De Toestand van 's Lands Financiën.
Weer een slachtoffer
van den „onbewaakte"
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
Dagboek van een
H.B. S.-er
WOENSDAG 2 NOVEMBER 1938
HAARLEM'S DAGBEAD
3
Weer een brief aan minister Colijn: een oud-Thesaurier-
Generaal zet zijn inzichten tegenover die der negen
vooraanstaande Nederlanders uiteen.
Wij ontvangen het volgende schrijven van
den oud-Thesaurier-Generaal mr. L. A. Ries:
„Ik heb de eer u en de redacties van enkele
andere dagbladen afschrift tc doen toekomen
van een schrijven, dat ik gisteren als oud-
Thesaurier-Generaal, aan den voorzitter van
den Raad van Ministers heb gezonden, naar
aanleiding van den brief der negen Neder
landers betreffende den toestand van 's Lands
financiën, die eenige dagen geleden is gepu
bliceerd.
Misschien interesseert uw lezers het stand
punt van een ander, die gedurende vele jaren
het financieel-economisch beheer van het
Land uit de naaste nabijheid heeft meege
maakt".
Bijgevoegd is het volgende stuk, waarbij wij
onze lezers eraan herinneren dat de schrij
ver zich een departementaal hoofdambtenaar
van bijzondere bekwaamheid getoond:
Den Haag, 31 October 1938.
Excellentie,
De brief der negen vooraanstaande Neder
landers aan u als voorzitter van den Minister
raad, betreffende^ den financieelen toestand
des lands, die Zaterdagavond 29 October werd
gepubliceerd, zal slechts één gevolg hebben:
hij zal het Staatscrediet in het binnenland en
misschien ook den gulden in het buitenland
schaden. Verder zal zijn invloed niet gaan.
Weliswaar zal hij door uwe Excellentie met de
achting en eerbied zijn ontvangen, die men
dezen negen vooraanstaanden Nederlanders
uiteraard verschuldigd is, maar daarna zal dit
schrijven den weg van alle ongevraagde ad
viezen, die sinds het Herstel der Natie in de
onpeilbare spelonken der departementale
archieven zijn verdwenen. Daar onder de
negen Nederlanders er "erschiliende zijn, die
dezen gang van zaken, op grond van hun per
soonlijke ervaring even goed kennen als
schrijver dezes, hadden zij een stap. die hoe
uitstekend bedoeld ook slechts ongunstige
gevolgen zal hebben, dus beter achterwege
kunnen laten.
Men zal mij tegemoet voeren, dat de weten
schap, geen succes te zullen hebben, een goed
vaderlander nimmer mag weerhouden zijn
waarschuwende stem te doen klinken. Accoord,
maar onder de voorwaarde, dat, zoo dit al niet
zal baten, het in elk geval niet zal schaden.
Deze voorwaarde is echter geenszins vervuld.
Het zal wèl schaden!
Het lijdt overigens geen twijfel, dat het
cijfermateriaal der Nederlanders juist is. Wel
iswaar hebben zij het onderste uit de kan van
het pessimisme gehaald, maar de pessimisten
krijgen in deze slechtste der mogelijke we
relden vrijwel altijd gelijk. Dit cijfermateriaal
biedt echter niets nieuws. Elke terzake kun
dige kan het beeld, dat deze negen Cassan
dra's voor de oogen van het ontstelde Neder-
landsche volk ophangen, samenstellen uit de
voortreffelijke millioenennota, die voor eenige
weken is gepubliceerd. Deze nota is een toon
beeld van duidelijkheid en staat in openhar
tigheid verre boven alle voorgangsters, die ik
heb gekend, ook in de jaren, toen enkele dezer
negen Nederlanders niet geheel vreemd waren
aan de samenstelling daarvan. Dat deze mil
lioenennota, juist tengevolge van die open
hartigheid, verontrusting kan veroorzaken,
ontken is geenszins, maar het gaat. mijns in
ziens niet aan. te verklaren, dat deze uiteen
zettingen van de regeering de negen Neder
landers ten zeerste hebben verontrust
tevens vanwege de maatregelen, welke de
regeering zich voorstelt in verband met den
budgetairen toestand te nemen en tegelij
kertijd „bij voorbaat vast te stellen, dat hun
„niet kan worden verweten, dat ook zij in ge-
„breke blijven de concrete maatregelen aan te
„geven, welke de noodzakelijke uitgavenver-
„laging zouden teweegbrengen. Immers zij
„zouden zich daarmede begeven op een ter-
„rein, dat buiten hun bevoegdheid ligt".
