Drie mannen en hun Noodlot
Bij zijn vertrek naar München werd de Engelsche premier Chamberlain
door de leden van zijn kabinet op het vliegveld Heston uitgeleide ge
daan. Een aardig snapshot even voor den start
De weg naar Haslau in het Sudeten-
gebied onder bewaking van leden
der vrijcorpsen
Daladier, de Fransche minister-president, inspecteert na aankomst te München
ter bijwoning der viermogendheden-conferentie, de op het vliegveld opgestelde
eerewacht. Links minister Von Ribbentrop
Na aankomst per vliegtuig te München begaf minister-president
Chamberlain zich in gezelschap van minister Von Ribbentrop per auto
op weg naar zijn hotel
Zoo zag men in de afgeloopen dagen in België onophoudelijk de
opgeroepen militairen de kazernes verlaten op weg naar hun stand
plaats nabij de Oostgrens
Dr. Benesj, de Tsjechische president in conferentie met
den nieuwen premier, generaal Syrovy
Op vele plaatsen in Nederland worden thans maatregelen op het gebied der
luchtbescherming getroffen. De Bredasche jeugd ontvangt onderricht in het
dragen van gasmaskers
FEUILLETON
19)
Naar het Engescü
door
A. J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
O'Malley was diep geschokt. Chester zelf
beteekende nauwelijks iets voor hem, maar
onmiddellijk stelde hij zich Louise voor, hul
peloos en gebroken onder dezen slag. Was
Chester vrijwillig uit het leven gescheiden
of was hij bezweken onder den last van vrees
en zorg? In ieder geval, onder deze omstan
digheden zou Louise iemand naast zich noodig
hebben, nu dadelijk, niet morgen, of den dag
daarop.
Hij pakte, een paar reisbenoodigdheden bij
elkaar .en stopte ze in een koffer, zijn ge
dachten vervuld van medelijden met zijn on
gelukkige vriendin. Na een paar minuten
verliet hij het huis weer, riep een taxi aan en
was op weg naar het station. Hij had het ge
luk dat er bijna direct een trein vertrok.
Gedurende de reis dwaalden zijn gedachten
her en der. Hij peinsde opnieuw over de mo
gelijke oorzaak van Chesters dood. Vervolgens
hielden zij zich bezig met Barrett en het trof
hem, dat als de financier, van wien Louise
nog altijd hiéld, indirect aansprakelijk zou
zijn voor haar vaders plotseling overlijden, dit
een tragedie op zichzelf was.
Maar een dergelijke wraakneming in koelen
bloede op touw gezet door een man van Bar
rett's positie, leek hem wel erg onwaarschijn
lijk. Bovendien, Schenk was óók in de zaak
betrokken. Zijn verklaring voor zijn aanwe
zigheid in de bibliotheek dien nacht, klopte
niet met de feiten en bevredigde O'Malley
heelemaal niet. En dan die mysterieuze brief!
Wanneer Barrett's aandeel in de inbraak
onwaarschijnlijk was, op welke wijze stond
de brief en de daarmee samenhangende ge
beurtenissen er dan mee in verband? Maar
een volgende vraag had de brief iets
te maken met de inbraak? Er was niets dat
daar op wees.
Een taxi bracht hem van het station naar
de villa van de Chesters. Het meisje, met
roodbehuilde oogen, dat hem opendeed, deelde
hem mee dat hij miss Chester in haar zit
kamer kon vinden en dat zij hem wachtte.
Toen hij de trap opging, kwam Bates, de
butler uit het achterhuis de hall in schieten
Verrast keek O'Malley op hem neer. Hij was
zoo bleek als een doek, liep met het hoofd
stijf rechtop als iemand in trance, en zijn
handen spanden en ontspanden zich in
krampachtige bewegingen. Hij merkte
O'Malley op de trap niet op en de jongeman
deed geen poging om zijn aandacht te trek
ken. Hij prentte zich alleen 's mans uiterlijk
in het geheugen voor het geval dat later van
beteekenis mocht blijken te zijn en ver
volgde snel zijn weg naar boven, naar de
welbekende, behaaglijke, kleine zitkamer.
In antwoord op zijn kloppen verzocht een
rustigen stem hem binnen te komen. De ka
mer was vrijwel donker; alleen de groen-om-
kapte lamp op Louise's schrijfbureau brandde
en wierp een vagen lichtcirkel om zich heen.
Maar in een oogenblik zag hij haar; ineen
gedoken op de diep, met cretonne kussens
bedekte vensterbank, de oogen op hem ge
richt.
Een onuitsprekelijk medelijden greep
O'Malley aan. Met een paar passen was hij
bij haar en pakte haar handen.
„Louise! Arm kind! Wat kan ik doen om je
te helpen?"
Ze liet haar handen rusten in zijn vertroos
tende omvatting.
„Terry!", klonk het bijna fluisterend. „Ik
dacht wel dat je zou komen".
Hij ging naast haar zitten, liet een van haar
handen los, legde zijn arm om haar heen en
trok haar naar zich toe.
„Louise", drong hij zacht, „vertel me al
les
Louise keek van terzijde naar hem, tegen
hem aanleunend alsof zij zich niet bewust
was dat hij haar vasthield. Ze wees naar een
zijwand van de kamer. Toen antwoordde ze
toonloos:
„Hij is daar binnen, Terry. Ik vond hem...."
Eenige seconden van drukkende stilte gin
gen voorbij eer O'Malley sprak.
„Arm kind", zei hij nogmaals, vol deelne
ming. En daarop vroeg hij: „Toen telegra
feerde je mij?"
