Holl. Mij. der Wetenschappen.
Prins Bernhard woont voor het
eerst de jaarvergadering bij.
CEBUTO-BUREAU
MAANDAG 23 MEI 1938
HAARLEM'S DAGBLAD
Belangrijke rede van
Prof. Kramers.
De 186e algemeene vergadering van de Hol-
landsche Maatschappij der Wetenschappen.
Zaterdagmiddag alhier gehouden, was van
meer dan gewone beteekenis, omdat Prins
Bernhard der Nederlanden, de nieuwe Protec
tor der Maatschappij voor het eerst de jaar
vergadering bijwoonde.
De voorzitter mr. dr. A. baron Röell, heette
Prins Bernhard hartelijk welkom.
„Buitengewoon ingenomen waren", aldus
spr. ongeveer „Leden en Directeuren met uw
besluit het Protectoraat te aanvaarden, en dat
uwe Koninglijke Hoogheid reeds de eerste
maal, nadat zij dit besluit heeft genomen, in
de Algemeene Vergadering is verschenen,
stemt niet alleen de aanwezige Leden en Di
recteuren, die talrijker dan ooit te voren zijn
opgekomen, tot groote dankbaarheid, maar
ook voor hen, die dit niet konden
doen, het welkome bewijs van de groote be
langstelling in de wetenschappen, waarvan
uwe Koninklijke Hoogheid reeds dadelijk na
Hare komst in ons land zoo menig blijk heeft
gegeven.
Van 1902 tot aan Zijn overlijden in 1934
was Prins Hendrik der Nederlanden, Hertog
van Mecklenburg, de gevierde Protector van
onze Maatschappij, en in al die jaren was
deze haar getrouwe vriend en beschermer, die
onze jaarlijksche bijeenkomsten slechts zel
den, en dan alleen onder den drang van hoo-
gere plichten, oversloeg. Aan zijne getouw
heid en aan de minzaamheid, waarmede hij
zich te midden van geleerden en leeken be
woog, bewaart ons Lichaam de kostbaarste
herinnering. Het zij mij vergund bij Uwe Ko
ninklijke Hoogheid een even eerbiedig als
krachtig beroep te doen op de voortzetting van
deze traditie. Moge zij ons menigmaal het
voorrecht schenken van hare verschijning in
ons midden. Ik vlei mij met de hoop, dat
deze eerste jaarvergadering, welke Uwe Ko
ninklijke Hoogheid met hoogstderzelver te
genwoordigheid vereert, er het hare toe moge
bijdragen om dezen wensch in vervulling te
doen gaan. Uwe komst zal voor Leden en Di
recteuren steeds een feest zijn!"
Spr. herdacht voorts hen, die sedert de vo
rige bijeenkomst aan de Hollandsche Maat
schappij zijn ontvallen en noemde daarbij
o.a. den vereerden ondervoorzitter, jhr. mr.
J. W. G. Boreel van Hogelanden, die na ge
durende zes en veertig jaren een sieraad van
het Directorium te zijn geweest, den vorigen
zomer op bijna 85-jarigen ouderdom is heen
gegaan. Op hoe menig gebied heeft hij niet
uitgeblonken en hoeveel heeft hij, met zijn
toomeloozen ijver en nimmer falende be
langstelling, niet gedaan, dat aan Staat en
Maatschappij is ten goede gekomen. Zou het
zeker de moeite loonen dezen voortreffelijken
vaderlander in al zijn verdiensten te schet
sen. in dezen kring moge het genoeg zijn te
wijzen op zijne groote liefde voor onze Ver-
eeniging en op de geestdrift, waarmede hij
tot op hoogen leeftijd zoo menigmaal van die
liefde getuigenis aflegde. In haar bestuur
was Boreel een eerste ki-acht, die veel tot
haar bloei heeft bijgedragen. ?ijn naam zal
met gulden letteren hare annalen blijven sie
ren.
Voorts: E. G. Duyvis Tzn., directeur der
Mij., bekend industrieel uit de Zaanstreek;
mr. Jb. Bierens de Haan; mr. Joh. Enschedé
en de heeren C. E, ter Meulen en ir. C. J. van
Dusseldorp, beiden vooral in financieele krin
gen bekend.
Niet minder zwaar zijn de slagen, aan de
Maatschappij toegebracht door het verlies van
vier harer leden.
