ftad in
De geschiedenis van het Lutine-goud.
V K T TD A G 24 JUNI 1938
HAARLEM'S DAGBLAD
s
Het wereldkampioenschap zwaargewicht boksen Merk
waardige belangstelling voor dergelijke evenementen
Vele teleurstellingen door gebrek aan techniek en snelheid
Dick Smith een meesterVergelijking met DriscollWat Piet
van der Veer had kunnen bereikenDempsey en
Carpentier.
Het wereldkampioenschap zwaargewicht
boksen heeft altijd in het middelpunt der
belangstelling gestaan. Zelfs menschen, die
niets voor sport voelen en van boksen een
gedecideerden afkeer hebben, interesseeren
zich voor het verloop en het resultaat van
een match om den wereldtitel. Zij mogen nooit
van Don Bradmaan, van Tommy Wolker, Lo
velock, Csik, Budge of Jesse Owens hebben
gehoord (en dergelijke menschen zijn er nog
zeer veel in deze sportieve eeuw), vraag hun,
wie Dempsey en Carpentier zijn en zij zullen
het antwoord niet schuldig blijven.
Dit is een merkwaardig verschijnsel, dat wel
licht voortspruit uit de zucht naar emotie,
die opgewekt wordt bij de gedachte, dat twee
menschelijke kolossen om een formidabele
som gelds op elkaar lostimmeren.
Dat men zich in ons land wel voor het resul
taat van een titelgevecht in het hoogste, doch
niet in het minst voor dat in lagere gewichten
interesseert is feitelijk niet zoo vreemd, want
het boksen en vooral het beroepsboksen speelt
in onze sportwereld een ondergeschikte rol.
Doch dat men ook in Engeland, Frankrijk en
Amerika de meeste waarde hecht aan het
zwaargewichtkampioenschap ligt minder voor
de hand. Immers in die landen, waar de
bokssport een zeer voorname plaats inneemt,
weet men terdege, dat de techniek in de la
gere gewichten veel sterker tot uiting komt
dan bij de „Jumbo's".
Voor den bokswedstrijd LouisSchmeling is
veel te doen geweest over de soort handschoe
nen, die gebruikt zouden worden. Dit op grond
van de abnormaal lange duimen van Louis.
Ziehier zoo'n formidabelen duim van den
neger. Hij heeft Schmeling onder dezen duim
gehouden.
Een strijd tusschen twee vlieggewichten
waarborgt de beste kans,datgene tot uiting te
brengen, wat bij het boksen als sport waarde
heeft, te weten: snelheid, voetenwerk, „ring-
craft", techniek en tactiek. Dat er in deze
categorie ook zijn boksers zijn, die over een
harden stoot beschikken, hebben Jimmy
Wilde en Benny Lynch voldoende bewezen.
Een zwaargewicht-match tusschen be
roepspugilisten biedt den kenner in den regel
weinig anders dan een voortdurend herhaalde
„clinch", een worstelen om de binnen-positie
bij het lijf aan lijf-werk en de blijvende
spanning, of een der twee deelnemers er
tenslotte in zal slagen, zijn eenig beslissind
wapen, een zwaren stoot op de kaak van zijn
tegenstander te plaatsen. Lukt dat niet en
duurt de match het volle aantal vastgestelde
ronden, dan is het gevecht in negen van de
tien gevallen het aankijken niet waard en de
beslissing op punten bevredigt niemand.
Er zijn natuurlijk ook hier uitzonderingen,
die den regel bevestigen. Deze komen voor,
wanneer een of beide combattanten over meer
dan gewone bokscapaciteiten beschikt. Wij
herinneren ons in dit verband een gevecht
om den Engelschen titel in Holland Park Rink
te Londen een goede vijftien jaar geleden,
waarbij Joe Beckett zijn titel moest verdedi
gen tegen Dick Smith.
