HET MYSTERIE VAN SUNNY SIDE. Eenige Jantjes der Nederlandsche oorlogsbodems, die in de haven van IJmuiden verblijven voor de te houden marine-manoeuvres, bezig met de wasch Op weg naar Amsterdam, het eind doel van den internationalen ster» tocht _Le Pavilion d'Or", zijn Dinsdag avond een groot aantal binnen- en buitenlandsche jachten te Dordrecht aangekomen De onrust in Palestina. Engelsche troepen be geven zich in auto's, waarop machinegeweren ge monteerd zijn, naar een der gealarmeerde plaatsen Van het gebouw der Roemeensche Qe grandiose intocht van het Engelsche Koningspaar te Parijs. Een overzicht Legatie te Den Haag hangt de vlag- halfstok in verband met het overlijden van den stoet van Koningin-moeder Maria van Roemenië ederlandsche torpedo- en kanonneerbooten in de haven Een gewaagde Oceaanvlucht. De Amerikaansche vlieger |_|e{ stoffelijk overschot van den reserve-sergeant-vlieger J. Streur, een der slachtoffers van de vlieg man IJmuiden, in verband met de te houden marine- Corrigan bij zijn verouderd toestel, waarmede hij van ramp te Gilze Rijen, is Dinsdag op de begraafplaats Crooswijk te Rotterdam ter aarde besteld. De manoeuvres New York naar Ierland vloog droeve stoet op weg naar de groeve FEUILLETON Naar bet Amerikaansch van HECTOR JENNINGS. 3) Liddy sliep. Ik had ook niets anders ver wacht; als je haar missen kunt is ze altijd present en snatert honderd-uit en als je haar noodig hebt, slaapt ze als een marmot. Ik riep haar een paar keer met als eenig resultaat een dreigend gesnurk, waarvan ik een oogen- blik vreesde, dat het haar luchtpijp onher stelbaar nadeel zou berokkenen. Toen gaf ik het maar op en stond even op, om een kaars aan te steken. Mijn slaap- en kleedkamer lagen boven het groote woonvertrek. Op de eerste verdieping, waar ook mijn kamers waren, loopt een lange gang over de heele lengte van het huis. waar op aan beide zijden appartementen uitkomen. In de vleugels zijn kleine zijgangen, die de hoofdgang kruisen. De plattegrond is eenvou dig genoeg. Juist toen ik weer in bed wilde stappen, hoorde ik een geluid dat uit den Oostelijken vleugel scheen te komen en dat me in ver bijstering deed stilstaan, met één pantoffel half uit, en mij ingespannen deed luisteren. Het was een ratelend geluid van metaal, dat hol en spookachtig weerkaatste over de ver laten gang. Het maakte den indruk of iets zwaars, een stuk ijzer of zoo, kletterend en botsend de houten treden van de trap naar de speelkamer afrolde In de stilte die volgde, hoorde ik Liddy snurken. Een mooie boel! Als er niets aan de hand was, maakte ze me doodzenuwachtig met haar valsch alarm, nu ik haar werkelijk noo dig had snurkte ze als een os! Ik ging de kleedkamer binnen en wekte haar en ik moet tot haar eer zeggen, dat ze onmiddellijk klaar wakker was. Wat is er?, gilde ze wild en met een ruk zat ze overeind. Er is iemand in huis, antwoordde ik. Sta op. We moeten naar de telefoon. Niet naar de hall, hijgde ze, o, juf frouw Rachel, in 's hemelsnaam niet naar de hall. En ze trachtte me terug te houden. Maar ik ben groot en Liddy is klein en ik sleepte haar mee naar de deur. Inderdaad had ze zich nog weten te wapenen met een grooten kope ren pook, dien ze nauwelijks kon optillen, laat staan dat ze er iemand mee de hersens had kunnen inslaan. Ik luisterde aandachtig en toen ik niets meer hoorde, opende ik de deur heel behoed zaam op een kiertje en tuurde in de hall. Het was er pikdonker, het leek een gewelf van duisternis en het spaarzame licht van mijn kaars onderstreepte de somberheid nog. Liddy gilde en trok mij terug en toen de deur dichtsloeg, viel de toiletspiegel, dien ik op den grendel had gelegd, omlaag en kwam op Liddy's hoofd terecht. Dat voltooide onze demoralisatie! Het duurde eenigen tijd voor ik er in slaagde haar te overtuigen, dat zij niet van achteren door een inbreker was aan vallen, maar toen ze den spiggel in gruzele menten cp den vloer zag liggen, werd haar gemoedsrust er niet veel grooter op. Dat beteekent een doode!, jammerde ze. O, juffrouw Rachel, er komt vast en zeker een doode in huis! Die komt er zeker, zei ik grimmig, als jij je niet bedaard houdt, Liddy Allen. Maar ik miste toch den moed om mij door de duisternis een weg te banen naar de tele foon en we bleven bij elkaar zitten en wacht ten af dat de dag zou aanbreken. Ik was be nieuwd of de kaars he* zoolang zou uithouden en we korten ons den tijd met na te den welke treinen we den volgenden ochtend zouden kunnen nemen om naar de stad terug te gaan. Hadden we maar het besluit genomen om dit in elk geval te doen en waren we maar teruggegaan, voor het te laat was! Eindelijk begon de ochtend aan te breken en uit mijn venster zag ik de boomen eerst als schaduwige omtrekken in den schemer op doemen, langzamerhand hun spookachtigen vorm verliezen en eindelijk prijken in hun frisch-groene pracht. Het Clubgebouw van de Greenwood stond afgeteekend als een brok wit tegen den heuvel aan den overkant van de vallei en een paar vroege roodborstjes trippel den rond in den dauw. Maar