Electriciteitsvoorziening
geregeld.
Insta n line
Mr. WENDELAAR WIJZIGT ZIJN
VOORSTEL.
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
WOENSDAG 15 JUNI 1938
HAARLE M'S DAGBLAD
3
TWEEDE KAMER.
Wetsontwerp met 4727 stemmen aangenomen.
Geen beperking van de
winsten der gemeentelijke
bedrijven.
DEN HAAG Dinsdag.
De administrateur-directeur der griffie, de
heer J. G. Rippel heeft na liefst 40 jaar in
dienst van de Kamer gewerkt te hebben,
wegens z'n hoogen leeftijd ontslag aange
vraagd. Dit is voor de Kamer en dus ook voor
het land bepaald een verlies. Want het is 'n
onbetwistbaar feit. dat deze stille rustige
kracht, wiens arbeidsveld niet terstond de aan
dacht van buitenstaanders mocht hebben, zeer
vele en belangrijke diensten aan de volksver
tegenwoordiging heeft bewezen.
Bij de regeling van werkzaamheden is o.m. uit
gemaakt, dat nog voor den aanvang van het zo
merreces (waarschijn
lijk op 't eind van deze,
uiterlijk de volgende
week) ook 't ontwerp
inzake verbreedïng van
Hofweg wat samen
hangt met 'n betere
behuizing van de Ka
mer in behandeling
zal komen, terwijl men
Donderdag in comité-
generaal het adres van
hulde aan de Koningin,
in verband met het 40-
jarig Regeerings jubi
leum hoopt vast te
stellen.
Het wetsvoorstel betreffende de regeling i.z.
electriciteitsvoorziening bracht nog eenige
sprekers in 't veld, eer Minister v. Buuren kon
starten. Van 't betoog van den heer Dree s
(s.d.) teekenen we aan, dat deze afgevaardigde
vond, dat men voor de koppeling een afzonder
lijk artikel moet maken in plaats van deze
langs een achterdeurtje binnen te smokkelen
en dat spr. de regeling van de intrekking van
een concessie onbevredigend vond. Nadat de
heer Zandt (St. Ger.) het ontwerp als te
staatssocialistisch had bestreden en na een
pleidooi van den heer v. d- Putt (R.K.) om niet
te tornen aan de rechten van de gemeentelijke
distributiebedrijven en aan deze de laagste
prijzen te berekenen, en nadat Mr. Wende-
laar (lib.) zich als kampioen voor de rechts-
positie der gemeentebedrijven had opgewor
pen, kwam de Minister van Waterstaat aan
t woord.
Het groote momentaldus de bewindsman
in deze zaak is, dat we thans een nationale
voorziening krijgen in de plaats van een pro
vinciale. Zoo kan 't algemeen belang beter
gediend en voor de electriciteit is r— in tegen
stelling met gas en water zulk 'n wettelijke
voorziening aangewezen.
Nu hebben vooral de heeren Rutgers v. Ro
zenburg en Ds. Zandt deze wettelijke voor
ziening bestreden. De eerste keurde het af, dat
dank zij dit ontwerp, de Minister van Water
staat een dictator wordt, die over leven en
dood van de provinciale bedrijven beschikt,
dank zij 't voorgestelde concessie-stelsel. Voor
deze vrees bestaat, o.m. gezien de reeds met
verschillende concessies opgedane ervaring,
werkelijk geen reden.
De concessievoor
schriften hebben
slechts ten doel zoo
veel mogelijk naar sa
menwerking tussehen
concessionarissen te
streven en tegen al
lerlei gevaren te wa
ken. Van eenige wil
lekeur ,zal bovendien
te minder sprake zijn
dank zij 't feit, dat
ook verschillende or
ganen ampel te advi-
Rutgers van seeren krijgen. En ten
Hist Unie) slotte: een minister is
toch verantwoordelijk
voor z'n beleid. Zou dus een minister van
Waterstaat tot onbillijkheden overgaan, dan
zou de Kamer hem toch altijd itot verant
woording kunnen roepen. Ook de bepalingen
i.z intrekking van concessies en naasting le
veren voldoende waarborgen tegèn onbillijk
optreden op. Bovendien naasting zal slechts
zelden voorkomen: de nood- of uitlaat-klep
dient echter wel in de wet aanwezig te zijn.
