De Toestand van 's Lands Financiën. Weer een slachtoffer van den „onbewaakte" Kunst in Haarlem en daarbuiten. Dagboek van een H.B. S.-er WOENSDAG 2 NOVEMBER 1938 HAARLEM'S DAGBEAD 3 Weer een brief aan minister Colijn: een oud-Thesaurier- Generaal zet zijn inzichten tegenover die der negen vooraanstaande Nederlanders uiteen. Wij ontvangen het volgende schrijven van den oud-Thesaurier-Generaal mr. L. A. Ries: „Ik heb de eer u en de redacties van enkele andere dagbladen afschrift tc doen toekomen van een schrijven, dat ik gisteren als oud- Thesaurier-Generaal, aan den voorzitter van den Raad van Ministers heb gezonden, naar aanleiding van den brief der negen Neder landers betreffende den toestand van 's Lands financiën, die eenige dagen geleden is gepu bliceerd. Misschien interesseert uw lezers het stand punt van een ander, die gedurende vele jaren het financieel-economisch beheer van het Land uit de naaste nabijheid heeft meege maakt". Bijgevoegd is het volgende stuk, waarbij wij onze lezers eraan herinneren dat de schrij ver zich een departementaal hoofdambtenaar van bijzondere bekwaamheid getoond: Den Haag, 31 October 1938. Excellentie, De brief der negen vooraanstaande Neder landers aan u als voorzitter van den Minister raad, betreffende^ den financieelen toestand des lands, die Zaterdagavond 29 October werd gepubliceerd, zal slechts één gevolg hebben: hij zal het Staatscrediet in het binnenland en misschien ook den gulden in het buitenland schaden. Verder zal zijn invloed niet gaan. Weliswaar zal hij door uwe Excellentie met de achting en eerbied zijn ontvangen, die men dezen negen vooraanstaanden Nederlanders uiteraard verschuldigd is, maar daarna zal dit schrijven den weg van alle ongevraagde ad viezen, die sinds het Herstel der Natie in de onpeilbare spelonken der departementale archieven zijn verdwenen. Daar onder de negen Nederlanders er "erschiliende zijn, die dezen gang van zaken, op grond van hun per soonlijke ervaring even goed kennen als schrijver dezes, hadden zij een stap. die hoe uitstekend bedoeld ook slechts ongunstige gevolgen zal hebben, dus beter achterwege kunnen laten. Men zal mij tegemoet voeren, dat de weten schap, geen succes te zullen hebben, een goed vaderlander nimmer mag weerhouden zijn waarschuwende stem te doen klinken. Accoord, maar onder de voorwaarde, dat, zoo dit al niet zal baten, het in elk geval niet zal schaden. Deze voorwaarde is echter geenszins vervuld. Het zal wèl schaden! Het lijdt overigens geen twijfel, dat het cijfermateriaal der Nederlanders juist is. Wel iswaar hebben zij het onderste uit de kan van het pessimisme gehaald, maar de pessimisten krijgen in deze slechtste der mogelijke we relden vrijwel altijd gelijk. Dit cijfermateriaal biedt echter niets nieuws. Elke terzake kun dige kan het beeld, dat deze negen Cassan dra's voor de oogen van het ontstelde Neder- landsche volk ophangen, samenstellen uit de voortreffelijke millioenennota, die voor eenige weken is gepubliceerd. Deze nota is een toon beeld van duidelijkheid en staat in openhar tigheid verre boven alle voorgangsters, die ik heb gekend, ook in de jaren, toen enkele dezer negen Nederlanders niet geheel vreemd waren aan de samenstelling daarvan. Dat deze mil lioenennota, juist tengevolge van die open hartigheid, verontrusting kan veroorzaken, ontken is geenszins, maar het gaat. mijns in ziens niet aan. te verklaren, dat deze uiteen zettingen van de regeering de negen Neder landers ten zeerste hebben verontrust tevens vanwege de maatregelen, welke de regeering zich voorstelt in verband met den budgetairen toestand te nemen en tegelij kertijd „bij voorbaat vast te stellen, dat hun „niet kan worden verweten, dat ook zij in ge- „breke blijven de concrete maatregelen aan te „geven, welke de noodzakelijke uitgavenver- „laging zouden teweegbrengen. Immers zij „zouden zich daarmede begeven op een ter- „rein, dat buiten hun bevoegdheid ligt". Deze methode is niet aanvaardbaar. Nie mand zal een geneesheer accepteeren die be gint een hoogst ernstige diagnose te stellen, maar onmiddellijk daarna verklaart, dat hem niet mag worden verweten, dat hij in ge breke moet blfjven een therapie aan te geven, omdat hij zich daarmede op een terrein zou begeven, dat buiten zijn bevoegdheid ligt. Iedereen zal hem antwoorden: ..Houdt U dan verre van het ziekbed. Gij deprimeert slechts den patiënt, maar kunt hem niet genezen. Daarmede schaadt Gij hem slechts Mijns inziens ligt de fout van de negen Ne derlanders in hun onjuist uitgangspunt, te weten, dat de begrooting onder alle omstan digheden als bindend richtsnoer voor het Regeeringsbeleid moet worden beschouwd. Dit is een norm, die