SI MARGAGA.
Na afloop der jaarvergadering van het Nederlandsche Roode Kruis te Bergen op Zoom woonde
H. K. H. Prinses Jul iana eenige demonstraties bij. Het inladen van een „gewonde"
De aankomst van H. K. H. Prinses Juliana aan de sociëteit „Thalia" te Bergen op Zoom ter bij
woning der jaarvergadering van het Nederlandsch Roode Krui?
Minister prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine heeft Vrijdag
het nieuw ingerichte Rijksmuseum Kam te Nijmegen
officieel heropend. De minister met de overige autoriteiten
bij een maquette van oud-Nijmegen
De restauratie van het Koninklijk Paleis op den Dam te
Amsterdam. Het puin wordt op snelle en stofvrije wijze
door een houten koker afgevoerd
De burgemeester van Bussum, de heer
H. de Bordes, begroet Z. K. H. Prins
Bernhard bij diens bezoek aan het
internationaal concours hippique
De jaarvergadering
van het Ned. Roode
Kruis, welke Vrij
dag te Bergen op
Zoom werd gehou
den, werd bijge-
woonddoorH. K. H.
Prinses Juliana. Een
overzicht tijdens de
vergadering
De jaarlijksche „Hollandia'-roeiwedstrijden op den Oude Rijn te Alphen aan den Rijn zijn
Vrijdag begonnen. Tijdens het nummer dames-stijlroeien in vierriemsgieken
Z. Exc. minister mr. M. P. L. Steenberghe heeft Vrijdag te Arnhem het
monument onthuld, dat door het personeel van de Algemeene Kunstzijde
Unie bij het 25-jarig bestaan van de A.K.U. aan de directie is aangeboden
FEUILLETON
Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden
van Sumatra's Oostkust,
door
GERT HARTENAU—THIEL.
7)
Ook de anderen bleken goed werk te heb
ben verricht. Rond het hol lagen de roovers
gedood of zwaar geboeid. Wij hadden zonder
verliezen gezegevierd. Weliswaar was niemand
er geheel ongedeerd afgekomen, maai' de ver
wondingen waren gelukkig niet van ernstigen
aard.
Nad?it we ons in een waterplas wat hadden
gereinigd, verschaften we ons toegang tot het
berenhol, om naar de gestolen schatten te zoe
ken. Een fakkel, dien we hadden meege
bracht, werd ontstoken en daarmee belichtten
we alle hoeken en gaten van het hol, dat jaren
geleden wellicht een grimmigen Maleischen
beer tot schuilplaats had gediend, doch nu
met hetzelfde doel door smokkelaars en ander
gespuis werd gebruikt.
Weldra vonden wij nu ook de uit de moskee
ontvreemde kist. Zij was zorgvuldig verstopt
in een nis van boomwortels en met aarde en
takken bedekt. Het was een zware zwarte
kist. welke nauwelijks door een man kon
worden gedragen, maar toen wij haar naar
buiten hadden gebracht, ontdekten wij tot
ónzen niet geringen schrik, dat het deksel
was open gebroken en het meest waardevolle
stuk de groene tulband van den profeet -
verdwenen was. Ook de edelsteenen welke op
kundige wijze waren aangebracht, bleken met
beitel en hamer te zijn bewerkt. De dieven
hadden kennelijk getracht deze kostbaar
heden te verwijderen, naar het scheen echter
zonder resultaat. Waarschijnlijk hadden wij
hen bij dit werk gestoord, maar hoe verheu
gend dit op zichzelf ook mocht zijn, wel zeer
pijnlijk bleef het, dat wij het heiligste reliquie,
de groene tulband, niet vermochten te ont
dekken. Noodgedwongen moesten we tenslotte
het zoeken staken, daar het tijd werd om aan
den terugtocht te denken.
Het bleek echter al spoedig, dat wij daarbij
voor groote moeilijkheden zouden komen te
staan. De gevangenen, die een nauwlettend
toezicht vereischten, toonden zich weerspan
nig en trachtten zich herhaaldelijk, wanpeer
het terrein daartoe een geschikte gelegen
heid bood. uit de voeten te maken. Slechts
met groote moeite slaagden wij er in deze
ontvluchtingspogingen te verijdelen en de
wederspannigen zij het soms wat hard
handig tot doorloopen te bewegen.