In September van het vorig jaar overleed
te Wallenstein in Zwitserland, waar hij voor
hersthel van gezondheid vertoefde, prof. H. P.
Nierstrasz, haar medelid eerst sedert 1936;
prof. dr. A. H. J. M. van Rooy; mr. Gerard
Vissering, wiens schitterende loopbaan werd
afgesloten met zijn voorzitterschap van de
Nederlandsche Bank; dr. H. J. Lovink die be
hoorde tot de oudste leden der Maatschappij,
Zes nieuwe leden werden ten vorige jare
benoemd en 't was spr. een voldoening te
constateeren, dat zij allen hunne benoe
ming met ingenomenheid hebben aanvaard en
op een na allen opgekomen waren. Met blijd
schap heette spr. voor de eerste maal welkom
de heeren doctors van Leeuwen, van Ginneken.
de Kleyn. Scholten en Schoute.
Na nog de beide buitenlandsche leden te
(Adv. Ingez. Med.)
hebben begroet, die deze bijeenkomst met
hunne tegenwoordigheid vereerden: Sir Cecil
Hurst en professor J. E. Verschaffeit, eindigde
baron Röell aldus:
„Onder de' auspiciën van haar jongen Pro
tector gaat de Maatschappij een nieuw tijd
perk in; moge het een tijdperk van toene-
menden voorspoed zijn! En moge nog menig
maal in haare jaarvergaderingen worden ge
tuigd van de harmonie en de samenwerking
tusschen leden en directeuren, conditio sine
o.ua non niet alleen voor het welslagen harer
feestelijke bijeenkomsten, maar bovenal voor
het handhaven van den gevestigden naam
en de eerwaardige traditiën waarop de Hol
landsche Maatschappij der Wetenschappen
roem draagt.
Vivat crescat floreat!"
Jaarverslag.
Daarna bracht de secretaris prof. A. F
Holleman. verslag uit over de verrichtingen
in het afgeloopón jaar. Op het einde van
1937 verscheen het negentiende deel der
Oeuvres completes de Christiaan Huygens.
Spr. gaf een beknopt overzicht van den in
houd.
Over de geldmiddelen der Mij. waren er
gunstiger berichten dan het vorige jaar. Spr.
ze 1de toen, dat ca. f 1000 nog moesten ge
dekt worden van de jaarlijksche uitgaven.
Dit is inderdaad nagenoeg gelukt door ver
mindering van eenige honoraria en door een
milde schenking van een der directeuren van
f 100. Ook hebben de talrijke conversies al
thans dit voordeel opgeleverd, dat een niet on
belangrijke koerswinst op de effecten werd
behaald. Niettemin blijft voorshands de
uiterste omzichtigheid geboden. De maat
schappij ontving in dank van de Regeering
de toegezegde bijdrage van f 2400 bij het
verschijnen van Deel 19 der Huygens-editie.
De heer Veen, arts, te Haarlem, schreef over
Van Marum een zeer lezenswaardig artikel in
het Tijdschrift voor geneeskunde. Mej. Mun-
tenram, na uitvoerige studie aller documen
ten, wijdde aan hem eene doorwrochte rede.
Aan enkele aanvragen om subsidie kon
worden voldaan.
Benoemingen.
Tot directeuren werden benoemd:
Mr. H. Daniëls, Mr. G. C. B van der Feen de
Lille van Heilo, W. van Heukelom, Jhr. H.
Strick van Linschoten, M. Taudin Chabot, C.
J. Baron Collot d'Escury, G. R. D. Cromme-
lin, A. Dudok van Heel. Jhr. mr. W. J. de Jon
ge, mr. J. A. v. Sonsbeek, G. Vattier Kraane,
Dr. J. E. Baron de Vos van Steenwijk en W.
van Waveren.
Tot binnenlandsehe leden werden be
noemd:
Dr. J. A. Bierens de Haan. Mr. D. van Blom,
dr. H. Boschma, J. P. Bijl en dr. E, P. Snij
ders.
Tot buitenlandsche leden werden benoemd:
P. Debije, C. Galton Darwin, W. H. Haworth
en L. Ruzicka.
Eenige aspecten der moderne
natuurkunde.
