PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA. H.D.-V erteümi Litteraire Kantteekeningen. op sLot 11 Centrale Verwarming Haistet tel. 15597 ZATERDA'G 27 AUGUSTUS 193S HA'ARL'EM'S DAGBUAD Noordwaarts, naar Rhodesië. Meleintje, een oude mannetjes-olifant met een geschiedenis in het Kruger Wildpark. Door Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN Noordwaarts gaat het dan weer steeds door boschveld met mooie open graslanden er tusschen. Giraffe en zebra zijn het voor al, die hier telkens de aandacht trekken. Tot wij weer een kamp binnenrijden, Leta- ba, waar we alles in opschudding vinden, omdat er juist, vlak bij een der rondavels, een pofadder is doodgeslagen. Dat is de eerste giftige slang, die wij zien hier in Zuid-Afrika, dus dat is ook alweer heel wat minder erg dan de verhalen. (Maar even later is er weer rumoer in het kamp. Alles holt naar het hek aan de ri vierzijde en daar stappen in de verte aan den overkant een paar groote olifanten uit het bosch te voorschijn en gaan baden in de rivier. Een fantastisch gezicht, die oer woudreuzen, die zich daar rustig staan te besproeien, af en toe een hap van het bam boeachtige riet vermalende. Maar de val lende duisternis onttrekt ze al gauw aan ons oog. Dezelfde duisternis belet ons 's morgens vroeg nog om precies te zien wat er gebeurt, maar beneden het kamp in het rivierbed hoort men telkens het riet breken en scheuren. Daar is een olifant aan den maaltijd. En als het goed en wel licht, is, zien we hem ook. Het is een kolos, met groote slagtanden, die al spoedig glinsteren in het zonlicht. Hij vreet zich een pad dwars door een rietveld heen, wandelt dan over een zandbank in onze richting en zet zijn maaltijd voort. Een half uur later heeft hij den buik vol en komt nog dichter bij, vlak onder de helling, waar hij langs- wandelend verdwijnt, waarschijnlijk om hoogerop den oever te gaan beklimmen en in het bosch te gaan slapen. Ik volg nog eens met den kijker zijn spoor op de zand bank en zie ineens hoe één achterpoot ge sleept heeft! Dan moet die groote kolos Melyntje zijn, zooals de bevolking hem noemt en de geschiedenis van Melyntje is merkwaardig genoeg om zie u even te ver tellen. De geschiedenis van Melijntje. Twintig jaar geleden woonde de jachtop ziener Ledeboer hier even benoorden de rivier in Letaba. In de buurt huisde een oude kaffer, die als goed olifantenjager be kend stond, maar op een kwaden dag mist zijn oude voorlader zoo leelijk. dat hij een groote bul met prachtige tanden aanschiet in den achterpoot. De olifant ontsteekt hier over in rechtmatigen toorn en trappelt den ouden kaffer tot moes. Geweer en kruit hoorn hangen nog bij Ledeboer op de galerij. Eenigen tijd later zit Ledeboer voor zijn huis, als zijn bediende komt zeggen, dat een groote olifant uit den boschrand gekomen is en kalm op het huis toewandelt. ,Hij begint al aan den moestuin. Op hetzelfde oogenblik breekt een helsch mis baar los. De honden hebben den indringer in de gaten gekregen en stuiven er luid blaffend op af. De olifant wappert met de groote ooren, steekt den slurf omhoog, trompettert even enneemt de beenen, waarbij dadelijk opvalt, dat hij met één ach terpoot trekt. Dadelijk is hij de honden een eind voor; hij maakt aan den boschrand halt, breekt met de slurf takken af en werpt die naai de honden toe. Deze deinzen terug en met een blast de reus weer op zijn kinder trompetje en koant met groote schreden aangestormd, de honden voor zich uitja- gend, weer recht op het huis af. Ledeboer grijpt zijn geweer, maar juist als de olifant bij het tuinhek is, keert bij de honden de moed terug, nu ze zich weer op eigen ter rein weten. De heele troep keert plotseling om en valt luid blaffend aan. De olifant