Deze methode is niet aanvaardbaar. Nie
mand zal een geneesheer accepteeren die be
gint een hoogst ernstige diagnose te stellen,
maar onmiddellijk daarna verklaart, dat hem
niet mag worden verweten, dat hij in ge
breke moet blfjven een therapie aan te geven,
omdat hij zich daarmede op een terrein zou
begeven, dat buiten zijn bevoegdheid ligt.
Iedereen zal hem antwoorden: ..Houdt U dan
verre van het ziekbed. Gij deprimeert slechts
den patiënt, maar kunt hem niet genezen.
Daarmede schaadt Gij hem slechts
Mijns inziens ligt de fout van de negen Ne
derlanders in hun onjuist uitgangspunt, te
weten, dat de begrooting onder alle omstan
digheden als bindend richtsnoer voor het
Regeeringsbeleid moet worden beschouwd.
Dit is een norm, die voor zich zelf spreekt in
rustige en stabiele perioden, maar het is een
onbereikbaar ideaal, en daarom volkomen
irreëel en steriel in een periode van „Um-
bruch", van „Umwertung aller Werte", waar
in wij feitelijk reeds sinds 1914 verkeeren en
waarvan het einde nog niet is af te zien. En
dit geldt waarachtig niet alleen het kleine
Nederland met zijn groot koloniaal Rijk, maar
vrijwel alle lander, ter wereld. Is in Groot-
Brittannië de begrooting een bindend richt
snoer voor het Regeeringsbeleid? In Frank
rijk? In Duitschland? In Italië? In Japan?
In België? In de Vereenigde Staten? Of zelfs
maar in Zwitserland? Het is in geen dier lan
den, dietoch werkelijk niet worden geregeerd
door mannen, zooveel minder verstandig dan
deze negen vooraanstaande Nederlanders, het
geval. En dat dit zoo is, is het gevolg van één
groote alles overheerschende factor, die zich
echter in die verschillende landen op zeer
verschillende wijzen uitwerkt, n.l. de enorm
toegenomen bevolkingen en de spanningen,
die daardoor ontstaan zijn. In sommige lan
den de z.g. have nots heeft de bevol
kingsspaning gevoerd tot een onbedwingbare
zucht tot expansie, die zich uit in een zekere
mate van agressiviteit., in andere tot groote
werkloosheid, en in sommige daarvan boven
dien tot de noodzaak hun gebied, hun kolo
niën en hun rijkdom vruchten van vroe
gere expansiedrift tegen de gevaren, die
hen ais verzadigden van de zijde der agres
sieve have nots bedreigen, te verdedigen. Van
daar de bewapeningswedloop zoowel van de
argessieven als van de defensieven.
Uit diezelfde enorme bevolkingstoename
erfenis van de vrije industrialisatie der libe
rale 19e eeuw! stamt, zooals reeds gezegd,
een groot deel der werkloosheid, die naast het
vraagstuk van de vermijding van een nieu
wen wereldoorlog, het ontzettende probleem
dezer periode is.