Vervolgens hield prof. H. A. Kramers een
inleiding over bovengenoemd onderwerp,
waaraan het volgende is ontleend:
De moderne natuurkunde is, gezien de ob
jecten waarmee zij zich bezig houdt, in vele
opzichten de gemakkelijkste aller natuurwe
tenschappen; in verband daarmede is zij
echter oök het verst gevorderd. Dientengevol
ge werkt zij met een fijn uitgesponnen
systeem van begrippen en een daarbij behoo-
rende terminologie, die het den niet-vakman
moeilijk maakt in haar aard en wezen door te
dringen. Het sterkst doet dit bezwaar zich
gelden ten aanzien van de jongste ontwikke
ling der theoretische natuurkunde; verschei
dene phsysici van naam staan heden ten dage
nog hoofdschuddend tegenover die grootsche
vernieuwing en verdieping van begrippen, die
het physisch wereldbeeld van tegenwoordig
kenmerkt en die door het ..slagwoord"
„quantumtheorie" kan worden gekenmerkt.
Iemand, die leek is op het gebied der na
tuurkunde, maar die toch beseft wat vakman
schap beteekent, zal echter bij een poging
tot kennismaking met dat nieuwe systeem
van begrippen ontwaren, dat het hier om
een stuk ontwikkelingsgeschiedenis van den
menschelijken geest gaat, dat in zijn wezen
niet verschilt van de ontwikkeling op andere
gebieden. Moeizaam is die ontwikkeling der
quantumtheorie geweest, een tastend zoeken
in den blinde naar een begaanbaren weg.
waar de begrippen, die door de voorafgegane
ontwikkeling gevestigd waren en die een
VLIEGEN 1'I«1»JH
MUGGEN
MOTTEN
VLOOIEN
MIEREN *n wilt WANDLUIZEN
Agent s< h p: v.d, Waalsstr-33. H*«rlem
(Adv. Ingez. Med.)
on misbaren steun vormden, steeds weer tenge
volge van dogmatiseering het voortgaan
dreigden te beletten, en waar de phantasie
die koen met het oude wilde breken, ons
ieder oogenblik in een moeras van formalisme
dreigde doen verzinken.
De pretenties der quantumtheorie zijn niet
gering. Zij voert u een veelomvatttende en sa
menhangende theorie van den bouw en van
het mechanisme der materie voor oogen, en is
daarom ook vrijwel te vereenzelvigen met het
begrip „moderne atoomtheorie". Zij heeft een
synthese tot stand gebracht tusschen de na
tuurkunde en de scheikunde, althans in hare
theoretische aspecten; zij begrijpt een schier
onafzienbaar aantal van verschijnselen en
eigenschappen der materie op den grondslag
van een bij al zijn vreemdheid, toch eenvou
dig stelsel van wetten: wetten, die de eigen
schappen en wisselwerking der elementaire
deeltjes, waaruit alle materie is opgebouwd,
formuleeren. Zij voorspelt nieuwe eigenschap
pen der materie en wijst den weg bij het zoe
ken naar de oplossing van technische pro
blemen.
Zij nog vermeld dat de Prins vóór het begin
van de vergadering, bij den ingang van het
gebouw was ontvangen door een commissie,
welke bestond uit de bestuursleden der Maat
schappij: Mr. S. H. Vening Meinesz, prof. dr.
A. T. Holleman. Jhr. F. Teding van Berkhout
de heer J. A. Fontein en de heer R. Fontein.
Ook de particuliere secretaris van den Prins
jhr. mr. C. Dedel, maakte van deze commissie
deel uit.
De belangstellenden voor het gebouw juich
ten den Prins bij zijn komst hartelijk toe.
Nadat de Prins was ontvangen en naar bo
ven geleid begroette de voorzitter der maat
schappij, mr. dr. A. baron Röell Z.K.H., waar
op de vergadering begon.
Zij was om half zes geëindigd en verschil
lenden der aanwezigen werden daarop aan
den Prins voorgesteld.
In twee nevenzalen bestond gelegenheid
tot het gebruiken van ververschingen.
Een maaltijd in restaurant Brinkmann be
sloot den dag. Prins Bernhard heeft ook aan
dezen maaltijd deelgenomen, waarna Z.K.H.
nog een bezoek bracht aan de sociëteit
„Trou moet Blijeken". Om half 12 vertrok
de Prins.
