Holl. Mij. der Wetenschappen. Prins Bernhard woont voor het eerst de jaarvergadering bij. CEBUTO-BUREAU MAANDAG 23 MEI 1938 HAARLEM'S DAGBLAD Belangrijke rede van Prof. Kramers. De 186e algemeene vergadering van de Hol- landsche Maatschappij der Wetenschappen. Zaterdagmiddag alhier gehouden, was van meer dan gewone beteekenis, omdat Prins Bernhard der Nederlanden, de nieuwe Protec tor der Maatschappij voor het eerst de jaar vergadering bijwoonde. De voorzitter mr. dr. A. baron Röell, heette Prins Bernhard hartelijk welkom. „Buitengewoon ingenomen waren", aldus spr. ongeveer „Leden en Directeuren met uw besluit het Protectoraat te aanvaarden, en dat uwe Koninglijke Hoogheid reeds de eerste maal, nadat zij dit besluit heeft genomen, in de Algemeene Vergadering is verschenen, stemt niet alleen de aanwezige Leden en Di recteuren, die talrijker dan ooit te voren zijn opgekomen, tot groote dankbaarheid, maar ook voor hen, die dit niet konden doen, het welkome bewijs van de groote be langstelling in de wetenschappen, waarvan uwe Koninklijke Hoogheid reeds dadelijk na Hare komst in ons land zoo menig blijk heeft gegeven. Van 1902 tot aan Zijn overlijden in 1934 was Prins Hendrik der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg, de gevierde Protector van onze Maatschappij, en in al die jaren was deze haar getrouwe vriend en beschermer, die onze jaarlijksche bijeenkomsten slechts zel den, en dan alleen onder den drang van hoo- gere plichten, oversloeg. Aan zijne getouw heid en aan de minzaamheid, waarmede hij zich te midden van geleerden en leeken be woog, bewaart ons Lichaam de kostbaarste herinnering. Het zij mij vergund bij Uwe Ko ninklijke Hoogheid een even eerbiedig als krachtig beroep te doen op de voortzetting van deze traditie. Moge zij ons menigmaal het voorrecht schenken van hare verschijning in ons midden. Ik vlei mij met de hoop, dat deze eerste jaarvergadering, welke Uwe Ko ninklijke Hoogheid met hoogstderzelver te genwoordigheid vereert, er het hare toe moge bijdragen om dezen wensch in vervulling te doen gaan. Uwe komst zal voor Leden en Di recteuren steeds een feest zijn!" Spr. herdacht voorts hen, die sedert de vo rige bijeenkomst aan de Hollandsche Maat schappij zijn ontvallen en noemde daarbij o.a. den vereerden ondervoorzitter, jhr. mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, die na ge durende zes en veertig jaren een sieraad van het Directorium te zijn geweest, den vorigen zomer op bijna 85-jarigen ouderdom is heen gegaan. Op hoe menig gebied heeft hij niet uitgeblonken en hoeveel heeft hij, met zijn toomeloozen ijver en nimmer falende be langstelling, niet gedaan, dat aan Staat en Maatschappij is ten goede gekomen. Zou het zeker de moeite loonen dezen voortreffelijken vaderlander in al zijn verdiensten te schet sen. in dezen kring moge het genoeg zijn te wijzen op zijne groote liefde voor onze Ver- eeniging en op de geestdrift, waarmede hij tot op hoogen leeftijd zoo menigmaal van die liefde getuigenis aflegde. In haar bestuur was Boreel een eerste ki-acht, die veel tot haar bloei heeft bijgedragen. ?ijn naam zal met gulden letteren hare annalen blijven sie ren. Voorts: E. G. Duyvis Tzn., directeur der Mij., bekend industrieel uit de Zaanstreek; mr. Jb. Bierens de Haan; mr. Joh. Enschedé en de heeren C. E, ter Meulen en ir. C. J. van Dusseldorp, beiden vooral in financieele krin gen bekend. Niet minder zwaar zijn de slagen, aan de Maatschappij toegebracht door het verlies van vier harer leden. In September van het vorig jaar overleed te Wallenstein in Zwitserland, waar