Men behoeft de Rijksbegrooting er maar op
na te slaan om tc constateeren, da: het deze
twee kwesties zijn: de defensie en de werk
loosheid, die ons de financieele moeilijkheden
hebben gebracht en nog verder zullen bren
gen. welke ons allen verontrusten. Daar dit
echter uitloopers in Nederland zijn van alge-
meene wereldproblemen, kan het Regeerings
beleid ten aanzien van deze geweldige vraag
stukken nimmer een bindend richtsnoer vin
den in de normale mogelijkheden der Rijks
begrooting.
Voor een vulcaan vindt men geen richt
snoer in de normen van een vulkachel! In
tijden als deze is een goede defensie van moe
derland en koloniën van oneindig grooter
belang dan welk begrootingstekort ook, mits
voor het geldelijk offer een werkelijk doel
treffende defensie verkregen wordt. De Ro
meinen zeiden: navigare necesse est, vivere
non; wij moeten thans bovendien zeggen:
defendere necesse est, vivere non. Men moet
ook niet spreken van vrede tot eiken prijs,,
maar van defensie tot eiken prijs. Een land
als Nederland zal deswege niet voor oorlogs
zuchtig worden uitgemaakt. Eerder het tegen
deel.
Zou er iemand zijn, vooral na München
en Kanton die vindt, dat de Regeering op
dit gebied te veel heeft gedaan? Durven de
negen Nederlanders dit soms te beweren? Zij
zwijgen volkomen over dit vitale punt en ik
geloof, dat men hun dit gerust kwalijk mag
nemen. De waarheid is, dat de Regeering lang
niet genoeg heeft gedaan, vooral in Indië, en
het is goeddeels aan den geest van vooraan
staande Nederlanders als deze negen te dan
ken, dat zulks sinds jaren het geval is. Op dit
gebied kunnen wij van vrijwel alle andere
volken een les leeren.
Mutatis mutandis geldt dit alles evenzeer
voor de bestrijding van de werkloosheid, dien
geesel Gods. Toen ik Zaterdagavond in de
zelfde courant den brief der negen en daar
naast de plannen van Minister Romme ter
bestrijding van de jeugdwerkloosheid las
plannen, die ongetwijfeld weer veel nieuw
jeld zullen kosten dacht ik da
delijk: ik zou liever staan in de
schoenen van dien Minister dan in die
van zijn bedillers. Moet lijdelijk worden toe
gezien, dat de jeugd in moedeloosheid en
wanhoop een prooi wordt van extremismen
van links en rechts en dat daardoor tenslotte
onze samenleving door haat. en nijd uit
elkaar wordt gescheurd en onze vrijheden
teloor gaan om thans het begrootingstekort
te verkleinen? Wij hebben het in andere lan
den zien gebeuren! Is dit dan soms niet een
weg, die „regelrecht naar den afgrond moet
voeren en die in strijd is met het karakter en
den vrijheidswil van het Nederlandsche volk",
zooals de negen heeren schrijven? Het is wel
tragisch, dat op zich zelf volkomen legitieme
financieele zorgen door hun eenzijdigheid een
dusdanige bewustzijn-verenging kunnen te
weeg brengen, dat men blind wordt voor de
Een succes der wetenschap
Doosjes a
in I nsta n t i ne schiep de we- Instdlltine
0 tenschaphetpijnstillendemiddel j
van den modernen tijd.
In Instanfinezijn voortref
felijke werking en absolute on
schadelijkheid op ideale wijze
vereenigd.
2 tabletten 70 ct., zakjes a 2 tabletten 15 ct.
(Adv. Ingez. Med.)
veel ernstiger gevaren, die vermeden moeten
worden
En als men mij nu tegemoet voert: maar de
gulden! Denk toch aan het lot van ons na
tionale betaalmiddel! Dan antwoord ik
daarop: de gulden is nog nimmer door be-
grootingstekorten gevallen. Men zorge slechts
voor een behoorlijke betalingsbalans, want
van die zijde kan het gevaar dreigen en men
make zich dan geen zorgen over den gulden.
