Het antieke theater van Orange. H.D. Stemmen en Stemming WOENSDAG 17 AUGUSTUS 1938 HAARtE M'S DAGBEAD Opnieuw een prachtig centrum van kunst en literatuur. Voorzijde van den muur van 103 meter lang, 36 meter hoog en 4 meter breed. IN de lachende, zonovergoten Rhóne- vallei, waardoor immer de „Mistral", deze zephir der Provence, naar de Middelland- sche Zee toe waait, wiegelen olijfboomen, cypressen, ceders, platanen en palmen zacht heen en weer. Onder een strakblauwen hemel met helle gezichtseinders droomen oude Ro- meinsche villa's in half verwaasloosde tuinen met kleurige bloemen over vergane grootheid. Hier en daar vindt men de grandioze ruïnes van vroegere Romeinsche steden. Op de flan ken der bergen, die de vallei (25 a 30 K.M. breed) begrenzen, treft men heerlijk groene dalen, waarin tallooze beken klateren en vele zwavelbronnen murmelen. Dat is de landstreek waarin eens het Prinsdom Orange lag. In 796 benoemde Karei de Groote zijn pala dijn „Willem met den hoorn" tot eersten Graaf van Orange, omdat deze de Mooren uit Zuid- Frankrijk verjaagd had. In 1184 verleende Keizer Frederik Barbarossa den toenmaligen Graaf Bertrand H de titels van „Prins van Orange bij de Gratie Gods" en „Koning van Ai-les", de hoofdstad der Provence. Van 1184— 1257 waren de Prinsen van Orange de Vorsten der Provence. 1400 jaar tevoren hadden de Romeinen Orange („Arausio Seeundonorum") tot een der belangrijkste steden in Gallië ge maakt. Voor de bevolking van 60.000 zielen ontstonden er: een theater, een tempel, een circus (of „gymnasium"), een waterleiding, Romeinsche thermen (baden)arena's een triomfboog (die van Consul Marius, gebouwd in 102 v. Chr.) en stadswallen, die alle enorme afmetingen hadden. De voormuur van het an tieke theater is 103 M. lang, 36 M. hoog en 4 M. dik. Het is een van de weinige antieke theaters ter wereld, die werkelijk een theater gebleven zijn. Een theater wordt niet gevormd door een zaal of wel door de steenen banken in halven-cirkelvorm, boven elkaar, hoe har monisch en op den juisten afstand ze ook ge bouwd zijn. Een theater wordt vóór alles ge vormd door het tooneel, door de scène met al de instrumenten en décors, die erbij be- hooren. WA7 BDNTJ', de reusachtige, den horizon af- sluitende muur van het antieke theater van Orange verschaft een achter grond, die de eeuwigheid gelijkt. In Frankrijk is dit theater het eenige, dat zóó gebleven is, als de bouwmeesters het gewenscht en ont worpen hebben. En in de wereld om de oude „Mare nostrum" zijn er verder slechts de antieke theaters van Sabbartha (Tripolis), van Athene (2 stuks) en van Aspendos (Klein Azië) die hun muur, dit allereerste element voor ieder schouwspel, behouden hebben. Het is precies 50 jaar geleden, dat voor het eerst sinds de oudheid weer een theaterstuk opge voerd werd te Orange en vel door Monnet- Sully en Mariéton. Men had het amphitheater geheel moeten uitgraven; ook stonden er 64 flinke huizen in, die onteigend moesten wor den. Vandalen, Saracenen, Bourgondiërs en vele andere barbaarsche volken hadden het theater dikwijls als een fort gebruikt. Prins Maurits, die te Orange meer geleid werd door militaire dan door kunstzinnige overwegingen liet een vierde deel van het theater afbreken om de groote steenblokken (uit de rots ge houwen) ervan te gebruiken voor het gewel dige fort, dat hij op den 120 M. hoogen St. Entrope-heuvel