Men zal zich wellicht herinneren, dat
Beckett, een kolos zonder veel denkvermogen,
door Carpentier in 74 en later in 15 seconden
werd uitgeslagen. Welnu, dien avond stond
hij tegenover een vertegenwoordiger van de
oude Engelsche school, die den linker directe
als de basis beschouwt, waarvan aanval en
verdediging moeten uitgaan. Smith was reeds
38 jaar en het was te betreuren, dat de match
over 20 ronden van 3 minuten was vastgesteld,
een wedstrijdduur, die thans tot 15 ronden is
teruggebracht.
Beckett attaqueerde van het begin af, doch
de techniek van Smith was ruim voldoende
om Joe niet alleen op afstand te houden, doch
hem zoo volkomen belachelijk te maken, dat
hij tot vermaak der talrijke toeschouwers
meermalen meters misstootte. De veteraan
demonstreerde op even duidelijke als leer
zame manier, dat boksen inderdaad recht kan
laten gelden op den naam van „de kunst van
zelfverdediging". Rustig zijn kansen afwach
tende, ging Smith voort punten te verzame
len en ofschoon hij niet over een knock-out
stoot beschikte, had de opeenvolging van tref
fers in de tiende ronde bijna het gewenschte
resultaat gehad. Slechts de gong redde Beckett
van de nederlaag.
Zestien ronden lang hield Smith dit spelle
tje vol, dat groote vreugde van de Oxford -
studenten, wier boksleeraar hij was. Doch
tenslotte ging het leeftijdsverschil een woord
je meespreken, de veteraan werd vermoeid en
eindelijk in de 17e ronde kon Beckett zijn
eersten treffer plaatsen, zoodat hij door j
knock-out zijn titel behield.
Een bijna analoog gevecht leverde de be
roemde Jim Driscoll op 40-jarigen leeftijd in
de oude National Sporting Club tegen den
vurigen Framschen vechter Charles Ledoux, die
13 jaar jonge was. Laatstgenoemde, hoewel een
veel beter bokser dan Beckett, had ook den
stoot als machtigste wapen, al gold het hier
een wedstrijd van vedergewichten.
Vijftien ronden gaf Driscoll het bewijs, een
van En ge land's beste boksers te zijn, gedu
rende drie kwartier stormde de Franschman
tevergeefs.. Doch ook hier kwam het onver
mijdelijke einde; eindelijk kwam Ledoux dooi
de verdediging heen en tegelijkertijd was de
tegenstand van den Brit gebroken. De gong
redde hem van den knock-out, maar de refe
ree stopte den strijd ten gunste van Ledoux.
Zulk een indruk had het prachtige boksen
van Driscoll op de leden der National Sporting
Club gemaakt,, dat in dit besloten gezelschap
op voorstel van Lord Lonsdale binneft vijf
minuten twee duizend pond sterling voor den
veteraan was bijeengebracht. Ledoux toonde 'n
goed sportsman te zijn, door eveneens vijf
pond bij te dragen.
Maar laat ons niet afdwalen. We spraken
over zwaargewicht-matches en de uitzonde
ringen op den regel, dat die zelden interessant
zijn.
Ons land heeft in deze categorie slechts één
bokser van beteekenis voortgebracht, nJ. Piet
van der Veer, de Rotterdamsche reus, die
onder goede leiding, bij voorbeeld van een
Frangois Descamps. den manager van Car
pentier, zeer veel had kunnen bereiken. Van
der Veer bezat het physiek, de stootkacht
en den moed om het ver te brengen.
Wees men hem op de mogelijkheid van een
tactische manoeuvre in den strijd tegen een
bepaalden tegenstander dan bleef hij desnoods
een uur lang aandachtig zitten luisteren. Doch
nam het gevecht eenmaal een aanvang, dan
trachtte hij te pas of te onpas de besproken
manoeuvre in practijk te brengen, in plaats
van het meest voor de hand liggende te doen.