slaat weer aan den haal en datzelfde spel herhaalde zich nog tweemaal, vóór de olifant voorgoed in het bosch verdween. Maar hij hinkt nog altijd, dank zij het slechte schot, dat den ouden kaffer het leven kostte. Wij hadden nu ook de olifanten gezien en besloten. Kruger Park te verlaten. Noordwaarts lokte ons Rhodesia en de groote watervallen van de Zambesi rivier. Honderden mijlen lagen voor ons en dus ging het in volle vaart er vandoor. Over Leydsdorp en Tzaneen naar de beroemde Duivelskooi. vooral mooi om de eucalyptus-bosschen, die er den laatsten tijd geplant zijn en zoo weer op de Drakensbergen aan, die eigenlijk steeds de heffing vormen tusschen het Hooge en het Lage veld. Daar ontmoeten we weer de typische Hol- landsche namen, zooals Zoekmekaar er Bandolierkop. terwijl wij voortrijden over de meer dan duizend meter hoog gelegen grasvlakten, die aan de voortrekkers het Beloofde Land leken te zijn. Daar streek de eerste der groote voortrekkers. Louis Trichardt neer aan den voet der Zoutpansbergen, die nog wel eens wat regen gaven en zoo ligt daar thans ook nog een welvarende land bouwstreek. De Zoutpansbergen sluiten vlak achter Louis Trichardt als een prachtige blauwe rug den horizon af. Een steile berg pas, een uitstekend aangelegde weg brengt ons er over, en Wylis poort verder er door heen. En dan begint al een ander land, wat minder dor, wat meer blijvend groen en voor al gekenmerkt door de eigenaardige baobab boomen, waarvan de stam haast even dik als hoog is. Die boom is wel een der meest karakteristieke vormen in het landschap van Noord Transvaal en Zuid Rhodesia. In Louis Trichardt laten we eerst onze wa gens even goed nazien en in "Messina, de noor delijkste stad van Transvaal, slaan we levens middelen en voorraad in, omdat Rhodesia erg duur heet te zijn. Corned beef, zalm, worst in blik, rijst, sui ker enz. Ook een zak met een vijftigtal si naasappelen. Dan gaat het op Beitbridge aan, de brug, die Alfred Beit, een der magnaten uit de diamantvelden van Kimberley, over de Limpopo deed bouwen. De Rhodesiaansche douane is zeer vriendelijk. We mogen alles in voeren, behalve sinaasappelen! Is me dat even een strop? Dan eten we ze op. En dat gebeurt onder de oogen der douanebeambten, die ze waarschijnlijk liever hadden geconfiskeerd en zelf opgegeten. Dan gaat het Rhodesia in en dat begint met een verrassing. De weg is uit stekend. Op den afstand van de autowielen zijn twee geteerde strepen op den weg aan gebracht en daarover rijd je als op asphalt. De tweede verrassing is, dat we het eene tien tal mijlen na het andere rijden, zonder een mensch of menschelijke woning te zien. En voor het eerst dien avond, heb ik er ernstig over gedacht, een paar vuren aan te maken. Maar we hadden geen menschen gezien, wil de dieren ook niet, zelfs niets gehoord, en waar jakhals en hyena zwijgen, is gewoon lijk niet veel te doen. De nacht verliep na tuurlijk weer heel kalm en den volgenden dag zijn we een menschelijke nederzetting gepas seerd. Maar, als ik mij goed herinner, ook maar eentje, zij het dan een op een bijzonder mooi plekje. Ik bedoel het aardige hotelletje in Lundi, zoowat halfweg tusschen Beitbridge en Zimbabwe, waar dus veel menschen over nachten. Eigenlijk iedereen, die den afstand van 250 K.M. niet in één dag wil afleggen. Het hotel, tevens winkel en benzinepomp, ligt op een terras hoog boven een rivier, die haar weg zoekt door een bed vol groote ronde gra nietkeien. Hier en daar zijn vijvers, met mooie rose waterlelies getooid, er staan palmen in het rivierbed en rozen in den tuin en aan den overkant liggen een paar mooie gladde gra nietheuvels van vreemden en toch in het landschap passenden vorm. Die merkwaardige granietheuvels, zeer steil, meest