Aan de Sociëteit werd Prins Bernhard, bij
uitstedigheid van den keizer, ontvangen door
den prins, mr, S. H. Vening Meinesz, die den
hoogen gast als eerelid der Sociëteit hartelijk
welkom heette. De Prins dankte voor de ont
vangst en zeide, dat als hij weer eens te
Haarlem kwam. hij dan gaarne ook een be
zoek aan de sociëteit „Trou moet Blijcken"
zou brengen.
(Adv. Ingez. Med.)
De strategische positie van
Nederland in Europa.
Beschouwingen van generaal-majoor
Jhr. J. Th. Alting von Geusau.
Jhr. J. Th. Alting von Geusau, generaal
majoor der artillerie en commandant der le
Divisie, heeft een boekje geschreven over „De
strategische positie van Nederland in Euro
pa",, dat uitgekomen is bij de firma Scheltens
en Giltay te Amsterdam.
De schrijver bespreekt allereerst 'de strate
gische positie van Nederland. „De ligging van
Nederland in N.W. Europa, omringd door
Frankrijk, Duitschland en Engeland, welke
drie landen een wereldpolitiek voeren, is op
zich zelf beschouwd al gevaarlijk genoeg. Zij
wordt echter nog veel gevaarlijker door de po
litieke constellatie van deze dagen en door de
militaire factoren welke dit probleem be-
heerschen".
Een oorlog van één land tegen een ander
land, bijvoorbeeld tusschen Frankrijk en
Engeland is m onze dagen bijna niet meer
denkbaar betoogt deze deskundige verder.
Indien er een conflict zou uitbreken zal dit
een wereldbrand tengevolge hebben en dan
ligt het kleine Nederland als een oase in een
woestijn van vlammen. De grens tusschen
Frankrijk en België eenerzijds en Duitschland
anderzijds van Bazel tot aan Aken toe, is op
een zeer krachtige, grootenaeels ondoordring
bare wijze, afgesloten. „Een enkele blik op de
kaart toont aan. dat thans de weg van den
minsten weerstand loopt tusschen Maastricht
en Antwerpen door. maar dat is alleen moge
lijk indien er over Nederlandsch gebied ge
marcheerd wordt. „Vergeleken bij 1914 is de
kans dat een eventueele Duitsche aanval over
ons gebied zal gaan wel zeer belangrijk groo-
ter geworden.
„Nu denke men niet, dat alleen de Duit
sche rs in staat zijn om andermans gebied te
schenden. Het vraagstuk van een doormarsch
van Fransche troepen door België is in de aan
den grooten oorlog voorafgaande jaren aan
Fransche zijde zeer ernstig overwogen."
De strategische beteekenis van onze zee
gaten op grond van krijgskundige redenee
ringen is altijd wel bekend geweest, doch het
gebeurde met den duikbootenoorlog in den
wereldoorlog heeft deze strategische beteeke
nis op zoo ondubbelzinnige wijze onderstreept,
dat een bezetting van onze havens door een
der oorlogvoerenden in een West-Europeesch
conflict, wederom vergeleken bij 1914. zeer be
langrijk aan waarschijnlijkheid gewonnen
heeft zoo betoogt de schrijver verder. Het
is gemakkelijk te begrijpen van hoe geweldig
groot belang het voor de oorlogsvoering zou
zijn, indien" de Duitschers of de Engelsc.hen
van onze vliegvelden zouden kunnen gebruik
maken.
..Het leidt slechts tot ongelukken als men
het zou willen verbloemen dat ons land in
groot gevaar verkeert."
Vervolgens bespreekt de schrijver de vraag
aan welke eischen onze weermacht moet vol
doen om haar taak te kunnen volvoeren. „Wij
doen niet mee aan welke imperialistische
politiek ook. wij sluiten met niemand bond
genootschappen en maken met niemand mi
litaire afspraken. Wij voeren alleen en uit
sluitend een absolute neutraliteitspolitiek.
Degene die dus het voornemen zou opvatten
onze neutraliteit te schenden en ons gebied
als doormarsch- of operatiegebied te gebrui
ken, weet, dat hij onze weermacht onherroe
pelijk toevoegt aan die van zijn tegenstan
ders. En hiermee is de taak van onze weer
macht bepaald. Zij moet het overwicht vor
men op de balans, waarop aan weerszijden de
weermachten der oorlogvoerenden zijn gelegd
en wel een overmacht van zoodanig gewicht,
dat de balans der overwinning doorslaat naar
de zijde van hem die onze neutraliteit ge
ëerbiedigd heeft.
