MR STEENBERGHE TE GRONINGEN. SI MARGAGA. In de Sorbonne te Parijs had deze week de offi- cieele prijsuitreiking aan de winnende leerlingen der lycea plaats door president Lebrun. Een overzicht tijdens de plechtigheid De minister van Economische Zaken, mr. M. P. L. Steenberghe (x), bracht Dinsdag een bezoek aan Groningen, waar hij o.a. de centrale keuringen in het Stadspark bijwoonde Howard Hughes inspecteert na zijn behouden landing op Le Bourget de beschadiging van het staartstuk zijner machine, welks reparatie hem enkele kostbare uren kostte Johann Strauss tijdens de repetitie met het Residentie-orkest voor den „Abend beim Walzerkönig" in het Kurhaus te Scheveningen Onder leiding van den chef van den Marine Gasdienst, luit. ter zee G. Kuiler, zijn in verschillende plaatsen in Ned. Indië luchtbeschermingsoefeningen gehouden met nieuw, kortelings uit Europa gearriveerd materiaal. - Een opname tijdens de demonstratie te Soerabaja Leducq, de Fransche renner, na het ontvangen van de gele trui voor zijn eerste plaats in het algemeen klassement van den Tour de France Bobby Breen en Louise Beavers in de nieuwe RKO-film „Mammy" De Scheveningsche haringvloot is Dinsdag onder zeer groote belangstelling uitgevaren, na een werk loosheid van bijna twee maanden, in verband met het conflict. Het ruime sop tegemoet FEUILLETON Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTENAU—THIEL. 34) Ik ontweek een antwoord door de gebruike lijke vragen: „Wie ben je? Hoe heet je? Waar kom je vandaan?" Opnieuw maakte hij een eerbiedige buiging. „Ik heet Si Rasteromo en ik zei u reeds, dat ik een dienaar van den profeet ben. Ik kom van Djawi-Djawi". „Je zei zooeven, dat ik wel over geweld, maar niet over macht, beschik. Wie zou die dan wel hebben?" De man richtte zich in zijn volle lengte op en hief zijn armen omhoog. „Allah Maar ook mij zijn dienaar gaf Allah godde lijke macht op aarde!" Ik lachte spottend „Jou? Rasteromo. je bezondigt je en Allah zal je straffen". „U gelooft me niet heer? Welnu, dan zal ik'u het bewijs leveren. Ziet, heer. voor ik mij naar deze plaats spoedde om hier op u te wachten, was ik al bij u in uw woning. Ik ben vanmorgen vroeg met een sampan (boot) aangekomen en ik heb aan den steiger aangelegd. Maar de schldwacht. die daar op post stond, heeft mij niet gezien, omdat ik hem met blindheid had geslagen. Ik ben aan land gegaan, midden tusschen uw soldaten door, maar ook deze mannen hebben niets van mijn aanwezigheid bemerkt. Daarop ben ik naar uw woning gegaan, maar noch u zelf noch uw bedienden hebben mij ontdekt. Ik stond achter u. naast u aan de tafel, waaraan u zat te schrijven in verband met een moord en toch hebt u geen oogenblik ver moed, dat ik bij u was". Ik voelde iets van een rilling door mij heen gaan, maar ik wachtte er mij wel voor te laten blijken, dat zijn woorden zooveel indruk op mij maakten. „Je liegt!" schreeuwde ik daar om, tegen beter weten in. Maar wederom schudde hij langzaam het hoofd, terwijl een fijn lachje om zijn blauw- roode lippen speelde. „Nee, heer, ik spreek de waarheid. Ik wist, dat u mij een leugenaar zoudt noemen, want u, een ongeloovige, is het nu eenmaal niet gegeven wonderen te begrij pen. Daarom heb ik een bewijs meegenomen om u te overtuigen". Verdwaasd staarde ik hem aan. „Een be wijs?" „Saja, heer een bewijs! U schreef van morgen een soerat (brief) om een moordenaar aan te klagen en ik stond naast u. toen u veel papier met wonderlijke schriftteekens be dekte. En toen u gereed was, hebt u het papier gevouwen en in een lederen tasch gestoken, welke u daarna op slot hebt gedaan. Was het zoo. toean commandant?" Ik knikte, stom van verbazing. Wederom speelde een zelfbewuste glimlach, welke bewees, dat hij zich mijn meerdere voel de, om zijn lippen. „Maar toen uw hand den brief in de tasch had gesloten, nam ik hem snel onder uw oogen weer daaruit en toch hebt u niets van dezen diefstal bemerkt". Hij tastte in de plooien van zijn kleeren. „Hier, toean hebt u den brief!" Met een diepe buiging overhandigde hij mij het proces-ver baal, waaraan ik dezen ochtend zoo naarstig had gewerkt. Met een abrupt gebaar greep ik het couvert, dat ik mechanisch om en om draaide, terwijl ik mij overtuigde, dat het werkelijk het ver baal tegen Van der Trijs was, dat ik nog geen uur geleden zorgvuldig in mijn actetasch had geborgen. En hoewel mijn nuchter verstand zich daartegen trachtte te verzetten, moest ik tóch toegeven hier voor een van die Oostersche raadselen te staan, welke een Europeaan niet vermag te doorgronden. Behoedzaam stak ik den brief in mijn borst zak. Al mijn bewondering