Ons nationaal betaalmiddel is éénmaal ge
vallen door buitenlandsche oorzaken en toen
nog veel te laat. Indien een nieuwe stand van
pond en dollar het noodig zal maken, zal de
gulden nogmaals vallen, al of niet na een
comedie over „muntvervalsching". Dit zal ge
beuren, ook al vertoont de begrooting dan een
batig saldo! En als dit tezamen met een zeer
groote staatsschuld tenslotte verarming be-
teekent, hetgeen ik geenszins ontken, dan is
dat het offer, dat ook een verzadigd volk zich
moet getroosten, om zijn gebied, zijn vrijheid
en zijn volkskracht te beschermen in een zeer
gewichtige periode, waarin ieder volk het on
derspit delft. dat. onder welk voorwendsel
ook en ook de sluitende begrooting kan
zulk een voorwendsel zijn geen offers wil
brengen.
Met verschuldigden eerbied heb ik de eer
te zijn
Uwer Excellence's d.w.dr.
W.g.) RIES.
Oud-Thesaurier-Generaal.
Opvarende bij botsing verdronken
Schepen liepen geen averij op.
Dinsdagavond omstreeks acht uur is op
den Nieuwen Waterweg nabij Vlaardingen
het Nederlandsche s.s. „Emmaplein", op weg
van Rotterdam naar Wabana (New Found-
land) in aanvaring geweest met het Engel-
sche s.s. „Akeld", dat op weg was van Rot
terdam naar Newcastle.
Waarschijnlijk hebben de schepen geen
schade opgeloopen. Zij hebben beide de reis
voortgezet.
Evenwel wordt een der opvarenden van de
„Akeld" vermist. Vermoed wordt, dat deze
tijdens de botsing overboord is geslagen.
Maggi's Soepen
beheersen ons land
Als U een Maggi's Soep volgens de gebruiks
aanwijzing klaarmaakt en proeft, zult U begrijpen
waarom. Maggi's Soepen hebben zo iets fijns.
Ze zijn bijzonder smakelijk, voedzaam en geurig.
Het is alsof U ze zelf hebt gemaakt. Alleen zijn
ze voordeliger. Slechts water en een korte kook
tijd zijn nodig, om een verrukkelijke soep te
bereiden. Maggi's Soepen zijn een genot op tafel!
MAGGI5 SOEPEN u'f ?kM°"
en de fabrieksmerken: de
Auto door trein versplinterd.
Trein defect geraakt.
Op den onbewaakte» spoorweg
overgang aan de Hulk onder de ge
meente Avenhorn, is Dinsdagavond
omstreeks zes uur een ernstig onge
luk gebeurd, dat één doode heeft ge-
eischt.
Een vrachtauto van den bloembollenhandel
P. Bakker Mzn. uit Enkhuizen bestuurd door
den 45-jarigen C. v. Leeuwen, is op dezen over
weg in botsing gekomen met den sneltrein,
welke ongeveer half zes van Amsterdam naar
Enkhuizen was vertrokken. De botsing was
buitengewoon hevig en overal langs de lijn
vond men brokstukken van den vernielden
wagen verspreid. Aangezien het zoeken naar
slachtoffers aanvankelijk geen resultaat op>
leverde, is, nadat de noodige hulp was ge^
requireerd, de trein naar Hoorn doorgereden.
Even voor het station Hoorn bleek de trein
echter tengevolge van de botsing een defect
te hebben opgeloopen, zoodat deze gedwon
gen was te stoppen en de reizigers langs de
lijn naar het station moesten loopen. Met
drie kwartier vertraging konden zij de reis
naar Enkhuizen voortzetten.
Inmiddels was men van Hoorn uit langs de
lijn op inspectie gegaan, welke tot resultaat
had, dat het ernstig verminkte lijk werd ge
vonden van den bestuurder. Deze was in de
langs de spoorbaan loopende vaart terecht
gekomen.
