in het leven van H.M. de Koningin z. 1 it. K u ft <j .1 S Jr" X' i£ M B E R 1938 HSARCEM'S DAGBEAD 18 Dmc Hwj. Be. U. BcuyjHOfis, Uo-o-%.- teecaac in dt at^emeent qcscUiccUhLs. <tan dc UtuvusUut U Amsterdam Een charmante foto van H.M. Koningin Wilhelmina en den President der Fransche Republiek, Armand Fallières, bij de aankomst te Versailles, op 3 Juni 1912. Het huwelijk van H-M. de Koningin niet Z.K.H. Prins Hendrik in de Groote Kerk te 's-Gravenhage. Een herinnering aan het bezoek van Neêrland's Koningin aan Frankrijk in Juni 1912. H.M. de Koningin wordt, na op het terrein in Satory een deel der leg er manoeuvres bijgeiooond te hebben, waarbij Zij vooral belangstelling toonde voor het afvuren van een batterij 75 m.M. geschut, over het drassige terrein naar de tribune teruggeleid. Artilleristen haastten zich toen om door middel van houten plankjes den weg voor Hare Majesteit be gaanbaar te maken. Naast de Koningin de President der Fransche Republiek. Armand Fallières. Geheel rechts: wijlen Z.KM. Prins Hendrik. Groote gebeurtenissen in het leven van onze Koningin! Wie denkt dan niet onmiddellijk aan de plechtige inhul diging in de Nieuwe Kerk te Amster dam den 6en September 1898? Het was het oogenblik, waarop H.M. de Koningin zich in het openbaar verbond aan het Neder- landsche volk door haar eed op de grondwet. Eenige dagen te voren had de vorstin de re geering bij proclamatie aanvaard. In deze pro clamatie op haar verjaardag, den 31en Augus tus, uitgegeven zegt de Koningin onder meer goede dingen, ook volgende: „Ik stel mij tot levensdoel te regeeren, zooals van een vorstin van het huis van Oranje wordt verwacht. Aan de grondwet getrouw, wensch ik de eerbied voor den Nederlandschen naam en de Neder- landsche vlag te bevestigen. Ik wensch bij het opperbestuur over de bezittingen en kolo niën in Oost en West rechtvaardigheid te be trachten en naar mijn vermogen bij te dragen tot verhooging van uw geestelijk en stoffelijk welzijn. Ik hoop en verwacht, dat uw aller steun, in welken ambtelijken of maatschap- pelijken werkkring, binnen of buiten het ko ninkrijk, gij zijt geplaatst, mij daarbij nooit ontbreken zal". En eenige dagen daarna sprak de vorstin in de Nieuwe Kerk tot de vertegen woordigers van haar volk: „Thans is de ure gekomen, waarop ik mij, te midden van mijne trouwe Sta ten-Generaal, onder aanroeping van Gods Heiligen Naam, zal verbinden aan het Nederlandsche volk, tot instandhouding van zijn dierbaarste rechten en vrijheden. Zoo be vestig ik heden den hechten band, die tusschen mij en mijn volk bestaat, en het aloud verbond tusschen Nederland en Oranje opnieuw be zegelt. Hoog is de roeping, schoon de taak, die Gcd op mijn schouders gelegd heeft. Ik ben gelukkig en dankbaar het volk van Nederland te mogen regeeren, een volk, klein in zielen tal, doch groot in deugden, krachtig door aard en karakter. Ik acht het een voorrecht, dat het mijne levenstaak en plicht is, al mijne krachten te wijden aan het welzijn en den bloei van mijn dierbaar vaderland". Wie deze woorden, op ernstigen en diepen toon uitgesproken, heeft gehoord was ten volle overtuigd van de volle en warme overtuiging, waaruit zij waren opgeweld. Daaruit sprak in de eerste plaats een zeer groote en diepe liefde voor volk en vaderland: de vorstin gevoelt zich zeer overtuigd Nederlandsche en is er trotsch op het te zijn. En daarnaast beluisteren wij den sterken toon van vorstelijke verantwoorde lijkheid: juist omdat de Koningin zich zoo sterk Nederlandsche gevoelt ervaart zij ook zoo levendig de verantwoordelijkheid om over het Nederlandsche volk, waarmede zij zich één weet, te regeeren en al haar krachten in te spannen om het welzijn en de welvaart van dat volk te bevorderen en op te voeren. En tenslotte treft ons de zekerheid, waarmede zij de zware regeertaak aanvaardt, die