niet eerder dan de jongen van den melkboer en de zon kwa mendie kwamen tegelijkertijddurfde ik de deur opendoen die naar de hall leidde en rond te kijken. Maar alles was nog precies zooals we het 't laatste gezien hadden. Koffers stonden hier en daar en overal klaar om naar de berg- kamer te worden getransporteerd en door een venster van gekleurd glas in lood kwam een bundel rood en geel daglicht naar binnen, dat een buitengewoon opwekkende uitwerking op mij had. De melkjongen stond ergens be neden geduldig te wachten tot hem werd opengedaan en de nieuwe dag was begonnen. Tegen half zeven kwam Thomas Johnson langs de oprijlaan aanstrompelen en even later hoorden we hem in het sousterrain bezig, waar hij luiken opende. Ik bracht Liddy naar haar eigen kamerze durfde niet alleen, want ze was overtuigd dat ze daar iets grie zeligs zou vinden. En nu ze weer den moed van het daglicht had, was ze zichtbaar teleur gesteld, dat ze niets van dien aard vond. We gingen dien dag niet terug! De ontdekking van het feit, dat in de woonkamer een schilderijtje van den muur was gevallen, was voldoende om Liddy te doen gelooven, dat het gebeurde van den afgeloo- pen nacht loos alarm was geweest, maar ik zelf was verre van overtuigd. Het was een voudig uitgesloten dat dit schilderijtje in zijn val de serie van geluiden had veroorzaakt die ik had gehoord en ik liet het opnieuw vallen om mijzelf te overtuigen dat dit inderdaad het geval niet kon geweest zijn. Het resultaat van mijn proef was een be vestiging: het ding viel met een enkelen dof fen smak van de houten lijst op het vloer kleed. Ik drukte Liddy op het hart met nie mand over de gebeurtenissen van 's nachts te spreken en telefoneerde naar de stad om personeel. En na het ontbijt, dat de goede bedoelingen van Thomas meer eere aandeed dan zijn kookkunst, ging ik op een soort on derzoekingstocht uit. De geluiden waren uit den Oostelijken vleugel gekomen en niet zon der een koude rilling over mijn rug, begon ik mijn nasporingen. Eerst ontdekte ik niets. Mijn waarnemingsvermogen is er sinds dien ochtend geweldig op vooruitgegaan, maar op dat oogenblik was ik nog maar een groentje in het speurdersvak. In de kleine speelkamer was niets aange raakt, voor zoover ik kon nagaan, maar de trap in dezen vleugel leverde wat op. Boven aan die trap stond een groote rieten mand, gevuld met linnengoed, die uit de stad was meegekomen en den doorgang bijna ver sperde. Op de eerste trede van boven af was een lange, versche kras. Drie treden onder elkaar herhaalde die kras zich, met geleidelijk verminderende duidelijkheid, alsof er iets naar beneden was gevallen en de treden had geraakt. Maar op de daarop volgende treden was weer wat: een ronde deuk in het harde hout. Het scheen niet zoo heel iets bijzonders, maar ik was er zeker van dat die krassen er den vorigen dag niet geweest waren. De krassen en de indeuking bevestigden mijn theorie over het geluid, dat geklonken had als het omlaag-kletteren van een metalen voorwerp langs een trap. Vier treden waren niet getroffen. Ik redeneerde dat een ijzeren stang of bout of iets dergelijks twee of drie treden zou glijden en ten slotte met een bons neerkomen. Evenwel, ijzeren stangen vallen niet zoo maar midden in den nacht de trappen af! De gedaante op de waranda! Die zou het ge- druisch-makende voorwerp in beweging heb ben kunnen gebracht. Maar hoe was het dan te verklaren, dat de deuren vanochtend nog allemaal gesloten waren en de ramen onaan geroerd? De deur, die van de speelkamer naar de waranda voerde, had een veiligheidsslot waarvan ik den sleutel bezat en dat geenerlei sporen van braak of beschadiging droeg. Voorloopig was mijn theorie: een poging tot inbraak. Dat was wel het meest voor de hand liggende. De ongewerischte gast had kunnen binnenglippen door een van de open slaande deuren en was op de vlucht geslagen toen hij zijn breekijzer of koevoet of wat het geweest was had laten vallen, uit vrees dat de bewoners door het geluid gealarmeerd zouden worden. Maar twee dingen bleven in deze theorie onverklaard: hoe had de indringer kunnen ontsnappen, terwijl alles gesloten was en waarom had hij het tafelzilver, dat door het ontbreken van een butler beneden was blijven liggen, niet gauw meegepakt? Onder voorwendsel van wegwijs te willen worden liet ik mij door Thomas Johnson door het heele huis en de kelders rondleiden, maar zonder het minste resultaat. Alles was vol komen in orde en bevond zich in uitstekenden staat: het geld was bij den bouw en het on derhoud van het huis blijkbaar niet gespaard. In den middag kwam een wankel rijtuig uit Casanova met een versche scheepslading per soneel, die door den koetsier bij den keuken ingang gedebarkeerd werd. Nu het huis weer bevolkt was, herleefde mijn moed en goed humeur en beetje en laat in den middag kwam er een bericht van Ger trude dat zij en Halsey dien avond tegen elf uur met de auto uit Richfield zouden komen. De vooruitzichten begonnen vroolijker te wor den! Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 8