„Ja, ze brachten me de kamer uit. Bates
geloof ik. Mijn tante gilde. Ik belde den dok
ter op en gaf toen telefonisch het telegram
voor jou op".
Een huivering voer door haar heen en ze
verviel in zwijgen.
„Louise", begon O'Malley weer. met trillende
stem. „Ik kan je niet zeggen, hoe ik met je
te doen heb. Is er iets wat ik voor je doen
kan?"
Het oprechte medegevoel in zijn toon, scheen
haar op te wekken uit de verdooving die over
haar was gekomen. Een nog heviger rilling
dan zooeven deed haar lichaam schokken,
na een oogenblik wendde ze zich naar hem
toe met een gesmoor den jammerkreet en
verborg haar gezicht tegen zijn schouders.
Toen barstte ze uit in een wilde huilbui.
Zijn hart vervuld van een onzegbare, smar
telijke deernis, hield O'Malley haar tegen zich
aan en na een poosje begon ze wat te be
daren. De storm van wanhopie snikken luw
de, haar trillende gestalte werd rustiger in
zijn armen. Eindelijk begon ze weer te spre
ken, nog telkens hortend in een snik, en half
geleund tegen zijn schouder
„O Terry, wat moet ik beginnen! Het is zoo
verschrikkelijk. Het was na het eten dat het
gebeurd moet zijn".
Er kwam een nieuwe pauze en een ongearti
culeerd geluid van medelijden wrong zich uit
O'Malley's keel. Toen maakte Louise zich uit
zijn armen los, haar handen tastten naar een
zakdoek en ze bette haar oogen er mee.
Vervolgens gingen haar handen naar haar
ontredderd haar, om dat een weinig in orde
te maken. O'Malley leunde achterover in de
kussens, met het geruste gevoel dat de crisis
voorbij was. Hij wachtte enkele oogenblikken,
tot ze nog wat meer tot zichzelf was geko
men. Toen nam hij haar hand weer:
„Wil je nu alles vertellen, Louise?"
„Ik zal het probeeren, Terry", antwoordde
ze zachtjes „Ik geloof wel dat het op zal
luchten als ik het doe".
Opnieuw brak ze af en beet zich op haar
bevende onderlip. O'Malley gaf haar hand
een aanmoedigend rukje.
Eindelijk scheen ze zichzelf geheel meester.
„Het is een heeleboel, wat ik je te vertel
len heb", sprak ze rustig en ernstig, „en de
voorgeschiedenis is al een heelen tijd geleden
begonnen. Schenk is een stuk ouder dan ik,
maar veel jonger dan mijn vader was. Hij
behoort, om zoo te zeggen, nog wel tot mijn
generatie. En hij heeft altijd met mij willen
trouwen. Jarenlang heeft hij mij met zijn
aanzoeken lastig gevallen en aan het hoofd
gezeurd. En nog altijd vraagt hij het mij, zoo
gauw hij de kans krijgt.
Wel, na de inbraak scheen mijn vader van
meening dat alleen Schenk hem kon redden.
Maar Schenk weigerde toen hij Zondag hier
was, of in ieder geval, hij zei dat hij er niet
toe in staat was. En gisteren bad en smeekte
vader mij naar de stad te gaan en een laat
ste beroep op hem te doen. Hij zei dat zijn lot
in Schenks hand lag en dat hij hem gemak
kelijk helpen kon als hij wilde.
Nu veronderstel ik dat Sr'ienk, toen hij
hier was, liet doorschemeren, dat hij vader
zou helpen, als ik met htm wilde trouwen.
Natuurlijk vertelde vader mij dat toen niet,
maar gisteren was hij wanhopig. Hij trachtte
mij te overreden Schenk te accepteeren.
Je kent zijn afschuwelijke reputatie, Terry.
En toen ik dan ook vierkant weigerde, was
vader letterlijk over zijn zenuwen heen van
angst en wanhoop. En zoo stemde ik tenslotte
toe Schenk om hulp te vragen, natuurlijk
zonder de belofte om met hem te trouwen.
Dat offer kon ik niet brengen en nog wel ter
wille van het geld! Wat zeg jij Terry? Dat
mocht toch niemand van me verlangen?"
„Het zou een ten hemel schreiend schan
daal zyn geweest", barstte O'Malley uit.
„Enfin, ik ging", vervolgde Louise, „je weet
het, want je bent met me meegereden naar
de stad. Ik kwam op zijn kantoor en vroeg
naar hem. O, het was een onbeschrijflijke
vernedering, van begin tot eind. Eerst stond
een ginnegappend kantoormeisje me te woord
en toen moest ik minstens een kwartier wach
ten eer hij me bij zich in zijn privé-kantoor
liet komen.
Alleen al het gezicht van hem, zooals hij
daar protsig achter het groote schrijfbureau
zat en me met zijn harteloozen, laagdunken-
den blik aankeek, bezorgde me een rilling.
Maar ik slaagde erin, hoe weet ik zelf
nauwelijks, met mijn verzoek voor den dag
te komen. En weet je wat hij zei?"
O'Malley schudde het hoofd.
„Hij zei: „Mijn lieve Louise hij had mij
nog nooit eerder bij mijn voornaam genoemd;
ik had het hem nooit toegestaan mijn lieve
Louise, ik zal een half millioen op je vast
zetten als bruidsgeschenk, als je dat wilt.
En daar kun je naar goeddunken over be
schikken". En hij zei het met de meest vol
maakte kalmte.
(Wordt vervolgd).