PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA.
H.D.-V erteümi
Litteraire
Kantteekeningen.
op sLot 11
Centrale Verwarming
Haistet tel. 15597
ZATERDA'G 27 AUGUSTUS 193S
HA'ARL'EM'S DAGBUAD
Noordwaarts, naar Rhodesië.
Meleintje, een oude mannetjes-olifant met een geschiedenis in het Kruger
Wildpark.
Door
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN
Noordwaarts gaat het dan weer steeds
door boschveld met mooie open graslanden
er tusschen. Giraffe en zebra zijn het voor
al, die hier telkens de aandacht trekken.
Tot wij weer een kamp binnenrijden, Leta-
ba, waar we alles in opschudding vinden,
omdat er juist, vlak bij een der rondavels,
een pofadder is doodgeslagen. Dat is de
eerste giftige slang, die wij zien hier in
Zuid-Afrika, dus dat is ook alweer heel wat
minder erg dan de verhalen.
(Maar even later is er weer rumoer in het
kamp. Alles holt naar het hek aan de ri
vierzijde en daar stappen in de verte aan
den overkant een paar groote olifanten uit
het bosch te voorschijn en gaan baden in
de rivier. Een fantastisch gezicht, die oer
woudreuzen, die zich daar rustig staan te
besproeien, af en toe een hap van het bam
boeachtige riet vermalende. Maar de val
lende duisternis onttrekt ze al gauw aan
ons oog. Dezelfde duisternis belet ons
's morgens vroeg nog om precies te zien
wat er gebeurt, maar beneden het kamp
in het rivierbed hoort men telkens het riet
breken en scheuren. Daar is een olifant aan
den maaltijd. En als het goed en wel licht,
is, zien we hem ook. Het is een kolos, met
groote slagtanden, die al spoedig glinsteren
in het zonlicht. Hij vreet zich een pad
dwars door een rietveld heen, wandelt dan
over een zandbank in onze richting en zet
zijn maaltijd voort. Een half uur later heeft
hij den buik vol en komt nog dichter bij,
vlak onder de helling, waar hij langs-
wandelend verdwijnt, waarschijnlijk om
hoogerop den oever te gaan beklimmen en
in het bosch te gaan slapen. Ik volg nog
eens met den kijker zijn spoor op de zand
bank en zie ineens hoe één achterpoot ge
sleept heeft! Dan moet die groote kolos
Melyntje zijn, zooals de bevolking hem
noemt en de geschiedenis van Melyntje is
merkwaardig genoeg om zie u even te ver
tellen.
De geschiedenis
van Melijntje.
Twintig jaar geleden woonde de jachtop
ziener Ledeboer hier even benoorden de
rivier in Letaba. In de buurt huisde een
oude kaffer, die als goed olifantenjager be
kend stond, maar op een kwaden dag mist
zijn oude voorlader zoo leelijk. dat hij een
groote bul met prachtige tanden aanschiet
in den achterpoot. De olifant ontsteekt hier
over in rechtmatigen toorn en trappelt den
ouden kaffer tot moes. Geweer en kruit
hoorn hangen nog bij Ledeboer op de
galerij. Eenigen tijd later zit Ledeboer voor
zijn huis, als zijn bediende komt zeggen,
dat een groote olifant uit den boschrand
gekomen is en kalm op het huis toewandelt.
,Hij begint al aan den moestuin. Op
hetzelfde oogenblik breekt een helsch mis
baar los. De honden hebben den indringer
in de gaten gekregen en stuiven er luid
blaffend op af. De olifant wappert met de
groote ooren, steekt den slurf omhoog,
trompettert even enneemt de beenen,
waarbij dadelijk opvalt, dat hij met één ach
terpoot trekt.
Dadelijk is hij de honden een eind voor;
hij maakt aan den boschrand halt, breekt
met de slurf takken af en werpt die naai
de honden toe. Deze deinzen terug en met
een blast de reus weer op zijn kinder
trompetje en koant met groote schreden
aangestormd, de honden voor zich uitja-
gend, weer recht op het huis af. Ledeboer
grijpt zijn geweer, maar juist als de olifant
bij het tuinhek is, keert bij de honden de
moed terug, nu ze zich weer op eigen ter
rein weten. De heele troep keert plotseling
om en valt luid blaffend aan. De olifant
slaat weer aan den haal en datzelfde spel
herhaalde zich nog tweemaal, vóór de olifant
voorgoed in het bosch verdween. Maar
hij hinkt nog altijd, dank zij het slechte
schot, dat den ouden kaffer het leven
kostte.
