ADOLF HITLER TE SAARBRÜCKEN.
Driemannen en hun Noodlot
Kolonel H. Ch. G. baron van Lawick, gouverneur der Kon. Lady Haigh in gesprek met eenige leden van het Britsche
Militaire Academie te Breda, wordt met ingang van 1 NoYem- Legioen tijdens de voorbereidingen in Olympia Hall te Londen
ber a.s. bevorderd tot generaal-majoor voor de uitzending naar Tsjecho Slowakije
Op weg -naar Berlijn vertoefden kolonel Lindbergh en zijn echtgenoote Maandag te Rotterdam, vanwaai
zij Dinsdag weer vertrokken. De heer en mevrouw Lindbergh in de machine
Adolf Hitler tijdens zijn bezoek aan
Saarbrücken, waar de Führer op het
.Veld der bevrijding" een groote rede
heeft uitgesproken
De Lord Mayor van Londen, sir Harry
Twyford (rechts) bij zijn vertrek van
Croydon naar Praag voor de uit
oefening van zijn functie bij de hulp
verleening in Tsjecho Slowakije
De Fransche minister Jean Zay heeft
met zijn echtgenoote een bezoek ge
bracht aan de tentoonstelling van Engelsch
fotomateriaal te Parijs
De Amsterdamsche wethouder van Onderwijs, drs. Boekman (met lichte jas), bracht
Dinsdag een bezoek aan het opleidingsschip .Koningin Wilhelmina", waar de
schippersjongens hun schoolonderricht ontvangen
Kolonel Lindbergh stapt op Waalhaven in zijn machine,
om naar Berlijn te vertrekken na het kort bezoek,
dat hij met zijn echtgenoote aan Rotterdam bracht
FEUILLETON
Naar het Engescb
door
A. J. HUISMAN
(Nadruk verboden).
29)
Maar er werd met geen woord over Barret
gerept. Die sluwe indringer scheen in rook te
zijn opgegaan, tenzij de politie iets achter
hield. Ze hadden het huis grondig doorzocht.
En als ze Barrett gevonden en gearresteerd
hadden, zouden ze het zeker hebben ver
meld.
Wat zijn eigen persoon betrof, maakte
O'MaUey zich niet zeer bezorgd. Ze hadden
zijn gezicht niet gezien, zelfs zijn kleeren
niet. Hij had niets achtergelaten dat aan
hem toebehoorde, ook geen vingerafdrukken,
want hij had in de kamer waar de moord was
gepleegd niet aangeraakt. En zelfs, al sze
hem arresteerden, zou de verdenking toch niet
lang kunnen stand houden, want hij had
geen motief voor een dergelijken misdaad.
Maar het feit, dat Schenk op deze wijze
weer ten tooneele verscheen, was verbazing
wekkend. O'Malley was absoluut niet in staat
geweest uit te vorschen welke rol hij bij de
inbraak bij Chester had gespeeld, tenzij hij
op een of andere wijze met Barrett onder één
hoedje had gespeeld. Dat hij er in betrok
ken was geweest, was duidelijk. Maar Schenk
was eveneens Barrett's vijand. En nu, waar
het weer om Barrett en Barrett's vijanden
van vroeger ging, kwam Schenk opnieuw op
dagen om den cirkel te sluiten. O'Malley was
isertuigd dat er een heel eenvoudige sleutel
moest zijn om het raadsel op te lossen. Maaj
wat die sleutel was, daaromtrent tastte hij
nog evenzeer in het duister als voorheen.
Pas toen O'Malley heelemaal klaar was met
zijn lectuur van het verslag kreeg hij zijn
tweeden schok. Er was een ouderwetsch portret
van den vermoorde op de frontpagina afge
drukt en aan het onderschrift was de mede-
deeling toegevoegd: „Verdere illustraties op
pagina 15".
