maar dat is ook alles.
Het is hem zelfs niet eens mogelijk persoon
lijk de belangen van zijn cliënt te beplei
ten'
De lotgevallen van een Staten-looze.
S.. de man, dien ik thans, op verzoek van
de Roode Hulp, voor zoover het mogelijk is,
rechtsbijstand verleen, is iemand van on
geveer 40 jaar, zoo vertelde Mr. Drilsma. Hij
werd te Lodz in Russisch Polen geboren. Na
den wereldoorlog verbleef hij in Duitschland.
Hij wilde toen noch Polen, noch Rusland als
zijn vaderland erkennen, waarna hij in 1930
van de toenmalige Duitsche regeering een
paspoort kreeg als zoogenaamde Staten-
looze. (Ook wel Nansen-pas genoemd). Deze
pas is nu evenwel verloopen.
In Duitschland liet hij zich kennen
als anti-fascist. Dat was de reden waarom
hij, toen Hitler in 1933 de macht in handen
kreeg, uit Duitschland naar Frankrijk vlucht
te. Na eenigen tijd in Frankrijk en in België
gezworven te hebben wist hij over de Ne-
derlandsche grens te komen. Vrienden ver
schaften hem hier onderdak. Alles ging
goed, hij wist zich voor de poiltie schuil te
houden en burgerde hier al wat in. Zoo zelfs,
dat hij zich met een meisje uit Amsterdam
verloofde. Maar in het eind van het vorige
jaar fietste S. onder Bloemendaal, waar een
agent hem voor 'n kleine bekeuring naar zijn
papieren vroeg, Toen kwam uit, dat hij een
„ongewenschte vreemdeling" was en het duur
de niet lang of hij zat in het Huis van Be
waring te Haarlem.
Af te wachten
Ik richtte zoo zei Mr. Drilsma op 19
Januari een adres aan den minister van Justi
tie om S. het asylrecht als Staten-looze en po
litieke vluchteling te verleenen. Maar er kwam
geen antwoord. Ook de brieven van 29 Ja
nuari en 11 Februari bleven onbeantwoord
Zelfs een brief van 4 Mei scheen voorloopt
zonde- uitwerking te blijven.
Donderdag 12 Mei deelde S. aan mij mede
dat hem medegedeeld was, dat hij naar
Duitschland zou worden uitgeleid, als hij niet
precies kon opgeven waar hij indertijd in
België geweest is. Nu is het moeilijke, dat
hij dat niet kan, omdat hij er gezworven heeft
en niet meer alles kan aangeven.
Maar waarom wil men S. nu juist naar
Duitschland sturen, het eenige land waar hij
niet heen wil, omdat hij zeker weet, dat hij
daar onmiddellijk in een concentratiekamp
wordt opgeborgen. Uit een stuk in Haarlem's
Dagblad van 17 Mei j.l. is duidelijk gewor
den, dat de Nederlandsche autoriteiten een
concentratiekamp niet gelijk stellen met het
begrip „lijfsgevaar", maar ik meen dat dit
wel gedaan moet worden. Als bewijs daarvoor
voer ik aan de publicaties over de kampen
in Duitschland. Die moeten onze autoriteiten
toch ook kennen.
Als de Nederlandsche regeering op het
standpunt staat dat geen vreemdelingen uit
geleid worden naar een land waar lijfsgevaar
voor hen dreigt, moet zij ook geen menschen
naar Duitschland sturen als aan te nemen
is dat die daar in een concentratiekamp zul
len worden opgesloten.
Het standpunt van de heeren in Den Haag
is blijkbaar dat als S. niet kan aantoonen
dat hij het laatst uit België gekomen is,
hij naar Duitschland moet gezonden worden
omdat Duitschland hem in 1939 een Nansen-
pas gegeven heeft. Men rekent daarbij even
wel niet met den geheel veranderden toe
stand in Duitschland.
Nederland zou hem ook weer een nieuwe
Nansen-pas kunnen geven.
