ftad in De geschiedenis van het Lutine-goud. V K T TD A G 24 JUNI 1938 HAARLEM'S DAGBLAD s Het wereldkampioenschap zwaargewicht boksen Merk waardige belangstelling voor dergelijke evenementen Vele teleurstellingen door gebrek aan techniek en snelheid Dick Smith een meesterVergelijking met DriscollWat Piet van der Veer had kunnen bereikenDempsey en Carpentier. Het wereldkampioenschap zwaargewicht boksen heeft altijd in het middelpunt der belangstelling gestaan. Zelfs menschen, die niets voor sport voelen en van boksen een gedecideerden afkeer hebben, interesseeren zich voor het verloop en het resultaat van een match om den wereldtitel. Zij mogen nooit van Don Bradmaan, van Tommy Wolker, Lo velock, Csik, Budge of Jesse Owens hebben gehoord (en dergelijke menschen zijn er nog zeer veel in deze sportieve eeuw), vraag hun, wie Dempsey en Carpentier zijn en zij zullen het antwoord niet schuldig blijven. Dit is een merkwaardig verschijnsel, dat wel licht voortspruit uit de zucht naar emotie, die opgewekt wordt bij de gedachte, dat twee menschelijke kolossen om een formidabele som gelds op elkaar lostimmeren. Dat men zich in ons land wel voor het resul taat van een titelgevecht in het hoogste, doch niet in het minst voor dat in lagere gewichten interesseert is feitelijk niet zoo vreemd, want het boksen en vooral het beroepsboksen speelt in onze sportwereld een ondergeschikte rol. Doch dat men ook in Engeland, Frankrijk en Amerika de meeste waarde hecht aan het zwaargewichtkampioenschap ligt minder voor de hand. Immers in die landen, waar de bokssport een zeer voorname plaats inneemt, weet men terdege, dat de techniek in de la gere gewichten veel sterker tot uiting komt dan bij de „Jumbo's". Voor den bokswedstrijd LouisSchmeling is veel te doen geweest over de soort handschoe nen, die gebruikt zouden worden. Dit op grond van de abnormaal lange duimen van Louis. Ziehier zoo'n formidabelen duim van den neger. Hij heeft Schmeling onder dezen duim gehouden. Een strijd tusschen twee vlieggewichten waarborgt de beste kans,datgene tot uiting te brengen, wat bij het boksen als sport waarde heeft, te weten: snelheid, voetenwerk, „ring- craft", techniek en tactiek. Dat er in deze categorie ook zijn boksers zijn, die over een harden stoot beschikken, hebben Jimmy Wilde en Benny Lynch voldoende bewezen. Een zwaargewicht-match tusschen be roepspugilisten biedt den kenner in den regel weinig anders dan een voortdurend herhaalde „clinch", een worstelen om de binnen-positie bij het lijf aan lijf-werk en de blijvende spanning, of een der twee deelnemers er tenslotte in zal slagen, zijn eenig beslissind wapen, een zwaren stoot op de kaak van zijn tegenstander te plaatsen. Lukt dat niet en duurt de match het volle aantal vastgestelde ronden, dan is het gevecht in negen van de tien gevallen het aankijken niet waard en de beslissing op punten bevredigt niemand. Er zijn natuurlijk ook hier uitzonderingen, die den regel bevestigen. Deze komen voor, wanneer een of beide combattanten over meer dan gewone bokscapaciteiten beschikt. Wij herinneren ons in dit verband een gevecht om den Engelschen titel in Holland Park Rink te Londen een goede vijftien jaar geleden, waarbij Joe Beckett zijn titel moest verdedi gen tegen Dick Smith. Men zal zich wellicht herinneren, dat Beckett, een kolos zonder veel denkvermogen, door Carpentier in 74 en later in 15 seconden werd uitgeslagen. Welnu, dien avond stond hij tegenover een vertegenwoordiger van de oude Engelsche school, die den linker directe als de basis beschouwt, waarvan aanval en verdediging moeten uitgaan. Smith was reeds 38 jaar en het was te betreuren, dat de match