Onder leiding van dokter H. van der Lin
den uit Berkhout, die spoedig ter plaatse was,
werd nog geruimen tijd kunstmatige adem
haling toegepast, evenwel tevergeefs. Men
neemt aan, dat het slachtoffer reeds op slag
is gedood en niet door verdrinking om het
leven is gekomen.
De overweg ligt in een zeer drukken weg,
vanwaar men slechts een matig uitzicht op
de spoorlijn heeft. Reeds vaker zijn hier onge
lukken gebeurd, waarvan een, eenige jaren
geleden, eveneens met doodelijken afloop.
(Adv. Ingez. Med.)
Uit de dakgoot gevallen.
Schilder om het leven gekomen.
Dinsdagmiddag verloor de 26-jarige schilder
A. Mahutte, uit de Mijnsheerenlaan te Rot
terdam, bij schilderswerkzaamheden in de
dakgoot van een pand, op den hoek van de
Van Vollenhovenstraat en de Houtlaan, al
daar. het evenwicht.
Van ongeveer zestien meter hoogte viel hij
op straat. Met een zware schedelbasisfractuur
werd de man opgenomen, die kort daarna aan
de opgeloopen verwondingen overleed.
Over het impressionisme.
De Fransche kunsthistoricus en museums
directeur Jean Alazard hield een voordracht
in het Maison Descartes te Amsterdam, over
den invloed die van Holland en Engeland uit,
op het Fransche impressionisme is geoefend.
De heer Alazard, die aan de Universiteit en
het Museum te Algiers werkzaam is, bleek een
helder verteller en enthousiast docent.... al
had hij uit den aard der zaak het élite
gezelschap dat in de Salons van het Institut
Frangais d' Amsterdam pleegt samen te ko
men, niet zoo heel veel nieuws te vertellen.
Wie zich in Holland voor kunst interesseert,
is als regel ook historisch vrij goed bij, en
van den verbindingskabel RuysdaelConsta
bleBarbizon op de hoogte. De heer Alazard
was zich daarvan ook wel bewust en maakte
zijn voordracht dan ook in hoofdzaak, behal
ve door een groot aantal lichtbeelden, inte
ressant door eenige uitstapjes terzijde van
den genoemden keten. De levendige, typisch
Zuid-Fransche verschijnnig van dezen Alge-
rijnschen kunstgeleerde zal zonder twijfel bij
zijn studenten wel belangstelling voor de
schilderkunst kunnen opwekken.
In de gangbare litteratuur over het Fran
sche impressionisme der negentiende eeuw
wordt Claude Monet als de wegbereider er van
aangeduid. Men heeft op de Fransche ten
toonstelling van dit jaar een reeks zijner
werken kunnen bestudeeren. Maar hij had in
Boudin en den Hollander Jongkind al voor
gangers gehad en de heer Alazard zou dezen
beiden kunstenaars den titel prae-impres-
sionisten willen geven. Daar is natuurlijk niet
het minste bezwaar tegen. Maar veel zin heeft
het mijns inziens ook niet. Het zal velen met
mij zijn opgevallen dat, hoe meer groepee
ringen, benamingen, indeelingen er in de
nieuwere kunsthistorie gemaakt zijn. des te
onoverzichtelijker het geheel werd Zelfs
reeds de term „impressionisme" is al verwar
ringstichtend, als men daaronder, zooals het
gebruik dat wil, uitsluitend de negentiende
eeuwsche beweging, waarvan Monet dan de
vader zou zijn, wil verstaan. Iedere schets van
Rembrandt, van Hokusai, van Michel Angelo
behoort daar toe en het is dus alleen de over
eenkomst van de directe noteering der im
pressie, die al deze dingen gemeen hebben,
die ze onder impressionisme doet rangschik
ken en niet de toevallig in de negentiende
eeuw herlevende lust der schilders dat pri
maire, directe ook in hun schilderijen op den
voorgrond te brengen.