Laat men S. als men hem hier niet in ons
land wil laten naar België sturen. Hij zal el
ders wel weer zijn weg vinden. Ik begrijp
evenwel niet, waarom hij niet hier zou kunnen
blijven. Hij was hier niemand tot last, het is
trouwens een kalme, zachte bedaarde man. die
nog nooit iemand heeft kwaad gedaan. Hij
heeft zich nooit aan eenig misdrijf schuldig
gemaakt, zoodat hij nu voor het eerst te
Haarlem met het Huis van Bewaring heeft
kennis gemaakt. De vrienden die S. hier
heeft zullen voor hem blijven zorgen, zoodat
hij niet bij Maatschappelijk Hulpbetoon be
hoeft aan te kloppen.
Het Nansen-Ambt te Genève heeft op ver
zoek van Mr. Drilsma zich ook met de zaak
bemoeid en aan den minister van Justitie een
brief geschreven ter ondersteuning van het
door hem gedane verzoek.
Pas op 17 Mei heeft Mr. Drilsma antwoord uit
Den Haag ontvangen. Het is nog niet veelzeg
gend. alleen dat ae zaak van S. nog in onder
zoek is en dat dit onderzoek vertraagd is door
de houding van S. zelf.
Dit laatste betwijfelt Mr. Drilsma. Omdat
hij zelf als raadsman niet veel voor S. kan
doen heeft hij ook de tusschenkomst van een
Kamerlid ingeroepen om te trachten langs
dien weg iets bij den minister te bereiken.
Ik wil zoo zei Mi'. Drilsma alles doen
om S. te bewaren voor uitzending naar
Duitschland, omdat ik voel dat die voor hem
noodlottig zou worden.
Daarom verheug ik mij in het feit, dat ook
de pers gaat opkomen voor het droeve lot dei-
politieke vluchtelingen. Ik vlei mij met de
hoop, dat daardoor bereikt wordt dat S. spoe
dig weer als vrij man uit het Huis van Bewa
ring zal komen en niet gedwongen wordt zich
over te geven aan zijn politieke tegenstanders.
Het is wel treurig zoo besloot hij dat
vreemdelingen in het geheel geen rechten
hebben, vooral Staten-loozen.
Waarom is men zoo noodeloos hard? Het
werd S. niet eens toegestaan in het Huis van
Bewaring bezoek te ontvangen van zijn ver
loofde, terwijl zoo iets wel wordt toegestaan
aan menschen die tegen de strafwet hebben
gezondigd.
„Jeugd wil Vrede".
Bijeenkomst van verscheidene
vereenigingen.
Mr. B. W. Stomps en Drs. Nederhorst
spreken.
Gisteravond hield het comité „Jeugd wil
vrede" een bijeenkomst in de groote zaal van
,De Leeuwerik". Leden van de Arb. Jeugdcen-
trale, Doopsgez. Jong. Bond, Jong. Vredes
Actie. Ned. Bond van Abst. Stud., Relig. Cult.
Jeugd Centrum, Ver. voor Int. Vriendschap
en Wereldvrede, Vrijz. Jeugd Gemeenschap
en de Vrijz. Dem. Jong. Org. waren aanwezig.
De voorzitter, van het comité D. A. J. Geluk
heette de aanwezigen, inzonderheid de spre
kers welkom.
Mevrouw Nely de BockVerdel opende het
programma met een pianovoordracht.
Mr. B. W. Stomps begon daarop zijn rede
over het onderwerp „Internationale rechts
orde en wereldvrede".
De 18e Mei is wel een zeer bijzondere da
tum, aldus spr. 40 jaren geleden waren 30 ver
schillende landen in het Huis ten Bosch bijeen.
Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling
van het volkerenrecht.
Bij de ontwikkeling van het internationale
recht zijn we op een zeer langen weg, waar
van het begin wel het moeilijkst is geweest.
Na de periode, dat de primitieve mensch zijn
toevlucht nam tot geweld ingeval hij meende
dat hem onrecht was aangedaan, ontstond
de figuur van den rondreizenden rechter.