Zijn match tegen George Cook, den taaien
Australiër, in den Londenschen Blackfriars-
Ring leverde hiervan het bewijs. Van tevoren
had men den Rotterdammer er op gewezen,
dat hij tegen den bekwamen Cook van rechte
stooten meer succes kon verwachten dan van
.zwaaislagen" (swings). Vele malen had onze
landgenoot kans, het gevecht te beëindigen,
toen hij den Australiër in een hoek had ge
drongen en de meest voor de hand liggende
methode was daarvoor vanzelfsprekend een
„uppercut" (opstoot) geweest. Maar Van der
Veer wilde het nu eenmaal met rechte stoo
ten probeeren. die Cook door een lichte hoofd
beweging of door duiken gemakkelijk wist te
ontwijken.
Als bewijs, dat Van der Veer inderdaad wat
in zijn mars had. geldt zijn uitzonderlijk
goede prestatie tegen den Zweed Harry Pers-
son, dien hij ter gelegenheid van een der wei
nige volgens de regels van de kunst in ons
land georganiseerde bokstournooien, in het
Scheveningsche circus na vijftien zeer in
teressante ronden volkomen verdiend op pun
ten overwon.
De match, die nog steeds als „het gevecht
van deze eeuw" staat genoteerd, werd op 2
Juli 1921 tusschen Dempsey en Carpentier te
Jersey City gehouden. Tex Rickard, de koning
der promotors, had een stadion voor 100.000
toeschouwers laten bouwen, dat uren voor den
aanvang van den wedstrijd reeds geheel ge
vuld was. Het publiek was uit heterogene be-
standdeelen samengesteld; blanken, negers.
Indianen. Creolen, Mexicanen, rijken en ar-x
men, millionairs en cowboys, filmsterren en
landloopers; het was een staalkaart van de
bevolking der wereld.
Het was een gloeiend heete dag en de zon
brandde op de hoofden dier tienduizenden, die
geduldig afwachtten, tot het gevecht zou be
ginnen. Carpentier, halfzwaargewicht wereld
kampioen, welken titel hij door knock-out op
Battling Levinsky had behaald, was veel lich
ter dan de massieve en onverstoorbare Demp
sey, die ten tijde van den strijd veel van zijn
populariteit verspeeld had. Georges nam
oogenblikkelijk het initiatief, doch aldra bleek,
dat hij bij het invechten aan het kortste einde
trok en dat zijn eenige kans in een goed ge
plaatste stoot met zijn beroemde, bliksem
snelle rechtsche lag. Die kwam in de
tweede ronde, de vuist trof Dempsey vol op de
kaak en de Yankee wankelde.
Het effect van dezen stoot was verbazing
wekkend als één man rees de menigte op, in
de veronderstelling, dat het einde was ge
komen. Maar nog vóór Carpentier den stoot
kon herhalen, had Dempsey genoeg bezin
ning, in de clinch te gaan en de kans van den
Franschman was voorbij.
In de vierde ronde werd hij, na moedigen
weerstand tegen de overmacht, totaal versla
gen door referee Harry Ertle uitgeteld. En
Dempsey bewees in deze match, dat hij de
beste zwaargewicht van den modernen tijd is
geweest. Noch Tunney, noch Schmeling.
Baer of Joe Louis zijn, wat vechterskwali
teiten betreft, met hem te vergelijken.
V.V.V.: 41 runs en 1 voor 47; tegen HC.C. 1:
14 runs en 4 voor 33 en nu tegen Haarlem: 6
voor 43 en 42 runs. Bijeen dus reeds 25 wickets
en 140 runs. Voor een groot deel dankt Rood
en Wit de behaalde successen aan dezen all-
rounder.
WIELRIJDEN.
HAARLEMSCHE WIELER FERERATIE.
Begunstigd door fraai weer hield boven
genoemde Federatie haar wekelijksche wed
strijden op de Heemsteedsche Baan.
Begonnen werd met een nummer voor weg
fietsen Junioren om 15 ronden.