Die lust zat ongetwijfeld in de lucht en die
neiging is even zeker van buitenaf weer in
de Fransche kunst binnengedrongen. Weer
zeggen we opzettelijk omdat toch ook al
een Claude Lorrain in zijn landschappen veel
heeft dat aan die van Rembrandt doet den
ken, en dat op een romantisch verwerkt im
pressionisme berust.
Maar een directe import is bemerkbaar als
in de jaren tussehen 1820 en '25 de Engelsche
schilders hunne werken naar den Parijschen
Salon zenden. Turner en Constable maken
furore. Tot dan hebben de Franschen het
landschap bloot als décor voor hun figuratieve
voorstellingen beschouwd, de Engelschen too-
nen het landschap als hoofdzaak, als eenig-
belangrijk onderwerp. Lucht, water en
atmospheer, en verder niets, daaruit zijn
Turner's zeestukken saamgesteld. Constable
gaat in zijn landschappen van eenzelfde
principe uit en berust daarbij op Ruysdael
en Hobbema, de 17e eeuwsche Hollanders.
Ook Bonington speelt bij die invasie der
Engelschen een hoofdrol. Hoewel hij reeds
in 1828 sterft is zijn invloed op Delacroix zeer
groot geweest en door dezen in brieven er
kend. De heer Alazard bracht in herinnering
hoe Delacroix het landschap in zijn beroemde
„Massacre de Scio" geheel overschilderde,
nadat- hij Bonington's werk had leeren ken
nen. En dat werk zal nog lang anderen inspi
re eren.
Als Bonington sterft is Jongkind pas negen
jaar oud Die komt eerst in 1843 naar Frank
rijk, na in Holland bij Schelfhout in de
romantische schilderijkunst te zijn opgevoed.
Hij ontmoet Boudin in Honfleur en in die bei
den vindt het land-, lucht- en water principe
energieke aanhangers. Van hen zal dan het
enthousiasme op Claude Monet zijn overge
slagen, Monet, die slechts een paar jaar hun
jongere was. Zoo men wil zou men dus het
impressionisme in de schilderkunst tot Tur
ner en Bonington kunnen terugvoeren, al
lijken ons al die kabel- en draden theorieën
buitengewoon ingewikkeld en schijnt het
veiliger voor ieder artist individueel den ont
wikkelingsgang te volgen.
Opmerkelijk blijven ook volgens Alazard
twee dingen. Ten eerste zijn het de schil
ders van de aan de zee grenzende landen:
Engeland, Holland, Normandié en Bretagne
die de onafhankelijkheid van het landschap
propageeren. Ten tweede haalt, met name
Monet ook in latere jaren zijn inspiratie nog
steeds uit het Noord-Westen. Na den oorlog
in 1871, werkt hij een zomer in Holland (de
Zaanstreek) en verhuist daarna voor langeren
tijd naar Londen. Tenslotte zijn twee van zijn
bekendste bentgenooten niet van zuiver
Franschen bodem: Sisley is geboren Engelsch-
man; Pissarro zag het levenslicht op de
Antillen.
De „influence nordique" op het Fransche
impressionisme is inderdaad niet te ontko
men doch men behoeft daar misschien weer
niet te veel waarde aan te hechten.... De
wisselwerking van kunstenaarsinzichten zal
steeds gemakkelijker plaats vinden, naar mate
het onderling verkeer vergemakkelijkt wordt
en de één zal een invloed langduriger onder
gaan dan een ander. Niet de toevallige in
vloed van eenig idee maakt de grootheid van
de schilderkunst van een land uit, doch het
aantal waarlijk groote, belangrijke kuns
tenaars door dat land opgeleverd. En zoo kan
de ..influence nordique" niets van de groot
heid der 19e eeuwsche Fransche kunst aftor
nen. Al was de heer Alazard natuurlijk veel te
beschaafd en fijngevoelig om dat aan zijn
voordracht tot besluit te geven.
