Het fctzetaeu heeft afgedaan! KHTBrJl RICHARD WAGNER. MUZIKALE BAANBREKER. 5 maanden in het Huis van Bewaring te Haarlem. DONDERDAG 19 MEI 1938 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Omdat hij Staten-loos is. En nu naar Door de maatregelen die de Nederlandsche regeering genomen heeft om het aantal vreemdelingen in ons land te beperken is bij vernieuwing de aandacht gevestigd op de vreemdelingen-quaestie. De publicaties van den laatsten tijd zouden den indruk kunnen maken dat de vreemdelingen die voor 1 Maart 1938 binnen onze grenzen gekomen zijn hier ongestoord kunnen blijven. Maar daaraan ontbreekt veel! Er zijn vreemdelingen in ons land hoevelen weet niemand die hier zonder geldige papieren verblijven. Hoeveel vluchtelingen in ons land? Het zijn menschen die, meest om hun po litieke overtuiging, in het land dat zij ont vluchtten niet veilig zijn. Natuurlijk zijn zij clandestien onze grens overgekomen, maar als zij zich behoorlijk zouden hebben aangemeld, zouden zij zonder pas natuurlijk niet toege laten zijn. En toch moesten zij naar Neder land, want daar waren zij immers veilig. Maar nu zijn zij hier slechts veilig zoo lang zij zich voor de politie weten te verber gen. Anders worden zij opgepakt, voorloopig in een Huis van Bewaring opgeborgen en daarna veelal naar hun eigen land terugge stuurd. Iets waaraan zij met schrik en beving denken. In ons land, voelen ze zich als een op gejaagd dier. Elk oogenblik vreezen zij dat er een politieman zal opdagen om het nood lottige woord te spreken „ga met mij mee naar het politiebureau!" De vrienden die hen huisvesten loopen ook gevaar met de politie in conflict te komen, want het is strafbaar een vreemdeling zon der papieren te verbergen. Vreemdelingen in ons land hebben geen' rechten. Mr. H. O. Drilsma te Haarlem, die zijn rechtskundige hulp verleent aan een dezer vreemdelingen, vertelde ons, dat hij de hou ding der regeering in de vreemdelingen- quaestie niet kan bewonderen. Er is een mooie Vreemdelingenwet, dateerend van 1930, die uitstekend zou kunnen werken en die zekere rechten aan vreemdelingen geeft, maar die is nog nooit toegepast kunnen worden. In die wet staat, dat een vreemdeling die in ons land wordt toegelaten een reis- en verblijfpas krijgt die hem alleen door een vonnis van den Kantonrechter kan worden ontnomen. Er kan dus volgens die wet alleen een vreemdeling over de grens gezet worden na een procedure van den Kantonrechter. Er is evenwel nog nooit zoo'n reis- en verblijfpas afgegeven, zoodat tot heden alle uitwijzingen buiten den Magistraat zijn om gegaan. Ieder vreemdeling is hier dus rechteloos en hangt van de gezind heid der autoriteiten (ambtenaren) af. Reeds in 1932 is op een congres der Juristen-ver- eeniging daarover geklaagd. Dat was dus voor den politieken ommekeer in Duitschland. Toen werd het gemis der procedure al gevoeld, geen wonder dat het nu nog veel sterker spreekt. Een misdadiger weet wat hem boven het Antoon Coolen en Dr.PH.Rittej Jr. schreven N.-BRABANT& ZEELAND (Adv. Ingez. Med.) hoofd hangt, zijn zaak wordt op formeele wijze berecht Maar een vreemdeling is hier geheel zonder rechten. Een advocaat kan hem eenigen bijstand verleenen wat betreft het schrijven van verzoeken aan de autoriteiten die over hem beslissen, maar dat is ook alles. Het is hem zelfs niet eens mogelijk persoon lijk de belangen van zijn cliënt te beplei ten' De lotgevallen van een Staten-looze. S.. de man, dien ik thans, op verzoek van de Roode Hulp, voor zoover het mogelijk is, rechtsbijstand verleen, is iemand van on geveer 40 jaar, zoo vertelde Mr. Drilsma. Hij werd te Lodz in Russisch Polen geboren. Na den wereldoorlog verbleef hij in Duitschland. Hij wilde toen noch Polen, noch Rusland als zijn vaderland erkennen, waarna hij in 1930 van de toenmalige Duitsche regeering een paspoort kreeg als zoogenaamde