De hoofdtroep, onder leiding van mijn
adjudant was ons tenslotte ver voor; ik volg
de met luitenant Karsten en twee soldaten op
grooten afstand. Wij baanden ons een weg
door het kreupelhout, over doornen en ijzer-
sterke lianen dwars door poelen en moerassen
en wij slaakten een zucht van verlichting,
toen wü eindelijk weer vasten grond onder de
voeten voelden. Het was een open plek, waai
de zon onbelemmerd kon doordringen, zoodat
de grond gescheurd was van droogte. Een
paar enorme boomen waren hier blijkbaar als
slachtoffer van de natuurelementen gevallen
en daaromheen lagen takken, bladeren en wat
groen. De plek noodde tot rusten en wij, ach
terblijvers. besloten hier wat van de vermoeie
nissen te bekomen en nieuwe krachten te ver
zamelen. Spoedig waren we het eens over een
geschikte plaats en dies wikkelden we ons in
onze muskietnetten en strekten ons behaag
lijk uit.
Ik had het me gemakkelijk gemaakt op een
hoop droge bladeren, waar ik heerlijk in weg
zonk. Merkwaardig; mijn rustbed veerde als
een springmatrasAls ik mij er zoo op bewoog,
werd ik door een tegendruk weer omhoog ge
heven en dat spelletje beviel me zoo goed, dat
ik het eenige malen herhaalde. Tenslotte ech
ter kreeg mijn vermoeidheid toch de overhand
en viel ik in een diepen, droomloozen slaap.
Hoe lang ik geslapen had, kon ik niet zeg
gen. Misschien was het een half uur, mis
schien slechts een paar minuten, maar hoe
het zij. plotseling voelde ik mij door een
onzichtbare macht omhoog geheven en het
volgende oogenblik lag ik naast de blader-
hoop. Ik sperde mijn oogen wijd open van
verbazing, staarde slaapdronken naar mijn
voormalige rustplaats en tot mijn groote ont
zetting ontwaarde ik eensklaps een groote
tijgerslang, die zich traag en blazend uit de
bladerhoop bevrijdde. Waarschijnlijk was het
dier daarin gekropen voor een siësta, waarin
ik het door mijn lichaamsgewicht gestoord
had. Zijn kop en hals bewogen zich roeiend
en sissend voorwaarts, terwijl het zijn onge
veer vijf meter lange lichaam met schokken
en rukken meesleepte. Het middelste deel van
het slangenlijf was sterk gezwollen en toonde
de omtrekken van een klein hert, dat het
reptiel kort tevoren moest hebben verslonden.
Dat was dus mijn elastische springmatras,
waarop ik mij zoo behaaglijk voelde! Nu,
ik kon van geluk spreken, dat het beest hulpe
loos was, want anders zou ik waarschijnlijk al
niet meer tot het land der levenden hebben
behoord.
Ook de luitenant en de beide soldaten waren
verschrikt van hun ligplaatsen opgesprongen
en snelden toe. Het walgelijke dier draaide zich
steeds sissend en boosaardig blazend met zijn
kop in 't rond om plotseling woedend naar een
hem al te dicht naderenden soldaat te happen.
Het was een allerzotst gezicht, hoe het daarbij
zijn door den buit sterk gezwollen lichaam
achter zich aan sleepte, terwijl zijn staart zich
in alle mogelijke bochten wrong. Nochtans ver
mocht de aangevallen soldaat zich slechts door
snel en handig opzij te springen in veiligheid
te stellen.
Met een welgericht schot maakte tenslotte
luitenant Karsten een eind aan de onverkwik
kelijke scène. De beweeglijke slangenkop wen
telde zich stuiptrekkend door de half verrotte
bladeren en na een korten doodsstrijd iag het
geweldige dier uitgestrekt voor ons. Het mat
5.70 meter en had een gele kleur met eenige
rijen donkerbruine vlekken. De soldaten sne
den het reptiel open, haalden er een reeds half
verteerde dwergree uit en ontdeden de slang
van haar fraaie, kostbare huid. De rest lieten
we over aan de vliegen, die zich onmiddellijk
in groote zwermen op het aas neerlieten.