hij voor hersthel van gezondheid vertoefde, prof. H. P. Nierstrasz, haar medelid eerst sedert 1936; prof. dr. A. H. J. M. van Rooy; mr. Gerard Vissering, wiens schitterende loopbaan werd afgesloten met zijn voorzitterschap van de Nederlandsche Bank; dr. H. J. Lovink die be hoorde tot de oudste leden der Maatschappij, Zes nieuwe leden werden ten vorige jare benoemd en 't was spr. een voldoening te constateeren, dat zij allen hunne benoe ming met ingenomenheid hebben aanvaard en op een na allen opgekomen waren. Met blijd schap heette spr. voor de eerste maal welkom de heeren doctors van Leeuwen, van Ginneken. de Kleyn. Scholten en Schoute. Na nog de beide buitenlandsche leden te (Adv. Ingez. Med.) hebben begroet, die deze bijeenkomst met hunne tegenwoordigheid vereerden: Sir Cecil Hurst en professor J. E. Verschaffeit, eindigde baron Röell aldus: „Onder de' auspiciën van haar jongen Pro tector gaat de Maatschappij een nieuw tijd perk in; moge het een tijdperk van toene- menden voorspoed zijn! En moge nog menig maal in haare jaarvergaderingen worden ge tuigd van de harmonie en de samenwerking tusschen leden en directeuren, conditio sine o.ua non niet alleen voor het welslagen harer feestelijke bijeenkomsten, maar bovenal voor het handhaven van den gevestigden naam en de eerwaardige traditiën waarop de Hol landsche Maatschappij der Wetenschappen roem draagt. Vivat crescat floreat!" Jaarverslag. Daarna bracht de secretaris prof. A. F Holleman. verslag uit over de verrichtingen in het afgeloopón jaar. Op het einde van 1937 verscheen het negentiende deel der Oeuvres completes de Christiaan Huygens. Spr. gaf een beknopt overzicht van den in houd. Over de geldmiddelen der Mij. waren er gunstiger berichten dan het vorige jaar. Spr. ze 1de toen, dat ca. f 1000 nog moesten ge dekt worden van de jaarlijksche uitgaven. Dit is inderdaad nagenoeg gelukt door ver mindering van eenige honoraria en door een milde schenking van een der directeuren van f 100. Ook hebben de talrijke conversies al thans dit voordeel opgeleverd, dat een niet on belangrijke koerswinst op de effecten werd behaald. Niettemin blijft voorshands de uiterste omzichtigheid geboden. De maat schappij ontving in dank van de Regeering de toegezegde bijdrage van f 2400 bij het verschijnen van Deel 19 der Huygens-editie. De heer Veen, arts, te Haarlem, schreef over Van Marum een zeer lezenswaardig artikel in het Tijdschrift voor geneeskunde. Mej. Mun- tenram, na uitvoerige studie aller documen ten, wijdde aan hem eene doorwrochte rede. Aan enkele aanvragen om subsidie kon worden voldaan. Benoemingen. Tot directeuren werden benoemd: Mr. H. Daniëls, Mr. G. C. B van der Feen de Lille van Heilo, W. van Heukelom, Jhr. H. Strick van Linschoten, M. Taudin Chabot, C. J. Baron Collot d'Escury, G. R. D. Cromme- lin, A. Dudok van Heel. Jhr. mr. W. J. de Jon ge, mr. J. A. v. Sonsbeek, G. Vattier Kraane, Dr. J. E. Baron de Vos van Steenwijk en W. van Waveren. Tot binnenlandsehe leden werden be noemd: Dr. J. A. Bierens de Haan. Mr. D. van Blom, dr. H. Boschma, J. P. Bijl en dr. E, P. Snij ders. Tot buitenlandsche leden werden benoemd: P. Debije, C. Galton Darwin, W. H. Haworth en L. Ruzicka. Eenige aspecten der moderne natuurkunde. Vervolgens hield prof. H. A. Kramers een inleiding over bovengenoemd onderwerp, waaraan het volgende is ontleend: De moderne natuurkunde is, gezien de ob jecten waarmee zij zich bezig houdt, in vele opzichten de gemakkelijkste aller natuurwe tenschappen; in verband daarmede is zij echter oök het verst gevorderd. Dientengevol ge werkt zij met