Staten- looze. (Ook wel Nansen-pas genoemd). Deze pas is nu evenwel verloopen. In Duitschland liet hij zich kennen als anti-fascist. Dat was de reden waarom hij, toen Hitler in 1933 de macht in handen kreeg, uit Duitschland naar Frankrijk vlucht te. Na eenigen tijd in Frankrijk en in België gezworven te hebben wist hij over de Ne- derlandsche grens te komen. Vrienden ver schaften hem hier onderdak. Alles ging goed, hij wist zich voor de poiltie schuil te houden en burgerde hier al wat in. Zoo zelfs, dat hij zich met een meisje uit Amsterdam verloofde. Maar in het eind van het vorige jaar fietste S. onder Bloemendaal, waar een agent hem voor 'n kleine bekeuring naar zijn papieren vroeg, Toen kwam uit, dat hij een „ongewenschte vreemdeling" was en het duur de niet lang of hij zat in het Huis van Be waring te Haarlem. Af te wachten Ik richtte zoo zei Mr. Drilsma op 19 Januari een adres aan den minister van Justi tie om S. het asylrecht als Staten-looze en po litieke vluchteling te verleenen. Maar er kwam geen antwoord. Ook de brieven van 29 Ja nuari en 11 Februari bleven onbeantwoord Zelfs een brief van 4 Mei scheen voorloopt zonde- uitwerking te blijven. Donderdag 12 Mei deelde S. aan mij mede dat hem medegedeeld was, dat hij naar Duitschland zou worden uitgeleid, als hij niet precies kon opgeven waar hij indertijd in België geweest is. Nu is het moeilijke, dat hij dat niet kan, omdat hij er gezworven heeft en niet meer alles kan aangeven. Maar waarom wil men S. nu juist naar Duitschland sturen, het eenige land waar hij niet heen wil, omdat hij zeker weet, dat hij daar onmiddellijk in een concentratiekamp wordt opgeborgen. Uit een stuk in Haarlem's Dagblad van 17 Mei j.l. is duidelijk gewor den, dat de Nederlandsche autoriteiten een concentratiekamp niet gelijk stellen met het begrip „lijfsgevaar", maar ik meen dat dit wel gedaan moet worden. Als bewijs daarvoor voer ik aan de publicaties over de kampen in Duitschland. Die moeten onze autoriteiten toch ook kennen. Als de Nederlandsche regeering op het standpunt staat dat geen vreemdelingen uit geleid worden naar een land waar lijfsgevaar voor hen dreigt, moet zij ook geen menschen naar Duitschland sturen als aan te nemen is dat die daar in een concentratiekamp zul len worden opgesloten. Het standpunt van de heeren in Den Haag is blijkbaar dat als S. niet kan aantoonen dat hij het laatst uit België gekomen is, hij naar Duitschland moet gezonden worden omdat Duitschland hem in 1939 een Nansen- pas gegeven heeft. Men rekent daarbij even wel niet met den geheel veranderden toe stand in Duitschland. Nederland zou hem ook weer een nieuwe Nansen-pas kunnen geven. Laat men S. als men hem hier niet in ons land wil laten naar België sturen. Hij zal el ders wel weer zijn weg vinden. Ik begrijp evenwel niet, waarom hij niet hier zou kunnen blijven. Hij was hier niemand tot last, het is trouwens een kalme, zachte bedaarde man. die nog nooit iemand heeft kwaad gedaan. Hij heeft zich nooit aan eenig misdrijf schuldig gemaakt, zoodat hij nu voor het eerst te Haarlem met het Huis van Bewaring heeft kennis gemaakt. De vrienden die S. hier heeft zullen voor hem blijven zorgen, zoodat hij niet bij Maatschappelijk Hulpbetoon be hoeft aan te kloppen. Het Nansen-Ambt te Genève heeft op ver zoek van Mr. Drilsma zich ook met de zaak bemoeid en aan den minister van Justitie een brief geschreven ter ondersteuning van het door hem gedane verzoek. Pas op 17 Mei heeft Mr. Drilsma antwoord uit Den Haag ontvangen. Het is nog niet veelzeg gend. alleen dat ae zaak van S. nog in onder zoek is en dat dit onderzoek vertraagd is door de houding van S. zelf. Dit laatste betwijfelt Mr. Drilsma. Omdat hij zelf als raadsman niet veel voor S. kan doen heeft hij ook de tusschenkomst van een Kamerlid ingeroepen om te trachten langs dien weg iets bij den minister te