„Zoo bezien is de taak van de kleine Neder
landsche -.weermacht een bijkans ideale. De
legers van groote ,mogendheden dienen om de
politiek van die mogendheden te kunnen door
voeren en waar dit veelal een imperialisti
sche, een aanvallende staatkunde is, is dus
de taak van die legers om den oorlog te voe
ren Bij onze neutraliteitspolitiek staan de
zaken geheel anders. Onze weermacht is
de eerste plaats bestemd om ons buiten den
oorlog te houden, met andere woorden voor
ons den oorlog te voorkomen. De taak is dus
in de eerste plaats een preventieve en als de
door ons gebrachte geldelijke en personeele
offers het rendement opleveren, dat wij bui
ten den oorlog blijven, dat onze landskinde
ren dus niet behoeven te verbloeden en onze
landerijen en gebouwen niet verwoest wor
den, dan kunnen wij toch waarlijk wel zeggen,
dat deze offers voor ons het volle rendement
van 100 pet. hebben opgeleverd."
Als ons leger in den oorlog betrokken
wordt, zal het nimmer alleen komen te staan
tegenover een onzer groote naburen. Onze
weermacht zal dus niet zoodanig behoeven te
zijn. dat zij alleen een der groote legers kan
weerstaan, hetgeen trouwens iets onmo-
;elijks zou zijn.
De ons omringende oorlogvoerende landen
moeten de vraag overwegen of het hun voor
deel zal opleveren om onze neutraliteit te
schenden. Zij moeten bepalen of het over
wicht op de balans, dat door deze weermacht
moet gevormd worden, zooveel beteekenis
heeft, dat het de schaal inderdaad naar de
andere zijde zal doen doorslaan.
De vraag is dus hoe onze weermacht in het
buitenland beoordeeld wordt. Die waardee
ring was tot voor korten tijd gering. In dat
geval verricht onze weermacht haar preven
tieve taak niet.
Wij krijgen bij de verdediging van onze
neutraliteit zeker steun, maar de ervaring
leert, dat die hulp altijd zeer laat komt. Wij
moeten ons dus voorloopig zoo goed kunnen
verdedigen, dat overweldiging voorkomen
wordt vóórdat steun komt. Onze weermacht
moet dus in staat zijn een eersten stoot van
soms overmachtige vijandelijke troepen op te
vangen. Zij kan betrekkelijk klein zijn. maar
zij moet een modern en harmonisch geheel
zijn. Algemeen neemt men in militaire krin
gen aan. dat 'n leger van 250.000 man. zooals
wij thans inderdaad in het veld kunnen bren
gen, mits goed geoefend en goed uitgerust,
inderdaad van voldoende sterkte is om de
taak van het overwicht te vervullen en mocht
dit falen om den eersten stoot op te vangen,
tot dat hulp verkregen is.
De schrijver betoogt dat de uitrusting van
ons leger, waarmee het in vroeger jaren droe
vig gesteld was, verbeterd moet worden Ne
derland is niet verantwoord tegenover onze
landszonen. als wij hen onvoldoende bewa
pend en onvoldoende uitgerust in het veld,
brenger., tegenover een tegenstander die zoo
veel beter van alles voorzien is. „Wij zijn
thans dank zij het defensiefonds, met groote
energie bezig den achterstand in te halen en
het is dus slechts de vraag of ons nog vol
doende tijd zal worden gelaten om onze ma-
terieele uitrusting op een behoorlijk peil te
brengen."
Bij het bespreken van het personeel be
toogt de schrijver, dat de infanterie, zëèr
beslist onvoldoende is.
Alles moet ook gedaan worden om een zeer
goed officierscorps te verkrijgen, want dat is
voor de waarde van een leger beslissend.
Ook voor marine en luchtvloot heeft de
schrijver verschillende eischen.
„Wij zullen zoo merkt de schrijver op
thans dus een relatief groot gedeelte van
deze gelden aan defensiedoeleinden moeten
besteden en dientengevolge sommige sociale
vraagstukken, die wij allen zoo gaarne tot
een oplossing zouden willen brengen, nog
eenigen tijd moeten laten wachten, op hoop
van betere tijden". Later voegt hij er aan
toe: „Het volk heeft zijn verdedigingswil te
ruggekregen en daarmede zijn sympathie en
dus zijn offervaardigheid voor de weermacht,
de energie in de weermacht, die gelukkig
slechts sluimerde en niet dood was, is met
kracht herleefd".