Daarna kwam de gevestigde rechter en groei
de het rechtsorgaan door de eeuwen heen uit
tot wat 't heden is. Als een karakteristiek van
de burgermaatschappij citeerde spr. het woord
van Thorbecke „Wat zijn wij burgers? Wij zijn
regeerders en tevens geregeerd". Hoe hebben
echter de volkeren onderling jarenlang ge
leefd? Een regeling, waarbij de vergelijking
tusschen den burger en het volk getrokken
kon worden inzake de rechtsorganisatie,
dufrde men niet aan.
Hugo de Groot schreef reeds in 1604 op ver
zoek van de Hoogmogenden een verhandeling
over „Het brutenrecht" waarin hij tot de con
clusie kwam, dat een staat niet zoo souverein is
of deze kan misdrijven plegen. De schrijver
kwam toen reeds tot de overtuiging dat de
staat, die een misdaad pleegt, door de andere
staten tot de orde moet worden geroepen. Er
zou dus in onze volkerenmaatschappij een
orgaan moeten zijn. dat bevoegd is over het
gedrag der volkeren te oordeelen.
Spr. citeerde prof. Van Vollenhove, die zegt
dat de commentatoren Hugo de Groot in de
eeuwen, die na hem kwamen, doodgeschreven.
In den loop van de 19de eeuw zijn de vredes-
vrienden gekomen. Een der voornaamste was
Tsaar Nicolaas. Van hem is "t initiatief uit
gegaan tot het houden van de eerste vredes
conferentie. Op die vergadering werden zeer
belangrijke besluiten genomen. De 30 landen
waren in principe bereid te overwegen of
arbitrage toegepast zou kunnen worden. Deze
beslissing was daarom zoo belangrijk omdat
de staat voordien souverein wilde zijn. In 1899
was de dankbaarheid der vredesvrienden
groot.
We kregen het Hof van Arbitrage en het
Vredespaleis nadien. Door arbitrage werd het
geschil tusschen twee Zuid-Amerikaansche
Staten bijgelegd. In het Andes-gebergte staat
nu nog een Christusbeeld, gegoten uit kanon
nen. We dachten allen dat we op den goeden
weg waren. De oorlog van '14'18 sloeg ech
ter vele verwachtingen den bodem in. Na den
oorlog schonk de oprichting van den Volken
bond weer moed. Wanneer wij de resultaten
van den Bond zien moeten we bedenken, dat
wij fouten hebben begaan, o.a. te meenen dat
een plantje, dat 20 eeuwen noodig had uit te
komen, in korten tijd tot een boom zou kun
nen worden.
Wij moeten ook niet vergeten dat de Vol
kenbond veel werk heeft verricht, dat welis
waar niet zoozeer tot de verbeelding spreekt
als de mislukkingen inzake Abessinië enz.,
doch dat toch belangrijk is.
De gedachte van den Volkenbond is goed.
De jeugd van heden zal over 20 jaren behoo-
ren tot de bezadigden. en als zij in dien tijd
nog zoo zeer bezield is van den vredeswil
zullen we rustig en veilig leven. Men moet
zorgen dat de overtuiging wordt rondgedra
gen, dat het leven der staten in een rechts
organisatie geregeld moet worden.
De toespraak van mr. Stomps oogstte luid
applaus van de vele aanwezigen.
Na de pauze zong mej. Guus Max. aan de
piano begeleid door mevr. Nely de Bock eenige
iiederen. Daarna sprak drs. G. Nederhorst uit
Amsterdam.
Spr. wilde zich wenden tot de ontmoedig
den. Drs. Nederhorst wilde duidelijk uitspreken
welke de gevolgen van de bewapening kan
nen zijn Eeuwenlang hebben de volkeren zich
bewapend zonder dat er iemand kwam die
zei dat die bewapening eens als een vraag
stuk besproken moest werden.
thans draagt men in het werk een
sporthemd met vaste boord van
Hensen. Die zijn van sterke solide
stof, die zitten prettig en gemakke
lijk. Daarbij zijn ze verkrijgbaar in
vele nieuwe en moderne dessins in
alle maten. De prijzen zijn minimaal.