Wij hadden nu ook de olifanten gezien
en besloten. Kruger Park te verlaten.
Noordwaarts lokte ons Rhodesia en de
groote watervallen van de Zambesi rivier.
Honderden mijlen lagen voor ons en dus ging
het in volle vaart er vandoor. Over Leydsdorp
en Tzaneen naar de beroemde Duivelskooi.
vooral mooi om de eucalyptus-bosschen, die
er den laatsten tijd geplant zijn en zoo weer
op de Drakensbergen aan, die eigenlijk steeds
de heffing vormen tusschen het Hooge en het
Lage veld.
Daar ontmoeten we weer de typische Hol-
landsche namen, zooals Zoekmekaar er
Bandolierkop. terwijl wij voortrijden over de
meer dan duizend meter hoog gelegen
grasvlakten, die aan de voortrekkers het
Beloofde Land leken te zijn. Daar streek de
eerste der groote voortrekkers. Louis Trichardt
neer aan den voet der Zoutpansbergen, die
nog wel eens wat regen gaven en zoo ligt
daar thans ook nog een welvarende land
bouwstreek. De Zoutpansbergen sluiten vlak
achter Louis Trichardt als een prachtige
blauwe rug den horizon af. Een steile berg
pas, een uitstekend aangelegde weg brengt
ons er over, en Wylis poort verder er door
heen. En dan begint al een ander land, wat
minder dor, wat meer blijvend groen en voor
al gekenmerkt door de eigenaardige baobab
boomen, waarvan de stam haast even dik als
hoog is. Die boom is wel een der meest
karakteristieke vormen in het landschap
van Noord Transvaal en Zuid Rhodesia.
In Louis Trichardt laten we eerst onze wa
gens even goed nazien en in "Messina, de noor
delijkste stad van Transvaal, slaan we levens
middelen en voorraad in, omdat Rhodesia erg
duur heet te zijn.
Corned beef, zalm, worst in blik, rijst, sui
ker enz. Ook een zak met een vijftigtal si
naasappelen. Dan gaat het op Beitbridge aan,
de brug, die Alfred Beit, een der magnaten
uit de diamantvelden van Kimberley, over de
Limpopo deed bouwen. De Rhodesiaansche
douane is zeer vriendelijk. We mogen alles in
voeren, behalve sinaasappelen! Is me dat even
een strop? Dan eten we ze op. En dat gebeurt
onder de oogen der douanebeambten, die ze
waarschijnlijk liever hadden geconfiskeerd en
zelf opgegeten. Dan gaat het Rhodesia in en
dat begint met een verrassing. De weg is uit
stekend. Op den afstand van de autowielen
zijn twee geteerde strepen op den weg aan
gebracht en daarover rijd je als op asphalt.
De tweede verrassing is, dat we het eene tien
tal mijlen na het andere rijden, zonder een
mensch of menschelijke woning te zien. En
voor het eerst dien avond, heb ik er ernstig
over gedacht, een paar vuren aan te maken.
Maar we hadden geen menschen gezien, wil
de dieren ook niet, zelfs niets gehoord, en
waar jakhals en hyena zwijgen, is gewoon
lijk niet veel te doen. De nacht verliep na
tuurlijk weer heel kalm en den volgenden dag
zijn we een menschelijke nederzetting gepas
seerd. Maar, als ik mij goed herinner, ook
maar eentje, zij het dan een op een bijzonder
mooi plekje. Ik bedoel het aardige hotelletje
in Lundi, zoowat halfweg tusschen Beitbridge
en Zimbabwe, waar dus veel menschen over
nachten. Eigenlijk iedereen, die den afstand
van 250 K.M. niet in één dag wil afleggen.
Het hotel, tevens winkel en benzinepomp, ligt
op een terras hoog boven een rivier, die haar
weg zoekt door een bed vol groote ronde gra
nietkeien. Hier en daar zijn vijvers, met mooie
rose waterlelies getooid, er staan palmen in
het rivierbed en rozen in den tuin en aan den
overkant liggen een paar mooie gladde gra
nietheuvels van vreemden en toch in het
landschap passenden vorm.