volkomen onoegroeid. vormen het voor naamste kenteeken van het landschap gedu rende de volgende honderd kilometer. Dan verdwijnen ze, om opnieuw op te treden als we Zimbabwe naderen. Daar komen we pas laat in den middag aan, want een groot deel van den weg is in reparaCie en dan laten ze je hier tientallen kilometers omrijden, dik wijls maar gewoon dwars door het veld heen. Maar het laatste eind weg is uitstekend en zoodoende kunnen wij nog tijdig ons kamp opslaan onder een prachtige rij zware euca- lyptiusboomen, met het volle gezicht op de ruïnes van Zimbabwe! De schatten van Zimbabwe. Zimbabwe. Weet ge wel, dat het de schatten van Zimbabwe zijn, die Rhodes er toe brach ten. Rhodesia te scheppen? Hij was. met vele anderen overtuigd, dat de goudvelden van den Witwatersrand, die steeds toenemende winsten afwierpen, met een grooten boog ge deeltelijk ondergrondsch doorliepen om verder naar het Noorden weer aan de oppervlakte te komen. Wat Egyptenaren en Arabieren gewe ten hadden en de Portugeezen niet hadden weten terug te vinden, moest zijns inziens door de kundige mannen der 19de en 20ste eeuw gemakkelijk weer ontdekt kunnen worden, en wat Rhodes en zijn volgelingen op hun groo ten tocht naar het Noorden zochten, was een tweede Rand. Want Rhodes, die onbeperkt heer en meester was over de diamantmijnen van Kimberley, had weliswaar aandeelen in de Rand-goudmijnen. maar kon deze niet vol doende naar zijn zin tot ontwikkeling bren gen door de tegenwerking van den ouden Kru ger, de eenige. die nooit met Rhodes heeft wil len praten. Had hij dat wél gewild, dan zou de geschiedenis van Zuid-Afrika heel anders geloopen zijn en Engeland heel wat minder zwarte bladzijden in zijn geschiedenis tellen. In 1890 trokken Rhodes' pioniers over de Lim- popo-rivier en stichtten Salisbury op grond, die zij van Lobengula ter beschikking hadden ge kregen. In 1893 weet Jameson na veel moeite ruzie te krijgen met Lobengula en de Mata- bele's zonder eenige werkelijke reden aan den rand van den afgrond en geheel tot den bedel staf te brengen. Nog één keer, in '96, probee- ren de Matabele's, zich dood te vechten in- plaats van om te komen van honger, maar Rhodes, die veel goed te maken had door zijn betrokken zijn bij den Jamesonraid. besteedde twee kostbare maanden om met alle hoofden vriendschapsbetrekkingen aan te knoopen en het leven en de bezittingen, ook van deze zwarte onderdanen van het Britsche rijk, vei lig te stellen. Vóór dien tijd waren ze aan de afschuwelijke willekeur van een zwarte politie overggeleverd geweest. Thans werken verscheidene goudmijnen in Rhodesia, maar een werkelijk belangrijk rif is er nog nooit gevonden. Waar het goud der oudheid vandaan gekomen is, is nog steeds niet bekend en, zooals verder zal blijken, be twijfel ik zelfs zeer. of de oorsprong van de rijkdommen van de koningin van Sheba wer kelijk in Zuid-Afrika gezocht moeten worden. (Nadruk verboden). KOOPT UW STOFZUIGER in een SPECIAALZAAK. Keuze uit 45 ver schillende merken. DE STOFZUIGER CENTRALE H A G E M A N GED. O. GRACHT 52 - HAARLEM - Tel. 12762 (Adv. Ingez. Med.) HET ONTZET VAN GRONINGEN Op 28 Augustus 1672 EEN DUBBEL FEEST VOOR DE VER. „GRUNO". De secretaris der Vereeniging „Gruno" schrijft ons: De jaarlijksche viering van het ontzet van Groningen maakt vanouds voor iederen Gro ninger den 28sten Augustus tot een feestdag, waarbij de geheele stad zich tot feestvieren opmaakt, de kermisattracties verrijzen op en om de Groote Markt en harddraverijen, paardenkeuringen en vuurwerk het bijzondere van dezen dag accentueeren. Dit nu is een welkome aanleiding, om zoowel voor Gronin gers als voor niet-Groningers nog eens de beteekenis te belichten, die dit feit van het ontzet van Groningen in