Een ploegachtervolging voor alle catego
rieën was ook al zeer spannend, waarna 2 se
ries 25 ronden plaats hadden voor de finale
100 ronden met 5 klassementen. Deze finale
was een zeer fraaie rit waarin het talrijk op
gekomen publiek geheel medeleefde. Winnaar
werd G. Peters welke zeer tactisch reed doch
aantrekkelijk werd de wedstrijd door de vele
weglooppogingen waarin J. Laan het leeuwen
aandeel had en dan ook sterk favoriet was.
Ook C. Eldik, J. Stet en C. Bijster lieten zich
niet onbetuigd. De koppel wedstrijd was we
derom voor C. de BestTh. Drost ofschoon
P. v. d. Heyden—C. Siebeling hun handen vol
werk gaf ondanks dat P. v. d. Heijden de zware
wedstrijd om het kampioenschap van Neder
land nog in de beenen zat.
Het verloop der wedstrijden was als volgt:
15 ronden Juniores wegfietsen: 1. v. Veen; 2.
Roorda; 3. Gerritse; 4. v. Roode; 5. Hofman.
Ie Serie 25 ronden amateurs en nieuwe
lingen: 1. Peters; 2. Bakker; 3. Duyns; 4.
Bijster; 5. Schenk. 2de Serie: 1. Laan; 2. El-
dik; 3. Vonk; 4. Stet; 5. Veerman; 6. de
Lange.
Finale 100 ronden met 5 klassementen, tijd
29 mi. 3 sec.: 1. Peters 4, 3. 4. 4, is 15 punten;
2. J. Laan 4, 3, 3, 3, is 13 punten; 3. de Lange
2, 4 is 6 pnt.; 4. P. Duyns 1, 2, 2, is 5 pnt.; 5.
Bakker 4 pnt.; 6 C. Bijster 2 pnt.; 7. Stet 2
pnt.; 8. Veerman; 9. Vonk.
200 Ronden koppelwedstrijd, 4 klassemen
ten: 1. C. de Best—Th. Drost 12 p.; op 1 ron
de 2. v. d. HeijdenSiebeling 1 p.; op 2 ron
den 3. Terburg—Bos 8 p.; 4. D. DrostValk
man; 5. Fabel—Burger 3 p.; 6. v. Halstde
Vries lp.; 7. Schenk alleen op 3 ronden. Tijd
59 min. 48 sec.
CRICKET.
FRAAIE CIJFERS VAN HAGENAAR.
In „Cricket" vinden we eenige cijfers over
de successen van den Rood en Witter Hage
naar die tot nu toe een bijzonder goed seizoen
doormaakt: tegen H.C.C. 1: 1 voor 37 en 30
V.O.C.: 8 en 0 runs, doch 7 voor 46; tegen
WATERPOLO.
Het IJ wint met den oneven goal
van D. W. R. (4—3)
Na een uiterst spannenden wedstrijd, waar
in soms fraai spel te zien werd gegeven heeft
Het IJ een benauwde 43 overwinning kun
nen behalen op D.W.R. Wanneer scheids
rechter De Vries beginnen laat, zijn de eerste
aanvallen voor het IJ. Doch al spoedig
weten de Waterratten zich los te werken en
krijgt keeper Paerl in het Amsterdamsche
doel eenige gevaarlijke schoten te verwerken.
Het spel gaat snel op en neer en het is Van
Aelst die de score opent (10).
Bij een goed opgezetten aanval maakt Kol-
Lerie met 'n achtterwaartsch schot gelijk (1-1).
Dan krijgt N. Kollerie eenige harde schoten
te verwerken en hij kan niet verhinderen dat
Rootselaar Het IJ opnieuw de leiding geeft
(21). Seubring plaatst eens goed naar voren
maar het schot van Kollerie gaat rakelings
naast. Wanneer Rootselaar vrij voor doel
komt weet Van Koningsbrugge den bal nog
net te bemachtigen en via De Vries belandt de
bal bij Kollerie die Paerl geen schijn van
kans geeft (22) Met dezen stand komt de
rust.