een fijn uitgesponnen systeem van begrippen en een daarbij behoo- rende terminologie, die het den niet-vakman moeilijk maakt in haar aard en wezen door te dringen. Het sterkst doet dit bezwaar zich gelden ten aanzien van de jongste ontwikke ling der theoretische natuurkunde; verschei dene phsysici van naam staan heden ten dage nog hoofdschuddend tegenover die grootsche vernieuwing en verdieping van begrippen, die het physisch wereldbeeld van tegenwoordig kenmerkt en die door het ..slagwoord" „quantumtheorie" kan worden gekenmerkt. Iemand, die leek is op het gebied der na tuurkunde, maar die toch beseft wat vakman schap beteekent, zal echter bij een poging tot kennismaking met dat nieuwe systeem van begrippen ontwaren, dat het hier om een stuk ontwikkelingsgeschiedenis van den menschelijken geest gaat, dat in zijn wezen niet verschilt van de ontwikkeling op andere gebieden. Moeizaam is die ontwikkeling der quantumtheorie geweest, een tastend zoeken in den blinde naar een begaanbaren weg. waar de begrippen, die door de voorafgegane ontwikkeling gevestigd waren en die een VLIEGEN 1'I«1»JH MUGGEN MOTTEN VLOOIEN MIEREN *n wilt WANDLUIZEN Agent s< h p: v.d, Waalsstr-33. H*«rlem (Adv. Ingez. Med.) on misbaren steun vormden, steeds weer tenge volge van dogmatiseering het voortgaan dreigden te beletten, en waar de phantasie die koen met het oude wilde breken, ons ieder oogenblik in een moeras van formalisme dreigde doen verzinken. De pretenties der quantumtheorie zijn niet gering. Zij voert u een veelomvatttende en sa menhangende theorie van den bouw en van het mechanisme der materie voor oogen, en is daarom ook vrijwel te vereenzelvigen met het begrip „moderne atoomtheorie". Zij heeft een synthese tot stand gebracht tusschen de na tuurkunde en de scheikunde, althans in hare theoretische aspecten; zij begrijpt een schier onafzienbaar aantal van verschijnselen en eigenschappen der materie op den grondslag van een bij al zijn vreemdheid, toch eenvou dig stelsel van wetten: wetten, die de eigen schappen en wisselwerking der elementaire deeltjes, waaruit alle materie is opgebouwd, formuleeren. Zij voorspelt nieuwe eigenschap pen der materie en wijst den weg bij het zoe ken naar de oplossing van technische pro blemen. Zij nog vermeld dat de Prins vóór het begin van de vergadering, bij den ingang van het gebouw was ontvangen door een commissie, welke bestond uit de bestuursleden der Maat schappij: Mr. S. H. Vening Meinesz, prof. dr. A. T. Holleman. Jhr. F. Teding van Berkhout de heer J. A. Fontein en de heer R. Fontein. Ook de particuliere secretaris van den Prins jhr. mr. C. Dedel, maakte van deze commissie deel uit. De belangstellenden voor het gebouw juich ten den Prins bij zijn komst hartelijk toe. Nadat de Prins was ontvangen en naar bo ven geleid begroette de voorzitter der maat schappij, mr. dr. A. baron Röell Z.K.H., waar op de vergadering begon. Zij was om half zes geëindigd en verschil lenden der aanwezigen werden daarop aan den Prins voorgesteld. In twee nevenzalen bestond gelegenheid tot het gebruiken van ververschingen. Een maaltijd in restaurant Brinkmann be sloot den dag. Prins Bernhard heeft ook aan dezen maaltijd deelgenomen, waarna Z.K.H. nog een bezoek bracht aan de sociëteit „Trou moet Blijeken". Om half 12 vertrok de Prins. Aan de Sociëteit werd Prins Bernhard, bij uitstedigheid van den keizer, ontvangen door den prins, mr, S. H. Vening Meinesz, die den hoogen gast als eerelid der Sociëteit hartelijk welkom heette. De Prins dankte voor de ont vangst en zeide, dat als hij weer eens te Haarlem kwam. hij