Wat de concentratie, en dan wel van de
productie betreft, wees de minister er op,
dat er op 't oogenblik 20 centrales zijn. Wel
nu, de electriciteits-directeuren achtten in
een door hen uitgebracht rapport het ideaal
te liggen tussehen 10 en 17 centrales. We zijn
er dus al niet zoo heel ver meer van af. En
nu de concentratie van de productie met de
distributie. Hieromtrent was de minister het
volkomen eens met Ir. Bongaerts dat men de
tusschenschakels bij de electriciteitsvoorzie
ning zooveel mogelijk moest wegnemen, o.m.
om der wille van de elasticiteit. Overneming
van distributiebedrijven door productiebe
drijven is. naar ook de statistieken uitwijzen,
een proces, dat al jaren aan den gang is.
Wat de bekende kwestie in de provincie
Noord-Holland aangaat, meent Ir. Mr. Dr. v.
Buuren. dat de Regeering daar toch werke
lijk den juisten weg bewandeld heeft, toen
ze bemiddelend optrad. En toen de gemeente
Alkmaar meende dat ze in haar rechten was
aangetast, kreeg ze van de Regeering toe
stemming om te gaan procedeeren.
Intusschen verklaarde de minister vol
strekt niet afwijzend te staan tegen dusda
nige amendeering van 't wetsontwerp, dat
er bij concessies aan productiebedrijven ze
kere waarborgen worden opgenomen voor de
gemeentelijke distributiebedrijven aan welke
geleverd wordt. Daarentegen zou de minister
niets voelen voor een onbeperkt recht aan de
gemeentelijke distributiebedrijven om altijd
maar door stroom van de productiebedrijven
te mogen ontvangen gedachte door den
heer Sweens (r.-k.) bepleit.
De Minister toonde nog eens aan. waarom
z.i. thans toch wel het oogenblik gekomen is
om, bij wijze van eerste appel aan "de gemeen
ten, paal en perk te gaan stellen aan de zeer
groote- winsten van de gemeentelijke electrici-
teitsbedrijven. De bedoeling is niet den ge
meenten de winsten heelemaal af te nemen;
ze dienen alleen beperkt te worden.
Tot besluit het koppel-vraagstuk. Koppeling
geeft een besparing op de exploitatiekosten en
op de kapitaalslasten, terwijl men bovendien
de meest economische machines in bedrijf kan
stellen. Aldus zingt de Minister den lof der
koppeling en zijn lofzang strekt, zich ook nog
uit over de voordeden die koppeling ten aan
zien van de bedrijfszekerheid .en defensiebe-
langen zou opleveren. Dus de Minister is
fhr. mr. J. W H
Rozenburg (Chr
1 van plan met kracht zijn schouders te zetten
onder plannen in die richting. Aangezien deze
echter nog niet gereed zijn, kon de Minister
in dit opzicht nog geen machtiging in de wet
doen neerleggen. Na nog betoogd te hebben
dat in art. 7 louter gedacht is aan samenwer
king voor doeleinden, van openbaar nut was
de Minister met zijn verdediging gereed. Re
plieken en toen volgde de behandeling van
de artikelen. Hierbij mocht Mr. Rutgers v.
Rozenburg (c. h.) 't genoegen smaken z.
h. st. 'n amendement aangenomen te krijgen,
waardoor ook de schade geleden als gevolg
van gedeeltelijke intrekking eener concessie,
anders dan door de naastingssom, naar bil
lijkheid vergoed zal worden; onder die schade
zal winstderving de Minister had op deze
aanvulling aangedrongen niet begrepen
zijn.
Nadat een amendement-S u r i n g (r. k.)dat
beoogde bepaalde wettelijke waarborgen in 't
leven te roepen, wat de arbeidsvoorwaarden
betreft van personeel van een geconcessioneerd
bedrijf, dat niet 'n provinciaal of gemeente
lijk bedrijf is, eveneens z. h. .st. was aange
nomen, verdedigde Jhr. Mr. de Geer (c. h.i
schrapping van de in 't ontwerp opgenomen
beperking van de winsten der gemeentelijke
bedrijven. Ook Mr. Oud (v. d.) was het met
dit voorstel eens. aangezien z.i. de bepaling in
kwestie in dit ontwerp niet thuis hoorde. Ir.