over 20 ronden van 3 minuten was vastgesteld, een wedstrijdduur, die thans tot 15 ronden is teruggebracht. Beckett attaqueerde van het begin af, doch de techniek van Smith was ruim voldoende om Joe niet alleen op afstand te houden, doch hem zoo volkomen belachelijk te maken, dat hij tot vermaak der talrijke toeschouwers meermalen meters misstootte. De veteraan demonstreerde op even duidelijke als leer zame manier, dat boksen inderdaad recht kan laten gelden op den naam van „de kunst van zelfverdediging". Rustig zijn kansen afwach tende, ging Smith voort punten te verzame len en ofschoon hij niet over een knock-out stoot beschikte, had de opeenvolging van tref fers in de tiende ronde bijna het gewenschte resultaat gehad. Slechts de gong redde Beckett van de nederlaag. Zestien ronden lang hield Smith dit spelle tje vol, dat groote vreugde van de Oxford - studenten, wier boksleeraar hij was. Doch tenslotte ging het leeftijdsverschil een woord je meespreken, de veteraan werd vermoeid en eindelijk in de 17e ronde kon Beckett zijn eersten treffer plaatsen, zoodat hij door j knock-out zijn titel behield. Een bijna analoog gevecht leverde de be roemde Jim Driscoll op 40-jarigen leeftijd in de oude National Sporting Club tegen den vurigen Framschen vechter Charles Ledoux, die 13 jaar jonge was. Laatstgenoemde, hoewel een veel beter bokser dan Beckett, had ook den stoot als machtigste wapen, al gold het hier een wedstrijd van vedergewichten. Vijftien ronden gaf Driscoll het bewijs, een van En ge land's beste boksers te zijn, gedu rende drie kwartier stormde de Franschman tevergeefs.. Doch ook hier kwam het onver mijdelijke einde; eindelijk kwam Ledoux dooi de verdediging heen en tegelijkertijd was de tegenstand van den Brit gebroken. De gong redde hem van den knock-out, maar de refe ree stopte den strijd ten gunste van Ledoux. Zulk een indruk had het prachtige boksen van Driscoll op de leden der National Sporting Club gemaakt,, dat in dit besloten gezelschap op voorstel van Lord Lonsdale binneft vijf minuten twee duizend pond sterling voor den veteraan was bijeengebracht. Ledoux toonde 'n goed sportsman te zijn, door eveneens vijf pond bij te dragen. Maar laat ons niet afdwalen. We spraken over zwaargewicht-matches en de uitzonde ringen op den regel, dat die zelden interessant zijn. Ons land heeft in deze categorie slechts één bokser van beteekenis voortgebracht, nJ. Piet van der Veer, de Rotterdamsche reus, die onder goede leiding, bij voorbeeld van een Frangois Descamps. den manager van Car pentier, zeer veel had kunnen bereiken. Van der Veer bezat het physiek, de stootkacht en den moed om het ver te brengen. Wees men hem op de mogelijkheid van een tactische manoeuvre in den strijd tegen een bepaalden tegenstander dan bleef hij desnoods een uur lang aandachtig zitten luisteren. Doch nam het gevecht eenmaal een aanvang, dan trachtte hij te pas of te onpas de besproken manoeuvre in practijk te brengen, in plaats van het meest voor de hand liggende te doen. Zijn match tegen George Cook, den taaien Australiër, in den Londenschen Blackfriars- Ring leverde hiervan het bewijs. Van tevoren had men den Rotterdammer er op gewezen, dat hij tegen den bekwamen Cook van rechte stooten meer succes kon verwachten dan van .zwaaislagen" (swings). Vele malen had onze landgenoot kans, het gevecht te beëindigen, toen hij den Australiër in een hoek had ge drongen en de meest voor de hand liggende methode was daarvoor vanzelfsprekend een „uppercut" (opstoot) geweest. Maar Van der Veer wilde het nu eenmaal met rechte stoo ten probeeren. die Cook door een lichte hoofd beweging of door duiken gemakkelijk wist