Na de hervatting ontstaat een spannende
strijd om de leiding doch voorloopig slaagt
geen der partijen er in te doelpunten. Het
grootste gedeelte van de tweede helft is reeds
vertreken en nog steeds is de stand gelijk.
Het IJ tracht het spel te forceeren en ten
slotte gelukt het Van Aelst na een schot van
Van Beteren te doelpunten (32). Na goed
spel met Van Oostrom Soede maakt Van
Heteren er 42 van. Wanneer Van Konings
brugge een vrije* worp goed voor Kollerie
plaatst, weet deze op keurige wijze te scoren
(43). Met de Haarlemmers in den aanval
fluit scheidsrechter De Vries kort hierop het
einde van dezen spannenden wedstrijd.
HONKBAL.
HET PROGRAMMA.
Het programma van deze week vermeldt o.£
de volgende wedstrijden:
Zaterdag.
Ie klasse:
V. V. G. A I—Blauw Wit I.
3e klasse:
E.D.O. HI—TH.B. I.
Schoten IIIE.D.O. V.
Kinheim—R.C.H IV
Zondag:
le klasse:
R.C.H. I—Haarlem I.
E.D.O. I—H.H.C. I.
2e klasse;
A.F.C. I—H.H.C. II.
EjD.O. II—R.C.H. n.
Haarlem IIQuick.
Schoten I—The Catchers
3e klasse:
H.H.C. Hl—Schoten II
E.D.O. IVR.CÜ. III.
T.H3. n—EMS.
Woensdag.
3e klasse:
Haarlem in—R.C.H. IV
Het is bekend dat koning Gustaaj van Zweden, ondanks zijn 80 jaren nog altijd hartstochte
lijk en verdienstelijk tennis speelt. Onder de vele geschenken, hem op zijn 80$ten verjaardag
aangeboden, was ook dit even bloemrijke als toepasselijke.
Donderdag.
3e klasse:
E.D.O. IV—ED.O. m.
Waar vier van de zeven plaatsen der eerste
klasse door Haarlemsche negentallen worden
bezet, is het seizoen rijk aan plaatselijke ont
moetingen. Zondag worden er weer twee ge
speeld.
's Morgens vindt in het Heemsteedsche
Sportpark plaats R.C.H. I—Haarlem I. Dat is
de tweede keer dat deze twee clubs tegenover
elkaar komen. Den eersten keer won Haar
lem met groot verschil, 194, maar R.C.H.
heeft sedert dien wel vorderingen gemaakt.
Toch verwachten we ook nu nog een over
winning voor de Zwarten, al zal er hard
voor gewerkt moeten worden.
De wedstrijd vangt aan om kwart voor
tien
Des middags, aanvang twee uur. ontmoeten
in het Noorder Sportpark E.D.O. I en H.H.C. I
elkaar. Dat is voor de eerste maal, maar ook
zonder dat zou een voorspelling moeilijk zijn.
Beide teams wisselen goede wedstrijden af
met slechte. Naar onze meening zal de uit
slag afhangen van de kwaliteit van het veld
werk en zal die partij winnen, die de minste
fouten maakt. Het is echter niet te zeggen, wie
dat zijn zal.
Op Zondagmorgen vinden ook nog plaats
Haarlem II—Quick in het Noorder Sportpark,
aanvang half tien; E.D.O. IIR.C.H. II op het
E.D.O.-terrein, aanvang tien uur; Schoten I
The Catchers op het terrein van Schoten aan
den Verglerdeweg eveneens aanvang tien uur.
Er zijn vele pogingen ondernomen
het te bergen.
|n 1800 begon de „goldrush".