bereiken. Ik wil zoo zei Mi'. Drilsma alles doen om S. te bewaren voor uitzending naar Duitschland, omdat ik voel dat die voor hem noodlottig zou worden. Daarom verheug ik mij in het feit, dat ook de pers gaat opkomen voor het droeve lot dei- politieke vluchtelingen. Ik vlei mij met de hoop, dat daardoor bereikt wordt dat S. spoe dig weer als vrij man uit het Huis van Bewa ring zal komen en niet gedwongen wordt zich over te geven aan zijn politieke tegenstanders. Het is wel treurig zoo besloot hij dat vreemdelingen in het geheel geen rechten hebben, vooral Staten-loozen. Waarom is men zoo noodeloos hard? Het werd S. niet eens toegestaan in het Huis van Bewaring bezoek te ontvangen van zijn ver loofde, terwijl zoo iets wel wordt toegestaan aan menschen die tegen de strafwet hebben gezondigd. „Jeugd wil Vrede". Bijeenkomst van verscheidene vereenigingen. Mr. B. W. Stomps en Drs. Nederhorst spreken. Gisteravond hield het comité „Jeugd wil vrede" een bijeenkomst in de groote zaal van ,De Leeuwerik". Leden van de Arb. Jeugdcen- trale, Doopsgez. Jong. Bond, Jong. Vredes Actie. Ned. Bond van Abst. Stud., Relig. Cult. Jeugd Centrum, Ver. voor Int. Vriendschap en Wereldvrede, Vrijz. Jeugd Gemeenschap en de Vrijz. Dem. Jong. Org. waren aanwezig. De voorzitter, van het comité D. A. J. Geluk heette de aanwezigen, inzonderheid de spre kers welkom. Mevrouw Nely de BockVerdel opende het programma met een pianovoordracht. Mr. B. W. Stomps begon daarop zijn rede over het onderwerp „Internationale rechts orde en wereldvrede". De 18e Mei is wel een zeer bijzondere da tum, aldus spr. 40 jaren geleden waren 30 ver schillende landen in het Huis ten Bosch bijeen. Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van het volkerenrecht. Bij de ontwikkeling van het internationale recht zijn we op een zeer langen weg, waar van het begin wel het moeilijkst is geweest. Na de periode, dat de primitieve mensch zijn toevlucht nam tot geweld ingeval hij meende dat hem onrecht was aangedaan, ontstond de figuur van den rondreizenden rechter. Daarna kwam de gevestigde rechter en groei de het rechtsorgaan door de eeuwen heen uit tot wat 't heden is. Als een karakteristiek van de burgermaatschappij citeerde spr. het woord van Thorbecke „Wat zijn wij burgers? Wij zijn regeerders en tevens geregeerd". Hoe hebben echter de volkeren onderling jarenlang ge leefd? Een regeling, waarbij de vergelijking tusschen den burger en het volk getrokken kon worden inzake de rechtsorganisatie, dufrde men niet aan. Hugo de Groot schreef reeds in 1604 op ver zoek van de Hoogmogenden een verhandeling over „Het brutenrecht" waarin hij tot de con clusie kwam, dat een staat niet zoo souverein is of deze kan misdrijven plegen. De schrijver kwam toen reeds tot de overtuiging dat de staat, die een misdaad pleegt, door de andere staten tot de orde moet worden geroepen. Er zou dus in onze volkerenmaatschappij een orgaan moeten zijn. dat bevoegd is over het gedrag der volkeren te oordeelen. Spr. citeerde prof. Van Vollenhove, die zegt dat de commentatoren Hugo de Groot in de eeuwen, die na hem kwamen, doodgeschreven. In den loop van de 19de eeuw zijn de vredes- vrienden gekomen. Een der voornaamste was Tsaar Nicolaas. Van hem is "t initiatief uit gegaan tot het houden van de eerste vredes conferentie. Op die vergadering werden zeer belangrijke besluiten genomen. De 30 landen waren in principe bereid te overwegen of arbitrage toegepast zou kunnen worden. Deze beslissing was daarom zoo belangrijk omdat de staat voordien souverein wilde zijn. In 1899 was de dankbaarheid der vredesvrienden groot. We kregen het Hof van Arbitrage en het Vredespaleis nadien. Door arbitrage werd het geschil tusschen twee Zuid-Amerikaansche Staten bijgelegd. In het Andes-gebergte staat nu nog een Christusbeeld, gegoten uit kanon nen. We dachten allen dat we op den