te ontwijken. Als bewijs, dat Van der Veer inderdaad wat in zijn mars had. geldt zijn uitzonderlijk goede prestatie tegen den Zweed Harry Pers- son, dien hij ter gelegenheid van een der wei nige volgens de regels van de kunst in ons land georganiseerde bokstournooien, in het Scheveningsche circus na vijftien zeer in teressante ronden volkomen verdiend op pun ten overwon. De match, die nog steeds als „het gevecht van deze eeuw" staat genoteerd, werd op 2 Juli 1921 tusschen Dempsey en Carpentier te Jersey City gehouden. Tex Rickard, de koning der promotors, had een stadion voor 100.000 toeschouwers laten bouwen, dat uren voor den aanvang van den wedstrijd reeds geheel ge vuld was. Het publiek was uit heterogene be- standdeelen samengesteld; blanken, negers. Indianen. Creolen, Mexicanen, rijken en ar-x men, millionairs en cowboys, filmsterren en landloopers; het was een staalkaart van de bevolking der wereld. Het was een gloeiend heete dag en de zon brandde op de hoofden dier tienduizenden, die geduldig afwachtten, tot het gevecht zou be ginnen. Carpentier, halfzwaargewicht wereld kampioen, welken titel hij door knock-out op Battling Levinsky had behaald, was veel lich ter dan de massieve en onverstoorbare Demp sey, die ten tijde van den strijd veel van zijn populariteit verspeeld had. Georges nam oogenblikkelijk het initiatief, doch aldra bleek, dat hij bij het invechten aan het kortste einde trok en dat zijn eenige kans in een goed ge plaatste stoot met zijn beroemde, bliksem snelle rechtsche lag. Die kwam in de tweede ronde, de vuist trof Dempsey vol op de kaak en de Yankee wankelde. Het effect van dezen stoot was verbazing wekkend als één man rees de menigte op, in de veronderstelling, dat het einde was ge komen. Maar nog vóór Carpentier den stoot kon herhalen, had Dempsey genoeg bezin ning, in de clinch te gaan en de kans van den Franschman was voorbij. In de vierde ronde werd hij, na moedigen weerstand tegen de overmacht, totaal versla gen door referee Harry Ertle uitgeteld. En Dempsey bewees in deze match, dat hij de beste zwaargewicht van den modernen tijd is geweest. Noch Tunney, noch Schmeling. Baer of Joe Louis zijn, wat vechterskwali teiten betreft, met hem te vergelijken. V.V.V.: 41 runs en 1 voor 47; tegen HC.C. 1: 14 runs en 4 voor 33 en nu tegen Haarlem: 6 voor 43 en 42 runs. Bijeen dus reeds 25 wickets en 140 runs. Voor een groot deel dankt Rood en Wit de behaalde successen aan dezen all- rounder. WIELRIJDEN. HAARLEMSCHE WIELER FERERATIE. Begunstigd door fraai weer hield boven genoemde Federatie haar wekelijksche wed strijden op de Heemsteedsche Baan. Begonnen werd met een nummer voor weg fietsen Junioren om 15 ronden. Een ploegachtervolging voor alle catego rieën was ook al zeer spannend, waarna 2 se ries 25 ronden plaats hadden voor de finale 100 ronden met 5 klassementen. Deze finale was een zeer fraaie rit waarin het talrijk op gekomen publiek geheel medeleefde. Winnaar werd G. Peters welke zeer tactisch reed doch aantrekkelijk werd de wedstrijd door de vele weglooppogingen waarin J. Laan het leeuwen aandeel had en dan ook sterk favoriet was. Ook C. Eldik, J. Stet en C. Bijster lieten zich niet onbetuigd. De koppel wedstrijd was we derom voor C. de BestTh. Drost ofschoon P. v. d. Heyden—C. Siebeling hun handen vol werk gaf ondanks dat P. v. d. Heijden de zware wedstrijd om het kampioenschap van Neder land nog in de beenen zat. Het verloop der wedstrijden was als volgt: 15 ronden Juniores wegfietsen: 1. v. Veen; 2. Roorda; 3. Gerritse; 4. v. Roode; 5. Hofman. Ie Serie 25 ronden amateurs en nieuwe lingen: 1. Peters; 2. Bakker; 3. Duyns; 4. Bijster; 5. Schenk. 