Nu de geschiedenis van de „Lutine"
weer actueel is gaan wij met onze
gedachten ongeveer 139 jaar terug. Op
6 Oct. 1799 zeilde het Britsche fregat
„Lutine". kapitein Skijnnen. uit Ply
mouth en strandde in den nacht van
7 October op de banken van het Vlie.
De bemanning kwam daarbij om, met uit
zondering van één matroos, die zich op Vlie
land in veiligheid stelde. Het fregat was be
stemd om naar Hamburg te gaan en had een
lading goud en zilver in baren en in gemunt
geld aan boord; volgens de waarschijnlijk
eenigszins overdreven opgave van dien tijd ter
waarde van twintig millioen Nederlandsche
guldens, doch volgens Britsche berichten van
tusschen twee en drie honderdduizend pond
sterling, dus „slechts" drie millioen gulden.
Het wrak ligt op de buitengronden van het
Vlie. en wel op 53 gr. 21 min. N.Br. en 0 gr. 10
min. ïenete beoosten Amsterdam, ongeveer
10.900 M. van de Brandaris op Terschelling en
6000 M. van het vuur van Vlieland. Toen het
schip verging bestond daar ter plaatse een
vaarwater, het IJzergat genoemd met een
öieDte van 3 of 4 vadem. Sedert dien tijd ech
ter zijn de banken verloopen. zoodat daar
thans de gronden tusschen de vaarwater Stor-
temelk en Hollepoort gelegen zijn. Het wrak
blijkt daarbij onder het zand te zijn bedolven.
In 1821 was het eerste dek geheel en het
volgende gedeeltelijk vernield en met stukken
en brokken weggeslagen. Het goud en zilver
moet zich achter in de piek van het schip,
onder het tweede dek bevinden. Volgens de
verklaring van een duiker, die de plaats in
1843 meermalen onderzocht heeft zou het
wrak toen bloot hebben gelegen.
Wat reeds geborgen werd.
In 1845 werd 6 tot 7 M. water op het wrak
gepeild. Van Juni 1800 tot November 1801, is
men er in geslaagd, de volgende waarden op
te visschen en te bergen.
58 baren goud, tezamen wegende ruim 646
pond.
35 baren zilver, tezamen wegende ruim 1758
pond.
41.697 zilveren Spaansche matten.
212 dito halve.
179 gouden Spaansche matten.
20 dito halve.
24 kwart.
18 achtste.
28 zestiende.
81 dubbele louisen.
138 enkele dito.
4 guineas.
2 dito halve.
Nadat de bergloonen ten bedrage van een
derde der waarde hiervan betaald waren, is
het overige aan de munt te Dordrecht ver
werkt. De geheele opbrengst beliep, in Neder
landsche munt f 669.240 en kwam ten bate van
's Lands kas.
Pogingen van den strandvonder.
Bij besluit van den Souvereinen Vorst van
16 Juli 1814 no. 94 werd een som van f 300 ter
beschikking van den opper-strandvonder op
Terschelling P. Eschauzier gesteld om nieuwe
uogingen tot berging der Lutinelading te be
kostigen. Het eenige resultaat was dat op 14
Oct. van dat jaar 1 gouden Spaansche mat,
8 Louis d'or en 8 Zilveren Spaansche matten
opgehaald werden.
Het schijnt dat verdere pogingen om de la
ding door dreggen en dergelijke op te halen,
vruchteloos zijn gebleven, en derhalve werd
den heer Eschauzier geraden zich een duiker
klok aan te schaffen om daarmede het wrak
te onderzoeken. Hij wendde zich in 1821 tot
den Koning met het verzoek om uitsluitende
vergunning naar het wrak te mogen visschen
tegen genot van de halve waarde van het even
tueel geborgen goed, waarvan de andere helft
ten bate van 's rijks schatkist zou komen. Deze
vergunning werd bij Koninkl. besluit van 14
Sept. 1821 verleend. Namens de regeering werd
de kapitein ter zee H. J. Ortt belast met het
toezicht op het werk met de duikerklok.