voort spruit uit haar diepe geloofsovertuiging. God heeft haar de verantwoordelijkheid opgedra gen, maar daarmede tevens de geestelijke krachten geschonken om die verantwoordelijk heid te dragen. Zoo zien wij Koningin Wil helmina haar roeping aanvaarden in de stel lige zekerheid, dat zij die roeping getrouw zal kunnen blijven. En zoo is het inderdaad ook geweest: na veertig jaren mag men met innige dankbaarheid erkennen dat Koningin Wilhelmina ten volle haar roeping heeft ver vuld: zij is nimmer te kort geschoten in de na koming van de plichten, die haar koningschap haar heeft opgelegd. De inhuldiging is zeker een der groote mo menten in het leven van H. M. de Koningin geweest. Maar er zijn natuurlijk nog andere belangrijke gebeurtenissen in dat leven ge weest, waarvan wij hebben te spreken. Wan neer wij allereerst haar persoonlijk leven be naderen, dan denken wij dadelijk aan het huwelijk der Koningin met hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, den 7en Februari 1901 in Den Haag voltrokken. Het ligt wel voor de hand, dat blijde verwachtingen op dat hu welijk werden gebouwd, die eerst den 30sten April 1909 door de geboorte van Prinses Juliana werden vervuld: daarmede was dus de toekomst der dynastie voor afzienbaren tijd verzekerd en daarmede de vastheid van het staatsbestelgeen wonder dat deze nieuwe geboorte met ongewone uitbundigheid werd begroet. Ook weemoedige smart bleef de Ko ningin niet bespaard: 1934 was voor haar en voor ons allen een rouwjaar. Den 20sten Maart ging de Koningin-Moeder van ons heen; zij liet ons de herinnering aan een no bele persoonlijkheid, een vrouw in den edel- sten zin van het woord. En den 3en Juli reeds bezweek de prins-gemaal, in ruimen kring ge waardeerd om zijn vriendelijke openhartig heid en levendige belangstelling voor gewich tige volksbelangen. Maar het Koninklijk Huis. tot twee vorstinnen beperkt, kreeg eenige ja ren daania weer versterking. Den 8sten Sep tember 1936 kondigde de Koningin de verlo ving aan van de Prinses met Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld; den 7den Januari d.a.v. werd ook dit huwelijk in de Groote Kerk in Den Haag plechtig voltrokken. Reeds in den zomer daarna sprak de prinses zelf van „ver heugende gezondheidsredenen", die haar be letten zich veel in het openbaar te vertoonen. De lange spanning, die daarop volgde, werd eerst gebroken den 31sten Januari 1938, toen prinses Beatrix op Soestdijk werd geboren. Het is zeker voor H. M. de Koningin een vreugdevolle voldoening dat zij nu het derde geslacht naast haar ziet opbloeien. DAT zijn alle zeker bijzondere gebeurtenis sen in het leven van onze Koningin, en wel van zeer persoonlijken aard. Min of meer als persoonlijke feiten mogen ook worden aan gemerkt de bezoeken van vreemde staats hoofden aan Nederland gebracht, die natuur lijk ook weer door de Koningin werden be antwoord. De Duitsche keizer en de president der Fransche republiek, de koningen van Bel gië en van Denemarken, president Kruger om slechts deze te noemen brachten be zoeken aan onze Koningin, aan ons land en volk. Al die bezoeken vallen vóór den oorlog; daarna is dit geregelde verkeer van staats hoofden nog niet 'freer hervat, ten minste niet in die mate. En dan gaan onze gedachten van zelf terug tot vroegere tijden. In 1893 bracht Koningin Wilhelmina met haar Moeder Koningin Emma 'n bezoek aan 't Britsche hof: de oudste en de jongste Koningin van de wereld ont moetten toen elkander. Koningin Victoria had toen haai' gouden regeeringsjubileum reeds achter den rug en bereidde zelfs haar zestigste regeeringsjaar voor. Zij was niet alleen een uitnemende constitutioneele vor stin geworden, maar zij was ook een symbool en een kracht tegelijk geweest van nationale eenheid, nationalen opbloei, nationale energie, de naam Victoria had