goeden weg waren. De oorlog van '14'18 sloeg ech ter vele verwachtingen den bodem in. Na den oorlog schonk de oprichting van den Volken bond weer moed. Wanneer wij de resultaten van den Bond zien moeten we bedenken, dat wij fouten hebben begaan, o.a. te meenen dat een plantje, dat 20 eeuwen noodig had uit te komen, in korten tijd tot een boom zou kun nen worden. Wij moeten ook niet vergeten dat de Vol kenbond veel werk heeft verricht, dat welis waar niet zoozeer tot de verbeelding spreekt als de mislukkingen inzake Abessinië enz., doch dat toch belangrijk is. De gedachte van den Volkenbond is goed. De jeugd van heden zal over 20 jaren behoo- ren tot de bezadigden. en als zij in dien tijd nog zoo zeer bezield is van den vredeswil zullen we rustig en veilig leven. Men moet zorgen dat de overtuiging wordt rondgedra gen, dat het leven der staten in een rechts organisatie geregeld moet worden. De toespraak van mr. Stomps oogstte luid applaus van de vele aanwezigen. Na de pauze zong mej. Guus Max. aan de piano begeleid door mevr. Nely de Bock eenige iiederen. Daarna sprak drs. G. Nederhorst uit Amsterdam. Spr. wilde zich wenden tot de ontmoedig den. Drs. Nederhorst wilde duidelijk uitspreken welke de gevolgen van de bewapening kan nen zijn Eeuwenlang hebben de volkeren zich bewapend zonder dat er iemand kwam die zei dat die bewapening eens als een vraag stuk besproken moest werden. thans draagt men in het werk een sporthemd met vaste boord van Hensen. Die zijn van sterke solide stof, die zitten prettig en gemakke lijk. Daarbij zijn ze verkrijgbaar in vele nieuwe en moderne dessins in alle maten. De prijzen zijn minimaal. Reeds voor ƒ1.45 hebt U er een. Inderdaad: vakmensen slagen bij: waruSS^^BHARIIM (Adv. Ingez. Med.) Spr. wilde in onzen tijd de stelling ponee ren dat de bewapening een even groot ge vaar oplevert voor de beschaving als de oorlog. Spr. waarschuwde voor de fictie dat welvaart uit bewapening geboren kan worden, zulks naar aanleiding van de woorden van prof. Goudriaan, die zegt dat de bewapening het eenige toegepaste afdoende middel is ter bestrijding van de werkloosheid. In de fascistische landen is schaarschte aan levensmiddelen en positieve krachten Bewapening leidt tot verarming. Maar geeft bewapening werk? Liever kanonnen dan bo ter is een leuze, die in onzen tijd heerscht. Dat beteekent dat men werk krijgt in de be wapeningsindustrie maar werkloosheid in de boter industrie. Het beteekent liever doodend kruit dan le vend gewas. Ons land ondervindt aan alle kanten de groote nadeelen van den bewapeningswedsloop. De bewapeningsindustrie is kapitaal inten sief, d. w. z. daar wordt het meest met ma chines gewerkt. De industriën, die nadeel hebben van de bewapening, zijn juist arbeid- intensief! D. w. z. dat daar meerendeels met arbeiders gewerkt wordt» Men tracht voor de bewapeningen te lee- nen. Dit beteekent een toenemende last op de begrooting. Het is zichzelf een rad voor de oogen draaien. Het doet sterk denken aan de bewapening van 1914'18 met de daarop vol gende inflatie. Indien we weer stakingen van betalingen der diverse landen krijgen zullen ae kleine spaarders weer de dupe daarvan worden. Zoo dreigen er van de herbewapening groote gevaren. Zullen degenen, die werk gevonden hebben in de bewapeningsindustrie daarin perma nent arbeid vinden? Door versnelde bewape ning zou alleen permanente werkgelegenheid uit de bewapening verkregen kunnen worden. Nuchter bekeken, aldus spr. moet er aan deze bewapening op een gegeven moment een einde komen. Dat kan zoo niet door blijven gaan. Tegenwoordig denkt men sprekende over ontwapening, aan een utopie. Doch ontwa pening is een eisch voor het behoud der be schaving geworden. Wij moeten ons op de ontwapening blijven bezinnen. De ontwapening is thans geworden tot een bij uitstek economisch vraagstuk; het omsmeden van de