2de Serie: 1. Laan; 2. El- dik; 3. Vonk; 4. Stet; 5. Veerman; 6. de Lange. Finale 100 ronden met 5 klassementen, tijd 29 mi. 3 sec.: 1. Peters 4, 3. 4. 4, is 15 punten; 2. J. Laan 4, 3, 3, 3, is 13 punten; 3. de Lange 2, 4 is 6 pnt.; 4. P. Duyns 1, 2, 2, is 5 pnt.; 5. Bakker 4 pnt.; 6 C. Bijster 2 pnt.; 7. Stet 2 pnt.; 8. Veerman; 9. Vonk. 200 Ronden koppelwedstrijd, 4 klassemen ten: 1. C. de Best—Th. Drost 12 p.; op 1 ron de 2. v. d. HeijdenSiebeling 1 p.; op 2 ron den 3. Terburg—Bos 8 p.; 4. D. DrostValk man; 5. Fabel—Burger 3 p.; 6. v. Halstde Vries lp.; 7. Schenk alleen op 3 ronden. Tijd 59 min. 48 sec. CRICKET. FRAAIE CIJFERS VAN HAGENAAR. In „Cricket" vinden we eenige cijfers over de successen van den Rood en Witter Hage naar die tot nu toe een bijzonder goed seizoen doormaakt: tegen H.C.C. 1: 1 voor 37 en 30 V.O.C.: 8 en 0 runs, doch 7 voor 46; tegen WATERPOLO. Het IJ wint met den oneven goal van D. W. R. (4—3) Na een uiterst spannenden wedstrijd, waar in soms fraai spel te zien werd gegeven heeft Het IJ een benauwde 43 overwinning kun nen behalen op D.W.R. Wanneer scheids rechter De Vries beginnen laat, zijn de eerste aanvallen voor het IJ. Doch al spoedig weten de Waterratten zich los te werken en krijgt keeper Paerl in het Amsterdamsche doel eenige gevaarlijke schoten te verwerken. Het spel gaat snel op en neer en het is Van Aelst die de score opent (10). Bij een goed opgezetten aanval maakt Kol- Lerie met 'n achtterwaartsch schot gelijk (1-1). Dan krijgt N. Kollerie eenige harde schoten te verwerken en hij kan niet verhinderen dat Rootselaar Het IJ opnieuw de leiding geeft (21). Seubring plaatst eens goed naar voren maar het schot van Kollerie gaat rakelings naast. Wanneer Rootselaar vrij voor doel komt weet Van Koningsbrugge den bal nog net te bemachtigen en via De Vries belandt de bal bij Kollerie die Paerl geen schijn van kans geeft (22) Met dezen stand komt de rust. Na de hervatting ontstaat een spannende strijd om de leiding doch voorloopig slaagt geen der partijen er in te doelpunten. Het grootste gedeelte van de tweede helft is reeds vertreken en nog steeds is de stand gelijk. Het IJ tracht het spel te forceeren en ten slotte gelukt het Van Aelst na een schot van Van Beteren te doelpunten (32). Na goed spel met Van Oostrom Soede maakt Van Heteren er 42 van. Wanneer Van Konings brugge een vrije* worp goed voor Kollerie plaatst, weet deze op keurige wijze te scoren (43). Met de Haarlemmers in den aanval fluit scheidsrechter De Vries kort hierop het einde van dezen spannenden wedstrijd. HONKBAL. HET PROGRAMMA. Het programma van deze week vermeldt o.£ de volgende wedstrijden: Zaterdag. Ie klasse: V. V. G. A I—Blauw Wit I. 3e klasse: E.D.O. HI—TH.B. I. Schoten IIIE.D.O. V. Kinheim—R.C.H IV Zondag: le klasse: R.C.H. I—Haarlem I. E.D.O. I—H.H.C. I. 2e klasse; A.F.C. I—H.H.C. II. EjD.O. II—R.C.H. n. Haarlem IIQuick. Schoten I—The Catchers 3e klasse: H.H.C. Hl—Schoten II E.D.O. IVR.CÜ. III. T.H3. n—EMS. Woensdag. 3e klasse: Haarlem in—R.C.H. IV Het is bekend dat koning Gustaaj van Zweden, ondanks zijn 80 jaren nog altijd hartstochte lijk en verdienstelijk tennis speelt. Onder de vele geschenken, hem op zijn 80$ten verjaardag aangeboden, was ook dit even bloemrijke als toepasselijke. Donderdag. 3e klasse: E.D.O. IV—ED.O. m. Waar vier van de zeven plaatsen der eerste klasse door Haarlemsche negentallen worden bezet, is het seizoen rijk aan plaatselijke ont moetingen. Zondag worden er weer twee ge speeld. 