Nieuwsgierig sloeg O'Malley de bladen van
de krant om. En de eerste foto, waar zijn blik
op viel, deed zijn oogen wijd open gaan in
verbluftheid. Het onderschrift luidde: „De be
diende van den vermoorde, Peter Mc Girk,
die de politie binnenliet".
Van deze foto keek hem de man aan, die
dien avond uit het kantoorgebouw was komen
loopen om Claudia Hunt te achtervolgen: de
man, die hem aangevallen had; de man ten
slotte, dien hij bij een andere gelegenheid op
straat zoo vertrouweiljk met Julian had zien
praten.
O'Malley's blik gleed langs de andere foto's.
Een liet het huis van buiten zien; een andere
toonde het interieur van de bibliotheek. Dan
was er nog een situatieteekening met een
aanduiding van de plek waar het lichaam was
gevonden en een geteekende afbeelding van
den papiersnijder.
O'Malley smeet de krant neer en trachtte
na te denken. Steeds vond hij meer bewijzen
dat de mannen, die geprobeerd hadden den
brief met de groene vlek in handen te krij
gen, op een of andere wijze verbonden waren
met Barrett, Schenk, Chester en Bindles!
Maar hoe? Waar zat de knoop van dit
mysterie van de groene inktvlek?"
Hij bleef nog wel een uur over het pro
bleem napeinzen. Een half dozijn oplossingen,
die door feiten gestaafd schenen, doken op
in zijn geest. Maar in elk van deze gevallen
waren er weer andere feiten, die in een an
dere richting wezen. Hij was overtuigd dat hij
i weliswaar niet alle, maar toch de meeste stuk
ken van de puzzle bijeen had en hij moest
zichzelf bekennen dat hij volkomen onmach
tig was ze tot een sluitend beeld aan elkaar te
leggen.
Ten laatste gaf hij het dan ook op. Als de
bewijzen, waarover hij beschikte, nog niet vol
doende waren, moest hij er méér zien te
krijgen. Hij kende thans de identiteit van
den man, die den aanslag op Claudia Hunt
op zijn geweten had. Het loonde de moeite
dien vent te schaduwen.
O'Malley besloot zijn vriend inspecteur Brady
op te zoeken. Deze zou hem ongetwijfeld al
les willen vertellen wat hij van Peter Mc Girk
afwist. Maar tegelijkertijd verkeerde O'Malley
in twijfel of hij niet beter deed Brady alle
feiten te vertellen. Hij onthield de politie
waardevolle inlichtingen. Aan den anderen
kant hij twijfelde aan Barertt's schuld, hoe
zeer de bewijzen ook tegen hem waren. Als
hij vertelde wat hij wist, zou Barrett hoogst
waarschijnlijk gearresteerd worden. Brady zou
zijn plicht moeten doen en verder vertellen wat
hij van O'Malley vernomen had. Dan kreeg
O'Malley misschien zelf moeilijkheden omdat
hij een agent aangevallen had. En bovendien
zou hij nog van moord verdacht kunnen wor
den, wat geen erg plezierig vooruitzicht was.
Maar als hij niet vertelde wat hij wist,
en ze arresteerden hem, dan zou hij zich in
een heel wat moeilijker parket bevinden.
Het eenige wat hem te doen stond, luidde
zijn eindconclusie, was uit te vinden wie Bind
les gedood had!
In een plotseling wilde opwelling van ener
gie sprong hij uit zijn stoel op, deed zijn deur
op slot en liep de trap af Maar hij had
amper zijn voeten op de eerste trede toen zijn
telefoon rinkelde Zijn hart begon onplezierig
hard te kloppen en hij had eenigszins de ge
waarwording van een opgejaagde misdadiger.
Hij bleef even naar het schelle en doordrin
gende geluid luisteren. Toen kwam zijn ge
zond verstand weer boven. De politie zou hem
niet opbellen. Die zou eerder met een paar
handboeien en een arrestantenwagen ver
schijnen, als ze hem wilden hebben.