J. H. DE BOIS.
Langzaam komt hij nader, de kwaaie tijd.
Af en toe krijg je al een voorproefje in den
vorm van een proefje, maar het ergste moet
nog komen. Ik 'ril al bij de gedachte. Hoe zal
het gaan dezen keer? Misschien gaat het wel
heelemaal niet. Daar kan je van te voren niets
van zeggen. Soms heb je een proefbui en dan
sta je gewoon versteld over je eigen kennis,
soms heb je een anti-proef bui en dan weet
je niets, absoluut niets. Er schijnt geen krum-
mel kennis in je hoofd te kunnen binnen
dringen. Je bent gewoon proef-proof. 's Avonds
buig je je over je agenda en daar staat met
dikke kanjers van letters: PROEF. Den eenen
keer heb je dadelijk het gevoel: nou. dat zul
len we hem dezen keer eens eventjes op fraaie
wijze lappen, 't Is of je een boksmatch in het
vooruitzicht hebt en eigenlijk hunkert naar
het oogenblik dat de gong zal gaan en je den
eersten klap kunt geven. Nog maar een halven
dag wachten en dan is het zoover. Als je nu
vanavond de energie hebt nog een keer pittig
te trainen moet het morgen een glansrijke
overwinning worden met een knock-out aan
het eind van de vijftig minuten. Nou en als
je zoo begint te werken, gaat het ook meestal
goed. Je slaapt als een kanon en 's morgens
moeten ze een kwartier op de deur trommelen
om je wakker te krijgen. Dan ga je er op af,
vol moed treed je den ring binnen, de wed
strijd gaat beginnen. De gong gaat (dat is de
schoolbel) en je trekt ten aanval. Die knapen
van algebra-formules en idiomen en vertalin
gen eif jaartallen, ze kunnen je niets maken.
Laat ze maar opkomen. Je vloert ze stuk voor
stuk. Die vraagstukken? Niets aan. Een voor
een moeten ze er aan gelooven. En als de gong
weer gaat, sta je temidden van verslagen te
genstanders die geen vin meer kunnen ver
roeren. Dat is dan een geheide acht. Zelf zou
je voor zulk werk een 10 geven, maar je moet
er altijd rekening mee houden, dat leeraren
een ontzettend scherpen kijk hebben en over
tredingen bespeuren, waar je nooit aan ge
dacht had. Je hoeft heusch niet te denken,
dat ze één stoot onder den gordel zullen laten
passeeren. En als ze na afloop van den wed
strijd de prestaties van de partijen vergelijken,
wegen ze alle kleinigheden tegen elkaar af.
Een anderen keer zie je weer dat woordje
„Proef" in je agenda staan en het overvalt
je als een donderbui op Zondagmiddag. Niets
geen zin. Niets geen fut. Niets geen vertrou
wen. Het wordt natuurlijk tóch niets. Of je er
nu eon uur over doet of twee, het haalt niets
uit. De onvoldoende grijnst je al aan voor je
nog een oog in je boek hebt gehad. Zuchtend
en steunend, met het gevoel dat je het groot
ste onrecht van de wereld wordt aangedaan,
begin je met de eerste pagina. Een kwartier
later merk je opeens dat je zat te denken aan
héél wat anders. Aan Edith of aan cie match
van den vorigen Zondag of aan het feest bij
Huug, dat werkelijk door zal gaan of aan ik
weet niet wat. Met een nieuwen diepen zucht
keer je tot de werkelijkheid terug, maar het
helpt niet. Er zitten watten in je hoofd en die
krijg je er zoo'n avond niet uit. In bed pro-
beeren nog wat te repeteeren is ook al niets
gedaan. Het wil nu eenmaal niet en als je op
je kop ging staan, zou het nog niet willen. Den
volgenden morgen sukkelt er een ongelukkig
stukje mensch met den dood in zijn schoenen
en de zekerheid dat er geen fluit van terecht
zal komen den langen weg naar school af.