Die merkwaardige granietheuvels, zeer steil,
meest volkomen onoegroeid. vormen het voor
naamste kenteeken van het landschap gedu
rende de volgende honderd kilometer. Dan
verdwijnen ze, om opnieuw op te treden als
we Zimbabwe naderen. Daar komen we pas
laat in den middag aan, want een groot deel
van den weg is in reparaCie en dan laten ze
je hier tientallen kilometers omrijden, dik
wijls maar gewoon dwars door het veld heen.
Maar het laatste eind weg is uitstekend en
zoodoende kunnen wij nog tijdig ons kamp
opslaan onder een prachtige rij zware euca-
lyptiusboomen, met het volle gezicht op de
ruïnes van Zimbabwe!
De schatten van Zimbabwe.
Zimbabwe. Weet ge wel, dat het de schatten
van Zimbabwe zijn, die Rhodes er toe brach
ten. Rhodesia te scheppen? Hij was. met vele
anderen overtuigd, dat de goudvelden van
den Witwatersrand, die steeds toenemende
winsten afwierpen, met een grooten boog ge
deeltelijk ondergrondsch doorliepen om verder
naar het Noorden weer aan de oppervlakte te
komen. Wat Egyptenaren en Arabieren gewe
ten hadden en de Portugeezen niet hadden
weten terug te vinden, moest zijns inziens door
de kundige mannen der 19de en 20ste eeuw
gemakkelijk weer ontdekt kunnen worden, en
wat Rhodes en zijn volgelingen op hun groo
ten tocht naar het Noorden zochten, was een
tweede Rand. Want Rhodes, die onbeperkt
heer en meester was over de diamantmijnen
van Kimberley, had weliswaar aandeelen in de
Rand-goudmijnen. maar kon deze niet vol
doende naar zijn zin tot ontwikkeling bren
gen door de tegenwerking van den ouden Kru
ger, de eenige. die nooit met Rhodes heeft wil
len praten. Had hij dat wél gewild, dan zou
de geschiedenis van Zuid-Afrika heel anders
geloopen zijn en Engeland heel wat minder
zwarte bladzijden in zijn geschiedenis tellen.
In 1890 trokken Rhodes' pioniers over de Lim-
popo-rivier en stichtten Salisbury op grond, die
zij van Lobengula ter beschikking hadden ge
kregen. In 1893 weet Jameson na veel moeite
ruzie te krijgen met Lobengula en de Mata-
bele's zonder eenige werkelijke reden aan den
rand van den afgrond en geheel tot den bedel
staf te brengen. Nog één keer, in '96, probee-
ren de Matabele's, zich dood te vechten in-
plaats van om te komen van honger, maar
Rhodes, die veel goed te maken had door zijn
betrokken zijn bij den Jamesonraid. besteedde
twee kostbare maanden om met alle hoofden
vriendschapsbetrekkingen aan te knoopen en
het leven en de bezittingen, ook van deze
zwarte onderdanen van het Britsche rijk, vei
lig te stellen. Vóór dien tijd waren ze aan de
afschuwelijke willekeur van een zwarte politie
overggeleverd geweest.
Thans werken verscheidene goudmijnen in
Rhodesia, maar een werkelijk belangrijk rif is
er nog nooit gevonden. Waar het goud der
oudheid vandaan gekomen is, is nog steeds
niet bekend en, zooals verder zal blijken, be
twijfel ik zelfs zeer. of de oorsprong van de
rijkdommen van de koningin van Sheba wer
kelijk in Zuid-Afrika gezocht moeten worden.
(Nadruk verboden).
KOOPT
UW STOFZUIGER
in een SPECIAALZAAK. Keuze uit 45 ver
schillende merken.
DE STOFZUIGER CENTRALE H A G E M A N
GED. O. GRACHT 52 - HAARLEM - Tel. 12762
(Adv. Ingez. Med.)
HET ONTZET VAN GRONINGEN
Op 28 Augustus 1672
EEN DUBBEL FEEST VOOR DE VER.
„GRUNO".
De secretaris der Vereeniging „Gruno" schrijft
ons:
De jaarlijksche viering van het ontzet van
Groningen maakt vanouds voor iederen Gro
ninger den 28sten Augustus tot een feestdag,
waarbij de geheele stad zich tot feestvieren
opmaakt, de kermisattracties verrijzen op en
om de Groote Markt en harddraverijen,
paardenkeuringen en vuurwerk het bijzondere
van dezen dag accentueeren. Dit nu is een
welkome aanleiding, om zoowel voor Gronin
gers als voor niet-Groningers nog eens de
beteekenis te belichten, die dit feit van het
ontzet van Groningen in onze vaderlandsche
geschiedenis heeft gehad.