Hij opende zijn deur weer, haastte zich naar
de telefoon en nam den hoorn er af. In ant
woord op zijn„hallo?" klonk een stem in zijn
oor, die zijn hart weer in woesten galop zette,
maar ditmaal om een andere en aanmerkelijk
minder ongemoedelijke reden.
„Spreek ik met mr. O'Malley? Ja? O, neemt
u mij niet kwalijk dat ik u opbel, mr. O'Malley.
U spreekt met Claudia Munt".
„Dat hoor ik", antwoordde O'Malley. „Hoe
maakt u het?"
„Uitstekend, dank u. Maar ik begrijp niet
dat u wist dat ik het was. Ik ik zou u
niet lastig gevallen zijn, maar het is belang
rijk. Zou zou ik u ergens een oogenblik
kunnen spreken, mr. O'Malley.
Aan den klank van haar stem merkte
O'Malley dat het haar moeite kostte iets der
gelijks voor te stellen.
„Natuurlijk miss Hunt", gaf hij met vorme
lijke beleefdheid ten antwoord. „Het zal mij
een groot genogeen zijn. Als ik u
„Hebt u nu tijd", viel ze hem merkbaar
opgelucht in de rede.
„Zeker. Ik wilde juist een wandeling gaan
maken", loog hij.
„Kunt u met mij gaan theedrinken in de
Plaza?"
„Dat zou heel geschikt zijn. Hoe laat is het
nu?"
„Half vier. Zal ik u komen halen?"
„Neen, dank u. Ik zal u daar ontmoeten.
Denkt u dat u er over een half uur kunt
zijn?"
„Ja zeker. Ik zal in de hall op u wachten,
miss Hunt".
„Dank u wel, mr. O'Malley. Tot straks
dan".
De telefoon klinkte en OMalley legde de
hoorn weer op den haak. Zijn hart klopte als
dat van een spijbelenden schooljongen, maar
koel en nuchter als zijn natuur ook was, be
trapte hii zich op een vare heznwLhAld
.Wat zou hij van haar te weten komen en
wat zou zij van hem willen weten?
Even na vieren zag hij haar de hall binnen
komen, lieftalliger dan hij haar ooit had ge
zien, vond hij.
In het algemeen bezat O'Malley zelfbe-
heersching genoeg, maar nu hakkelde hij
toch een beetje, toen hij zich over haar hand
heenboog en zijn vreugde uitdrukte haar weer
te ontmoeten. Er was een licht in zijn oogen
en een bijna jongensachtige opgewektheid en
ernst in zijn stem, die haar een snellen blik
op hem deed werpen en daarna weer snel
even afwenden.
Ze liepen naar de rijkelijk met palmen ver
sierde tearoom en kozen zwijgend een tafel
tje, eenigszins afgezonderd van de andere ta
fels. O'Malley vroeg haar wat ze hebben wilde
en met een effen stem gaf ze haar bestelling
aan den kellner. Maar toen deze zich verwij
derd had, keerde ze zich plotseling naar haar
metgezel toe en er kwam een warme trilling
in haar toon.
„Ik vind het geweldig aardig van u, mr.
O'Malley, dat u direct voor mij klaar stond,
maar u bent al eerder de vriendelijkheid in
persoon voor me geweest. Ziet u, ik meest eens
met u spreken. Ik maak me zoo ongerust".
„Vertelt u mij maar wat er is", moedigde
O'Malley aan. „U weet wel dat ik reusachtig
blij zal zijn als ik iets voor u doen kan".
De mooie oogen, waarin nu een angstige uit
drukking was, keken hem een moment aan.
Hij zag dat haar fijn-besneden lippen een
beetje trilden.
,Dank u", zei ze, zich tot een glimlach
dwingend. „Het is wel een heel onconventio-
neele manier zoo, mr. O.Malley. Maar ik vind
u zoo zoo u begrijpt de dingen zoo di
rect
„Vertelt u maar gerust alles", herhaalde hij
vol vriendelijkheid.
(Wordt vervolgd)..