zwaarden tot sikkels. Vele industrieën zijn namelijk tegenwoordig op de bewapening gericht. Het omschakelen van de oorlogsindustrie in vredesindustrie wordt met den dag moeilijker. Wij mogen van het leven eischen dat het perspectief biedt aldus spr. De jeugd staat als generatie voor de groote problemen. Eens zal de tijd komen dat wij verantwoor delijke posities zullen bekleeden. Spr. besloot zijn toespraak met het citeeren van de woorden van Jaures: „Rechtuit naar het ideaal in het volle be sef van de werkelijkheid". De rede werd met luid applaus beloond. Mevrouw Nely de Bock—Vedel speelde tot slot nog eenige pianostukken, waarop de heer D. J. A. Geluk met een dankwoord den avond besloot. EXAMEAS. Voor de akte N XIX landbouwhuishoud- leerares) is geslaagd mej. E. van As, te Haar lem. ZANGCONCOURS. Woensdag behaalde het dubbel gemengd twartef ..Kunst en Vriendschap" te Haar- ?m. dir. Nic. de Zwager, op een concours in de Stadsgehoorzaal te Leiden een eersten prü». Een leven zonder rust. Op 22 Mei zal het 125 jaar geleden i zijndat Richard Wagner, de groote Duitsche opera-componist te Leipzig geboren werd. In twee artikelen zal een bijzon- dere medewerker de beteekenis en het leven van dezen pionier in de icereld der muziek in beschou wing nemen. (Van een bij zonderen medewerker). TOEN Wagner reeds lang een veel-om- streden figuur was door sommigen blind vergood door anderen even con sequent veracht schreef hij: „Het is met mijn leven vreemd gesteld. Wie het nauwkeurig nagaat moet inzien, dat slechts één begeerte er een voorname rol in speelt, de behoefte aan rust en vrede. Daarentegen is mijn uiterlijke levensloop zoodanig, dat de meest op avonturen verzotte zonderling zich geen andere had kunnen wenschen". Zoo teekende Wagner zelf de kwellende tegenstrijdigheid van zijn willen en moeten. Deze man, die tot de markantste persoonlijk heden van de kunstwereld van de vorige eeuw behoort, die geheel nieuwe wegen insloeg en daarom verguisd werd, die een nieuwen vorm in de muziek: het muzikale drama schiep - was, volgens zijn eigen verklaring een rus teloos zoeker naar vrede. Richard Wagner werd den 22sten Mei 1813 als negende zoon van een politie-ambtenaar te Leipzig geboren. Vijf maanden na zijn ge boorte overleed de vader en zijn moeder trad in het huwelijk met den schilder en tooneel- speler Gever sedert vele jaren huisvriend, een veelzijdig kunstenaar, die grooten invloed op den ontvankelijken jongen kreeg. Richard liep vrijwel voor alles warm wat op muziek of lite ratuur geleek; hij dronk als het ware de mu ziek van Beethoven, hij beleefde de fascinee- rende geheimen van diens symphonieën, hoor de de „Egmont" en kreeg slechts één levens doel: muziekkunstenaar te worden. Onder al deze plannen leed zijn studie zeer en spoedig bezocht hij nu de universiteit te Leipzig, waar hij behalve muziek ook het studentenleven grondig studeerde; zijn studiejaren bracht hij aanvankelijk door in een uiterst losbandig leven. Eerst de voorzanger van de beroemde Thomaskerk te Leipzig slaagde er in den jeug digen. zeer begaafden losbol voor ernstiger studie te interesseeren. Eerste jeugdwerken. 'TIJN eerste ouverture viel als een baksteen, maar met zijn C-dur-symphonie, die werd uitgevoerd onder leiding van Heinrich Laube, boekte hij een artistiek succes. Dit leverde in- tusschen niet veel geld op en Wagner trok de wereld in om elders te slagen. Van dien tijd af dateert zijn gejaagd en zwervend leven, werd hij de zoeker naar rust en vrede. In 1833 werd Wagner te Würzburg, waar zijn broer operazanger en regisseur was, dirigent. Hij verdiende daar tien gulden per maand. Zijn eerste opera's „De Feeën" en „Het Liefdes verbod" werden hier geschreven. Reeds in deze eerste werken legde hij een persoonlijk karakter. In een artikel uit het jaar 1834 had hij een lans gebroken voor de volledige zang opera. ..Wij