onze vaderlandsche geschiedenis heeft gehad. Zooals bekend, werd aan ons land in 1672 door Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen de oorlog verklaard. Zoo kwamen wij te staan teegnover 'n overmacht van troepen waartegen wij geenszins opgewassen schenen. De Fran- schen, onder de bekwame leiding van Condé en Turenne, in een getalsterkte van 120.000 man vielen het Zuiden van ons land binnen, veroverden dit zonder slag of stoot, trokken bij Lobith den Rijn over en veroverden Utrecht en het Oosten van het land. De troepen van Munster en Keulen hadden zich al meester gemaakt van Overijsel en Drente. De Republiek maakte benauwde tijden door: uit dezen tijd dateert het bekende gezegde: „De regeering was radeloos, het volk redeloos, het land reddeloos". In deze benarde omstandigheden zocht men redding bij Oranje. In Zeeland beginnend en later zich over het geheele land uitbreidend, ontstond een beweging om Willem Hl te ver heffen tot Stadhouder. Men bleek hiermede een gelukkigen greep te hebben gedaan. Hij begon met een merkwaardig doorzettingsver mogen en krijgskundig inzicht de verdedi ging van het land te herzien, de vestingen te versterken, de waterlinie in staat van ver weer te brengen, het volk onder de wape nen te roepem Dit is het keerpunt geweest in dezen strijd. Terwijl ter zee De Ruyter den vijand op een veiligen afstand hield en slag op slag toebracht, zorgde te land Willem III dat het volk weerbaar werd gemaakt. In deze periode sloegen de Munsterschen en Keulschcn onder Barend van Galen het beleg voor Groningen met 20000 man. Onder leiding van Rabenhaupt echter was deze stad in een uitstekenden staat van verweer ge> bracht. Men had slechts de beschikking over 2200 man: door een enorm uithoudingsver mogen en een onbeschrijfelijken moed wist men het echter zoover te krijgen, dat op Augustus het beleg werd opgeheven en de Duitschers onverrichterzake moesten terug keer en. Van een „ontzet" is dus eigenlijk geen sprake geweest, maar dit maakt de beteeke nis van dit feit niet geringer; immers ware Groningen niet te verdedigen geweest, dan was het geheeie achterland, Friesland incluis, in handen van den vijand gevallen. Zoo heeft de vrijmaking van Groningen een belang rijke rol gespeeld in het proces van de al- geheele vrijmaking van ons land uit de over- heersching van vreemde mogendheden. Dat dit proces zich heeft kunnen voltrekken on der leiding van een Oranje, maakt dat in deze jubeldagen, nu ons volk zich meer dan ooit bewust is van de historische banden, die het binden aan het Oranjehuis, de herdenking van het ontzet van Groningen een wel zeer actueele beteekenis heeft, Zilveren jubileum van „Gruno". Voor de Groningers in Haarlem en om geving, wier vereeniging „Gruno" binnen kort haar 25-jarig jubileum hoopt te vieren met veel praal en luister, mogen deze regelen een aansporing zijn. om in het besef van de rol, die hun stad eens heeft gespeeld, bij de bevrijding van het land, deze komende festiviteiten te maken tot de meest grootsche. welke ooit door „Gruno" gevierd zijn. Jubileumsklanken „Veertig Jaren". De ge schiedenis van een familie, door Ben Van Eysselste.vn. Nijkerk, G. F. Callenbach. Geschiedenis van Oranje Doorluchtig verteld door Dra. Anne H. Mulder. Uitg. Mij. Kosmos, A'dam. Gelegenheidsuitgaven zijn deze boeken, zooals er in de komende weken nog wel meer voor de ramen der boekwinkels uitgestald zullen zijn. Het eerste boek is een uitge werkte film, het tweede de historie, als film vertoond. Schrander en knaphandig is het boek van Van Eysselsteyn, niet minder han dig, en geestig tevens, het andere werk. „Veertig jaren" werd bekroond als film- conceptie in de prijsvraag die een scenario wenschte, waarin de lotgevallen van een