HET MYSTERIE
VAN SUNNY SIDE.
Het Leidscheboschje te Amsterdam wordt in feestversiering
gestoken ter gelegenheid van het regeeringsjubileum van
H. M. de Koningin. De groote masten worden .aangekleed"
De schutting voor het koninklijk paleis op den Dam te Amsterdam is weggenomen en
de voorloopige restauratie nadert haar voltooiïng. De voorgevel, zooals thans te bewon
deren is
Een der drie bronzen schroeven van het m.s. „Oranje", het vlaggeschip der
Stoomvaart Maatschappij „Nederland", dat op Donderdag 8 September a.s.
door H. M. de Koningin bij de Nederlandsche Scheepsbouw Mij. te Amster
dam te water zal worden gelaten, wordt gemonteerd
H. M. de Koningin heeft Vrijdag ten paleize Huis ten Bosch te Den Haag de gelukwenschen van,
het Corps Diplomatique, in verband met Haar veertigjarig regeeringsjubileum, in ontvangst ge
nomen. Het vertrek der hooge gasten na de audiëntie
Voor de voeding der duizenden militairen, die Maandag a.s. aan het groote défilé der weermacht voor H. M. de Koningin t«
Den Haag zullen deelnemen, is een groot aantal keukenwagens noodig, die op Waalsdorp in gereedheid worden gebracht
De leden der regeering en vele andere autoriteiten woon
den Vrijdag in de studio van „Filmstad" te Wassenaar de
première der Nationale Film bij
De burgemeester van Den Haag, mr.
S. J. R. de Monchy, met den Franschen
gezant, baron De Vitrolles en minister
Van Buuren aan een der buffetten
tijdens de ontvangst der deelnemers
aan het congres der interparlementaire
unie door het gemeentebestuur der
residentie
De tentoonstelling
„Herdenking
's Gravenhage
1898" op Hout-
rust is Vrijdag door
burgemeester De
Monchy officieel
geopend, waarna
de autoriteiten een
rondgang maakten
FEUILLETON
Naar het Amerikaansch
van
HECTOR JENNINGS.
36)
Wij konden verder niet-s te weten komen. De
dokter wees mij het huis waar de oude dame
met haax dochter, die de botsing hadden ge
hoord, woonden. Daarop reden we langzaam
naar Sunnyside. Mij cavalier zette mij aan het
hek af en ik wandelde langzaam naar het
huis.
In mijn afwezigheid waren twee nieuwe
detectives gearriveerd en ik voelde mij door
hun aanwezigheid een klein beetje opgelucht.
Jamieson was nog steeds bezig met nasporin
gen naar Halsey en de streek werd in alle
richtingen doorzocht.
Mijn dienstbodenstaf was dien middag al
weer verminderd. Toen ik thuiskwam wachtte
Liddy me al op met de mededeeling dat de
nieuwe keukenmeid met bagage en al ver
trokken was. Het bleek mij dat niemand de
bezoekster had binnengelaten die Warner in
de bibliotheek gehoord had; misschien had de
verdwenen keukenmeid het gedaan. Ik draaide
in elk geval nog maar steeds in een cirkel
rond
Hoofdstuk XXVII.
WIE IS NINA CARRINGTON?
Vier dagen lang, van Zaterdag tot Dinsdag,
leefden we in martelende angst. Eten konden
we haast niet. De kranten waren natuurlijk
van het gebeurde op de hoogte en we werden
bestormd door journalisten. De heele streek
was doorzocht, overal was navraag gedaan,
maar zonder resultaat.
Jamieson had de leiding van het onderzoek
en iederen avond belde hij ons op. Maar het
was steeds hetzelfde: „Geen nieuws vandaag.
Hebben een nieuw spoor. Morgen misschien
meer geluk".