Bongaerts (r. k.) wees er op. dat men
eenerzijds betoogd had, dat we moeten gaan
in de richting van verlaging van de gemeen
telijke electriciteitstarieven. Deze verminde
ring van vaste lasten is gewenscht. Bij aan
neming van 't amendement-de Geer wordt dit
echter niet bereikt. Dit pleidooi van den heer
Bongaerts gaf precies weer wat de Minister
er van dacht. Ook hij meende dat als men het
in 't ontwerp opgenomen middel om aan de
tarieven zekere grenzen te stellen niet wilde,
het plicht was daarvoor in de plaats een ander
middel aan te geven. Maar dat deed de heer
de Geer niet. Intusschen bleek de Minister wel
bereid een concessie te doen door in de wet
te bepalen, dat de Ministers van Waterstaat.
Binnenlandse he zaken en Financiën de grens
van den top van geoorloofde winsten zullen
aangeven. Deze toegeeflijkheid baatte niet.
want Mr. de Geer won 't pleit met 58—15. Ten
slotte nam de Kamer 't heele wetsontwerp met
4727 aan; de an ti-re volution ana irende
staatk. gereformeerden, eenige christelijk-his-
torischen en 9 katholieken stemden tegen.
E. v. R.
De restauratie van den Amster-
damschen Stadsschouwburg; is
voltooid.
De restauratie van den stadschouwburg te
Amsterdam is voltooid, het resultaat is ver
rassend. Onder de bekwame leiding van den
heer A. Kok, hoofdarchitect van publieke
werken, is men er in geslaagd het interieur
in vele opzichten te wijzigen, groote verbete
ringen aan te brengen en toch de echte
schouwburgsfeer te behouden.
Vroeger werd door de schouwburgbezoekers
dikwijls geklaagd over plaatsen vanwaar
men een slecht gezicht op het tooneel had.
Die klachten zullen tot het verleden behoo-
ren en dit is een van de grootste verbeterin
gen: iedere plaats, of men vooraan in de
zaal, in de koningsloge of op het „schellink
je" zit. biedt een goed gezicht op het geheele
tooneel. Aan den vloer is een aanmerkelijk
grootere helling gegeven en het aantal plaat
sen met ongeveer honderd verminderd.
Het Haagsclie Stadhuisplan.
Voorstel tot den bouw te besluiten.
B. en W. van 's Gravenhage hebben thans
bij den gemeenteraad him voorstel ingediend
om te besluiten tot den bouw van het nieuwe
stadhuis volgens het ontwerp van den archi
tect J. Luthmann.
De bouwkosten worden geraamd
f 7.500.000.
B. en W. stellen den raad voor hiervoor
eenige leeningen aan te gaan en tot den
bouw volgens het genoemd ontwerp te be
sluiten.
op
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij K. B. van 10 Juni 1938,
is aan J. W. Viepings, op zijn verzoek, met
ingang van 16 Juni 1938, eervol ontslag ver
leend als burgemeester der gemeente Clinge;
is aan H. J. Vennekens, op zijn verzoek, met
ingang van 1 Juli 1938, eervol ontslag ver
leend als burgemeester der gemeente Bugge-
num;
is aan J. M. Slegt, op zijn verzoek, met
ingang van 1 Augustus 1938, eervol ontslag
verleend als burgemeester der gemeente Hoe-
dekenskerke, met dankbetuiging voor de lang
durige diensten in zijn betrekking bewezen.
Toch op tijd
ook al begint de dag met
hoofdpijn en lusteloosheid.
Neem dan direct
stilt en voorkomt pijnen!
Doosjes a 12 tabletten 70 ct., zakjes a 2 tabletten 15 ct.
(Adv. Ingez. Med.)
Thans onderzoek naar den geheelen toestand
op politieel gebied te Oss.
Meer licht noodzakelijk geacht
DE memorie van antwoord van
den heer Wendelaar op het
voorloopig verslag over zijn ini
tiatief-voorstel inzake een enquête
over Oss is thans verschenen. De heer
Wendelaar heeft een wijziging in
zijn voorstel aangebracht. Thans wil.,
hij den geheelen toestand op po
litieel gebied te Oss voorwerp van on
derzoek doen zijn.
Bij de indiening van mijn voorstel ben ik er
blijkens de memorie van toelichting van uit
gegaan dat de Kamer in haar groote meer
derheid de inlichtingen, gegeven naar aan
leiding van de interpellatie-Drop op 7 April
ji., voldoende achtte. Pijnlijk verrast zullen
dan ook naar mijn meening zoowel de minis
ter als vele leden der Kamer geweest zijn.
toen zij reeds spoedig daarna bemerkten,
dat de publieke opinie het met de conclusie der
Kamer niet eens was.