Wij echter trokken verder en begonnen op
nieuw den strijd met doornen, lianen en moe
ras. Maar ditmaal was het geluk met ons. want
spoedig vonden we een althans eenigszins be
gaanbaar pad. waarlangs we verder zonder
noemenswaardige hindernissen de residentie
van den radja bereikten.
VI
In Negri Lama was alles in opstand. Reeds
lang voor ons was de onderofficier met het
transport gevangenen aangekomen en dit zeld
zame schouwspel had honderden Chineezen en
inlanders op de been gebracht. Het gevolg
hiervan was, dat ook wij met veel tam-tam
werden ontvangen. Een groote menigte verge
zelde ons joelend en schreeuwend naar het ge
rechtsgebouw en de gevangenis, waarin de
bandieten waren opgesloten en hier bezetten
zij luidruchtig en hevig met elkaar twistend
hét open plein en de omliggende straten. Chi-
neesche. Maleische en Javaansche scheld
woorden en bedreigingen vlogen over en weer.
De Mohammedanen stonden in een groote
groep bijeen en tegenover hen de Chineezen,
die in verwenschingen en dreigementen niet
voor hen onderdeden. Er heerschte een uiterst
vijandige stemming en er was maar weinig
voor noodig om het tot een massale vecht
partij te laten komen.
Het gevaar van ernstige ongeregeldheden in
ziende, gaf ik den soldaten bevel de menigte
zoo noodig met geweld uiteen te drijven en
daar men voor vermaningen niet meer vatbaar
bleek, moesten al spoedig gummistok en sabel
er aan te pas komen om de orde te herstellen.
Tenslotte brachten wij het zoover, dat het
plein ontruimd werd, maar op een veiligen
afstand verzamelden de kemphanen zich tel
kens weer opnieuw en begon het schelden en
dreigen van voren af aan.
Bij den ingang van het gerechtsgebouw wer
den wij ontvangen door den onderofficier, die
ons mededeelde, dat het transport vlot verloo-
pen was en de gevangenen veilig waren opge
borgen. Nadat de dienst was geregeld, begaf ik
mij met eenige manschappen aan boord van
het stoombootje om me wat te verfrisschen.
In een schoon wit pak voelde ik me na een
verkwikkend bad en een stevigen maaltijd een
ander mensch en ik stond juist op het punt
om me nu ook nog wat rust te gunnen, toen
mij een bezoek van den radja werd aangekon
digd. Zuchtend stond ik op om den vorst tege
moet te gaan en hem te begroeten, maar toen
ik aan dek kwam, stond de radja reeds op de
loopplank onder een omvangrijk zonnescherm
en omgeven door de edelen van zijn rijk. Hij'
lachte en wenkte allerminzaamst en schreed'
daarbij waardig over de loopplank tot op het
dek, waar ik hem eerbiedig begroette en har
telijk welkom heette.
Reeds sinds lang verbond mij een oprechte
vriendschap met dezen kleinen, donkeren en
bijna kogelronden inlandschen vorst. Ik was
eenige malen in de gelegenheid geweest hem
een dienst te bewijzen en dat scheen hij nooit
te zullen vergeten.
Even vriendelijk groette ik zijn gevolg, in
het bijzonder zijn beide ministers Tjitro en
Soko, waarna ik de heeren voorging naai' de
kajuit, waar we het ons gemakkelijk maakten.
Hoewel een deel van het gevolg aan dek was
gebleven, daar de kleine kajuit niet voor een
groot gezelschap was ingericht, vulden ook de
weinige mensehen, die er nu vertoefden o.w.
de vorst, diens ministers en twee prinsen de
bekrompen ruimte reeds geheel, zoodat de at
mosfeer al spoedig veel te wenschen overliet;
(Wordt vervolgd).