paar Nederlandsche families gedurende den re- geeringstijd van Koningin Wilhelmina ver werkt zouden worden met de voornaamste veranderingen en vernieuwingen in dat tijds verloop. Mevrouw Van Ammers—Küller, die een voortreffelijk scenario ontworpen had, vond goed dat enkele gegevens daaruit door Van Eysselsteyn werden overgenomen en deze maakte van dit alles een onderhoudend lees boek, dat zijn oorsprong niet overal ne geert. Als het aanvangt, is Rolf van Meerle, de jonge officier van gezondheid, juist op den Kroningsdag (1898) met zijn schuit uit Indië teruggekeerd en wordt bij zijn grootvader Excellentie Van Meerle het feest gevierd, waarbij de oud-minister een ontroerende speech houdt en het engagement van den jongen Rolf met Eline Verhulst wordt voor bereid. Onder de dischgenooten bevinden zich ook Rolf's vriend Maasdijk met zijn vrouw en als Rolf later met Eline getrouwd zal zijn, zelfs professor in Amsterdam zal zijn gewor den, blijven de vriendschapsbanden tusschen die twee gezinnen het bindsel tevens voor alle gebeurtenissen in Holland's leven in de veertig regeeringsjaren, die op 1898 zijn gevolgd En op het einde van het boek is er weer feest. Nu houdt Professor Rolf de tafelrede op het Koninklijk Huis en de inmiddels grijs geworden fabrikant luistert aandachtig toe. Tusschen die beide feestdiners laat de schrij ver van alles de revue passeeren en hij man gelt de geschiedenis van het land op ver nuftige wijze door die der gezinnen Van Meerle—Maasdyk heen. De vooroorlogsche jaren, de emancipatie van de vrouw, de op komst der arbeidersbeweging, dan de oorlog zelf met zijn geestelijken afbraak en de op komst eener nieuwe generatie met volkomen gewijzigde levensinzichten, de vliegerij en de verdere wonderen der techniek komen in de beide families even feilloos op de proppen als de nieuwste litteratuur en schilderkunst, zoo dat we inderdaad een klein Klopje op de Deur vernemen, waaraan thans een klankje van feestelijkheid en een kleurtje van Oranje gegeven zijn. Juist wat het wezen moet om het boek voor deze dagen begeerlijk te maken. Of een zoodanig geconcipieerd werk tot de litteratuur behoort, kan rustig buiten be schouwing blijven. Dat het aan een momen- teele behoefte voldoet is vrij zeker. De sa mensteller weet telkens op het juiste moment de „gevoelige snaar" te doen trillen en is gul met citaten uit Koninklijke en andere mon den, die nooit genoeg aangehaald kunnen worden en die in verschillende geschriften dei- laatste weken op roerend overeenstemmende wijze worden ingelascht. Het is 'n gelegenheids boek dat, behalve dat alles, nog vele ver diensten heeft en dan ook, door de uitgevers op royale wijze keurig verzorgd, vele lezers vinden zal. Het werk van Dra. Mulder, door haalzelf als „doorluchtig" vertelsel gepresenteerd, vormt een Geschiedenis van Oranje, die in opvatting en uitwerking beide de geleerde historici misschien niet geheel zal voldoen, maar niet temin van de noodige belezenheid blijk geeft, die op een zeer eigen, geestige wijze verwerkt is. Het is een boek dat langer duur kan hebben dan de feestdagen en dat men naast Japikse Ja. heusch, et zijn automobilisten, die hun wagen niet afsluiten als ze hem onbeheerd laten' staan Ideaal, zooietsvoor los loopende Jongens om zoo n auto even te „leenen"' voor *n „vroolijken avond!