Natuurlijk kan niemand, en dus ook een
minister niet, iedereen bevredigen. Wanneer
dus. ook na de inlichtingen van den minister
in deze zaak, de critiek niet ophield in een
dagblad, waarvan we nu eenmaal gewend zijn
dat het critiseert om te critiseeren, dan was
dat op zichzelf niet iets bijzonders of veront
rustends. Maar daarbij bleef het. helaas niet.
Er kwam critiek, heel wat critiek, los ook bij
andere organen dan die der beroepsontevre
denen. Ook volkomen rustige organen der
publieke opinie van zeer uiteenloopende rich
ting bleken van oordeel, dat de zaak-Oss met
de interpellatie-Drop niet uit kon zijn.
Inderdaad, de loop van zaken eischt, dat
deze zaak opnieuw in behandeling komt.
Naar mijn meening is de gevolgtrekking
gewettigd, dat aan hen, die van oordeel zijn.
dat in de onderhavige zaak meer licht kome
en volledige nadere ophelderingen verschaft
worden, dat licht en deze opheldering niet
door den minister van justitie gebracht kun
nen worden, daar hij toch naar zijn beste
weten licht op deze zaak heeft geworpen
de vergadering van de Kamer van 7 April j.l.
en van hem niet verwacht kan worden, dat
hij nadere opheldering kan verschaffen, nu
hij uit eigen wetenschap door bestudeering
van de hem geworden dossiers, verbalen cn
rapporten tot het vormen van zijn oordeel is
gekomen.
Enquête eenige weg.
Bovendien is het voorstel tot het houden
van een enquête nog de eenige weg, die voor
de Tweede Kamer openstaat om tot meer
licht in deze zaak door te dringen.
Ten stelligste moet ik ontkennen, dat deze
zaak op andere wijze dan door het doen van
een voorstel tot het houden van een parle
mentaire enquête opnieuw door de Tweede
Kamer der Staten-Generaal aan de orde zou
kunnen zijn gesteld.
De door sommige leden aangegeven wegen:
opnieuw vragen stellen of een tweede inter-
Herman Vreedenburgh. Ilaar-
lemsch schilder van stilleven
en landschap.
Haarlemsch schilder van stillevens. Die
plaatsaanduidende bijvoegelijkheid slaat
thans zeker op den schilder, die, hoewel in
Woerden geboren, zeker wel al een kwart
eeuw in, aan en op het Spaarne leeft en
werkt. Dat zijn stillevens als specifiek Haar-
lemsche stillevenkunst te genieten zou zijn...
tot die lokale onderscheidingen komen we in
onzen tijd niet meer. Dat ging nog wel op in
de zeventiende eeuw, bloeitijdperk ook van
het Hollandsche stilleven niet alleen, maar
periode tevens van waaruit de geheele Euro-
peesche stillevenkunst haar loop begint, voor
zoover ze dan als zelfstandige kunstuiting en
niet als decoratief, vullend onderdeel, in aan
merking komt.
Als Wilhelm Bode in zijn Studiën über Hol-
landische Malerei bij het chapiter stillevens
is aangeland, leidt hij die in met een betoog
over het wezenlijke onderscheid dat er in de
gouden eeuw tussehen een Haarlemsch en
een Leidsch, een Utrechtsch en een Haagsch
stilleven bestaat. Een karakteristiek der
Haarlemsche vindt hij in de veelvoudige voor
stellingen die op een rijk en weelderig leven
wijzen: zij laten den beschouwer graag wa
tertanden bij de herinnering aan goeden
dronk en rijk voorzienen disch. Een Leidsch
stilleven vertoont liever boeken, zandloopers
en doodshoofden, alle deze, dingen des
geestes, zooals dat een stad van geleerdheid
en wijsgeerigheid betaamt.