dan gaarne ook een be zoek aan de sociëteit „Trou moet Blijcken" zou brengen. (Adv. Ingez. Med.) De strategische positie van Nederland in Europa. Beschouwingen van generaal-majoor Jhr. J. Th. Alting von Geusau. Jhr. J. Th. Alting von Geusau, generaal majoor der artillerie en commandant der le Divisie, heeft een boekje geschreven over „De strategische positie van Nederland in Euro pa",, dat uitgekomen is bij de firma Scheltens en Giltay te Amsterdam. De schrijver bespreekt allereerst 'de strate gische positie van Nederland. „De ligging van Nederland in N.W. Europa, omringd door Frankrijk, Duitschland en Engeland, welke drie landen een wereldpolitiek voeren, is op zich zelf beschouwd al gevaarlijk genoeg. Zij wordt echter nog veel gevaarlijker door de po litieke constellatie van deze dagen en door de militaire factoren welke dit probleem be- heerschen". Een oorlog van één land tegen een ander land, bijvoorbeeld tusschen Frankrijk en Engeland is m onze dagen bijna niet meer denkbaar betoogt deze deskundige verder. Indien er een conflict zou uitbreken zal dit een wereldbrand tengevolge hebben en dan ligt het kleine Nederland als een oase in een woestijn van vlammen. De grens tusschen Frankrijk en België eenerzijds en Duitschland anderzijds van Bazel tot aan Aken toe, is op een zeer krachtige, grootenaeels ondoordring bare wijze, afgesloten. „Een enkele blik op de kaart toont aan. dat thans de weg van den minsten weerstand loopt tusschen Maastricht en Antwerpen door. maar dat is alleen moge lijk indien er over Nederlandsch gebied ge marcheerd wordt. „Vergeleken bij 1914 is de kans dat een eventueele Duitsche aanval over ons gebied zal gaan wel zeer belangrijk groo- ter geworden. „Nu denke men niet, dat alleen de Duit sche rs in staat zijn om andermans gebied te schenden. Het vraagstuk van een doormarsch van Fransche troepen door België is in de aan den grooten oorlog voorafgaande jaren aan Fransche zijde zeer ernstig overwogen." De strategische beteekenis van onze zee gaten op grond van krijgskundige redenee ringen is altijd wel bekend geweest, doch het gebeurde met den duikbootenoorlog in den wereldoorlog heeft deze strategische beteeke nis op zoo ondubbelzinnige wijze onderstreept, dat een bezetting van onze havens door een der oorlogvoerenden in een West-Europeesch conflict, wederom vergeleken bij 1914. zeer be langrijk aan waarschijnlijkheid gewonnen heeft zoo betoogt de schrijver verder. Het is gemakkelijk te begrijpen van hoe geweldig groot belang het voor de oorlogsvoering zou zijn, indien" de Duitschers of de Engelsc.hen van onze vliegvelden zouden kunnen gebruik maken. ..Het leidt slechts tot ongelukken als men het zou willen verbloemen dat ons land in groot gevaar verkeert." Vervolgens bespreekt de schrijver de vraag aan welke eischen onze weermacht moet vol doen om haar taak te kunnen volvoeren. „Wij doen niet mee aan welke imperialistische politiek ook. wij sluiten met niemand bond genootschappen en maken met niemand mi litaire afspraken. Wij voeren alleen en uit sluitend een absolute neutraliteitspolitiek. Degene die dus het voornemen zou opvatten onze neutraliteit te schenden en ons gebied als doormarsch- of operatiegebied te gebrui ken, weet, dat hij onze weermacht onherroe pelijk toevoegt aan die van zijn tegenstan ders. En hiermee is de taak van onze weer macht bepaald. Zij moet het overwicht vor men op de balans, waarop aan weerszijden de weermachten der oorlogvoerenden zijn gelegd en wel een overmacht van zoodanig gewicht, dat de balans der overwinning doorslaat naar de zijde van hem