Voor den intioua dezer rubriek stelt d«
Redactie zich ntet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst oj niet
geplaatst, wordt de kovU den inzender niet
eruggegeven
Verplichte oorlogsvoorraden.
Geachte redactie,
Naar aanleiding van de desbetreffende be
richten in de pers, zou ondergeteekende gaar
ne onderstaande willen opmerken:
Was het wel in de meeste gevallen de im
porteur. welke voorraden aanhield? M.i. deed
deze dat veelal practisch nooit, hij heeft dan
ook meest geen pakhuis. Het zijn vooral de
plaatselijke handelaars en grossiers, die
steeds voorraad hielden en houden.
De importeur heeft dus m.i. dikwijls niet
alleen géén historisch recht op voorraad,
maar het is ook juister afgezien van op
slag in de havensteden den opslag over
het geheeie land te decentraliseeren f ver
deeling risico bij oorlog, enz.; snellere distri-
butie). Uit de practijk groeide ook juist deze
decentralisatie. Indien voorraden worden op
geslagen. zijn het dus zeker ook de plaatse
lijke grossiers en handelaren, die hiervoor in
aanmerking komen. Echter dient van de re
geering vergoeding verlangd voor den op
slag. gespecialiseerd naar artikelen. Immers
bij de huidige kleine handelsmarges (gevolg
van het ingrijpen der Overheid) kunnen
geen grootere lasten voor rekening van den
handel komen. Door voortdurende groote
loco-voorraden vervalt bovendien de premie
voor den handel voor loco-goed bij schaarste.
Bfj actie omtrent vergoeding en wijze van
uitvoering der komende verplichting lijkt mij
eigenlijk onvermijdelijk gezamenlijk overleg
tusschen particuliere en coöperatieve bonden
ter vereenvoudiigng bij de uitvoering, ook
plaatselijk. Kunnen deze verplichte voorra
den niet een geheel gemeenschappelijk ter
rein worden voor beide bedrijfsvormen?
In geen geval is te verdedigen de sugges
tie, dat de kleintjes aan de grooten zouden
moeten betalen voor opslag. Integendeel, bij
behoorlijke regeling zullen importeurs zon
der eigen pakhuis niet behoeven, en niet
mogen opslaan; daarentegen zullen de groo
tere plaatselijke handelaars bij event, ver
goeding den kleineren niets mógen rekenen.
Een verrekening met gesloten beurzen lijkt
de weg. door afbakening van functies en
branches.
De Overheid dient baas te blijven over
prijs, tijd en kwanta van aflevering, ter voor
koming van corruptie door ongewenschte
marktbeïnvloeding.
Ondergeteekende vraagt zich na deze zoo-
veelste Overheids-oekase af. of het nu niet
hoog tijd wordt, dat eindelijk eens een vast
schema van ..ordening" wordt vastgesteld
ter vermijding van bevoorrechting en bena
deeling van telkens andere groepen en per
sonen. Door dit incidenteel ingrijpen wordt
veeleer grooter chaos geschapen, dan orde.
Het bij de Wet instellen van organen volgens
de nieuwe Grondwets-artikelen 78 en 194.
waarbij een Afzonder Distributie Orgaan, zou
practisch in alle moeilijkheden voorzien en
eindelijk een behoorlijken rechtsgrond ge
ven voor verder te nemen maatregelen, zon
der dat men dan behoeft door te gaan met
de verwrongen constructie van rechtsgrond
van thans.
Wanneer zoo'n Distributie-Orgaan werd
verdeeld in districtsraden, zou ook voor een
soepele decentralisatie zijn gezorgd en voor
behoorlijke aanpassing aan de plaatselijke
toestanden.
U, redactie, dankend voor de mij verleen
de plaatsruimte.
C. v. d. WEIDEN,
Iordensstraat 69. Haarlem.
18 Mei 1938.
Centrale voor werkloozenzorg
..Werk maakt Sterk".
Voor de collecte ten bate van de Centrale
voor Werkloozenzorg. welke gehouden wordt
van 30 Mei tot 4 Juni en waarvan de op
brengst dient voor het instandhouden dei-
werkkampen voor jeugd-werkloozen en het
internaat voor meisjes, is dringend behoefte
aan collectanten.