Zoo het al eenigszins twijfelachtig mag we
zen of die onderscheidingen, zelfs voor de ze
ventiende eeuw, al niet een weinig te dogma
tisch zijn opgesteld, voor onzen tijd gelden ze
zeker niet meer. Zelfs voor iemand die veel
van visch houdt, zal de prachtige kabeljauw
op Vreedenburgh's stilleven, geen reden zijn
dit werk tot een Haarlemsch kunstwerk ie
promoveeren. Eer dan aan weelde en over
daad doet het aan harden en gevaarlijken
arbeid denken, waarvan de visch de zilver
witte belooning uitmaakt. En ook daaraan
zal de schilder wel niet gedacht hebben. Hem
zal wel in hoofdzaak het teeken-achtige der
voorwerpen en de opgaaf hoe die dingen in
een harmonieuse compositie saam te voegen,
van belang geweest zijn. Over het algemeen
houdt de leek ervan aan een voorstelling
ideeën vast te koppelen, die met de bedoelin
gen van den artist weinig te maken hebben
en vergeet daarbij dat hij diezelfde sport met
evenveel genoegen op een slecht als op een
goed schilderij kan beoefenen. Vandaar vaak
de hoogdravendste teksten bij een prullig
product en de onnoozelste opmerkingen bij
een kunstwerk dat eenvoudig „gezien" wil
zijn en niet beleuterd.
Een stilleven als dat waarvan wij deze week
een plaatje geven en dat. mijns inziens, zoo
goed het wezenlijke van Herman Vreeden
burgh's kunst laat zien, zal niet voor ieder
een dadelijk aantrekkelijk zijn. De mooie,
vloeiende uitbeelding van de visch zal dade
lijk boeien, maar zal men ook daarnaast den
bedwongen hartstocht waardeeren, waarmee
het vischnet. tot in het kleinste détail be
studeerd en gevolgd, den beschouwer voor
oogen gelegd is? Het wonderlijke daaraan
blijft dat het net als geheel, groot gezien en
niet als pietluttig peuter werk zich voordoet.
De zakelijkheid waarmee zoo'n scheepslan-
tarn en katrol gegeven worden, ze is niet
nuchter meer, die voorwerpen zijn met koeste
renden blik bekeken en aLs den maker vol
komen vertrouwde dingen weergegeven. Het
voor velen vreemde voorwerp op den achter
grond, de „breel" waaraan het kilometers
lange vischnet wordt bevestigd, heeft zelf
iets van een zeemonster gekregen waarvan
de samenstellende deelen: zeildoek, ijzeren
lus en omhulsel elk naar zijn aard hun eigen
materie doen gevoelen. De verdeeling dei-
voorwerpen in het vlak, de compositie, is on
gezocht en willekeurig schijnbaar, doch intuï
tief wel overwogen en rust gevend. Men moet
voor die voorwerpen groote genegenheid ge
voelen om ze zoo te kunnen schilderen. En
dat klopt, want deze Vreedenburgh is schil
derend schipper, wat niet beduidt dat hij
schippert met het schilderen. Integendeel het
schilderen is bij hem, behalve het uiting ge
ven aan zijn liefde voor de dingen, nog bo
venal het niet te remmen streven naar een
zuivere vakbeoefening, naar de veelzijdige be
kwaamheid der oude meesters.
Daarvoor is hem geen moeite te veel, geen
studie te lang. En eerst dan voelt hij zich
heer en meester op zijn schuit, als in zijn
door het Spaarne omspoelde atelier het schil
deren vlot en het werkstuk onder zijn han
den rijpt en door zijn genegenheid tot kunst
wordt.
Nieuwe zakelijkheid? Ach ja, als men gaar
ne een etiket gebruikt, kan men zulk stil
leven daarmee wel beplakken. Als men maar
aanvaardt dat daar eigenlijk niets nieuws
aan is en het slechts een reactie beteekent
op dat soort impressionisme, dat in geflod-
der en gepruts ontaardde. De waarlijk be
langrijke artisten zijn altijd zakelijk geweest:
anders hadden zij nooit iets bereikt. Onder
de na-Hagenaars zijn het de jongeren als
Vreedenburgh die de noodzaak van een her
nieuwd aanvatten van vakkunde propagee-
ren om weer tot zuiver werk te komen dat
geen Abklatsch van groote voorgangers is.