Reeds voor ƒ1.45 hebt U er een.
Inderdaad: vakmensen slagen bij:
waruSS^^BHARIIM
(Adv. Ingez. Med.)
Spr. wilde in onzen tijd de stelling ponee
ren dat de bewapening een even groot ge
vaar oplevert voor de beschaving als de
oorlog. Spr. waarschuwde voor de fictie dat
welvaart uit bewapening geboren kan worden,
zulks naar aanleiding van de woorden van
prof. Goudriaan, die zegt dat de bewapening
het eenige toegepaste afdoende middel is ter
bestrijding van de werkloosheid.
In de fascistische landen is schaarschte
aan levensmiddelen en positieve krachten
Bewapening leidt tot verarming. Maar geeft
bewapening werk? Liever kanonnen dan bo
ter is een leuze, die in onzen tijd heerscht.
Dat beteekent dat men werk krijgt in de be
wapeningsindustrie maar werkloosheid in de
boter industrie.
Het beteekent liever doodend kruit dan le
vend gewas.
Ons land ondervindt aan alle kanten de
groote nadeelen van den bewapeningswedsloop.
De bewapeningsindustrie is kapitaal inten
sief, d. w. z. daar wordt het meest met ma
chines gewerkt. De industriën, die nadeel
hebben van de bewapening, zijn juist arbeid-
intensief! D. w. z. dat daar meerendeels met
arbeiders gewerkt wordt»
Men tracht voor de bewapeningen te lee-
nen. Dit beteekent een toenemende last op de
begrooting. Het is zichzelf een rad voor de
oogen draaien. Het doet sterk denken aan de
bewapening van 1914'18 met de daarop vol
gende inflatie. Indien we weer stakingen van
betalingen der diverse landen krijgen zullen
ae kleine spaarders weer de dupe daarvan
worden. Zoo dreigen er van de herbewapening
groote gevaren.
Zullen degenen, die werk gevonden hebben
in de bewapeningsindustrie daarin perma
nent arbeid vinden? Door versnelde bewape
ning zou alleen permanente werkgelegenheid
uit de bewapening verkregen kunnen worden.
Nuchter bekeken, aldus spr. moet er aan
deze bewapening op een gegeven moment een
einde komen. Dat kan zoo niet door blijven
gaan.
Tegenwoordig denkt men sprekende over
ontwapening, aan een utopie. Doch ontwa
pening is een eisch voor het behoud der be
schaving geworden.
Wij moeten ons op de ontwapening blijven
bezinnen. De ontwapening is thans geworden
tot een bij uitstek economisch vraagstuk; het
omsmeden van de zwaarden tot sikkels. Vele
industrieën zijn namelijk tegenwoordig op
de bewapening gericht. Het omschakelen van
de oorlogsindustrie in vredesindustrie wordt
met den dag moeilijker.
Wij mogen van het leven eischen dat het
perspectief biedt aldus spr.
De jeugd staat als generatie voor de groote
problemen.
Eens zal de tijd komen dat wij verantwoor
delijke posities zullen bekleeden.
Spr. besloot zijn toespraak met het citeeren
van de woorden van Jaures:
„Rechtuit naar het ideaal in het volle be
sef van de werkelijkheid".
De rede werd met luid applaus beloond.
Mevrouw Nely de Bock—Vedel speelde tot
slot nog eenige pianostukken, waarop de heer
D. J. A. Geluk met een dankwoord den avond
besloot.
EXAMEAS.
Voor de akte N XIX landbouwhuishoud-
leerares) is geslaagd mej. E. van As, te Haar
lem.
ZANGCONCOURS.
Woensdag behaalde het dubbel gemengd
twartef ..Kunst en Vriendschap" te Haar-
?m. dir. Nic. de Zwager, op een concours in
de Stadsgehoorzaal te Leiden een eersten
prü».
Een leven zonder rust.
Op 22 Mei zal het 125 jaar geleden i
zijndat Richard Wagner, de
groote Duitsche opera-componist
te Leipzig geboren werd.