achter het theater aanlegde in de jaren 162023, welk fort 10.000 man kon bevatten en 40 jaar lang bestond. Maar langzaam aan wordt nu het theater gerestaureerd; het kan nu reeds weer 12.000 toeschouwers bevatten. Oorspronkelijk was dit aantal 20.000. Er worden ieder jaar drie klas sieke stukken in opgevoerd, waarvoor toe schouwers uit de heele wereld naar Orange komen. In 1938 namen de Opéra van Parijs en de Comédie Frangaise de opvoeringen in han den. Zoo zagen we dit jaar te Orange de opvoe ringen van drie stukken: .Antigone" van Sophocle met muziek van Mendelssohn en Saint Saëns, „De inneming van Troje" uit de Aeneïs van Vïrgilius met muziek van Berlioz en „De betooverde beker" van La Fontaine, be nevens een dansballet met muziek van Chopin. Het orkest was dat van de Opéra onder leiding van Philippe Gaubert. We moeten direct zeg gen dat dit orkest van meer dan 100 leden volkomen op de hoogte van zijn moeilijke taak was. En hoe prachtig is de acoustiek van het theater, door den uitstekend voor zijn taak geschikten ouden muur, die tot de sterren schijnt op te rijzen! De meest fantastische lichteffecten werden verkregen door de zoek lichten-batterijen in vele kleuren. Men kan deze effecten niet beschrijven, noch schilderen, noch fotografeeren: men kan ze slechts zien. Alle voorstellingen en tooneelen, de figura tie en het werken der instrumenten (bijv. het 10 M. iiooge paard van Troje) waren met zorg georganiseerd, hetgeen men niet van alle opvoeringen in de vorige jaren kon zeggen, waarbij we ook aanwezig waren. We kunnen directeur M. Bruyez, van de Opéra mee feli- er den directeur. M. Rouché en den onder- citeeren. Trouwens president Lebrun en mi nister-president Daladier hadden zich met vier andere ministers de moeite gegeven de opvoeringen van „De betooverde beker" en van .De inneming van Troje" bij te wonen. 1 de dochter van Koning Oedipus, Haar broers, Etéocles en Polynices betwisten elkaar den troon van Thebe. Aan het hoofd van een leger uit de stad Argos trekt Polynices zijn vaderland binnen. In een gevecht voor de poorten van Thebe dooden de beide broers Een der vier bewaard gebleven Romeinsche triomfbogen, die van Marcus (consul, over winnaar van de Kimbren en Teutonen) uit 102 voor Cr.). elkaar. De nieuwe koning van Thebe, Creon, wil de openbare orde herstellen en zijn auto riteit over de stad bevestigen. Hij verbiedt op straffe van den dood, het lijk van den op- standigen Polynices te begraven. Het moet door de raven en de honden opgegeten wor den. Maar de koning gaat hiermee tegen de wet der Grieksche goden in. Antigone hield van haar broer en eerbiedigt bovendien de wet der goden; zij begraaft het lijk van Po lynices. Een soldaat ziet het en brengt Anti gone voor den koning Creon. Deze beveelt, dat Antigone leven in een grot ingemetseld zal worden. Niets is in staat de woede van den tyran te doen wijken noch de flinke verde diging van Antigone, noch de smeekbeden van haar zuster Ismene, noch de waarschuwingen van den eigen zoon van Creon, Hemon, dat de stad moppert over dit doodsbevel. Creon luistert alleen naar de stem van zijn hoogmoed. Eindelijk komt de oude blinde waarzegger Tirésias vreeselijke bedreigingen en vervloekingen over het hoofd van den ko ning uitspreken. Plotseling wankelt de hoog moed des konings. Hij laat In allerijl Polyni ces begraven en spoedt zich naar