De liefde voor het vak is den Vreeden-
burghen aangeboren. Onze Haarlemmer is de
jongste van vijf schilderende broers, zonen
van een schilderend vader. De laatste was
in Woerden wat men huis- en decoratie
schilder pleegt te noemen, doch in zijn vrijen
tijd en voor eigen genoegen vaak pleger van
een aardig schilderij. Hij was in Woerden de
collega van den vader •van Leo Gestel, een
ander Woerdenaar die in de vrije kunst zich
naam zou maken. Van de jonge Vreeden-
burghers was het vooral de in 1880 geboren
Cornells (Cees), die als schilder van een vlot
stadsgezicht in den Haagschen trant, in Hol
land populair zou worden. De zeven jaar
jongere Herman zocht zijn weg langs an
dere paden. Aanvankelijk met niet minder
handigheid begaafd ik denk aan zijn
vroegste doeken die hij bij Caramelli in
Utrecht bracht zag hij dra in dat alleen
een volkomen her-beginnen tot iets leiden
kon dat voor hem beteekenis had en zoo is
hij inderdaad tot dat gekomen wat nu door
de collega's op Pulchri en elders als iets
eigens van hem, gewaardeerd wordt. De
thans even-vijf tiger heeft zijn stijl gevonden
en zijn stiel gelouterd.
Hij leeft op het water. Zijn prachtig woon
schip met het ruime atelier ligt meestentijds
in de jachthaven van Heemstede. Maar nu
en dan verdwijnt hij er mee en trekt de ri
vieren op en meert bij Vreeswijk of Wijk bij
Duurstee of zoekt een plaatsje in den Rijn
bij Katwijk. De rivieren en het Hollandsch
polderlandschap zijn hem vertrouwd. Het
water en het werkende leven zijn hem lief.
En in zijn stillevens, voorloopig misschien
nog zijn meest complete uitspraken, zal men
die vertrouwdheid en die liefde terug kun
nen vinden.
Het stilleven dat wij den lezer deze week
vertoonen verkreeg dit jaar in Pulchri een
plaats aan den eerewand. Een welverdiende
onderscheiding.
J. H. DE BOIS.
pellatie, zijn voor de Kamer onbegaanbaar.
Na de afhandeling van en interpellatie-Drop
was het volgens het ongeschreven recht on
mogelijk om opnieuw een interpellatie aan te
vragen over hetzelfde onderwerp.
Wijziging taak enquete-commissie.
Naar aanleding van de in het voorloopig
verslag gemaakte opmerkingen ben ik bereid
de omschrijving van de taak der enquête
commissie te wijzigen. Het onderzoek naar de
bevoegdheid van den minister vervalt, even
als dat naar alles wat zweemt naar een on
derzoek over het beleid des ministers, aange
zien dit slechts door de Kamer zelf beoor
deeld kan worden en een minister immers
volgens de wet van 5 Augustus 1850 door een
enquête-comissie niet eens ondervraagd kan
worden. Daarentegen wordt het onderzoek
naar de feiten zoodanig uitgebreid, dat, om
het kort uit te drukken, de geheele toestand
op politieel gebied te Oss voorwerp van on
derzoek zal zijn.
Daartoe had ik te meer aanleiding, nu
sedert het afdeelingsonderzoek reeds weder
twee nieuwe feiten bekend geworden zijn,
welke de ongerustheid over de verhoudingen
te Oss hebben doen toenemen. Ik bedoel voor
eerst het besluit van den krijgsraad om den
wachtmeester der marechaussee, destijds te
Oss. die verdacht werd van zedenmisdrijven,
onmiddellijk uit de voorloopige hechtenis te
ontslaan. Het zal wel meer gebeuren, dat een
verdachte uit de voorloopige hechtenis wordt
ontslagen, maar wanneer een krijgsraad de
zen wachtmeester der marechaussee reeds
voor de uitspraak in vrijheid stelt, rijst toch
de vraag of het vooronderzoek wel met de
noodige onbevangenheid is gevoerd,
En het tweede feit is, dat er te Oss volgens
een bericht in het Algemeen Handelsblad van
Vrijdag 10 Juni j.l. een onderzoek is ingesteld
naar aanleiding van de beschuldiging tegen
een wachtmeester der marechaussee, des
tijds eveneens te Oss, als zou hij een inwo
ner van Berghem zoodanig hebben geslagen,
dat hij daags daarna aan de gevolgen is over
leden. Volgens dat dagbladbericht zouden
sommige door de gemeentepolitie gehoorde
getuigen hun verklaringen niet alleen heb
ben herroepen, maar hebben medegedeeld,
dat zij die verklaringen onder pressie zouden
hebben afgelegd. Zonder mij al dadelijk een
oordeel te vormen over den inhoud van dit
bericht, meen ik toch te mogen zeggen, dat
ieder, die weet, dat de verhoudingen tussehen
gemeentepolitie en marechaussee te Oss niet
zijn, althans tot voor kort niet waren, zoo
als ze behooren te zijn, toch ook omtrent dit
bericht nadere inlichtingen gewenscht zal
achten.