symbolische en zelfs pro- videntieele beteekenis gekregen: Victoria, de overwinning, was het deel van het Britsche volk geweest in deze schitterende periode. „The Victorian age" wilde zeggen kracht en voor uitgang, glans en glorie, adel en schoonheid, wat niet al. Men had onder Koningin Victoria het sterke en ook sterkende gevoel, dat het Britsche volk groeide en bloeide: men had het leven en daardoor ook de toekomst stevig in handen. Stellen wij opnieuw de beide Koninginnen naast elkander. Koijingin Victoria besloot haar regeering in 1901, toen Koningin Wilhelmina nog slechts kort geleden het gouvernement had aanvaard. Kan men nu reeds, na veertig jaren, de periode van Koningin Wilhelmina vergelijken met die van Koningin Victoria? Al dadelijk niet geheel, omdat het bewind van onze Koningin nog niet, hopen wij is afgesloten. Toch kan men in zeker op zicht wel vergelijkingen trekken. Ook de re geering van de Koningin is geweest een periode van sterken opbloei op velerlei ge bied. De maatschappelijke vooruitgang is even onmiskenbaar als de stoffelijke bloei: alleen de laatste jaren vertoonen een maatschappe lijke inzinking, die wel tot staan is gekomen, maar die toch nog weinig stijging vertoont. Maar de groei der wetenschap is even zicht baar als de vernieuwing van de letterkunde en de doorgaande groei der beeldende kunsten. Ons staatkundig leven moge in menig opzicht te kort schieten, er is stellig een ernstig streven naar den uitbouw van den modernen staat als naar een verruiming der sociale wet geving als uiting van sociale rechtvaardigheid. Het is waar, wij leven nog steeds onder de som bere dreiging van een zware maatschappelijke crisis: toch is, als geheel beschouwd, de tijd van Koningin Wilhelmina, evengoed als die van Koningin Victoria, een tijdvak in het leven van ons volk geweest van een geheel eigen aard en van een zeer bijzonder karakter. Inderdaad nemen de afgeloopen veertig jaren een geheel eenige plaats in in ons nationaal bestaan, in onze vaderlandsche geschiedenis, dere punten in die veertig jaren. Het spreekt Wij mogen herinneren aan enkele bijzon- wel vanzelf dat het de Koningin zelden gege ven is in het openbaar haar persoonlijke meening te zeggen over staatkundige zaken, feiten, gebeurtenissen, overtuigingen mee ningen, enz. En als zij dat doet, moet zij zich altijd gedekt weten door de verantwoorde lijkheid der regeering. Zonder twijfel was het destijds een belangrijk feit, dat in 1899 de eerste vredesconferentie in Den Haag is ge houden, in 1907 door de tweede gevolgd. Dat deze conferenties niet tot zeer bevredigende en afdoende resultaten hebben geleid, was wel te verwachten: de groote mogendheden ko men ook tot deze conferenties met haar eigen belangen en denkbeelden, verlangens en eischen, waarvan zij niet kunnen afwijken, omdat zij daarvoor de zware verantwoorde lijkheid dragen. Zoo was het zeker ook wel de bedoeling van Rusland met de eerste vredes conferentie te verhinderen, dat Duitschland en Oostenrijk hun legers nog verder konden vergrooten. Hoe dat zij, wij danken aan deze conferenties de vestiging van verschillende centrale lichamen in Den Haag en de wording van Nederland tot een centrum van interna tionale justitie en van internationalisme in het algemeen. Veel meer dan de vredesconferentie heeft evenwel de Zuid-Afrikaansche oorlog ons volk bewogen. Het lag voor de hand, dat de sym pathieën voor het stamverwante volk in Ne derland zeer krachtig tot uiting kwamen: ook was er eerlijke en oprechte verontwaardiging tegen Engeland. Ook in de kamers vond die stemming weerklank. De volksziel was terecht zeer aangedaan door alles wat ginds in Afrika voorviel: toen tenslotte de Boeren-republie- ken zich aan Engeland moesten onderwerpen, bracht dat in de harten van velen het smarte lijk gevoel, dat geweld in deze zondige