ONTVANGST OP HET BINNENHOF.
SI MARGAGA.
FEUILLETON
Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden
van Sumatra's Oostkust,
door
GERT HARTENAU—THIEL.
16)
Van Trassen staarde mij zwijgend aan. Hoe
tal dat afloopen? scheen hij te vragen.
De situatie was inderdaad bedenkelijk; zel
den was een zwaardere last op mijn schouders
gelegd.
„Van Trassen", zei ik na een korte pauze,
„wij mogen niets verzuimen. Probeer telefo
nisch verbinding met den controleur te krij
gen. Breng hem in 't kort van een en ander
op de hoogte en vraag om instructies. Intus-
schen zal ik schriftelijk rapport uitbrengen".
Toen hij vertrokken was. liet ik de gebeur
tenissen van het laatste halve uur nog eens
de revue passeeren. Si Timbo, moest ik inner
lijk erkennen, je bent een pracht-kerelNa
tuurlijk, onbetrouwbaar en fanatiek, zooals
zoovele van je geloofsgenooten maar toch
een man. die niet laf is, een kerel, die er niet
voor terugdeinst zijn tanden te laten zien.
Jammer, je strijdt voor een verloren zaak. Je
zou voor betere dingen te gebruiken zijn.
Papier en pen lagen gereed. Ik begon te
schrijven, maar telkens weer dwaalden mijn
gedachten af naar Si Timbo en zijn moefti's,
die het zoo dapper voor hun geloofsgenooten
hadden opgenomen. Het was moeilijk, neen,
het was helaas ondoenlijk deze menschen te
overtuigen, dat him niets te kort werd ge
daan. Van eenige bevoorrechting der Chinee-
zen was natuurlijk geen sprake, maar de voor-
loopige invrijheidstelling van de sluwe juwe
liers werd door de inlanders nu eenmaal zoo
opgevat. Zij eischten het recht deze menschen
te straffen, wier schuld nog geenszins wettig
en overtuigend bewezen was. Hun fanatisme en
gebrek aan objectiviteit bracht de zaak, waar
in zij het recht aan hun zijde hadden, aan het
wankelen. Zij dreigden het in hun blinden
geloofsijver en animositeit jegens de Chinee-
zen voor zichzelf te bederven. In dat licht be
zien was ook onze positie verre van benijdens
waardig. Voor mij stond het vast, dat de Chi-
neezen de eenige schuldigen waren, maar de
kinderlijke mentaliteit der inlandsche bevol
king gesteund door den rassenhaat hadden
voor de zooveelste maal van een simpele zaak
een probleem gemaakt
En met een zucht greep ik weer naar de
pen om mijn klacht te beëindigen r— een aan
klacht tegen de klagers
XIII.
Luitenant Van Trassen keerde terug, ging
zwijgend bii het raam zitten en staarde naar
de verzamelde menigte op het zonovergoten
plein. Ik lette nauwelijks op hem en schreef
door.
Na een poosje vroeg ik tusschen twee zin
nen door: „Heb je den controleur gesproken?"
Hij schudde ontkennend het hoofd. „Nee,
geen verbinding te krijgen!"
Geërgerd vervolgde ik m'n rapport. We
zouden dus op eigen initiatief verder moeten
handelen.
Luitenant Karsten verscheen en meldde zich
present.
Ik knikte en mijn pen vloog nog sneller over
het papier.
Buiten klonk een hoonrsignaal, gevolgd door
korte commando's, het geluid van zware voet
stappen en het afzetten van geweren. Het
drong nauwelijks tot mij door; de resident
moest zoo spoedig mogelijk van den dreigen
den toestand op de hoogte worden gesteld.
Sodikromo trad binnen en deelde mede. dat
de patrouilles gereed stonden om te vertrek
ken. Van Trassen en Karsten stonden op,
grepen hun tropenhelm, rukten hun koppels
recht en verlieten het vertrek.
Van buiten drong de stem van Van Trassen
tot mij door. Korte bevelen, het gekletter van
wapens en de gelijkmatige schreden van af-
marcheerende soldaten volgden elkaar op.