-' En wat erop volgt 1Politie rechtbankII Brengt hen niet in verleiding: sluit uw auto r.c. af II of andere bij Juliana's huwelijk verschenen geschriften zal willen bewaren. De „doorluchtigheid" daargelaten kan ons die wijze van geschiedschrijving wel bekoren, al is ze misschien het meest te waardeeren door wie van de feiten zelf al eenige notie heeft. Maar dan is er ook in die glimlachend huppelende manier van historie-beschouwen iets zeer aantrekkelijks. Het is in ieder geval geen droge manier en schrijfster kan er veler lei belangstelling voor de geschiedenis mede winnen. Een paar staaltjes dezer aardige schrijf kunst mogen het voorgaande illustreeren. Zij betreffen het huwelijk van Louise Henriette Frederik Hendrik's dochter met den Keur vorst van Brandenburg. ,,Men benijdt de gasten niet, die op dit huwelijksfeest (vooral „feest") op het Hof in 't Noordeinde aanwezig zijn geweest. Frederik Hendrik, die in z'n laatste jaren ontzaglijk aan jicht heeft geleden, was toen reeds zoo verzwakt, dat hij op een stoel de feestzaal moest worden binnengedragen. Het bruidje zal wel geen moment aan iemand anders ge dacht hebben dan aan den zoo beminden kleinzoon van Willem I, Henri Charles, Prince de Talmont, die bovendien op dit oogenblik zwaar ziek lag. De bruidegom wien zij nog den vorigen avond verzekerd had. hem nooit te zullen trouwen, moet zich wel in een onmo gelijk parket hebben gevoeld. En dan heeft zich ongetwijfeld tusschen de gasten bewogen het onuitstaanbaar-dienstdoenerige „froulijn van Poort-ugael", die Louise's cassette liet openbreken en zoo de heele amoureuze cor respondentie met Henri Charles aan het licht bracht. Louise Henriette heeft zich tenslotte op den huwelijksdag door haar moeder naar 't altaar laten leiden en is voor de over macht gezwicht. Zij is een goede echtgenoote en moeder geworden. Bij de geboorte van haar eerste kind dichtte ze een lied. toen het twee de geboren werd stichtte ze een weeshuis. Alle eerbied voor dit doorluchtig dilettantisme maar het laatste zal toch in z'n soort wel beter zijn geweest dan het eerste". Aardig en levendig is ook haar beschrij ving van de luxe, die Amalia van Solms zich kon veroorloven. „Sir William Temple, de Engelsche gezant, getuigt van haar hofhoudine dat er geen tweede voorbeeld van zulk een weelde te vinden was aan deze zijde van Perzië. Het was alles goud wat zij gebruikte, ze dronk uit gouden bokalen en de cham pagne werd gekoeld in gouden vaten. Het is bijna of men de sage van koning Midas hoort. Nu moet u niet zoo ontactvol zijn en dadelijk over die ezelsooren beginnen!" Een historica, die gevoel heeft voor de betrek kelijkheid van alle ..belangrijkheid" en een lichte neiging tot spot met solide kennis ver- eenigtzoo schijnt mij deze schrijfster te zijn. J. H. DE BOLS. Dc Brutale door ERIC RUDOLF. OHNNIE Johnnie.het klonk zoo zangerig, dat. wie het opper- ««<1.1/ vlakkig hoorde, niets dan wellui- dendheid erin speurde, doch de op merkzame luisteraar hoorde weldra het on ontkoombaar-dwingerige dat tot niets anders dan luisteren noopte. „Johnnielaat mij je nu goeden raad geven. De met Johnnie aangesproken jongeman was al geruimen tijd een en al oor. hij was het reeds bijna al den tijd geweest sinds hij haar had leeren kennen, die hem. den for- schen knaap,onder haar juk had doen buigen, hoe klein zij ook was. Sedert dien tijd luis terde hij en sprak zij. Hij mocht'wel een tegenwerping maken, maar het einde was al tijd geweest, dat haar plannen werkelijkheid werden en de zijne naar het groote rijk met de vele vrome wenschen verhuisden. En toch was hij heusch geen sul. Hij had alleen maar eenigen tijd noodig om zich te kunnen aanpas sen, en Mia had van die gelegenheid gebruik gemaakt, om de teugels in handen te nemen. Dat Johnnie ze nooit weer in handen had gekregen, dat alles vó r hem, maar ook z o n- der hem. bedisseld werd, was hem niet kwa lijk te nemen. Voorwaar, daarvoor waren meer dan gewone krachten noodig geweest. „Johnnieje bent lang niet. brutaal ge noeg. Je hebt wel veel gestudeerd, maar van het practische leven weet je nog maar heel weinig af. Denk er nu aan. dat je van stonde aan morgen