we reld toch tenslotte altijd gaat boven recht. Ook daarom juichte men het aanbod van H.M. de Koningin warm toe, toen deze de Gelderland ter beschikking stelde van den ouden presi dent Kruger om dezen naar Europa over te brengen. Verder kon onze politiek natuur lijk niet gaan: het was ons uiterste belang om op goeden voet met Engeland te blijven. Bij den gewonen wetgevenden arbeid mogen wij hier natuurlijk niet stilstaan; alleen mo gen wij er op wijzen, dat de sociale wetgeving door Talma en anderen werd uitgebouwd en dat de grondwetsherziening van 1917 ons zoowel de onderwïjspacificatie als de finale uitbreiding van het kiesrecht bracht, door la tere wetten weer georganiseerd en ontwikkeld. Of dat alles definitief is geweest, moet de toekomst leeren; in ieder geval hebben de ontwerpers van de regeling van 1917 gehoopt een oplossing te hebben gevonden zoowel van den schoolstrijd als van de kiesrecht- cuaestie. Het spreekt vanzelf, dat de Koningin bij deze wetgeving persoonlijk niet op den voor grond trad. Meer was dat het geval, toen in 1914 de oorlog uitbrak en Nederland voor de ernstigste vragen werd gesteld van dezen tijd. Van den aanvang af stonden evenwel twee dingen vast. Vooreerst, dat Nederland, zoolang her van zijn eigen wil afhing, neu traal zou blijven. Ten andere, dat ons land op een allergevaarlijkste plek lag midden in het oorlogsterrein, zoodat het zijn uiterste krach ten zou moeten inspannen om politiek en economisch zijn bestaan te verzekeren. Van de politieke maatregelen spreken wij hier niet: wij zijn bovendien daarover nog niet volledig ingelicht. Maar wel mag hier worden gewezen op de sterke wilskracht en de ongebroken toewijding van H. M. de Koningin, niet alleen gedurende de eerste maanden yan den oorlog, maar voortdurend en altijd in de moeilijke jaren die Nederland gedurende en na den oorlog heeft moeten doorstaan. Het is veel te weinig gezegd, als wij constateeren, dat zij altijd vol was van sterke belangstelling voor alles wat 's lands welzijn en welvaart in den ruimsten zin raakte. In dezen gevaarlijken tijd lag het voor de hand, dat haar interesse in de allereerste plaats uitging naar de de fensie; leger en vloot hadden haar voortdu rende aandacht; ook door herhaald bezoek wist zij zich op de hoogte te stellen en te hou den van alles wat de doode weermiddelen be treft. Maar vooral voor de levende strijd krachten gevoelde zij veel: zij deelde in den zwaren arbeid van soldaten en matrozen en trachtte hen steeds te bemoedigen door hen te wijzen oo de eervolle taak, die zij in den dienst van het vaderland hadden te verrich ten. Ten andere ging de Koningin de nood der bevolking zeer ter harte; de oprichting van het Koninklijk Nationaal Steuncomité is het persoonlijk werk van H.M. geweest. Mi nister Treub, die haar daarbij zeer van nabij heeft gadegeslagen en ook krachtig heeft ge steund, zegt dit ervan: ,Aan het gelukkig initiatief van H.M. de Koningin is het te dan ken dat de plaatselijk opgekomen drang tot helnen geleid werd in de geregelde banen eener over het geheele land verspreide orga nisatie en daardoor een veel grooter en nut tiger uitwerking kon hebben dan bij het plaatselijk en zonder algemeen nationaal ver band verstrekken van hulp ware mogelijk ge weest". Hier zien wij de Koningin m sterke actie ten bate van het algemeen belang. Dat zij zoo in onze herinnering blijvend zal voortleven, is niet twijfelachtig. Zoo krijgt de eeuw van Ko ningin Wilhelmina in onze geschiedenis waar de en beteekenis, karakter en kleur. (Nadruk verboden.) De Koninklijke grootmoeder met kleine Prinses Beatrix omringd door H.K.H. Prinses Juliana en Prinses Armgard. 7 Januari 1937. H.M. de Koningin bij het huiselijk van Haar dochter Prinses Juliana met Z.K.H. Prins Bernhard.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 22