En met een wee gevoel hingen wij dan den
hoorn weer op en wachtten maar weer
wachtten
Er gebeurde natuurlijk wel het een en
ander, maar het maakte in de gegeven om
standigheden weinig indruk op ons. Dokter
Steward kreeg uit het ziekenhuis in de stad
telefonisch bericht, dat de toestand van juf
frouw Watson heel ernstig was. Er werden
door een advocaat stappen gedaan om de huur
van Sunnyside ontbonden te krijgen. Louise
was buiten gevaar, maar nog erg ziek en er
was voortdurend een verpleegster bij haar.
In het dorp liep het gerucht, het bereikte
mij via den slager en Liddy dat het huwe
lijk tusschen Louise en dokter Walker al was
voltrokken en dit bericht schudde mij wakker.
Dinsdag liet ik de auto voorkomen; de schade
die de wagen bij de botsing had opgeloopen
was erg mee gevallen, zoodat hij na enkele
dagen weer kant en klaar was. Terwijl ik voor
het huis op de komst van de auto wachtte, zag I
ik den hulp-tuinman, die bezig was planten
te verzorgen. Een van de beide detectives zat
op een bank en keek ook naar hem. Toen
de detective mij zag stond hij op.
Juffrouw Innes, zei hij zijn hoed af
nemend, weet u ook waar Alex, de
tuinman, is?
Neen. Is hij niet hier?, vroeg ik.
Sedert gistermiddag is er nergens een
spoor van nem te ontdekken. Hebt u hem
allang in dienst?
Een paar weken pas.
Voldoet hij u? Verstaat hij zijn vak?
Och, ik weet het niet, antwoordde ik
vaag. Het ziet er hier netjes uit en ik heb
zelf weinig verstand van tuinieren. Ik ben
een echt stadsmensch.
Deze man en hij wees naar den hulp
tuinman beweert, dat Alex heelemaal geen
tuinman is, dat hü geen sikkepit van planten
afweet.
Dat is eigenaardig, zei ik nadenkend,
hij was bij de Bray's geweest die op het oogen-
blik in Europa zijn.
Juist. (De detective glimlachte). Dus bij
die familie kon u geen navraag doen! Iedere
man die gras knipt is nog geen tuinman, juf
frouw Innes, en wij detective's stellen ons op
het standpunt dat iedereen hier, van wien wij
niet precies alles weten, gewantrouwd moet
worden, ten zij hij bewijzen kan dat hij dat
wantrouwen niet verdient.
Warner kwam met de auto en daarmee
eindigde ons gesprek.
Toen hij mij hielp instappen, fluisterde de
detective nog toe:
Laat Alex niets merken als hij terugkomt.
Hij mag niet weten, dat wij argwaan tegen
hem koesteren.
Mijn eerste bezoek gold dokter Walker. Hij
was thuis en kwam direct in de deur van de
spreekkamer. Hij deed geen moeite vriende
lijkheid voor te wenden.
Komt u binnen, zei hij kortaf.
—Dank u; ik blijf liever hier, dokter.
Ik kon den man eenvoudig niet uitstaan
en ik meende op te merken, dat hij er bezorgd
en slecht uitzag.
Dokter Walker, begon ik, ik ben hier
gekomen om u iets te vragen. Zooals u wel
zult weten is mijn neef spoorloos verdwenen
en nog niet gevonden.
Dat heb ik gehoord.
Ik ben overtuigd dat u ons zoudt kunnen
helpen als u dat wilt. Zoudt u mij willen ver
tellen wat de aard van het gesprek was, dat u
met mijn neef hebt gehad op den avond dat
hij overvallen of ontvoerd is?
Overvallen! Ontvoerd!, riep hij met ge
veinsde verbazing. Heusch, juffrouw Innes,
is dat nu niet overdreven? Ik heb begrepen,
dat het niet de eerste keer is dat meneer
Innes zoo opeensverdwenen is.
U moet dergelijke spitsvondigheden ach
terwege laten, dokter; dit is een kwestie van
leven of dood. Wilt u mijn vraag beantwoor
den?