de grot, waarin Antigone ingemetseld werd. Te laat! Het jonge meisje heeft zich er in opgehangen, 's Konings zoon Hemon doodt zich in tegen woordigheid van zijn vader, De Koningin Eurydice pleegt ook zelfmoord bij het verne men van den dood van haar zoon. Creon is gebroken. Hij erkent dat menschen niet tegen de wet der goden in kunnen gaan. Dit treurspel stelt de eischen van zusterlief de en van gerechtigheid tegenover het belang van den Staat zooals een tyran dit belang ziet. Het stuk werd in 441 voor onze jaartelling door Sophocles te Athene geschreven en had daar direcfr het grootste succes Voor de opvoering te Orange werd de nieuwe vertaling van Abel Bonnard in rythmisch proza gebruikt. We moeten eerlijk zeggen, dat we klankvolle alexandrijnen mooier vinden. En vooral voor dezen ouden muur. Ook kunnen we het ge sproken koor zooals hier niet verkiezen boven het koor der lyrische tragedie. Bij het laat ste kan op een teeken van den chef van het koor een nauwkeurige maat verkregen wor den: terwijl bij het eerste alle enkele stem men nimmer in één groote stem gesmolten kunnen worden. De muziek kan onmogelijk de rol van den chef van het koor vervullen. Onverbeterlijk ANDRIES BUYS. EFFEN en recht lag de gladde, nieuwe weg voor mij. De koplampen van^den wagen wierpen een breeden kegel wit licht vooruit, waarin nu en dan een vlinder danste. De motor snorde. Geen oog hield ik van den weg af. maar opzij van mij kon ik flauw de omtrekken waar nemen van het gelaat van het meisje, dat naast me zat. Ik zag, dat ze geen seconde haar oogen van mij af liet. Het maakte me onrustig. Een wildvreemde, die haar hand opsteekt langs den wegkant, en die je mee laat rijden, uit vriendelijkheid, uit sentimentaliteit, nu ja.... En als ze dan haar mond opendoet ..Wat een eind nog, hè? den heelen dag geloopen?" vraag ik om een oogenblik ver lost te zijn van die oogen. Hou moe! Niks hoor. pas van vaaf uur af". Ik knipper even. „Woont u in Amsterdam?" „Nou. da's te zegge, ik heb d'r gewaunt. een tijdje terug, voel-ie? Nei. ik kom van Arnhem. Daar hebbe ze me zoo gezeeid heenge^"\)ch. Zau moar, op een aovend". In de rol van Antigone was M.me Marie Bell door haar eenvoudigheid werkelijk een groote tragedienne. In dien van Creon was Jean Hervé krachtig, maar ietwat te conventio neel. Behalve deze beide hoofdpersonen ble ven de andere spelers ook allen hun faam ge lijk. Ook de overige stukken vielen bij de 10.000 toeschouwers zeer in den smaak. Aan „De in neming van Troje" namen 600 uitvoerenden deel: 12 zangers van groot talent, een koor van 100 leden, 40 dansers en danseressen, 310 figuranten, 98 leden van het orkest en 40 mu zikanten op het tooneel. Alles klopte prachtig. Maar volgens ons was er niet genoeg bewe ging in. Die gedeclameerde dialogen en mo nologen van een half uur, waar letterlijk nie mand iets van verstaat, vervelen het publiek. Ieder snakte er naar dat eindelijk, eindelijk het 10 M. hooge paard ingehaald zou worden. Dat was inderdaad een fantastisch gezicht in de veelkleurige zoeklichtbundels, evenals het einde, toen alle vrouwen van Troje op het voorbeeld van Cassandra tegelijk zich de dolk in de borst stootten. Verschrikt weken de soldaten van Achilles terug. Op hetzelfde oogenblik vlamde een reusachtig paars en rose Bengaalsch vuur in alle nissen van den ouden muur op, hetgeen een gejuich van bewonde ring