Zooals bekend, werd aan ons land in 1672
door Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen
de oorlog verklaard. Zoo kwamen wij te staan
teegnover 'n overmacht van troepen waartegen
wij geenszins opgewassen schenen. De Fran-
schen, onder de bekwame leiding van Condé
en Turenne, in een getalsterkte van 120.000
man vielen het Zuiden van ons land binnen,
veroverden dit zonder slag of stoot, trokken
bij Lobith den Rijn over en veroverden
Utrecht en het Oosten van het land. De
troepen van Munster en Keulen hadden zich
al meester gemaakt van Overijsel en Drente.
De Republiek maakte benauwde tijden door:
uit dezen tijd dateert het bekende gezegde:
„De regeering was radeloos, het volk redeloos,
het land reddeloos".
In deze benarde omstandigheden zocht men
redding bij Oranje. In Zeeland beginnend en
later zich over het geheele land uitbreidend,
ontstond een beweging om Willem Hl te ver
heffen tot Stadhouder. Men bleek hiermede
een gelukkigen greep te hebben gedaan. Hij
begon met een merkwaardig doorzettingsver
mogen en krijgskundig inzicht de verdedi
ging van het land te herzien, de vestingen te
versterken, de waterlinie in staat van ver
weer te brengen, het volk onder de wape
nen te roepem Dit is het keerpunt geweest in
dezen strijd. Terwijl ter zee De Ruyter den
vijand op een veiligen afstand hield en slag
op slag toebracht, zorgde te land Willem III
dat het volk weerbaar werd gemaakt.
In deze periode sloegen de Munsterschen
en Keulschcn onder Barend van Galen het
beleg voor Groningen met 20000 man. Onder
leiding van Rabenhaupt echter was deze stad
in een uitstekenden staat van verweer ge>
bracht. Men had slechts de beschikking over
2200 man: door een enorm uithoudingsver
mogen en een onbeschrijfelijken moed wist
men het echter zoover te krijgen, dat op
Augustus het beleg werd opgeheven en de
Duitschers onverrichterzake moesten terug
keer en.
Van een „ontzet" is dus eigenlijk geen
sprake geweest, maar dit maakt de beteeke
nis van dit feit niet geringer; immers ware
Groningen niet te verdedigen geweest, dan
was het geheeie achterland, Friesland incluis,
in handen van den vijand gevallen. Zoo heeft
de vrijmaking van Groningen een belang
rijke rol gespeeld in het proces van de al-
geheele vrijmaking van ons land uit de over-
heersching van vreemde mogendheden. Dat
dit proces zich heeft kunnen voltrekken on
der leiding van een Oranje, maakt dat in
deze jubeldagen, nu ons volk zich meer dan
ooit bewust is van de historische banden, die
het binden aan het Oranjehuis, de herdenking
van het ontzet van Groningen een wel zeer
actueele beteekenis heeft,
Zilveren jubileum van „Gruno".
Voor de Groningers in Haarlem en om
geving, wier vereeniging „Gruno" binnen
kort haar 25-jarig jubileum hoopt te vieren
met veel praal en luister, mogen deze regelen
een aansporing zijn. om in het besef van de
rol, die hun stad eens heeft gespeeld, bij de
bevrijding van het land, deze komende
festiviteiten te maken tot de meest grootsche.
welke ooit door „Gruno" gevierd zijn.
Jubileumsklanken
„Veertig Jaren". De ge
schiedenis van een familie,
door Ben Van Eysselste.vn.
Nijkerk, G. F. Callenbach.
Geschiedenis van Oranje
Doorluchtig verteld door
Dra. Anne H. Mulder.
Uitg. Mij. Kosmos, A'dam.
Gelegenheidsuitgaven zijn deze boeken,
zooals er in de komende weken nog wel meer
voor de ramen der boekwinkels uitgestald
zullen zijn. Het eerste boek is een uitge
werkte film, het tweede de historie, als film
vertoond. Schrander en knaphandig is het
boek van Van Eysselsteyn, niet minder han
dig, en geestig tevens, het andere werk.
„Veertig jaren" werd bekroond als film-
conceptie in de prijsvraag die een scenario
wenschte, waarin de lotgevallen van een paar
Nederlandsche families gedurende den re-
geeringstijd van Koningin Wilhelmina ver
werkt zouden worden met de voornaamste
veranderingen en vernieuwingen in dat tijds
verloop.