's Morgens vindt in het Heemsteedsche Sportpark plaats R.C.H. I—Haarlem I. Dat is de tweede keer dat deze twee clubs tegenover elkaar komen. Den eersten keer won Haar lem met groot verschil, 194, maar R.C.H. heeft sedert dien wel vorderingen gemaakt. Toch verwachten we ook nu nog een over winning voor de Zwarten, al zal er hard voor gewerkt moeten worden. De wedstrijd vangt aan om kwart voor tien Des middags, aanvang twee uur. ontmoeten in het Noorder Sportpark E.D.O. I en H.H.C. I elkaar. Dat is voor de eerste maal, maar ook zonder dat zou een voorspelling moeilijk zijn. Beide teams wisselen goede wedstrijden af met slechte. Naar onze meening zal de uit slag afhangen van de kwaliteit van het veld werk en zal die partij winnen, die de minste fouten maakt. Het is echter niet te zeggen, wie dat zijn zal. Op Zondagmorgen vinden ook nog plaats Haarlem II—Quick in het Noorder Sportpark, aanvang half tien; E.D.O. IIR.C.H. II op het E.D.O.-terrein, aanvang tien uur; Schoten I The Catchers op het terrein van Schoten aan den Verglerdeweg eveneens aanvang tien uur. Er zijn vele pogingen ondernomen het te bergen. |n 1800 begon de „goldrush". Nu de geschiedenis van de „Lutine" weer actueel is gaan wij met onze gedachten ongeveer 139 jaar terug. Op 6 Oct. 1799 zeilde het Britsche fregat „Lutine". kapitein Skijnnen. uit Ply mouth en strandde in den nacht van 7 October op de banken van het Vlie. De bemanning kwam daarbij om, met uit zondering van één matroos, die zich op Vlie land in veiligheid stelde. Het fregat was be stemd om naar Hamburg te gaan en had een lading goud en zilver in baren en in gemunt geld aan boord; volgens de waarschijnlijk eenigszins overdreven opgave van dien tijd ter waarde van twintig millioen Nederlandsche guldens, doch volgens Britsche berichten van tusschen twee en drie honderdduizend pond sterling, dus „slechts" drie millioen gulden. Het wrak ligt op de buitengronden van het Vlie. en wel op 53 gr. 21 min. N.Br. en 0 gr. 10 min. ïenete beoosten Amsterdam, ongeveer 10.900 M. van de Brandaris op Terschelling en 6000 M. van het vuur van Vlieland. Toen het schip verging bestond daar ter plaatse een vaarwater, het IJzergat genoemd met een öieDte van 3 of 4 vadem. Sedert dien tijd ech ter zijn de banken verloopen. zoodat daar thans de gronden tusschen de vaarwater Stor- temelk en Hollepoort gelegen zijn. Het wrak blijkt daarbij onder het zand te zijn bedolven. In 1821 was het eerste dek geheel en het volgende gedeeltelijk vernield en met stukken en brokken weggeslagen. Het goud en zilver moet zich achter in de piek van het schip, onder het tweede dek bevinden. Volgens de verklaring van een duiker, die de plaats in 1843 meermalen onderzocht heeft zou het wrak toen bloot hebben gelegen. Wat reeds geborgen werd. In 1845 werd 6 tot 7 M. water op het wrak gepeild. Van Juni 1800 tot November 1801, is men er in geslaagd, de volgende waarden op te visschen en te bergen. 58 baren goud, tezamen wegende ruim 646 pond. 35 baren zilver, tezamen wegende ruim 1758 pond. 41.697 zilveren Spaansche matten. 212 dito halve. 179 gouden Spaansche matten. 20 dito halve. 24 kwart. 18 achtste. 28 zestiende. 81 dubbele louisen. 138 enkele dito. 4 guineas. 2 dito halve. Nadat de bergloonen ten bedrage van een derde der waarde hiervan betaald waren, is het overige aan de munt te Dordrecht ver werkt. De geheele opbrengst beliep, in Neder landsche munt f 669.240 en kwam ten bate van 's Lands kas. Pogingen van den strandvonder. Bij besluit van den Souvereinen Vorst van 16 Juli 1814 no. 94 werd een som van f 300 ter beschikking van den opper-strandvonder op Terschelling P. Eschauzier gesteld om nieuwe uogingen tot berging der Lutinelading te be kostigen. Het eenige resultaat was dat op 14 Oct. van dat jaar 1 gouden Spaansche mat, 8 Louis d'or en 8 Zilveren Spaansche