Een aantal leden heeft er op gewezen, dat
zoowel in de strafzaak wegens smaadschrift
tegen een schrijver in het Nationale Dagblad
als in de voor het Ambtenarengerecht aanhan
gige zaken der onderoffcieren, die tot de
brigade-Oss der Koninklijke Marechaussee be
hooren, ongetwijfeld veel licht zal worden ont
stoken. Zij achten daarnaast het instellen
eener parlementaire enquête niet wenschelijk.
Ten aanzien van eerstgenoemde zaak deel ik
de verwachting van deze leden niet.
Meer licht zal de behandeling van de zaken
voor het ambtenarengerecht kunnen brengen.
Ofschoon ik dus aan het hieraan ontleende
argument eenige waarde niet kan ontzeggen,
meen ik toch, dat ook deze behandeling slechts
een beperkt licht zal ontsteken.
Of er voor de regeering aanleiding heeft be
staan een nota aan de Kamer te zenden, waag
ik niet te beoordeelen. Indien de regeering op
grond van wat zij nader had vernomen tot een
gewijzigd inzicht zou zijn gekomen, zou zich
dat in den een of anderen nieuwe maatregel
hebben kunnen uiten. Nu zoodanige maatregel
niet is getroffen, mag men aannemen, dat de
regeering haar inzicht niet gewijzigd heeft,
maar dan lijkt mij voor een nadere nota geen
plaats. Hoe het zij, sedert 25 April, den datum
van indiening van mijn enquête-voorstel, kon
de regeerïng bezwaarlijk meer met een nota
bij de Kamer komen, zonder in conflict te ge
raken met goede parlementaire gebruiken.
N.V. DELI-MAATSCHAPPIJ KEERT 14
PROCENT UIT.
In de op 15 Juli a.s. te houden algemeene
vergadering van aandeelhouders der N.V.
Deli-Maatschappij zal worden voorgesteld
over het boekjaar 1936—1937 een dividend uit
te keeren van 14 procent. Op rekening hier
van werd reeds een interim-dividend van 6
procent betaald, zoodat het slotdividend 8
procent zal bedragen.
NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP.
Het Nederlandsch Bijbelgenootschap houdt
ook dit jaar weder zijn algemeene vergadering
te Amsterdam. In een ontmoetingssamenkomst
heeft prof. dr. F. W. Grosheide enkele mede-
deelingen over den huidigen stand der nieuwe
bijbelvertaling van het bijbelgenootschap ge
daan.
Uit deze mededeelingen bleek, dat ondanks
de moeilijkheden de vertaling van het nieuwe
testament geregeld voortgang heeft en ver
wacht mag worden, dat deze binnen afzien-
baren tijd voltooid zal zijn. De vertaling van
het oude testament heeft met nog meer moei
lijkheden te kampen, doch ook hier is voor
uitgang en de verwachting is gewettigd, dat
deze ook tot het gewenschte resultaat zal
leiden.
Ds. J. W. de Jager uit Zutfen sprak hierna
over het onderwerp „wat moet het Bijbelge
nootschap doen om de nieuwe vertaling in
gang te doen vinden?"
DE NEGENDE OEFENRIT VAN DE
AMSTERDAMSCHE BI R GER WACHT.
De negende 24-uurs oefenrit van de Vrij
willige Burgerwacht van Amsterdam, zal op
24 en 25 Juni as. worden gehouden.
Het nieuwe in den rit van dit jaar is, dat
een geheel andere route zal worden gereden
en dat er drie startplaatsen zullen zijn in-
plaats van een. Uit die drie plaatsen komen
de deelnemers samen te Apeldoorn. De route
voor hen, die nog niet met succes aan den rit
hebben deelgenomen, voert van Apeldoorn over
Amersfoort. Utrecht, Eindhoven. Roermond,
Arnhem, Deventer, Ommen, Groningen,
Leeuwarden, Afsluitdijk en Alkmaar naar Am
sterdam, waar in het stadion de eindstreep is.
Deze weg is ongever 850 kilometer lang, terwijl
die voor degenen, die reeds met succes den
rit hebben medegereden, 50 kilometer langer
is.
Onder de legerinschrijvingen is die van den
motordienst te Haarlem het grootst.
Het aantal inschrijvingen bedraagt 350. Men
verwacht dat 300 deelnemers starten.