Mevrouw Van Ammers—Küller, die een
voortreffelijk scenario ontworpen had, vond
goed dat enkele gegevens daaruit door Van
Eysselsteyn werden overgenomen en deze
maakte van dit alles een onderhoudend lees
boek, dat zijn oorsprong niet overal ne
geert.
Als het aanvangt, is Rolf van Meerle, de
jonge officier van gezondheid, juist op den
Kroningsdag (1898) met zijn schuit uit Indië
teruggekeerd en wordt bij zijn grootvader
Excellentie Van Meerle het feest gevierd,
waarbij de oud-minister een ontroerende
speech houdt en het engagement van den
jongen Rolf met Eline Verhulst wordt voor
bereid. Onder de dischgenooten bevinden zich
ook Rolf's vriend Maasdijk met zijn vrouw en
als Rolf later met Eline getrouwd zal zijn,
zelfs professor in Amsterdam zal zijn gewor
den, blijven de vriendschapsbanden tusschen
die twee gezinnen het bindsel tevens voor
alle gebeurtenissen in Holland's leven in de
veertig regeeringsjaren, die op 1898 zijn gevolgd
En op het einde van het boek is er weer
feest. Nu houdt Professor Rolf de tafelrede
op het Koninklijk Huis en de inmiddels grijs
geworden fabrikant luistert aandachtig toe.
Tusschen die beide feestdiners laat de schrij
ver van alles de revue passeeren en hij man
gelt de geschiedenis van het land op ver
nuftige wijze door die der gezinnen Van
Meerle—Maasdyk heen. De vooroorlogsche
jaren, de emancipatie van de vrouw, de op
komst der arbeidersbeweging, dan de oorlog
zelf met zijn geestelijken afbraak en de op
komst eener nieuwe generatie met volkomen
gewijzigde levensinzichten, de vliegerij en de
verdere wonderen der techniek komen in de
beide families even feilloos op de proppen als
de nieuwste litteratuur en schilderkunst, zoo
dat we inderdaad een klein Klopje op de
Deur vernemen, waaraan thans een klankje
van feestelijkheid en een kleurtje van Oranje
gegeven zijn.
Juist wat het wezen moet om het boek voor
deze dagen begeerlijk te maken.
Of een zoodanig geconcipieerd werk tot de
litteratuur behoort, kan rustig buiten be
schouwing blijven. Dat het aan een momen-
teele behoefte voldoet is vrij zeker. De sa
mensteller weet telkens op het juiste moment
de „gevoelige snaar" te doen trillen en is gul
met citaten uit Koninklijke en andere mon
den, die nooit genoeg aangehaald kunnen
worden en die in verschillende geschriften dei-
laatste weken op roerend overeenstemmende
wijze worden ingelascht. Het is 'n gelegenheids
boek dat, behalve dat alles, nog vele ver
diensten heeft en dan ook, door de uitgevers
op royale wijze keurig verzorgd, vele lezers
vinden zal.
Het werk van Dra. Mulder, door haalzelf als
„doorluchtig" vertelsel gepresenteerd, vormt
een Geschiedenis van Oranje, die in opvatting
en uitwerking beide de geleerde historici
misschien niet geheel zal voldoen, maar niet
temin van de noodige belezenheid blijk geeft,
die op een zeer eigen, geestige wijze verwerkt
is. Het is een boek dat langer duur kan hebben
dan de feestdagen en dat men naast Japikse
Ja. heusch, et
zijn automobilisten,
die hun wagen niet
afsluiten als ze hem
onbeheerd laten' staan
Ideaal, zooietsvoor los
loopende Jongens om zoo n
auto even te „leenen"' voor *n
„vroolijken avond!-'
En wat erop volgt 1Politie
rechtbankII
Brengt hen niet in verleiding: sluit uw
auto
r.c.
af II
of andere bij Juliana's huwelijk verschenen
geschriften zal willen bewaren.
De „doorluchtigheid" daargelaten kan ons
die wijze van geschiedschrijving wel bekoren,
al is ze misschien het meest te waardeeren
door wie van de feiten zelf al eenige notie
heeft. Maar dan is er ook in die glimlachend
huppelende manier van historie-beschouwen
iets zeer aantrekkelijks. Het is in ieder geval
geen droge manier en schrijfster kan er veler
lei belangstelling voor de geschiedenis mede
winnen.