matten opgehaald werden. Het schijnt dat verdere pogingen om de la ding door dreggen en dergelijke op te halen, vruchteloos zijn gebleven, en derhalve werd den heer Eschauzier geraden zich een duiker klok aan te schaffen om daarmede het wrak te onderzoeken. Hij wendde zich in 1821 tot den Koning met het verzoek om uitsluitende vergunning naar het wrak te mogen visschen tegen genot van de halve waarde van het even tueel geborgen goed, waarvan de andere helft ten bate van 's rijks schatkist zou komen. Deze vergunning werd bij Koninkl. besluit van 14 Sept. 1821 verleend. Namens de regeering werd de kapitein ter zee H. J. Ortt belast met het toezicht op het werk met de duikerklok. Nadat de heer Eschauzier er in geslaagd was de noodige gelden bijeen te krijgen, begaf hjj zich naar Londen, waar hij zich een duiker klok met het daarbij behoorende toestel en geoefende duikers wist aan te schaffen. Op 21 Juli 1822 werd daarmede voor de eerste maal naar het wrak gezocht, doch men was ge noodzaakt het werk in den steek te laten en het blijkt niet dat verdere pogingen een gun stiger gevolg hadden. De Britsche regeering toonde belangstelling. Door de werkzaamheden der ondernemers werd de aandacht van de Britsche regeering op de zaak gevestigd. Aangezien de Britsche verzekeringsmaatschappij Lloyds indertijd de schade, door de schipbreuk geleden, vergoed had, maakte deze. gesteund door de Britsche regeering. aanspraak op het eigendom van eventueel geredde goederen. Hoewel de Neder landsche regeering dit recht niet erkende, be haagde het den Koning bij besluit van 23 Mei 1823" uit een oogpunt van billijkheid en uit welwillendheid jegens de Britsche regeering. het voor 's rijks schatkist bestemde aandeel in de te redden lading aan Groot-Brittannië af te staan. De Britsche regeering nam dit aanbod aan en droeg het op Lloyds over. Een gemachtigde van Lloyds kwam daarop naar Nederland om met de ondernemers het toezicht op de verdere werkzaamheden en de wijze van verdeeling der mogelijke winsten te regelen. Inmiddels overleed de heer Eschauzier. doch de aandeelhouders gaven de zaak nog niet op. In 1839 wendden zich de heeren Reedeker. van Kammen en Wijma tot de regeering met. verzoek om van 1 Mei tot 1 Oct. 1840 over het Korps duikers der marine te mogen beschik ken. De Nederlandsche regeering bemoeide zich er niet meer mee. Bij een beschikking der ministers van bin nenlandsche zaken en van marine van 18 Mei 1840 werd dit verzoek van de hand gewezen. In October 1842 vroeg Th. Denny Sargent, civiel-ingenieur te Boston vergunning tot het visschen. bij uitsluiting van anderen, naar de lading van de Lutine. met de voorwaarde één vijfde van eventueel geredde waarden in de schatkist te storten. Tegelijk deed de com missie van aandeelhouders weer pogingen om de lading machtig te worden, waartoe zij zich met de Heeren van Geus en Comp. te Haarlem vereenigde. Daar de zaak bij de regeering in vergetel heid was geraakt, gaf het verzoek van inge nieur Sargent aanleiding tot een uitvoerig onderzoek; hetwelk echter geen gevolgen heeft gehad, omdat de ingenieur zich niet meer aanmeldde. Toen echter in 1846 twee Engelsche dui kers E. Hill en H. Downs te Londen woonach tig zich tot den minister van Marine wend den, met verzoek om naar de lading der Lu tine te mogen visschen werd het begonnen onderzoek voortgezet, vooral om uit te ma ken in hoeverre er nog termen zouden kun nen gevonden worden om de verlangde ver gunning te verleenen. Na een breedvoerige briefwisseling tus schen de departementen van: Marine, Justi tie, Binnenlandsche Zaken en den gouver neur van Noord-Holland kwam men tot het besluit dat het wrak