Gewoonlijk is de proef dan het vierde uur,
zoodat wij arme leerlingen al bekaf zijn voor
het begin. De eerste vraag is een opeenstape
ling van puzzles, de tweede heeft halverwege
een kronkel waar je niet uit komen kunt, de
derde is een duivelsche uitvinding en de vier
de. daar kom je heelemaal niet aan toe. Het
uur vliegt om en als de bel gaat, heb je hier
en daar een brokstuk waarvan de helft niet
deugt. Een drie. Als 't eerlijk gaat een twee.
Als je ontstellend zwijnt een vier. Dan tijg je
naar huis, waar vaders en moeders in span
ning zitten en dadelijk vragen hoe het geweest
is en hoe je het gemaakt hebt en of het erg
moeilijk was en of ze nog gevraagd hebben
wat zij je den vorigen avond tot in het on
eindige hebben overhoord. Onder zulke om
standigheden doet de leerling het beste de
zaak maar niet te somber voor te stellen, an
ders krijgt hij tweemaal den wind van voren:
nu dadelijk en straks als het cijfer loskomt.
De verstandige leerling bromt iets van „niet
meevallen", „af en toe verduiveld lastig", zegt
dan opgewekt dat hij tenminste iets heeft, ter
wijl anderen hun blaadje blanco -inleverden,
maar dat de familie er maar niet al te hooge
verwachtingen over moet koesteren. Meestal
loopt het dan met een sisser af en barst de
bui pas een dag of wat later los. En dan is er
intusschen misschien een ander cijfer dat lis
tig tegenover het ongeluksresultaat kan wor
den uitgespeeld. Zoo worden wij al op Jeug
digen leeftijd diplomaten.
Ik heb al weer veel te lang gezwamd. Morgen
een proef.... Overmorgen een proefJa,
de kwaaie tijd is weer begonnen.
MAX.
Tegen kapper 15 jaar gevangenis
straf geëischt.
De Alkmaarsche rechtbank heeft
Dinsdag de strafzaak tegen den kap
per D. uit Opdam, welke zaak veertien
dagen geleden werd onderbroken,
omdat twee getuigen afwezig waren,
voortgezet.
Na het verhoor van den verdachte en
de getuigen eischte de ofifcier tegen D.
wegens doodslag de maximum straf:
vijftien jaar.
Nadat de verdachte veertien dagen geleden
ontkend had, dat hij zijn vrouw opzettelijk van
het leven had beroofd, bekende hij toen
tijdens de rechtzitting, na een scherpe onder
vraging van den president, dat hij haar daar
bij de keel had dichtgedrukt.
Dinsdag werd de zaak hervat met het ver
hoor van de dienstbode. Zij gaf toe, een ver
houding met den verdachte te hebben ge
had. doch ontkende evenwel, dat hij haar na
het overlijden van zijn vrouw de waarheid
had verteld.
Dokter Hulst verklaarde vervolgens, dat
de vrouw van D. door geweldpeging om het
leven was gekomen, vermoedelijk doordat
verdachte zijn hand in de keel van de vrouw
heeft gestoken en bovendien de luchtpijp
heeft dichtgeknepen.
De verdachte verklaarde nog met de dienst
bode over een mogelijk huwelijk te hebben
gesproken, hetgeen deze getuige pertinent
ontkende.
De verdediger, mr. Schuurman, soot zich
aan bij het requisitoir van den officier.
Slechts één lichtpunt zag hij voor den ver
dachte: de houding van de dienstbode, die
z.i. voor veertig procent verantwoordelijk voor
het gebeurde kan worden gesteld. Tenslotte
refereerde pleiter zich aan het oordeel van
de rechtbank.
Uitspraak 8 November as.