temidden der toeschouwers deed opgaan. En om te eindigen spreken we de hoop uit dat in dit theater, dat eens op Nederland- schen grond stond (15521660) een Neder- landsch stuk opgevoerd mag worden. De Nederlander Jan Stals. professor aan de Universiteiten van St. Etienne en Grenoble, vertaalde Vondels's Lucifer geheel in het Fransch. Welk een machtige, indrukwekkende opvoering zou hiervan plaats kunnen hebben voor den ouden 36 M. hoogen muur van Orange! Onder den klaren, diepblauwen nach telijken hemel der Provence, waarin de ster ren meer tintelen dan elders, op enkele Ki lometers van den breeden. bruisenden Rhö- ne-stroom! We hebben den heer Stals aange raden zich in verbinding te stellen met M. Gabriel Boissy, den voorzitter van de „Société des amis d'Orange". We hopen, dat de heer Stals slagen mag met zijn plan Vondel's Lu cifer te Orange te doen opvoeren. JAN RESSING. OPMERKINGEN VAN LEZERS. DUIVEN OP DE GROOTE MARKT? Naar aanleiding van het stukje .Duiven op de Groote Markt?" in ons nummer van Maan dag schrijft een lezer ons, dat die duiven voor het publiek wel aardig zijn, maar dat er helaas ook dikwijls van de makheid dier dieren, „die uit de hand eten", misbruik wordt gemaakt. Zoo heeft inzender Zondagmiddag gezien, dat twee ongeveer 18-jarige jongens twee duiven in de hand namen en er op de fiets snel mee weggingen. FAILLISSEMENTEN. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE HAARLEM. Op Dinsdag 16 Augustus zijn de volgende fa illissementen uitgesproken C. Deen, groentehandelaar, wonende te Haarlem, Kerkhofstraat 20. Curator mr. F. J. D. Theyse. M. Wassink, schilder, wonende te Hillegom, Loosterweg II 146. Curator Mr. L. Ali Cohen. H. van Well, schoenwinkelier, wonende te Beverwijk, Breestraat 27. Curator Mr. C. Blankevoort. J. V. E. Hoorns Jr., kapper, wonende te Be verwijk. Curator mr. F. van der Goot. Rechter-CÓmmissaris in deze faillissemen ten is Mr. L. Vliegenthart te Haarlem. Opgeheven wegens gebrek aan actief werd het faillissement van: H. Rovers bloem bollenhandelaar, wonende te Hillegom, Loos terweg II 21. Curator mr. F. van Blerkom. Haarlem bereidt zich voor op de Jubileumfeesten van de Koningin. c in de Doelenzaal. Zoo zong de gouden eeuw Zoo zingt Haarlem op 1 September in de 20ste eeuw Buiten de Doelen zong de wind gisteravond een lied. En binnen zongen de menschen. En dat klonk mooier, veel mooier. Maar als de wind niet buiten had gezongen hadden de menschen het gedaan, en dat zou nog mooier geweest zijn. Alles stond al klaar om op de binnenplaats te repeteeren. Voor de massa Zang- en Mu ziekuitvoering op 1 September op de Groote Markt. Ter gelegenheid van het 40-jarig re- geeringsjubileum van onze Koningin. Binnen in de gymnastiekzaal ging de re petitie intusschen ook best. Ongeveer 600 menschen waren er om den dirigent-in- hemdsmouwen, Jos. de Klerk, heen geschaard en zongen „Zoo zong de gouden eeuw". Nou, zóó zong de gouden eeuw eigenlijk niet heelemaal. De liedekens heeft Jos de Klerk wel uit het volksleven van de 17de eeuw ge haald. en de klanken van het gezang waren misschien ook wel zoo welluidend als die uit de gouden eeuw. Daar zat 't gebrek 'm niet in. Oh nee! Maar in de gouden eeuw moeten er beslist méér menschen gezongen hebben. Want hier waren er te weinig. Zeshonderd. Dat is een heele macht, zult u zeggen! Niet ten onrechte. „Maar er kunnen er