Daarna: Karstens stem, bevelen, dreunende
voetstappen. De vensters rammeiden. Uit de
verte, steeds zwakker wordende, klonk de
marcheerende kreet van den voorman:
„Aaarrriii-aattii! Plaats voor de politie 1"
Nog eenmaal vloog ik haastig het rapport
door om het daarna in een dienstcouvert te
sluiten. Met een zucht stond ik op en greep
naar de tafelbel. Een schrille toon verscheurde
de stilte en een bediende verscheen.
„Kasi bir sama saja!" verzocht ik.
..Saja, toewan!" hij boog en keerde zich om,
teneinde het verlangde te halen.
„Laat Sodikromo hier komen!" riep ik
hem na.
„Saja, toean!" Hij verdween haastig.
De onderofficier trad binnen en ik gaf hem
den brief. „Itoe soeras sama toean Resident,
angkas langkas! (Deze brief is voor den resi
dent; direct bezorgen).
„Saja, kap'tein".
„Stuur onmiddellijk een betrouwbaren man
naar het postkantoor in Djawi-Djawi! De
toean krani (postambtenaar) moet den brief
als ambtelijk expresse-stuk behandelen, dus
onmiddellijk doorzenden. Begrepen?
„Saja!" Hij salueerde en spoedde zich naar
buiten.
De djongos verscheen met een paar fleschjes
bier en glazen, welke hij op tafel neerzette om
daarna weer geruischloos te verdwijnen. Ik
nam een der fleschjes ter hand en las het
etiket: Amstel Brouwerij. Amsterdam, Euro-
peesch bier, hier aan den aequator! Het was
om heimwee te krijgenIn gedachten ver
zonken vulde ik het glas tot den rand en dronk
het snel leeg.
Daarna stak ik een sigaret op, terwij] ik
naar het raam ging. Het voorplein van het
gebouw diende als verzamelplaats der solda
ten. Sommigen stonden pratend en rookend
bijeen, anderen poetsten hun wapens of speel
den kaart. Bij den uitgang van de straat stond
een schildwacht, de bajonet op het geweer, af
en toe ruimte makend, wanneer eenige
nieuwsgierigen zich al te dicht in zijn nabij
heid waagden.
Een tengere Maleische jongen drong zich
door de menigte heen. Schier buiten adem
trad hij op den schildwacht toe, wien hij een
paar woorden toevoegde. De soldaat knikte,
wees hem den ingang van het gebouw en liet
hem passeeren. Als een haas rende de knaap
daarop over het voorplein om in het gerechts
gebouw te verdwijnen.
Eenige minuten later werd er geklopt en
trad een soldaat binnen.
„Toean commandant", meldde hij. „daar
is een knaap, een bode, die u verzoekt te
spreken. Hij heeft een brief voor u".
„Een brief? Laat hem dan maar binnen!"
De man wenkte den jeugdigen Maleier, liet
hem passeeren en sloot daarna de deur achter
zich.
De zeer leelijke, wellicht twaalf of dertien
jaar oude knaap wierp zich op den grond en
beroerd#driemaal den vloer met zijn voor
hoofd.
„Wie ben je?" vroeg ik.
De jongen richtte zich half op, kruiste zijn
armen en boog het hoofd. „Ik ben Batta, toean
besar".
„En wat wil je Batta? Sta op en spreek!"
Nieuwsgierig bekeek ik mijn bezoeker nu wat
nauwlettender, maar daar in de tropen jon
gens en meisjes op dezen leeftijd bijna allen
op elkaar gelijken, werd ik niet veel wijzer.
Het kind trad nu op mij toe en overhan
digde me een zeer onsmakelijk uitziend stuk
papier. „De pisangkoopman Kariromo", zei hjj
angstig, „gaf mij dezen brief met het bevel
dien aan u te brengen".
„Kariromo?" vroeg ik geïnteresseerd.
Ben je zijn zoon of zijn broer?"
„Neen", lachte Batta vertrouwelijk, „ik ben
ik ben zijn zuster, heer!"