Nadat de heer Eschauzier er in geslaagd was
de noodige gelden bijeen te krijgen, begaf hjj
zich naar Londen, waar hij zich een duiker
klok met het daarbij behoorende toestel en
geoefende duikers wist aan te schaffen.
Op 21 Juli 1822 werd daarmede voor de eerste
maal naar het wrak gezocht, doch men was ge
noodzaakt het werk in den steek te laten en
het blijkt niet dat verdere pogingen een gun
stiger gevolg hadden.
De Britsche regeering toonde
belangstelling.
Door de werkzaamheden der ondernemers
werd de aandacht van de Britsche regeering
op de zaak gevestigd. Aangezien de Britsche
verzekeringsmaatschappij Lloyds indertijd de
schade, door de schipbreuk geleden, vergoed
had, maakte deze. gesteund door de Britsche
regeering. aanspraak op het eigendom van
eventueel geredde goederen. Hoewel de Neder
landsche regeering dit recht niet erkende, be
haagde het den Koning bij besluit van 23 Mei
1823" uit een oogpunt van billijkheid en uit
welwillendheid jegens de Britsche regeering.
het voor 's rijks schatkist bestemde aandeel
in de te redden lading aan Groot-Brittannië
af te staan.
De Britsche regeering nam dit aanbod aan
en droeg het op Lloyds over.
Een gemachtigde van Lloyds kwam daarop
naar Nederland om met de ondernemers het
toezicht op de verdere werkzaamheden en de
wijze van verdeeling der mogelijke winsten te
regelen.
Inmiddels overleed de heer Eschauzier. doch
de aandeelhouders gaven de zaak nog niet op.
In 1839 wendden zich de heeren Reedeker. van
Kammen en Wijma tot de regeering met.
verzoek om van 1 Mei tot 1 Oct. 1840 over het
Korps duikers der marine te mogen beschik
ken.
De Nederlandsche regeering bemoeide
zich er niet meer mee.
Bij een beschikking der ministers van bin
nenlandsche zaken en van marine van 18 Mei
1840 werd dit verzoek van de hand gewezen.
In October 1842 vroeg Th. Denny Sargent,
civiel-ingenieur te Boston vergunning tot het
visschen. bij uitsluiting van anderen, naar de
lading van de Lutine. met de voorwaarde
één vijfde van eventueel geredde waarden in
de schatkist te storten. Tegelijk deed de com
missie van aandeelhouders weer pogingen
om de lading machtig te worden, waartoe zij
zich met de Heeren van Geus en Comp. te
Haarlem vereenigde.
Daar de zaak bij de regeering in vergetel
heid was geraakt, gaf het verzoek van inge
nieur Sargent aanleiding tot een uitvoerig
onderzoek; hetwelk echter geen gevolgen
heeft gehad, omdat de ingenieur zich niet
meer aanmeldde.
Toen echter in 1846 twee Engelsche dui
kers E. Hill en H. Downs te Londen woonach
tig zich tot den minister van Marine wend
den, met verzoek om naar de lading der Lu
tine te mogen visschen werd het begonnen
onderzoek voortgezet, vooral om uit te ma
ken in hoeverre er nog termen zouden kun
nen gevonden worden om de verlangde ver
gunning te verleenen.