nog wel dui zend bij" vindt de voorzitter van het bestuur van den nieuwen Haarlem- schen Kunstkring, de heer J. W. M. van Loenen. Dat cijfer moet men niet al te nauw keurig nemen, het klinkt zoo fijn rond en daarom glipt het er vlug uit, maar dat er nog ettelijke honderden het koor kunnen komen versterken is in ieder geval zoo. En daarom Haarlem mers, men wacht u! Een ieder, die zingen kan, is welkom. Men hoeft niet bij een zangvereeniging te zijn. Ook de zoogenaamde „wilde" zangers dat wil zeggen niet degenen die zoo wild zingen maar zij, die niet in vast verband staan tot een vereeniging kunnen meedoen. Denk eens aan, wat moet dat straks aar dig en mooi worden op de Groote Markt, als de echte uitvoering plaats vindt. Ter gele genheid van de Frans Halstentoonstelling is „Zoo zong de gouden eeuw" ook al- uitge voerd. Maar dit keer wordt het beslist nog mooier. De liederen zijn intusschen uitge breid. Onder de nieuw ingelaschte stuk ken zijn, zoo zegt Jos de Klerk in zijn inleiding in de pas verschenen feest gids, een paar dansen voor orkest, be werkt naar gegevens van den ver maarden Haarlemschen stadsmuzi kant Corn, Tymensz. Padbrué, den componist van Vondel's „Kruys- bergh", Westerbaen's „Kussies" en andere belangrijke werken. Jos de Klerk vertelt dat Vondel Padbrué den „genoegelyken Tymen" noemde. Met Joan Albert Ban en Helmbreecker il lustreert Padbrué de muzikale bedrij vigheid van Haarlem in de zeventien- Haar stem is eigenlijk prachtig, dat diepe Jordaansch, en haar oogen schitteren. „Moe je "naure! Op een aovend. nou drie weken ge- leje. komme ze me haolen, de binke! En met een auto naar Aarnem. Jao, d'r was een vent hier onderweg bestaule, en ze dache dat ik dat gedaon had. Maar ze werden niet gochem van me". Ze giechelt. Het werd me niet vroolijker te moede. Tien uur 's avonds en onderweg met een dame, die door de politie van Amsterdam naar Arn hem gebracht is omdat men reden heeft aan te nemen, dat ze een heerEn ik zit naast haar met honderd goeie guldens in m'n zak. die ik voor de zaak geïnd heb. Arnhem achter ons. nog een kleine honderd tot Amsterdam, en bij zooveel openhartigheid geen enkel ex cuus om haar er uit te zetten. Gaat u naar Amsterdam, heeft ze gevraagd en ik heb ja gezegd En dan opeens, klinkt het geratel achter ons van een motorfiets. Achter ons. naast ons. voor ons! De man steekt een hand op, ik zie een platte pet, een uniform. Het is de politie. Ik stop. Ik kan er niets aan doen, maar ik heradem. En als de man naast het portier staat, zegt hij- ..Meneer u rijdt zonder achterlicht". Wat moet ik doen? Is hier de redding? Maar dan ook een bekeuring. Kan ik haar kwijt worden? Moet ik hem. Ik stap uit. Ik kan immers niet gelooven. dat het licht niet brandt maar het brandt niet en de man haalt zijn boekje te voorschijn en likt aan zijn potlood. Ik morrel aan het achterlicht, druk het lampje wat vaster en helder rood straalt het weer. Naast mij scheurt de man het „bonnetje uit", hij laat zich niet vermurwen, ik kan een schikking treffenZij stapt uit de auto. Ze heeft haar hoed afgezet, haar haren zijn donker en ze glanzen en haar oogen schitteren. En ze legt haar hand op den arm van den man en ze fleemt met haar diepe Jordaansch: ,Nau, seg, ga nau. dat ken die gooser niet betalen, je ken toch zien dat het een onge- lukkie was". Maar Hermandad schudt haar af, en voor ik iets