die onze neutraliteit ge ëerbiedigd heeft. „Zoo bezien is de taak van de kleine Neder landsche -.weermacht een bijkans ideale. De legers van groote ,mogendheden dienen om de politiek van die mogendheden te kunnen door voeren en waar dit veelal een imperialisti sche, een aanvallende staatkunde is, is dus de taak van die legers om den oorlog te voe ren Bij onze neutraliteitspolitiek staan de zaken geheel anders. Onze weermacht is de eerste plaats bestemd om ons buiten den oorlog te houden, met andere woorden voor ons den oorlog te voorkomen. De taak is dus in de eerste plaats een preventieve en als de door ons gebrachte geldelijke en personeele offers het rendement opleveren, dat wij bui ten den oorlog blijven, dat onze landskinde ren dus niet behoeven te verbloeden en onze landerijen en gebouwen niet verwoest wor den, dan kunnen wij toch waarlijk wel zeggen, dat deze offers voor ons het volle rendement van 100 pet. hebben opgeleverd." Als ons leger in den oorlog betrokken wordt, zal het nimmer alleen komen te staan tegenover een onzer groote naburen. Onze weermacht zal dus niet zoodanig behoeven te zijn. dat zij alleen een der groote legers kan weerstaan, hetgeen trouwens iets onmo- ;elijks zou zijn. De ons omringende oorlogvoerende landen moeten de vraag overwegen of het hun voor deel zal opleveren om onze neutraliteit te schenden. Zij moeten bepalen of het over wicht op de balans, dat door deze weermacht moet gevormd worden, zooveel beteekenis heeft, dat het de schaal inderdaad naar de andere zijde zal doen doorslaan. De vraag is dus hoe onze weermacht in het buitenland beoordeeld wordt. Die waardee ring was tot voor korten tijd gering. In dat geval verricht onze weermacht haar preven tieve taak niet. Wij krijgen bij de verdediging van onze neutraliteit zeker steun, maar de ervaring leert, dat die hulp altijd zeer laat komt. Wij moeten ons dus voorloopig zoo goed kunnen verdedigen, dat overweldiging voorkomen wordt vóórdat steun komt. Onze weermacht moet dus in staat zijn een eersten stoot van soms overmachtige vijandelijke troepen op te vangen. Zij kan betrekkelijk klein zijn. maar zij moet een modern en harmonisch geheel zijn. Algemeen neemt men in militaire krin gen aan. dat 'n leger van 250.000 man. zooals wij thans inderdaad in het veld kunnen bren gen, mits goed geoefend en goed uitgerust, inderdaad van voldoende sterkte is om de taak van het overwicht te vervullen en mocht dit falen om den eersten stoot op te vangen, tot dat hulp verkregen is. De schrijver betoogt dat de uitrusting van ons leger, waarmee het in vroeger jaren droe vig gesteld was, verbeterd moet worden Ne derland is niet verantwoord tegenover onze landszonen. als wij hen onvoldoende bewa pend en onvoldoende uitgerust in het veld, brenger., tegenover een tegenstander die zoo veel beter van alles voorzien is. „Wij zijn thans dank zij het defensiefonds, met groote energie bezig den achterstand in te halen en het is dus slechts de vraag of ons nog vol doende tijd zal worden gelaten om onze ma- terieele uitrusting op een behoorlijk peil te brengen." Bij het bespreken van het personeel be toogt de schrijver, dat de infanterie, zëèr beslist onvoldoende is. Alles moet ook gedaan worden om een zeer goed officierscorps te verkrijgen, want dat is voor de waarde van een leger beslissend. Ook voor marine en luchtvloot heeft de schrijver verschillende eischen. „Wij zullen zoo merkt de schrijver op thans dus een relatief groot gedeelte van deze gelden aan defensiedoeleinden moeten besteden en dientengevolge sommige sociale vraagstukken, die wij