Een paar staaltjes dezer aardige schrijf
kunst mogen het voorgaande illustreeren. Zij
betreffen het huwelijk van Louise Henriette
Frederik Hendrik's dochter met den Keur
vorst van Brandenburg.
,,Men benijdt de gasten niet, die op dit
huwelijksfeest (vooral „feest") op het Hof in
't Noordeinde aanwezig zijn geweest. Frederik
Hendrik, die in z'n laatste jaren ontzaglijk
aan jicht heeft geleden, was toen reeds zoo
verzwakt, dat hij op een stoel de feestzaal
moest worden binnengedragen. Het bruidje
zal wel geen moment aan iemand anders ge
dacht hebben dan aan den zoo beminden
kleinzoon van Willem I, Henri Charles, Prince
de Talmont, die bovendien op dit oogenblik
zwaar ziek lag. De bruidegom wien zij nog den
vorigen avond verzekerd had. hem nooit te
zullen trouwen, moet zich wel in een onmo
gelijk parket hebben gevoeld. En dan heeft
zich ongetwijfeld tusschen de gasten bewogen
het onuitstaanbaar-dienstdoenerige „froulijn
van Poort-ugael", die Louise's cassette liet
openbreken en zoo de heele amoureuze cor
respondentie met Henri Charles aan het licht
bracht. Louise Henriette heeft zich tenslotte
op den huwelijksdag door haar moeder naar
't altaar laten leiden en is voor de over
macht gezwicht. Zij is een goede echtgenoote
en moeder geworden. Bij de geboorte van haar
eerste kind dichtte ze een lied. toen het twee
de geboren werd stichtte ze een weeshuis. Alle
eerbied voor dit doorluchtig dilettantisme
maar het laatste zal toch in z'n soort wel
beter zijn geweest dan het eerste".
Aardig en levendig is ook haar beschrij
ving van de luxe, die Amalia van Solms zich
kon veroorloven. „Sir William Temple, de
Engelsche gezant, getuigt van haar hofhoudine
dat er geen tweede voorbeeld van zulk een
weelde te vinden was aan deze zijde van
Perzië. Het was alles goud wat zij gebruikte,
ze dronk uit gouden bokalen en de cham
pagne werd gekoeld in gouden vaten. Het is
bijna of men de sage van koning Midas
hoort. Nu moet u niet zoo ontactvol zijn en
dadelijk over die ezelsooren beginnen!"
Een historica, die gevoel heeft voor de betrek
kelijkheid van alle ..belangrijkheid" en een
lichte neiging tot spot met solide kennis ver-
eenigtzoo schijnt mij deze schrijfster te
zijn.
J. H. DE BOLS.
Dc Brutale
door ERIC RUDOLF.
OHNNIE Johnnie.het klonk
zoo zangerig, dat. wie het opper-
««<1.1/ vlakkig hoorde, niets dan wellui-
dendheid erin speurde, doch de op
merkzame luisteraar hoorde weldra het on
ontkoombaar-dwingerige dat tot niets anders
dan luisteren noopte. „Johnnielaat mij
je nu goeden raad geven.
De met Johnnie aangesproken jongeman
was al geruimen tijd een en al oor. hij was
het reeds bijna al den tijd geweest sinds hij
haar had leeren kennen, die hem. den for-
schen knaap,onder haar juk had doen buigen,
hoe klein zij ook was. Sedert dien tijd luis
terde hij en sprak zij. Hij mocht'wel een
tegenwerping maken, maar het einde was al
tijd geweest, dat haar plannen werkelijkheid
werden en de zijne naar het groote rijk met
de vele vrome wenschen verhuisden. En toch
was hij heusch geen sul. Hij had alleen maar
eenigen tijd noodig om zich te kunnen aanpas
sen, en Mia had van die gelegenheid gebruik
gemaakt, om de teugels in handen te nemen.
Dat Johnnie ze nooit weer in handen had
gekregen, dat alles vó r hem, maar ook z o n-
der hem. bedisseld werd, was hem niet kwa
lijk te nemen. Voorwaar, daarvoor waren meer
dan gewone krachten noodig geweest.