zijn veel te vergeestelijkt en veel te geleerd", schreef hij, „om warme mensche- lijke karakters te scheppen. Vooral schoonheid is hen tot een tweede na tuur geworden en hun figuren zijn even zin nelijk en warm als arm aan individueele trek ken". De in deze zinnen uitgesproken bewon dering voor de Italiaansche, geheel gezongen opera, was waarschijnlijk de artistieke drijf veer, die Wagner aanzette tot de compositie van het „Liefdesverbod". Terwijl Wagner bij De Feeën" nog Weber en Beethoven na volgde. waarin de geweldenaar zich reeds duidelijk manifesteert is het ..Liefdesverbod" daarentegen geheel en al ensemble-werk, waarbij de invloed van Fransche en Italiaan sche werken zich sterk doet gelden. Hier in Würzburg was het. dat Wagner zijn eerste vrouw Minna Planer leerde kennen, die „uit het Schmieren-milieu als een heilige te voorschijn trad" en met hem verder door de wereld trok. Eerst ging de reis naar Lauch- tadt. vervolgens naar Maagdenburg en ein delijk naar Riga waar hij in November 1836 met Minna in het huwelijk trad. Maak ook te Riga liep het tenslotte mis: zijn pogingen om zich daar door het schrijven van kranten artikelen te bedruipen faalden en over Lon den nam hij de vlucht naar Parijs, waai- hij zijn opera ..Riënzi" wilde laten uitvoeren. Drie jaar bleef hij in de Fransche hoofdstad om dan tot de ontdekking te komen, dat „een arm musicus, die redelijke eischen stelt", in Parijs eeen kans heeft. Op het titelblad van de par tituur van de „Vliegende Hollander" welk werk hij in zeven weken vervaardigde, zette hij: „Te midden van nacht en ellende! Per aspera ad astra! God geve het. R. W." Een zwerversleven. IP LOTSELING kwam de tijding uit Duitsch land, dat Meyerbeer er in geslaagd was. een opvoering te verkrygen van „Riënzi" te Dresden en van „De Vliegfende Hollander" te Berlijn. Wagner snelde naar zijn vaderland terug, waar hij het succes van de beide opera opvoeringen in 1842 kon meebeleven. In dien tijd schreef hij: „Ik ben nog steeds dezelfde miter 'onder geld met mooie vooruitzich tenDeze mooie vooruitzichten bestonden in het hofkapelmeesterschap te Dresden, welke betrekking hij kreeg na het sensationeelc succes van „Riënzi". Eenige jaren lang kon hij zich nu wijden aan een hei-vorming van tooneel en orkest en aan de opvoeding van het publiek. Hij bereikte niet veel, maar verwierf slechts overal vijanden. Bij de opvoering van „Tannhauser" ontstonden al tal van moeilijk heden terwijl het zelfs onmogelijk bleek een opvoering van „Lohengrin" te geven. De revolutionnaire beweging van 1848 ging niet ongemerkt aan Wagner voorbij en daar hij zich aan de zijde der ontevredenen schaar de was hij in 1849 gedwongen niet alleen Dres den. maar zelfs Duitschland te verlaten. In allerijl woonde hij nog even eenige repetities van „Tannhauser" onder leiding van zijn vriend Liszt te Weimar bij. maar de eerste zeer succesrijke opvoering kon hij al niet meer afwachten en reeds was hij op een val- sche pas naar Zwitserland gevlucht, waar hij zich te Zürich vestigde. Een aldaar wonend koopman, Wesendonck. bood hem een tuin huis in het park van zijn villa als verblijf plaats aan. En voor het eerst betrok Wagner nu een eigen, rustige en vredige woning Even rust... „kunstwerk der toekomst" te begrijpen. Tot deze uitverkorenen behoorde in de eerste plaats het echtpaar Wesendonck. waarbij Wagner vooral geïnspireerd werd door Ma- thilde, de vrouw van zijn gastheer, die hij zelf „zijn eerste en eenige liefde op het hoogtepunt van zijn levensweg noemt". Hier schiep hij zijn „Ring der Nibeluhgen" en de ..Tristan", welke werken hij opdroeg aan Mathilde Wesendonck want reeds lang was hij van zijn eigen vrouw, de jaloersche Minna Planer vervreemd. Zij vond zijn liefde voor Mathilde een banale ver houding en daardoor kwam het ook. dat zijn vriendschap met de Wesendoncks een abrupt einde