Aanmelding Vrijdag en Maandagavond
van 8 tot 9.30 uur: Voorzorgstraat 54 of
schriftelijk aan den secretaris: J. Eikerbout.
Olivierstraat 10.
HELPT ONS. GEEFT U OP. DOE HET NU.
Het bestuur van de
CENTRALE VOOR WERKLOOZENZORG.
De Nederlandsche gastvrijheid.
Geachte redactie.
Met aandacht heb ik het artikel onder het
opschrift Politieke vluchtelingen in uw blad
van 14 Mei gelezen, en ook heb ik mijn ad-
haesie betuigd te Utrecht en hoop van gan-
scher harte dat velen zulks hebben gedaan.
Ik geloof dat wij niet genoeg kunnen
schrijven over onze Nederlandsche gastvrij
heid en vraag mij af, hoevelen zullen kunnen
voldoen aan den eisch minstens f 10.000 mede
te brengen, dat een hoofdvoorwaarde be
halve dan'de politieke richting is om zich in
dit land te kunnen vestigen en daarom vind
ik de circulaire van minister Goseling onwe
zenlijk. onmenschelijk. Ik vind de eerste mis
sive onwezenlijk omdat het practisch uitge-
ioten is, dat er thans nienschen uit groot
Duitschland binnen kunnen komen met
f 10.000 in zulke hoeveelheden, dat zulks scha
delijk zal kunnen zijn voor onze economie,
Geloof mij, het zullen slechts enkelingen zijn
welke aan dien eisch kunnen voldoen. Onmen
schelijk is de circulaire, omdat de minister
zegt dat elk vreemdeling zal worden be
schouwd als ongewenscht, ongeacht kwali
teiten en fmancieelen toestand.
Ik ken iemand die dagenlang in de bosschen
rondom Weenen heeft rondgedoold. Des
avonds kon hij een onderdak bij geloofs-
genooten krijgen. Deze man verliet Duitsch
land en kreeg een goede betrekking in Wee
nen. Hij deelde mij mede, dat toen de An-
schlusz kwam, er een prijs van 500 a 1000 sch.
werd gesteld op het hoofd van hen welke.als
Rijksduitscher naar Oostenrijk waren geko
men. Door een toeval kwam de man hier. De
minister verlangt nu dat in elke pas wordt ge
schreven door het land waar de betrokken
reiziger vandaan komt dat deze weder in dit
land terug mag komen. Nog nimmer bij mijn
weten en ik reis al heel wat jaren, heeft mijn
regeering dit in mijn pas geschreven. De mi
nister moet dit dan ook wel geweten heb
ben. Dit zijn alle „gezochte" voorwaarden
voorwaarden waaraan men toch niet kan vol
doen.
Intusschen hoort men dagelijks van groote
moeilijkheden waarin de arme, opgejaagde
menschen verkeeren, en men gaat ter kerke.
Des Zondags luisted ik naar de verschillende
preeken en daar wordt in gezegd: „hebt uw
naasten lief gelijk u zelve". Het schijnt dat
deze zaken slechts voor binnenkerksgebruik
bestemd zijn, want na de eerste schrede gezet
buiten die kerk, wordt er aan al dat 'vrome
en heilige niet meer gedacht, anders zou er
uit alle lagen der vromen een ernstig protest
moeten opgaan, tegen al wat wreed is in den
huidigen tijd. Wat helpt het u of mij.
wanneer wij zoo'n enkelen keer onze stem
verheffion tegen het onrecht dat geschiedt.
Ik kan mij niet indenken dat een demoni
sche haat van een enkeling om welke re
denen weet ik niet zich kan voortplanten
op ieder en allen! In redevoeringen heb ik
eens gehoord en speciaal van een leider eener
groote volksgemeenschap, dat 1 pet. der be
volking dezer gemeenschap ondermijnend
zou werken op de 99 pet. Deze woorden moe
ten ondoordacht zijn gezegd, want zoo niet,
wat moeten wij dan denken van die andere
99 pet. Zijn deze menschen dan zóó willoos?
Is het niet krankzinnig te zeggen, dat omdat
er ergens geen uien meer zijn, de zonen van
het oude volk in Nederland die uien hebben
opgekocht? Terwijl notabene deze handel uit
sluitend in niet-Joodsche handen is.