In twee artikelen zal een bijzon-
dere medewerker de beteekenis en
het leven van dezen pionier in
de icereld der muziek in beschou
wing nemen.
(Van een bij zonderen medewerker).
TOEN Wagner reeds lang een veel-om-
streden figuur was door sommigen
blind vergood door anderen even con
sequent veracht schreef hij: „Het
is met mijn leven vreemd gesteld. Wie het
nauwkeurig nagaat moet inzien, dat slechts
één begeerte er een voorname rol in speelt, de
behoefte aan rust en vrede. Daarentegen is
mijn uiterlijke levensloop zoodanig, dat de
meest op avonturen verzotte zonderling zich
geen andere had kunnen wenschen".
Zoo teekende Wagner zelf de kwellende
tegenstrijdigheid van zijn willen en moeten.
Deze man, die tot de markantste persoonlijk
heden van de kunstwereld van de vorige eeuw
behoort, die geheel nieuwe wegen insloeg en
daarom verguisd werd, die een nieuwen vorm
in de muziek: het muzikale drama schiep -
was, volgens zijn eigen verklaring een rus
teloos zoeker naar vrede.
Richard Wagner werd den 22sten Mei 1813
als negende zoon van een politie-ambtenaar
te Leipzig geboren. Vijf maanden na zijn ge
boorte overleed de vader en zijn moeder trad
in het huwelijk met den schilder en tooneel-
speler Gever sedert vele jaren huisvriend, een
veelzijdig kunstenaar, die grooten invloed op
den ontvankelijken jongen kreeg. Richard liep
vrijwel voor alles warm wat op muziek of lite
ratuur geleek; hij dronk als het ware de mu
ziek van Beethoven, hij beleefde de fascinee-
rende geheimen van diens symphonieën, hoor
de de „Egmont" en kreeg slechts één levens
doel: muziekkunstenaar te worden. Onder al
deze plannen leed zijn studie zeer en spoedig
bezocht hij nu de universiteit te Leipzig, waar
hij behalve muziek ook het studentenleven
grondig studeerde; zijn studiejaren bracht hij
aanvankelijk door in een uiterst losbandig
leven. Eerst de voorzanger van de beroemde
Thomaskerk te Leipzig slaagde er in den jeug
digen. zeer begaafden losbol voor ernstiger
studie te interesseeren.
Eerste jeugdwerken.
'TIJN eerste ouverture viel als een baksteen,
maar met zijn C-dur-symphonie, die werd
uitgevoerd onder leiding van Heinrich Laube,
boekte hij een artistiek succes. Dit leverde in-
tusschen niet veel geld op en Wagner trok de
wereld in om elders te slagen. Van dien tijd
af dateert zijn gejaagd en zwervend leven,
werd hij de zoeker naar rust en vrede. In 1833
werd Wagner te Würzburg, waar zijn broer
operazanger en regisseur was, dirigent. Hij
verdiende daar tien gulden per maand. Zijn
eerste opera's „De Feeën" en „Het Liefdes
verbod" werden hier geschreven. Reeds in
deze eerste werken legde hij een persoonlijk
karakter. In een artikel uit het jaar 1834 had
hij een lans gebroken voor de volledige zang
opera. ..Wij zijn veel te vergeestelijkt en veel
te geleerd", schreef hij, „om warme mensche-
lijke karakters te scheppen.
Vooral schoonheid is hen tot een tweede na
tuur geworden en hun figuren zijn even zin
nelijk en warm als arm aan individueele trek
ken". De in deze zinnen uitgesproken bewon
dering voor de Italiaansche, geheel gezongen
opera, was waarschijnlijk de artistieke drijf
veer, die Wagner aanzette tot de compositie
van het „Liefdesverbod". Terwijl Wagner bij
De Feeën" nog Weber en Beethoven na
volgde. waarin de geweldenaar zich reeds
duidelijk manifesteert is het ..Liefdesverbod"
daarentegen geheel en al ensemble-werk,
waarbij de invloed van Fransche en Italiaan
sche werken zich sterk doet gelden.