„Zijn zuster? En waarom kom je dan als
jongen verkleed hier?"
„Omdat", fluisterde het meisje geheimzin
nig, „omdat niemand bet mag weten!"
„Maar waarom schrijft je broer dan een
brief en komt hij niet zelf?"
Angstig keek het meisje het vertrek rond,
alsof zij zich wilde overtuigen, dat geen onbe
voegde haar zou kunnen hooren. Daarna zei
ze schuw: „Kariromo wordt gadegeslagen, toe
an besar. Kariromo is ook een dienaar in
de moskee. Sja".
„In de moskee? Ja. ja! Ik ken Kariromo.
Hij is een braaf en vlijtig man, die langen tijd
ook mijn bediende is geweest. Hoe gaat het
met hem?"
De kleine Batta keek mij verheugd lachend
aan en de blijde glans in haar oogen deed veel
van het leelijke in haar gelaat verdwijnen.-
„Saja, toean besar! Kariromo is den toean
commandant nog niet vergeten en wil hem
redden!"
.Redden? Dreigt er dan gevaar?"
Wederom keek ze schuw om zich heen....,
O, heer. de muren hebben ooren. Er zijn zoo
veel verraders! Maar Kariromo en ik zijn den
toean commandant trouw".
„Van Kariromo weet ik dat", knikte ik,
„maar jou, kleine Batta, ken ik nog niet".
Het meisje wierp me een onbeschrijfelijken
blik toe, waarin zoowel grenzenlooze overgave
als oprechte trouw verborgen lagen. „Saja,
heer", klonk het bedrukt, „ik heb bemerkt,
dat u geen oog voor mij had, niettegenstaande
ik u vaak gevolgd ben en Allah smeekte uw
hart te roeren".
„En waarom moest hij dat doen?" vroeg ik
geamuseerd.
„Omdat ik innige wenschen koester, heer".
„Kan ik die dan vervullen?"
„Saja, toean besar! Ik wenschte. dat ik
in uw smaak zou vallen, dat ik altijd bij u
mocht zijn. in uw huis wonen en dat u mij
zou toestaan de helpster van uw njonja*
(Japansche huishoudster) te worden!"
Ik kende de aanhankelijkheid der inlanders;
die van haar broer was waarschijnlijk op dit.
jonge meisje overgegaan en met de overdrij
ving van de jeugd gaf zij hieraan uiting op
een wijze, die wat zonderling aandeed, maar
nochtans even ontroerde.
.TWordt vervolgd.)
Tsjecho-Slowakije is tot de tanden gewapend. De
nieuwste uitrusting van zijn strijdkrachten vormen
moderne gepantserde treinen, welke dienen voor
troepenvervoer. Zij kunnen hooge snelheden
bereiken en zijn voorzien van kanonnen
De Nederlandsche Regeering heeft
Dinsdagavond de deelnemers aan het
8ste Internationale Wegencongres op
het Binnenhof te Den Haag ontvangen.
Een kijkje aan een der buffetten
Minister-president dr. K Cohjn is Dins- De dijk van Lemmer naar Urk, welke in het kader der Zuiderzee-
dag voor enkele weken naar het buiten- J i i n i i i i
land vertrokken. Even voor het vertrek werken in den Noordoostelijken rolder wordt aangelegd, is thans
uit de residentie in wording. Een kijkje van de voorbereidende werkzaamheden
Z. K. H. Prins Bernhard bracht Dinsdag een bezoek
aan de tentoonstelling .De weg 1938" op Houtrust
te Den Haag. De Prins laat zich aan een der stands
voorlichten
De ballenjongens der internationale tenniskampioenschappen
te Wimbledon begeven zich naar de banen, om hun werk
te doen
De locomotief, die den trein met het Engelsche Koningspaar
in Frankrijk trekken zal, wordt van de Fransche en Engelsche
kleuren voorzien
De ruim 450 manschappen van het 2de regiment luchtdoelartillerie, dat thans tijdelijk in de Oranje
Nassaukazerne te Amsterdam in garnizoen ligt, zijn Dinsdagmiddag .opgekomen"