allen zoo gaarne tot een oplossing zouden willen brengen, nog eenigen tijd moeten laten wachten, op hoop van betere tijden". Later voegt hij er aan toe: „Het volk heeft zijn verdedigingswil te ruggekregen en daarmede zijn sympathie en dus zijn offervaardigheid voor de weermacht, de energie in de weermacht, die gelukkig slechts sluimerde en niet dood was, is met kracht herleefd". Voor den intioua dezer rubriek stelt d« Redactie zich ntet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst oj niet geplaatst, wordt de kovU den inzender niet eruggegeven Verplichte oorlogsvoorraden. Geachte redactie, Naar aanleiding van de desbetreffende be richten in de pers, zou ondergeteekende gaar ne onderstaande willen opmerken: Was het wel in de meeste gevallen de im porteur. welke voorraden aanhield? M.i. deed deze dat veelal practisch nooit, hij heeft dan ook meest geen pakhuis. Het zijn vooral de plaatselijke handelaars en grossiers, die steeds voorraad hielden en houden. De importeur heeft dus m.i. dikwijls niet alleen géén historisch recht op voorraad, maar het is ook juister afgezien van op slag in de havensteden den opslag over het geheeie land te decentraliseeren f ver deeling risico bij oorlog, enz.; snellere distri- butie). Uit de practijk groeide ook juist deze decentralisatie. Indien voorraden worden op geslagen. zijn het dus zeker ook de plaatse lijke grossiers en handelaren, die hiervoor in aanmerking komen. Echter dient van de re geering vergoeding verlangd voor den op slag. gespecialiseerd naar artikelen. Immers bij de huidige kleine handelsmarges (gevolg van het ingrijpen der Overheid) kunnen geen grootere lasten voor rekening van den handel komen. Door voortdurende groote loco-voorraden vervalt bovendien de premie voor den handel voor loco-goed bij schaarste. Bfj actie omtrent vergoeding en wijze van uitvoering der komende verplichting lijkt mij eigenlijk onvermijdelijk gezamenlijk overleg tusschen particuliere en coöperatieve bonden ter vereenvoudiigng bij de uitvoering, ook plaatselijk. Kunnen deze verplichte voorra den niet een geheel gemeenschappelijk ter rein worden voor beide bedrijfsvormen? In geen geval is te verdedigen de sugges tie, dat de kleintjes aan de grooten zouden moeten betalen voor opslag. Integendeel, bij behoorlijke regeling zullen importeurs zon der eigen pakhuis niet behoeven, en niet mogen opslaan; daarentegen zullen de groo tere plaatselijke handelaars bij event, ver goeding den kleineren niets mógen rekenen. Een verrekening met gesloten beurzen lijkt de weg. door afbakening van functies en branches. De Overheid dient baas te blijven over prijs, tijd en kwanta van aflevering, ter voor koming van corruptie door ongewenschte marktbeïnvloeding. Ondergeteekende vraagt zich na deze zoo- veelste Overheids-oekase af. of het nu niet hoog tijd wordt, dat eindelijk eens een vast schema van ..ordening" wordt vastgesteld ter vermijding van bevoorrechting en bena deeling van telkens andere groepen en per sonen. Door dit incidenteel ingrijpen wordt veeleer grooter chaos geschapen, dan orde. Het bij de Wet instellen van organen volgens de nieuwe Grondwets-artikelen 78 en 194. waarbij een Afzonder Distributie Orgaan, zou practisch in alle moeilijkheden voorzien en eindelijk een behoorlijken rechtsgrond ge ven voor verder te nemen maatregelen, zon der dat men dan behoeft door te gaan met de verwrongen constructie van rechtsgrond van thans. Wanneer zoo'n Distributie-Orgaan werd verdeeld in districtsraden, zou ook voor een soepele decentralisatie zijn gezorgd en voor behoorlijke aanpassing aan de plaatselijke toestanden. U, redactie, dankend voor de mij verleen de plaatsruimte. C. v. d. WEIDEN, Iordensstraat 69. Haarlem. 