Hier in Würzburg was het. dat Wagner zijn
eerste vrouw Minna Planer leerde kennen, die
„uit het Schmieren-milieu als een heilige te
voorschijn trad" en met hem verder door de
wereld trok. Eerst ging de reis naar Lauch-
tadt. vervolgens naar Maagdenburg en ein
delijk naar Riga waar hij in November 1836
met Minna in het huwelijk trad. Maak ook te
Riga liep het tenslotte mis: zijn pogingen om
zich daar door het schrijven van kranten
artikelen te bedruipen faalden en over Lon
den nam hij de vlucht naar Parijs, waai- hij
zijn opera ..Riënzi" wilde laten uitvoeren. Drie
jaar bleef hij in de Fransche hoofdstad om
dan tot de ontdekking te komen, dat „een arm
musicus, die redelijke eischen stelt", in Parijs
eeen kans heeft. Op het titelblad van de par
tituur van de „Vliegende Hollander" welk
werk hij in zeven weken vervaardigde, zette
hij: „Te midden van nacht en ellende! Per
aspera ad astra! God geve het. R. W."
Een zwerversleven.
IP LOTSELING kwam de tijding uit Duitsch
land, dat Meyerbeer er in geslaagd was.
een opvoering te verkrygen van „Riënzi" te
Dresden en van „De Vliegfende Hollander" te
Berlijn. Wagner snelde naar zijn vaderland
terug, waar hij het succes van de beide opera
opvoeringen in 1842 kon meebeleven. In dien
tijd schreef hij: „Ik ben nog steeds dezelfde
miter 'onder geld met mooie vooruitzich
tenDeze mooie vooruitzichten bestonden
in het hofkapelmeesterschap te Dresden, welke
betrekking hij kreeg na het sensationeelc
succes van „Riënzi". Eenige jaren lang kon
hij zich nu wijden aan een hei-vorming van
tooneel en orkest en aan de opvoeding van het
publiek. Hij bereikte niet veel, maar verwierf
slechts overal vijanden. Bij de opvoering van
„Tannhauser" ontstonden al tal van moeilijk
heden terwijl het zelfs onmogelijk bleek een
opvoering van „Lohengrin" te geven.
De revolutionnaire beweging van 1848 ging
niet ongemerkt aan Wagner voorbij en daar
hij zich aan de zijde der ontevredenen schaar
de was hij in 1849 gedwongen niet alleen Dres
den. maar zelfs Duitschland te verlaten. In
allerijl woonde hij nog even eenige repetities
van „Tannhauser" onder leiding van zijn
vriend Liszt te Weimar bij. maar de eerste
zeer succesrijke opvoering kon hij al niet
meer afwachten en reeds was hij op een val-
sche pas naar Zwitserland gevlucht, waar hij
zich te Zürich vestigde. Een aldaar wonend
koopman, Wesendonck. bood hem een tuin
huis in het park van zijn villa als verblijf
plaats aan. En voor het eerst betrok Wagner
nu een eigen, rustige en vredige woning
Even rust...
„kunstwerk der toekomst" te begrijpen. Tot
deze uitverkorenen behoorde in de eerste
plaats het echtpaar Wesendonck. waarbij
Wagner vooral geïnspireerd werd door Ma-
thilde, de vrouw van zijn gastheer, die hij zelf
„zijn eerste en eenige liefde op het hoogtepunt
van zijn levensweg noemt". Hier schiep hij zijn
„Ring der Nibeluhgen" en de ..Tristan", welke
werken hij opdroeg aan Mathilde Wesendonck
want reeds lang was hij van zijn eigen vrouw,
de jaloersche Minna Planer vervreemd. Zij
vond zijn liefde voor Mathilde een banale ver
houding en daardoor kwam het ook. dat zijn
vriendschap met de Wesendoncks een abrupt
einde vond.
(Nadruk verboden).
Richard Wagner,
LANGS DE STRAAT
Q POEDIG had zich hier een kring van
Wagner-bewonderaars gevormd. Sommi
gen begonnen het groote streven van den
dichter-musicus, den propagandist van het
Partij Voetbal.