kan zeggen, stapt hij op zijn motorfiets. Zijn achterlicht is nog maar een klein rood puntje op den weg. Ik mompel zooiets van, dat alles geld kost tegenwoordig. Het is een goede gelegenheid en ik voeg er aan toe dat ik geen geld heb. geen twee gulden meer. Hoe moet ik een boete betalen? ,Die zul je nooit betalen", zegt ze en ze tast in haar mantelzak. Het is het gebaar van een straatroover. ik zie iets hards in dien mantelzakMaar het is geen pistool, het is: Het „bonboekje" van den agent. Ik kijk versuft,-en ze commandeert: >rR,ijjeen ik rij. Achteloos gooit ze het boekje met een boog uit het raam. „Da kenne se lang na soeken!" Ze kan goed gooien. Ze is uitgestapt bij de Munt en ik heb lek ker gegeten. Er staat weinig in de krant, ik ga naar de bioscoop .Ober!" .Aanneme. meneer", Ik neem mijn portefeuille, nee ik voel naar mijn portefeuilleZe kennen me daar gelukkig, want nu heb ik werkelijk geen twee gulden mee bij me. de eeuw. Na ongeveer drie eeuwen zal dus „Pavane" en een „Gaillar- de" van Padbrué over de Haarlem- sche Groote Markt klinken, waar zoc vaak zijn vroolijk schalmeispel ge hoord werd. „Weg, weg!" En iedereen bleef. Nog ongeveer vier repetities en men is al aan de ..generale" toe. De zang vlot al uitste kend. Heusch er werd gisteravond wel in een gymnastiekzaal gerepeteerd, maar de stem men hadden geen gymnastiek noodig. De stemmen van de sopranen klommen hooger in het luchtruim van de zaal dan wie dan ook in het rek aan den wand of in de voor het gerief opgebonden touwen zou kunnen klimmen. En Jos de Klerk zwaaide met zijn armen. En kon zoo nu en dan echt fijntjes met een tactvol gebaar uitleggen dat dit nog zus moest en dat nog zoo. Plotseling zei hij wel eens ..Weg weg". Maar er ging niemand weg. Het was alleen voor de stemmen bedoeld, die moesten uit het luchtruim verdwijnen. Een outsider zou zich daar wel eens in kunnen vergissen en de beenen kunnen nemen. En als hij nadrukkelijk „ssssttt" zei dan werd het nooit heelemaal stil. Zacht zongen de menschen verder. Maar daar was niets .stiekems" aan. Dat hoorde zoo, en was de bedoeling. Zooiets lukt echter niet altijd in een gymnastiekzaal! Heeft u het vroeger wel eens geprobeerd, wanneer de gymnastiek leraar met nadruk om stilte verzocht, nog wat te zeggen? Dat is u dan waarschijnlijk niet zoo goed bekomen als het verder zingen op deze repetitie! Voor die repetitie van vroe ger zou u wel een leelijk cijfer gekregen heb ben. Maar Jos de Klerk is nu eenmaal geen gymnastiekleeraar en al stond ie nou ook honderd keer middenin een gymnastiekzaal, hij bleef dirigent en als hij „ssssttt" zei mocht je verder zingen, en als hij „weg, weg" zei mocht je blijven. Klanken groeien. Aan de piano zat de zoon van Jos de Klerk, Albert, die het kinderkoor bij de uitvoering zal leiden. De klokkenist Staf Nees en het orkest van de H. O. V. komen bij de generale repetitie er natuurlijk ook bij. Maar dat duurt nog even. Eerst wordt nog wat gerepeteerd in de Doelen. En in dat repeteeren ziet iets pret tigs. Iedereen verlangt naar de échte uitvoe ring, dat is waar. Maar bij het repeteeren krijg Je de ervaring dat het groeit. Iets, wat niet ging, gaat plotseling. Iets wat niet mooi klonk, gaat langzamerhand wel mooi klinken, een passage, die te langzaam was loopt plot seling vlot van stapel, kortom het groeit. Het lied. Uit honderden kelen'. En dat groeien