Waarom ziet men een leider afgebeeld, een
blond kind liefkoozend terwijl hij. zwarte
kinderen achter een touwtje afzonderlijkop
school laat zitten? Ik wil niet spreken over
de afschuwelijke vraag welke zoo'n kind aan
de ouders voorlegt: „wa~.rom vader en moe
der?"
Laat ons hopen dat velen het voorbeeld zul
len volgen van de intellectueelen te Utrecht
en protesteeren tegen het onrecht.
Met dank voor de verleende gastvrijheid,
Hoogachtend,
S. HARTOG.
Bloemendaal, 17 Mei 1938.
2 dg. Brussel en omgeving 15
2 dg. Luik-Namen-Brussel 18.50
1/ dg. Ardennen-Dinani 23—
2 dg. Noordell|k Eilelgebergte 17 50
2/ dg, Eifelgebergte-Königswinter 23.—
5 dg. Valkenburg-Ardennen of Eifel 19 75
■f dg. Valkenburg-Ardennen en Eifel 26.50
6 dg. Valkenb.-Ardennen en Eifelgb 40—
3 dg. Ardennen, grol van Han 22.75
4 dg. Ardennen met Lesselochf 32 50
5 dg. Ardennen-Han en Boottocht 39
6 dg. Ardennen—Luxemburg 48—
6 dg. Ardennen-Parljs-Versailles 55
6 dg. Engeland-London-Canterb75—
3 dg. Elfel-Ahr-RIjn 22.50
4 dg. Rijn-Eifelgeb.-Ahrdal 29.50
4 dg. Burg-Bergischland 24—
5 dg. Rljn-Wiesb, m. boottocht 38.60
6 dg. Rljn-Frankfort-Zeppelinhalle 46.50
6 dg. Rijn-Eifel-Ahrdal (Neuenahr) 43.50
6 dg. Harzgebergte 47—
7 dg. Bremen-Homburg-Berlijn 58.
7 dg. Schwarzwald-Triberg-enz55
8 dg. Schwarzwald met Bodensee 65—
9 dg. Beiersche Alpenwereld 72 50
9 dg. Zwitser!.-Vierw.stedenmeer 76.—
12 dg. Zwitserl.-Duitschl-Frankrijk 98.75
12 dg. Tirol-Innsbruck-Kufstein 98.50
13 dg. Italie-Dolomieten-Venetië 112—
14 dg Praag-Weenen-Budapest 150,
Inlichtingen en Reisgids bij:
JAC. HEEMSKERK
Houtplein 34 - HAARLEM - Tel. 16448
1 1 I I T-s
REIZEN ZONDER ZORGEN
(Adv. Ingez. Med.)
Overwegmisère aan de Kleverlaan.
Zou er nu geen mogelijkheid zijn om tot
een oplossing te komen van de verkeerssto-
rende en levensgevaarlijke moeilijkheden van
den overweg aan de Kleverlaan. Bij het pas-
seeren van twee treinen vlak achter elkaar
staan er op uren dat de scholen nog niet aan
den gang zijn zeker wel een kleine honderd
fietsers, waartusschen auto's, bussen, bakfiet
sen, soms zelfs paard-en-wagen. Dit alles
werkt zich, bij het omhoog gaan van de hek
ken, over den smallen weg naar den anderen
kant. Maar naast dezen smallen weg ligt de
breede trambaan, ongebruikt, afgesloten
door hekken met prikkeldraad. Welk een
dwaasheid! Welk een domme roekeloosheid!
Men zegt, dat er geen overeenkomst te krij
gen is tusschen degenen, die de verbetering
van dit verkeersobstakel moeten betalen: ge
meentebestuur. trein-directie. Wat er van aan
is weet ik niet. Mijn practische vraag is nu:
zou. zoolang deze zaak niet definitief geregeld
is. dan niet bij wijze van vocrloopigen maat
regel de boel behoorlijk geregeld kunnen
worden9 Wij wachten nu roods jaren op een
oplossing. Met betrekkelijk weinig moeite en
kosten is die te vinden en is althans een heel
wat betere regeling te krijgen. Of men make
voortgang met serieuze onderhandelingen en
definitieve oplossing der moeilijkheden, of
men scheppe een voorloopigen toestand, die
gedurende de te verwachten jarenlange mee-
ningsverschillcn der instanties, levensgevaar
verkleint en verkeersgemak vergroot.
Dr. A. DE VLETTER.