voor de vingervlug heid van den fakir ten spijt, kwam het er op aan in geen geval te laten blijken, dat ik mij geïmponeerd voelde. In ieder geval gaf de zonderlinge handelwijze van den Maleier mij voldoende aanleiding voorzichtig te zijn en ik beval derhalve Haïto den man te boeien en hem in het arrestantenlokaal op te sluiten. De soldaat voldeed onmiddellijk aan deze opdracht en merkwaardiger wijze liet Raste romo zich gewillig de handen op zijn rug binden. Toen Haïto echter aanstalten maakte zich met zijn arrestant te verwijderen, wendde deze laatste zich nogmaals met fier opgeheven hoofd en een dreigenden blik tot mij, terwijl hij vroeg: „Waarom gebeurt dit met mij, een dienaar van Allah?" „Omdat je je aan diefstal hebt schuldig ge maakt". zei ik, zoo overtuigend mogelijk. „Aan diefstal?" gromde hij bitter. „Ik ben geen dief; ik gaf u slechts een bewijs van mijn macht, toean besar!" In mijn hart moest ik den man gelijk geven, maar de omstandigheden dwongen mij tot krachtig optreden. Zwijg nu maar", gebood ik dus streng. „Je zult later wel gelegenheid krijgen je te recht vaardigen. Breng hem weg, Haïto!" De soldaat nam zijn paard bij den teugel, greep met zijn andere hand den gevangene bij het touw om diens polsen en trok hem met zich mee. Ongeveer twee uur later keerde ik van de plantage terug langs denzelfden weg, dien wij gekomen waren. Toen wij de plaats passeer den, waar wij den fakir tusschen het struik gewas ontdekt hadden, spitsten onze paarden plotseling de ooren en begonnen luid te hinne- ken. Dit laatste werd onmiddellijk beantwoord door een ander paard, dat, zonder ruiter, in galop op ons afrende en met hijgende flanken bij deze dieren bleef staan. Onze verbazing nam echter nog toe, toen wij het dier als dat van den soldaat Haïto herkenden, dien ik met het transport van den arrestant had belast. Het paard was met schuim overdekt, ge droeg zich buitengewoon onrustig en hief tel kens weer een angstig gehinnik aan. Weinig goeds vermoedend, reden wij, langzaam ver gezeld en voor een deel zelfs geleid door het verlaten dier, verder. Reeds eenige honderden meters verder toonden onze paarden opnieuw teekenen van onrust en ditmaal behoefden wij naar de oorzaak daarvan niet ver te zoeken, want dicht bij den weg. tegen een boom ge leund. ontdekten we Haïto. Star en onbewegelijk, met wijd opengesperde oogen staarde hij naar den weg. Zijn ontstelde, niets ziende oogen in het aschgrauwe gelaat hadden iets angstwekkends. Aan zijn voeten lagen de touwen en riemen, waarmee de fakir gebonden was geweest. Deze zelf echter was verdwenen! Onmiddellijk sprongen wij van onze paarden om den man den noodigen bijstand te ver- leenen. maar welke pogingen wij ook aan wendden om hem uit den hypnotischen toe stand, waarin hij verkeerde, te wekken niets hielp. Hij hoorde en voelde niets en zelfs ziin polsslag scheen te hebben opgehouden. Toen al ons werk vruchteloos bleef, hese hen wij hem tenslotte op zijn paard, waar wij hem zoo goed mogelijk vast bonden, teneinde hem zoo naar huis te kunnen brengen. Maar ook dat was nog niet zoo eenvoudig, want zijn lichaam bleek zoo stijf te zijn als een plank. Eindelijk waren wij zoo ver, dat wij onzen toch konden voortzetten, maar nauwelijks hadden wij een minuut of tien gereden, toen wij tot onze grenzelooze verbazing den fakir ontwaarden. Hij zat midden op den weg, hief zijn armen omhoog, toen hij ons bemerkte en boog diep en onderdanig. Ik stond op het punt woedend tegen den man uit te varen, maar in diens blik en houding was iets zoo fascineerends. dat ik geen woord over mijn lippen vermocht te brengen. Langzaam richtte hij zich op en met opge heven armen gebeden mompelend, schreed hij op den totaal verstijfden soldaat toe. Zijn lenige, bruine handen gleden bezwerend langs het lichaam van den bewustelooze. Raadsel achtig waren zijn houding, zijn gebaren en zijn woorden, maar het resultaat ervan was verbluffend. Want plotseling keerde het leven terug in den man, de touwen en riemen, waar mee wij hem op het paard hadden vastgebon den, lieten als door onzichtbare handen ont knoopt. los en met een diepen zucht hief hij het hoofd op. Verwonderd staarde hij om zich heen. zich rekkend als iemand, die uit een diepen slaap ontwaakte, maar nauwelijks be merkte hij ons, of met een militair stram ge baar, dat in de gegeven omstandigheden iets lachwekkends had, zei hij, met zijn rechter hand salueerend en met zijn linker de teugels van zijn paard grijpend: „Toean commandant, de gevangene heeft zich zelf bevrijd. Ik ben onwel geworden!" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9