„Johnnieje bent lang niet. brutaal ge
noeg. Je hebt wel veel gestudeerd, maar van
het practische leven weet je nog maar heel
weinig af. Denk er nu aan. dat je van stonde
aan morgen van je afbijt, anders zul je je
nooit kunnen handhaven
„Laat dat nu maar aan mij over, Mia,
ik
„Johnnieik kan het niet aan jou over
laten. Jij weet alleen hoe het in een studeerka
mer toegaat, maar niet hoe de toestanden
en verhoudingen in een bedrijf zijn.Daar
kun je alleen wat bereiken, wanneer je zorgt
een persoonlijkheid te zijn
„Daarvoor hoef je toch niet brutaal te
zijn
..Als je colleges en verschillende chefs niet
van het begin af weten, dat ze met een man
te doen hebben, die zich niet in een hoekje
laat drukken, komt er niets van terecht. En
een persoonlijkheid durft tegen den stroom
op te roeien., stoort zich niet aan wat de
anderen zeggen, maar kiest zelf z'n weg.
Denk daar aan Johnnie,
„Door uitstekend werk te leveren kun je ook
vooruit komen
„Johnnie je spreekt me weer tegen.
alle menschen die vooruit zijn gekomen, heb
ben hun tanden laten zien. Als jij wilt slagen,
toon je dan een man. een man
„Maar je kunt moeilijk den eersten dag je
tanden laten zien, als je feitelijk nog niét
eens weet, of er wel eenige reden is om dat
te doen
„Johnnieen nu was de welluidend
heid al heelemaal verdrongen door een scherp
te, welke tot de uiterste voorzichtigheid maan
de, .„Johnniewie weet hoe het op een
kantoor toegaat?. Jij of ik?.... Doe nu
wat ik je zegJe behoeft natuurlijk niet
onnoodig brutaal te zijn, maar als je niet laat
merken, dat men niet met je hoeft te sollen,
krijg je van den eersten dag af alle mogelijke
karweitjes opgedragen, welke de anderen lie
ver kwijt zijn. En nu spreken we niet langer
hierover. Je weet nu hoe ik er over denk
„Johnniehoe is het dezen eersten dag
gegaan?Is het je meegevallen
„Neen
„Neen.En ik heb je nog wel zoo nauw
keurig verteld hoe je moest beginnen....
Heb je dan niet goed geluisterd
„Jawel
„Maar wat Is er dan
„Ik ga er niet meer heen
,Er niet meer heen.
„Ja, want ik heb m'n tanden laten zien".
„En?"
„Ik merkte te laat dat ik met een der di
recteuren te doen had".
OLIESTOOKINRICHTING. NATUURLDK VAN
f| A ADR. STOOPPLEIN 24
(Adv. Ingez. Med.)
Pleidooi voor een natuur
beschermingswet.
Negentigste Landhuishoudkundig Congres.
Te Meppel is het 90ste Nederland
sche Landhuishoudkundig congres gehou
den, hetwelk werd bijgewoond door de minis
ter van economische zaken, mr. M. P. L. Steen-
berghe.
Als bestuurslid werd gekozen ir. A. W. van de
Plassche, den Haag.
Tot lid van de financieele commissie werd
benoemd de heer H. Weyeringh, voorzitter van
het Drentsch landbouw genootschap.
De heer E. D. van Dissil. oud-directeur van
Staatsboschbeheer te Utrecht, hield een in
leiding over „De natuurbescherming en de
landbouw". Spr. achtte het noodzakelijk, dat
landbouw en natuurbescherming eikaars be
langen begrijpen en eikaars bedoelingen waar
deeren en in die waardeering komen tot sa
menwerking.
Spr. noemde het plan Mesu dat volgens hem
de grondslag zou kunnen vormen voor een
compromis tusschen den landbouw en de na
tuurbescherming en drong aan op de totstand
koming van een natuurbeschermingswet.
Ir. Mesu wees ook op de noodzakelijkheid
van het tot stand komen van een natuurbe
schermingswet.
Prof. Weevers legde er den nadruk op. dat
er haast bij is, dat deze zaak centraal wordt
aangepakt.
Vervolgens hield dr. P. Kuin te den Haag
een inleiding over het onderwerp: „is het or-
deningsstreven van de regeering op het ge
bied van den landbouw en de aanverwante
takken van industrie en handel venschelijk
en practisch te verwezenlijken?"
Spr. gaf tenslotte in overweging, of een vrij
gelaten prijsvorming met toeslag aan den pro
ducent tot het peil van de productiekosten
gefinancierd uit de belasting economisch
niet de voorkeur verdient boven het bestaande
systeem van richtprijzen en heffingen.