18 Mei 1938. Centrale voor werkloozenzorg ..Werk maakt Sterk". Voor de collecte ten bate van de Centrale voor Werkloozenzorg. welke gehouden wordt van 30 Mei tot 4 Juni en waarvan de op brengst dient voor het instandhouden dei- werkkampen voor jeugd-werkloozen en het internaat voor meisjes, is dringend behoefte aan collectanten. Aanmelding Vrijdag en Maandagavond van 8 tot 9.30 uur: Voorzorgstraat 54 of schriftelijk aan den secretaris: J. Eikerbout. Olivierstraat 10. HELPT ONS. GEEFT U OP. DOE HET NU. Het bestuur van de CENTRALE VOOR WERKLOOZENZORG. De Nederlandsche gastvrijheid. Geachte redactie. Met aandacht heb ik het artikel onder het opschrift Politieke vluchtelingen in uw blad van 14 Mei gelezen, en ook heb ik mijn ad- haesie betuigd te Utrecht en hoop van gan- scher harte dat velen zulks hebben gedaan. Ik geloof dat wij niet genoeg kunnen schrijven over onze Nederlandsche gastvrij heid en vraag mij af, hoevelen zullen kunnen voldoen aan den eisch minstens f 10.000 mede te brengen, dat een hoofdvoorwaarde be halve dan'de politieke richting is om zich in dit land te kunnen vestigen en daarom vind ik de circulaire van minister Goseling onwe zenlijk. onmenschelijk. Ik vind de eerste mis sive onwezenlijk omdat het practisch uitge- ioten is, dat er thans nienschen uit groot Duitschland binnen kunnen komen met f 10.000 in zulke hoeveelheden, dat zulks scha delijk zal kunnen zijn voor onze economie, Geloof mij, het zullen slechts enkelingen zijn welke aan dien eisch kunnen voldoen. Onmen schelijk is de circulaire, omdat de minister zegt dat elk vreemdeling zal worden be schouwd als ongewenscht, ongeacht kwali teiten en fmancieelen toestand. Ik ken iemand die dagenlang in de bosschen rondom Weenen heeft rondgedoold. Des avonds kon hij een onderdak bij geloofs- genooten krijgen. Deze man verliet Duitsch land en kreeg een goede betrekking in Wee nen. Hij deelde mij mede, dat toen de An- schlusz kwam, er een prijs van 500 a 1000 sch. werd gesteld op het hoofd van hen welke.als Rijksduitscher naar Oostenrijk waren geko men. Door een toeval kwam de man hier. De minister verlangt nu dat in elke pas wordt ge schreven door het land waar de betrokken reiziger vandaan komt dat deze weder in dit land terug mag komen. Nog nimmer bij mijn weten en ik reis al heel wat jaren, heeft mijn regeering dit in mijn pas geschreven. De mi nister moet dit dan ook wel geweten heb ben. Dit zijn alle „gezochte" voorwaarden voorwaarden waaraan men toch niet kan vol doen. Intusschen hoort men dagelijks van groote moeilijkheden waarin de arme, opgejaagde menschen verkeeren, en men gaat ter kerke. Des Zondags luisted ik naar de verschillende preeken en daar wordt in gezegd: „hebt uw naasten lief gelijk u zelve". Het schijnt dat deze zaken slechts voor binnenkerksgebruik bestemd zijn, want na de eerste schrede gezet buiten die kerk, wordt er aan al dat 'vrome en heilige niet meer gedacht, anders zou er uit alle lagen der vromen een ernstig protest moeten opgaan, tegen al wat wreed is in den huidigen tijd. Wat helpt het u of mij. wanneer wij zoo'n enkelen keer onze stem verheffion tegen het onrecht dat geschiedt. Ik kan mij niet indenken dat een demoni sche haat van een enkeling om welke re denen weet ik niet zich kan voortplanten op ieder en allen! In redevoeringen heb ik eens gehoord en speciaal van een leider eener groote volksgemeenschap, dat 1 pet. der be volking dezer gemeenschap ondermijnend zou werken