Zeker. Hij vertelde dat hij last had van zijn
zenuwen en ik schreef hem een kalmeerend
middel voor. Ik vertel u eigenlijk al meer dan
ik kan overeenbrengen met mijn ambtsge
heim.
Ik kon hem moeilijk vertellen, dat hij loog
maar hij zal wel aan mijn gezicht gezien
hebben wat ik van zijn vertelseltje dacht. Toen
vuurde ik op goed geluk een schot af.
Ik dacht, zei ik langzaam, terwijl ik hem
strak aankeek, dat het gesprek misschien
had geloopen overNina Carrington.
Een oogenblik dacht ik dat hij me zou aan
vliegen. Zijn gezicht werd grauw en een kron
kelige ader op zijn voorhoofd zwol en klopte
op een manier zooals ik nog nooit bij iemand
gezien had.
Wie is Nina Carrington?, vroeg hij met
een geforceerd lachje.
Dat ben ik bezig te ontdekken, ant
woordde ik bedaard.
Hij kwam weer tot zichzelf, maar ik twij
felde er niet aan dat hij voor Nina Carrington
banger was dan voor den duivel in hoogst
eigen persoon.
Naar Richfield, zei ik tegen Warner toen
ik weer bij de auto terug was.
Nina Carrington. Nina Carrington, zei ik
telkens tegen mezelf, terwijl we naar het
klein plaatsje reden. N. C. en toen opeens
wist ik het! Op den koffer van de vrouw
met het pokdalig gezicht had N.C. gestaan
zooals Liddy me had meegedeeld. Wat stom
dat ik daar niet direct aan gedacht had!
Matti Bliss was Nina Carrington geweest. Zij
was het natuurlijk geweest die Warner in de
de bibliotheek gehoord had en vermoedelijk
had ze Halsey iets verteld, dat hem in dolle
opgewondenheid naar dokter Walker had doen
gaan en tegelijkertijd misschien zijn dood
tegemoet. Als we die vrouw konden vinden,
zouden we er misschien ook achter komen
wat er van Halsey geworden was. Maar ik
moest ook weten wat hij met Louise besproken
had voor zij in razende bezorgdheid om hem
naar Sunnyside was gekomen. Toen de auto
stilhield voor het huisje van mevrouw Ta te,
had ik besloten, dat ik, het koste wat het
wilde, Louise te spreken zou krijgen.
Bij mevrouw Tate was alles nog net zoo als
bij ons eerste bezoek: het bleeke vrouwtje zelf,
de kinderwagen op het pad, de kinderen bij
den schommel.
Zij kwam mij tegemoet en ik merkte dat
zij er minder zorgelijk uitzag dan den vorigen
keer. Ze leek jonger, bijna knap nu.
Ik ben blij dat u teruggekomen bent,
zei ze. Nu kan ik u het geld teruggeven.
Waarom?, vroeg ik. Is moeder komen
opdagen?
Neen, maar er is een dame geweest, die
een maand pension voor den jongen betaald
heeft. Zij heel 'n heelen tijd met den jongen
gepraat maar toen ik hem er later naar vroeg
kon hij me niet vertellen hoe zij heette. En
mij heeft ze ook haar naam niet gezegd.
Een jonge vrouw?
Niet zoo heel jong, een jaar of veertig,
denk ik. Ze was klein en blond en ze zag er
uit alsof ze veel verdriet had. Ze was in die
pen rouw en ik geloof, dat zij van plan was
direct weer weg te gaan. Maar 't kind, Lucien,
trok haar aan.
Weet u zeker, dat het zijn moeder niet
was?
O, lieve deugd, neen! Ze wist niet eens
wie van de drie Lucien was. Ik dacht dat het
misschien een vriendin van u was, maar ik
dorst het haar niet te vragen.
(Wordt vervolgd)