Na een breedvoerige briefwisseling tus
schen de departementen van: Marine, Justi
tie, Binnenlandsche Zaken en den gouver
neur van Noord-Holland kwam men tot het
besluit dat het wrak der Lutine moest ge
acht worden op de buitengronden te liggen,
zoodat Art. 550 van het in 1838 ingevoerde
Wetboek van Koophandel hier van toepassing
was en derhalve een ieder bevoegd was naar
het wrak te visschen. mits hij het geredde
bij den bevoegden ambtenaar bracht tegen
genot van het vastgestelde bergloon. Volgens
die beschouwing was de regeering dus niet
bevoegd aan dezen of genen vergunning te
geven om bij uitsluiting van anderen naar de
lading der Lutine te visschen en zou zy ook
niet bij machte zijn iemand in dit werk te
hinderen. Om de moeilijkheden te vermijden,
welke uit een verdere inmenging der regee
ring in deze zaak zouden kunnen ontstaan,
werd besloten, om aan de Heeren Hill en
Downs, wanneer zij zich opnieuw mochten
aanmelden, alsmede aan andere personen,
die naar de lading der Lutine wilden vis
schen kenbaar te maken, dat de helft van
hetgeen gevonden zou worden aan Lloyds
moest worden afgestaan en dat. zij dus goed
zouden doen zich vooraf met deze verzeke
ringsmaatschappij te verstaan. Het verzoek
van de beide duikers werd evenwel niet her
haald.
Terwijl deze zaak nog In overweging was,
richtte zich de heer J. van Geuns te
Haarlem in Juli 1847, tot den Koning, met
het verzoek om van regeeringswege een com
missie van deskundigen te benoemen.
Dit adres was niet alleen door den heer
Van Geuns. maar ook door een commissie uit
aandeelhouders in de Lutine-onderneming
onderteekend.
De reeds vermelde beschouwingen leidden
tot het besluit dat de rechten dezer com
missie geacht moesten worden, niet meer
geldig te zijn.
De heer van Geuns kon evenmin bevoegd
worden geacht, bij uitsluiting van anderen,
naar de lading der Lutine te visschen en
aangezien ook de regeering geen verder be
lang bij deze had. werd het verzoek namens
den Koning, bij beschikking van den minis
ter van Binnenlandsche Zaken van 14 Febr.
1848, afgewezen,
Is er niet meer dan 3 millioen gulden?
Volgens de officieele opgaven is het niet
waarschijnlijk, dat er meer dan twee of drie
millioen Nederlandsche guldens aan goud in
het schip gebleven zijn. immers het bericht
uit Londen spreekt van 500.000 pond en de
Britsche regeering schatte de waarde in 1821
op 200.000 tot 300.000 pond. Daar nu in 1821
en 1822 bij de regeering bijna f 670.000 als
geborgen is aangegeven en het niet bekend
is. hoeveel buitendien kan zijn gered en ver
duisterd, schijnt de raming van acht tot ne
gen millioen gulden eenigszins te hoog.
Een merkwaardige annonce.
In het laatst van 1857 heeft men nog ver
schillende munten opgevischt blijkens on
derstaande annonce:
„Op Donderdag den 18en Februari 1858 zal
publiek worden verkocht Muntspeciën, welke
onlangs zijn opgedolven uit het wrak van
het Engelsch Fregatschip „The Lutine" ge
voerd geweest door den Gezagvoerder Skyn-
nen, in de banken of buitengrond van het
eiland Terschelling, verongelukt in den nacht
van den 7 October 1799. De verkooping zal
plaats hebben des avonds ten half acht ure.
in het Huis de Hoofden, op de Keizersgracht
bij de Leliegracht RR 209 te Amsterdam op
de Conditiën in de Catalogussen vermeld.
Spaansche
5 Quadrupel van 4 Pistolen of Doubloen
van Karei IV Ao 1795—1796—1798. 2 Pistool
van Karei III Ao 1760 en 1763, 1 Pistool van
Karei IV Ao. 1797. 2 achtste Quadrupel of
halve Pistool van Karei IV, 40 Piasters van
Karei IV.
Fransche.
19 Louis d'or van Lodewljk XVI van Ao.
178017851786178717881790, 1 dubbele
Louis d'or Ao. 1789. 1 kroon van Lodelijk XVI
Ao. 1785 en een onkenbaar gedeelte van een
munt.
Amerikaansche.
1 Dollar der Vereenigde Staten Ao. 1799,
1 koperen Fabrieksmunt van Norwich.
H. P. VAN DEN AARDWEG. J