vond. (Nadruk verboden). Richard Wagner, LANGS DE STRAAT Q POEDIG had zich hier een kring van Wagner-bewonderaars gevormd. Sommi gen begonnen het groote streven van den dichter-musicus, den propagandist van het Partij Voetbal. Het begon al te donkeren en het was niet heelemaal droog. Een geniepig motregentje maakte het asphalt van een zijstraat van een der oude Amsterdamsche burgwallen, waar van het zwarte wateroppervlak met heel fijne spikkeltjes overdekt was, een beetje vies en modderig. Maar de ploeg die in die straat een partij voetbal speelde stoorde zich niet aan het feit, dat het veld nu niet bepaald in uitmuntende conditie was. Nu moet u dit vooral niet te sterk opvatten: de ploeg bestond uit vijf jeugdige Amsterdammers van zoo ongeveer tien a twaalf jaar en het „spelen" was niet anders dan het heen en weer trappen van een onoogelijk balletje zonder eenige pretentie, dat van een koninklijken voetbal al heel wei nig weg had. Het elftal-van-vljf was niet alleen in dien zin verdeeld dat het (lijnrecht tegen de regels van het edele voetbalspel ln) gesplitst was in twee elkaar bestrijdende partijen, het was ook zeer vaak verdeeld wat de meeningen der in dividueele leden over de waardeering van den een of anderen trap betreft. De geniaalste scheldwoorden vlogen evenals de „voetbal" heen en weer. Aan een bloemlezing waag ik mij hier liever niet En toch bleef de onder linge verstandhouding goed, want geen van de vijf liep weg. Zij bleven allen trappen met een animo en een volharding die mij bewon dering en eerbied afdwongen. Hoe het keurige oude heertje met het nette lichte demietje. het „chique" grijze deuk- hoedje 'n beetje schuin op het hoofd en een wandelstokje in de hand in deze buurt ver zeild was geraakt weet ik niet. Hij detoneerde eenigszins in de omgeving. Maar hij was er en nadat hij op het smalle trottoir voorzichtig langs de woest trappende en gebarende jongens geschuifeld was, bleef hij op eerule- digen afstand van het team staan en sloeg met blijkbaar welgevallen het spel gade. Kwamen jeugdherinneringen bij hem op? Zag hij in gedachte zichzelf wee- in een voet baltrui en met bloote knieën, hollend over het groene veld? Wie zal het zeggen? Maar duide lijk was het. dat hij schik had in het Jongens- gedoe. Daar liet een van de vijf enthousiasten plot seling een kanjer bewonderen, waarop Vente in zijn besten tijd trotsch zou geweest zijn en het balletje kwam terecht een eind voorbij het oude heertje, dat toch op een behoorlijken afstand geposteerd stond. „Hé. boas!" riep de brutaalste van de vijf, „trap 'm effe terug En waarlijk: het oude heertje was er zoo in. dat hij naar het balletje schuifelde en met een beverig trapje, waarbij hij bijna omviel, het ding terug deed rollen. Een hoeraatje van het elftal was zijn beloo ning en het spel werd voortgezet. Maar daar, in eens wéér een kanjer van denzelfden schut ter en het vieze, zwarte, modderige balle- tj'e kwam met een harden slag tegen het keu rige, lichte demietje van het chique heertje. En viel. En liet een groote, vuile moet achter! „Wat moet dat hier? Weg met dien bal en dadelijk naar huls!" klonk plotseling een oar- sche stem. Een forsche agent was geruischloos uit een zijstraat komen fietsen keek nog even om en reed meteen door. Eén ondeelbaar oogen blik en er was geen bal en er waren geen iongens meer. In het plotseling verdwijnen ziin die jeugdige Amsterdammers meesters. Nog geen twee minuten later was de agent er weer om te zien of zijn bevel was opge volgd. De straat was leeg en stil. Leeg? Neen. niet heelemaal Want daar ergens op het trottoir stond een oud heertje, met een verhoogde kleur en boos. maar zachtjes voor zich heen mopperend, met een fijnen, hagel witter. zakdoek al maar te wrijven over een 'warte plek op zijn keurig demietje. J. C. E.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 11