der Lutine moest ge acht worden op de buitengronden te liggen, zoodat Art. 550 van het in 1838 ingevoerde Wetboek van Koophandel hier van toepassing was en derhalve een ieder bevoegd was naar het wrak te visschen. mits hij het geredde bij den bevoegden ambtenaar bracht tegen genot van het vastgestelde bergloon. Volgens die beschouwing was de regeering dus niet bevoegd aan dezen of genen vergunning te geven om bij uitsluiting van anderen naar de lading der Lutine te visschen en zou zy ook niet bij machte zijn iemand in dit werk te hinderen. Om de moeilijkheden te vermijden, welke uit een verdere inmenging der regee ring in deze zaak zouden kunnen ontstaan, werd besloten, om aan de Heeren Hill en Downs, wanneer zij zich opnieuw mochten aanmelden, alsmede aan andere personen, die naar de lading der Lutine wilden vis schen kenbaar te maken, dat de helft van hetgeen gevonden zou worden aan Lloyds moest worden afgestaan en dat. zij dus goed zouden doen zich vooraf met deze verzeke ringsmaatschappij te verstaan. Het verzoek van de beide duikers werd evenwel niet her haald. Terwijl deze zaak nog In overweging was, richtte zich de heer J. van Geuns te Haarlem in Juli 1847, tot den Koning, met het verzoek om van regeeringswege een com missie van deskundigen te benoemen. Dit adres was niet alleen door den heer Van Geuns. maar ook door een commissie uit aandeelhouders in de Lutine-onderneming onderteekend. De reeds vermelde beschouwingen leidden tot het besluit dat de rechten dezer com missie geacht moesten worden, niet meer geldig te zijn. De heer van Geuns kon evenmin bevoegd worden geacht, bij uitsluiting van anderen, naar de lading der Lutine te visschen en aangezien ook de regeering geen verder be lang bij deze had. werd het verzoek namens den Koning, bij beschikking van den minis ter van Binnenlandsche Zaken van 14 Febr. 1848, afgewezen, Is er niet meer dan 3 millioen gulden? Volgens de officieele opgaven is het niet waarschijnlijk, dat er meer dan twee of drie millioen Nederlandsche guldens aan goud in het schip gebleven zijn. immers het bericht uit Londen spreekt van 500.000 pond en de Britsche regeering schatte de waarde in 1821 op 200.000 tot 300.000 pond. Daar nu in 1821 en 1822 bij de regeering bijna f 670.000 als geborgen is aangegeven en het niet bekend is. hoeveel buitendien kan zijn gered en ver duisterd, schijnt de raming van acht tot ne gen millioen gulden eenigszins te hoog. Een merkwaardige annonce. In het laatst van 1857 heeft men nog ver schillende munten opgevischt blijkens on derstaande annonce: „Op Donderdag den 18en Februari 1858 zal publiek worden verkocht Muntspeciën, welke onlangs zijn opgedolven uit het wrak van het Engelsch Fregatschip „The Lutine" ge voerd geweest door den Gezagvoerder Skyn- nen, in de banken of buitengrond van het eiland Terschelling, verongelukt in den nacht van den 7 October 1799. De verkooping zal plaats hebben des avonds ten half acht ure. in het Huis de Hoofden, op de Keizersgracht bij de Leliegracht RR 209 te Amsterdam op de Conditiën in de Catalogussen vermeld. Spaansche 5 Quadrupel van 4 Pistolen of Doubloen van Karei IV Ao 1795—1796—1798. 2 Pistool van Karei III Ao 1760 en 1763, 1 Pistool van Karei IV Ao. 1797. 2 achtste Quadrupel of halve Pistool van Karei IV, 40 Piasters van Karei IV. Fransche. 19 Louis d'or van Lodewljk XVI van Ao. 178017851786178717881790, 1 dubbele Louis d'or Ao. 1789. 1 kroon van Lodelijk XVI Ao. 1785 en een onkenbaar gedeelte van een munt. Amerikaansche. 1 Dollar der Vereenigde Staten Ao. 1799, 1 koperen Fabrieksmunt van Norwich. H. P. VAN DEN AARDWEG. J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 15