Het begon al te donkeren en het was niet
heelemaal droog. Een geniepig motregentje
maakte het asphalt van een zijstraat van een
der oude Amsterdamsche burgwallen, waar
van het zwarte wateroppervlak met heel fijne
spikkeltjes overdekt was, een beetje vies en
modderig.
Maar de ploeg die in die straat een partij
voetbal speelde stoorde zich niet aan het feit,
dat het veld nu niet bepaald in uitmuntende
conditie was. Nu moet u dit vooral niet te
sterk opvatten: de ploeg bestond uit vijf
jeugdige Amsterdammers van zoo ongeveer
tien a twaalf jaar en het „spelen" was niet
anders dan het heen en weer trappen van een
onoogelijk balletje zonder eenige pretentie,
dat van een koninklijken voetbal al heel wei
nig weg had.
Het elftal-van-vljf was niet alleen in dien
zin verdeeld dat het (lijnrecht tegen de regels
van het edele voetbalspel ln) gesplitst was in
twee elkaar bestrijdende partijen, het was ook
zeer vaak verdeeld wat de meeningen der in
dividueele leden over de waardeering van den
een of anderen trap betreft. De geniaalste
scheldwoorden vlogen evenals de „voetbal"
heen en weer. Aan een bloemlezing waag ik
mij hier liever niet En toch bleef de onder
linge verstandhouding goed, want geen van
de vijf liep weg. Zij bleven allen trappen met
een animo en een volharding die mij bewon
dering en eerbied afdwongen.
Hoe het keurige oude heertje met het nette
lichte demietje. het „chique" grijze deuk-
hoedje 'n beetje schuin op het hoofd en een
wandelstokje in de hand in deze buurt ver
zeild was geraakt weet ik niet. Hij detoneerde
eenigszins in de omgeving. Maar hij was er
en nadat hij op het smalle trottoir voorzichtig
langs de woest trappende en gebarende
jongens geschuifeld was, bleef hij op eerule-
digen afstand van het team staan en sloeg
met blijkbaar welgevallen het spel gade.
Kwamen jeugdherinneringen bij hem op?
Zag hij in gedachte zichzelf wee- in een voet
baltrui en met bloote knieën, hollend over het
groene veld? Wie zal het zeggen? Maar duide
lijk was het. dat hij schik had in het Jongens-
gedoe.
Daar liet een van de vijf enthousiasten plot
seling een kanjer bewonderen, waarop Vente
in zijn besten tijd trotsch zou geweest zijn en
het balletje kwam terecht een eind voorbij het
oude heertje, dat toch op een behoorlijken
afstand geposteerd stond.
„Hé. boas!" riep de brutaalste van de vijf,
„trap 'm effe terug
En waarlijk: het oude heertje was er zoo in.
dat hij naar het balletje schuifelde en met
een beverig trapje, waarbij hij bijna omviel,
het ding terug deed rollen.
Een hoeraatje van het elftal was zijn beloo
ning en het spel werd voortgezet. Maar daar,
in eens wéér een kanjer van denzelfden schut
ter en het vieze, zwarte, modderige balle-
tj'e kwam met een harden slag tegen het keu
rige, lichte demietje van het chique heertje.
En viel. En liet een groote, vuile moet achter!
„Wat moet dat hier? Weg met dien bal en
dadelijk naar huls!" klonk plotseling een oar-
sche stem.
Een forsche agent was geruischloos uit een
zijstraat komen fietsen keek nog even om
en reed meteen door. Eén ondeelbaar oogen
blik en er was geen bal en er waren geen
iongens meer. In het plotseling verdwijnen
ziin die jeugdige Amsterdammers meesters.
Nog geen twee minuten later was de agent
er weer om te zien of zijn bevel was opge
volgd. De straat was leeg en stil.
Leeg?
Neen. niet heelemaal Want daar ergens op
het trottoir stond een oud heertje, met een
verhoogde kleur en boos. maar zachtjes voor
zich heen mopperend, met een fijnen, hagel
witter. zakdoek al maar te wrijven over een
'warte plek op zijn keurig demietje.
J. C. E.