doet je wat. Je voelt het. Je bent er een deel van. En als de kroon op het werk wordt gezet met de eigenlijke uitvoering, behooren de repeti ties naderhand toch nog steeds tot de pret tigste herinneringen. En de sfeer van de gymnastiekzaal was gis teravond ook vervuld van dien groei. Een groei van klanken. Tot één harmonieus ge heel gebonden onder de vorming van de toe gewijde handen van den dirigent. Jos de Klerk nam het niet te ernstig. Als de ernst er zoo dik op ligt wordt het, vlug vervelend. Neen, juist zijn altijd-opgewekte gezicht, zijn on uitputtelijk geduld hielden er de stemming in. Want zingen kun je zoo maar niet. Zingen vereischt niet alleen een goede stem maar daarenboven een puike stemming. Jos de Klerk bezit in zijn dirigeerstaf niet alleen het tooverinstrument voor de vorming van het stemmenmateriaal, maar ook den sleutel tot het domein van de goede stemming. „Zoo zorig de gouden eeuw". En zooals de gouden eeuw zong zal Haarlem op 1 September in de 20ste eeuw zingen. Het geestverllchtend lied. Gelukkig Nederland, Amor, Trouwen. Vastenavond, Lente. Zomer, Herfst, Winter. Strijd en zege, Vredesklanken, Dankhymne, al deze stemmingen en begrip pen zullen op z'n zeventiende-eeuwsch ver tolkt worden in gezang. En tot besluit klinkt het feestlied „Wilhelmina van Nassouw". Wilhelmina van Nassouw, Hoedster onzer vrijheid. Dochter van den Prins der trouw, Hoor den zang der blijheid Dien wij zingen U ter eer. Nu de vreugde stijgt zoo zeer Bij het gul herdenken. Van uw daên en wenken. „Zoo zong de gouden eeuw". Tegenwoordig, in de 20ste eeuw. is er niet zooveel goud voorhanden als in de 17de, dfc zgn. gouden eeuw. En tóch, Haarlemmers, er is eigenlijk we» goud. Veel goud. Ontdek het bij Uzelf. Weeg het niet te" zwaar. Als U er maar een kor reltje van heeft kom dan meezingen. Een groote hoeveelheid hoeft u er niet van te heb ben. Eigenlijk hebben we het allemaal. Goud. Zoekt U maar eens, en U zult vinden. Spert Uwen mond en zingt. En luistert naar Uw stem. Het hoeft heusch niet zóóveel karaats te zijn. Maar U heeft het. nietwaar? Goud in Uw keel! Met dat goud kan onze eeuw minstens zoo goed zingen als de zeventiende 1 September zal het bewijzen. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Inlichtingen aan het- bureau van Politie, Smedestraat. uitsluitend tusschen 11 en 13 u. Armband. Doerlks. Preoriaplein 12; armband 'Lourdes), Scheen. Groote Houtstraat 147 A; 2 postduiven v. Senus. Fiihropstraat 89: post duif no. S-141. NL 349. Derks. Harmenjans- straat 39: rijksdaalder, Politiebureau. Smede straat: groene halsdoek. Schnitger, Tuinwijk laan 43: hond. Peperkoorn. Geweerstraat 49: grijze handschoenen, v. Oost, Wijkerstraatweg 286. Velsen. damesregenjas. Franken, Archi- peLsraat 42; blauwe damesregenjas. Veld wijk, Parklaan 72; jurk, Voepel, Teding van Berkhoutstraat 50: R -K. kerkboek. Dahlia- straat 12: damesregenmantel. Regeling. Mina- hassastraat 12: nummerplaat GZ-34379. Poli tiebureau Smedestraat: overhemd. Blomke, Zijlweg 106; portemonnaie met inhoud. Phi- lippo. Rijksstraatweg 23; idem. Politiebureau Smedestraat Potloodhouder. Walbeek Godfr v. Bouillonstraat 61; rijwielplaatje in étui Blanken. Zijlweg 106; idem. Kroder. Dutry- straat 19; gummiring Politiebureau, Smede straat: ring met sleutels, Poelgeest, Romolen- straat 29.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 7