van je afbijt, anders zul je je nooit kunnen handhaven „Laat dat nu maar aan mij over, Mia, ik „Johnnieik kan het niet aan jou over laten. Jij weet alleen hoe het in een studeerka mer toegaat, maar niet hoe de toestanden en verhoudingen in een bedrijf zijn.Daar kun je alleen wat bereiken, wanneer je zorgt een persoonlijkheid te zijn „Daarvoor hoef je toch niet brutaal te zijn ..Als je colleges en verschillende chefs niet van het begin af weten, dat ze met een man te doen hebben, die zich niet in een hoekje laat drukken, komt er niets van terecht. En een persoonlijkheid durft tegen den stroom op te roeien., stoort zich niet aan wat de anderen zeggen, maar kiest zelf z'n weg. Denk daar aan Johnnie, „Door uitstekend werk te leveren kun je ook vooruit komen „Johnnie je spreekt me weer tegen. alle menschen die vooruit zijn gekomen, heb ben hun tanden laten zien. Als jij wilt slagen, toon je dan een man. een man „Maar je kunt moeilijk den eersten dag je tanden laten zien, als je feitelijk nog niét eens weet, of er wel eenige reden is om dat te doen „Johnnieen nu was de welluidend heid al heelemaal verdrongen door een scherp te, welke tot de uiterste voorzichtigheid maan de, .„Johnniewie weet hoe het op een kantoor toegaat?. Jij of ik?.... Doe nu wat ik je zegJe behoeft natuurlijk niet onnoodig brutaal te zijn, maar als je niet laat merken, dat men niet met je hoeft te sollen, krijg je van den eersten dag af alle mogelijke karweitjes opgedragen, welke de anderen lie ver kwijt zijn. En nu spreken we niet langer hierover. Je weet nu hoe ik er over denk „Johnniehoe is het dezen eersten dag gegaan?Is het je meegevallen „Neen „Neen.En ik heb je nog wel zoo nauw keurig verteld hoe je moest beginnen.... Heb je dan niet goed geluisterd „Jawel „Maar wat Is er dan „Ik ga er niet meer heen ,Er niet meer heen. „Ja, want ik heb m'n tanden laten zien". „En?" „Ik merkte te laat dat ik met een der di recteuren te doen had". OLIESTOOKINRICHTING. NATUURLDK VAN f| A ADR. STOOPPLEIN 24 (Adv. Ingez. Med.) Pleidooi voor een natuur beschermingswet. Negentigste Landhuishoudkundig Congres. Te Meppel is het 90ste Nederland sche Landhuishoudkundig congres gehou den, hetwelk werd bijgewoond door de minis ter van economische zaken, mr. M. P. L. Steen- berghe. Als bestuurslid werd gekozen ir. A. W. van de Plassche, den Haag. Tot lid van de financieele commissie werd benoemd de heer H. Weyeringh, voorzitter van het Drentsch landbouw genootschap. De heer E. D. van Dissil. oud-directeur van Staatsboschbeheer te Utrecht, hield een in leiding over „De natuurbescherming en de landbouw". Spr. achtte het noodzakelijk, dat landbouw en natuurbescherming eikaars be langen begrijpen en eikaars bedoelingen waar deeren en in die waardeering komen tot sa menwerking. Spr. noemde het plan Mesu dat volgens hem de grondslag zou kunnen vormen voor een compromis tusschen den landbouw en de na tuurbescherming en drong aan op de totstand koming van een natuurbeschermingswet. Ir. Mesu wees ook op de noodzakelijkheid van het tot stand komen van een natuurbe schermingswet. Prof. Weevers legde er den nadruk op. dat er haast bij is, dat deze zaak centraal wordt aangepakt. Vervolgens hield dr. P. Kuin te den Haag een inleiding over het onderwerp: „is het or- deningsstreven van de regeering op het ge bied van den landbouw en de aanverwante takken van industrie en handel venschelijk en practisch te verwezenlijken?" Spr. gaf tenslotte in overweging, of een vrij gelaten prijsvorming met toeslag aan den pro ducent tot het peil van de productiekosten gefinancierd uit de belasting economisch niet de voorkeur verdient boven het bestaande systeem van richtprijzen en heffingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 13