op de 99 pet. Deze woorden moe ten ondoordacht zijn gezegd, want zoo niet, wat moeten wij dan denken van die andere 99 pet. Zijn deze menschen dan zóó willoos? Is het niet krankzinnig te zeggen, dat omdat er ergens geen uien meer zijn, de zonen van het oude volk in Nederland die uien hebben opgekocht? Terwijl notabene deze handel uit sluitend in niet-Joodsche handen is. Waarom ziet men een leider afgebeeld, een blond kind liefkoozend terwijl hij. zwarte kinderen achter een touwtje afzonderlijkop school laat zitten? Ik wil niet spreken over de afschuwelijke vraag welke zoo'n kind aan de ouders voorlegt: „wa~.rom vader en moe der?" Laat ons hopen dat velen het voorbeeld zul len volgen van de intellectueelen te Utrecht en protesteeren tegen het onrecht. Met dank voor de verleende gastvrijheid, Hoogachtend, S. HARTOG. Bloemendaal, 17 Mei 1938. 2 dg. Brussel en omgeving 15 2 dg. Luik-Namen-Brussel 18.50 1/ dg. Ardennen-Dinani 23— 2 dg. Noordell|k Eilelgebergte 17 50 2/ dg, Eifelgebergte-Königswinter 23.— 5 dg. Valkenburg-Ardennen of Eifel 19 75 ■f dg. Valkenburg-Ardennen en Eifel 26.50 6 dg. Valkenb.-Ardennen en Eifelgb 40— 3 dg. Ardennen, grol van Han 22.75 4 dg. Ardennen met Lesselochf 32 50 5 dg. Ardennen-Han en Boottocht 39 6 dg. Ardennen—Luxemburg 48— 6 dg. Ardennen-Parljs-Versailles 55 6 dg. Engeland-London-Canterb75— 3 dg. Elfel-Ahr-RIjn 22.50 4 dg. Rijn-Eifelgeb.-Ahrdal 29.50 4 dg. Burg-Bergischland 24— 5 dg. Rljn-Wiesb, m. boottocht 38.60 6 dg. Rljn-Frankfort-Zeppelinhalle 46.50 6 dg. Rijn-Eifel-Ahrdal (Neuenahr) 43.50 6 dg. Harzgebergte 47— 7 dg. Bremen-Homburg-Berlijn 58. 7 dg. Schwarzwald-Triberg-enz55 8 dg. Schwarzwald met Bodensee 65— 9 dg. Beiersche Alpenwereld 72 50 9 dg. Zwitser!.-Vierw.stedenmeer 76.— 12 dg. Zwitserl.-Duitschl-Frankrijk 98.75 12 dg. Tirol-Innsbruck-Kufstein 98.50 13 dg. Italie-Dolomieten-Venetië 112— 14 dg Praag-Weenen-Budapest 150, Inlichtingen en Reisgids bij: JAC. HEEMSKERK Houtplein 34 - HAARLEM - Tel. 16448 1 1 I I T-s REIZEN ZONDER ZORGEN (Adv. Ingez. Med.) Overwegmisère aan de Kleverlaan. Zou er nu geen mogelijkheid zijn om tot een oplossing te komen van de verkeerssto- rende en levensgevaarlijke moeilijkheden van den overweg aan de Kleverlaan. Bij het pas- seeren van twee treinen vlak achter elkaar staan er op uren dat de scholen nog niet aan den gang zijn zeker wel een kleine honderd fietsers, waartusschen auto's, bussen, bakfiet sen, soms zelfs paard-en-wagen. Dit alles werkt zich, bij het omhoog gaan van de hek ken, over den smallen weg naar den anderen kant. Maar naast dezen smallen weg ligt de breede trambaan, ongebruikt, afgesloten door hekken met prikkeldraad. Welk een dwaasheid! Welk een domme roekeloosheid! Men zegt, dat er geen overeenkomst te krij gen is tusschen degenen, die de verbetering van dit verkeersobstakel moeten betalen: ge meentebestuur. trein-directie. Wat er van aan is weet ik niet. Mijn practische vraag is nu: zou. zoolang deze zaak niet definitief geregeld is. dan niet bij wijze van vocrloopigen maat regel de boel behoorlijk geregeld kunnen worden9 Wij wachten nu roods jaren op een oplossing. Met betrekkelijk weinig moeite en kosten is die te vinden en is althans een heel wat betere regeling te krijgen. Of men make voortgang met serieuze onderhandelingen en definitieve oplossing der moeilijkheden, of men scheppe een voorloopigen toestand, die gedurende de te verwachten jarenlange mee- ningsverschillcn der instanties, levensgevaar verkleint en verkeersgemak vergroot. Dr. A. DE VLETTER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 10