voor zich zelf spreekt in rustige en stabiele perioden, maar het is een onbereikbaar ideaal, en daarom volkomen irreëel en steriel in een periode van „Um- bruch", van „Umwertung aller Werte", waar in wij feitelijk reeds sinds 1914 verkeeren en waarvan het einde nog niet is af te zien. En dit geldt waarachtig niet alleen het kleine Nederland met zijn groot koloniaal Rijk, maar vrijwel alle lander, ter wereld. Is in Groot- Brittannië de begrooting een bindend richt snoer voor het Regeeringsbeleid? In Frank rijk? In Duitschland? In Italië? In Japan? In België? In de Vereenigde Staten? Of zelfs maar in Zwitserland? Het is in geen dier lan den, dietoch werkelijk niet worden geregeerd door mannen, zooveel minder verstandig dan deze negen vooraanstaande Nederlanders, het geval. En dat dit zoo is, is het gevolg van één groote alles overheerschende factor, die zich echter in die verschillende landen op zeer verschillende wijzen uitwerkt, n.l. de enorm toegenomen bevolkingen en de spanningen, die daardoor ontstaan zijn. In sommige lan den de z.g. have nots heeft de bevol kingsspaning gevoerd tot een onbedwingbare zucht tot expansie, die zich uit in een zekere mate van agressiviteit., in andere tot groote werkloosheid, en in sommige daarvan boven dien tot de noodzaak hun gebied, hun kolo niën en hun rijkdom vruchten van vroe gere expansiedrift tegen de gevaren, die hen ais verzadigden van de zijde der agres sieve have nots bedreigen, te verdedigen. Van daar de bewapeningswedloop zoowel van de argessieven als van de defensieven. Uit diezelfde enorme bevolkingstoename erfenis van de vrije industrialisatie der libe rale 19e eeuw! stamt, zooals reeds gezegd, een groot deel der werkloosheid, die naast het vraagstuk van de vermijding van een nieu wen wereldoorlog, het ontzettende probleem dezer periode is. Men behoeft de Rijksbegrooting er maar op na te slaan om tc constateeren, da: het deze twee kwesties zijn: de defensie en de werk loosheid, die ons de financieele moeilijkheden hebben gebracht en nog verder zullen bren gen. welke ons allen verontrusten. Daar dit echter uitloopers in Nederland zijn van alge- meene wereldproblemen, kan het Regeerings beleid ten aanzien van deze geweldige vraag stukken nimmer een bindend richtsnoer vin den in de normale mogelijkheden der Rijks begrooting. Voor een vulcaan vindt men geen richt snoer in de normen van een vulkachel! In tijden als deze is een goede defensie van moe derland en koloniën van oneindig grooter belang dan welk begrootingstekort ook, mits voor het geldelijk offer een werkelijk doel treffende defensie verkregen wordt. De Ro meinen zeiden: navigare necesse est, vivere non; wij moeten thans bovendien zeggen: defendere necesse est, vivere non. Men moet ook niet spreken van vrede tot eiken prijs,, maar van defensie tot eiken prijs. Een land als Nederland zal deswege niet voor oorlogs zuchtig worden uitgemaakt. Eerder het tegen deel. Zou er iemand zijn, vooral na München en Kanton die vindt, dat de Regeering op dit gebied te veel heeft gedaan? Durven de negen Nederlanders dit soms te beweren? Zij zwijgen volkomen over dit vitale punt en ik geloof, dat men hun dit gerust kwalijk mag nemen. De waarheid is, dat de Regeering lang niet genoeg heeft gedaan, vooral in Indië, en het is goeddeels aan den geest van vooraan staande Nederlanders als deze negen te dan ken, dat zulks sinds jaren het geval is. Op dit gebied kunnen wij van vrijwel alle andere volken een les leeren. Mutatis mutandis geldt dit alles evenzeer voor de bestrijding van de werkloosheid, dien geesel Gods. Toen ik Zaterdagavond in de zelfde courant den brief der negen en daar naast de plannen van Minister Romme ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid las plannen, die ongetwijfeld weer veel nieuw jeld zullen kosten dacht ik da delijk: ik zou liever staan in de schoenen van dien Minister dan in die van zijn bedillers. Moet lijdelijk worden toe gezien, dat de jeugd in moedeloosheid en wanhoop een prooi wordt van extremismen van links en rechts en dat daardoor tenslotte onze samenleving door haat. en nijd uit elkaar wordt gescheurd en onze vrijheden teloor gaan om thans het begrootingstekort te verkleinen? Wij hebben het in andere lan den zien gebeuren! Is dit dan soms niet een weg, die „regelrecht naar den afgrond moet voeren en die in strijd is met het karakter en den vrijheidswil van het Nederlandsche volk", zooals de negen heeren schrijven? Het is wel tragisch, dat op zich zelf volkomen legitieme financieele zorgen door hun eenzijdigheid een dusdanige bewustzijn-verenging kunnen te weeg brengen, dat men blind wordt voor de Een succes der wetenschap Doosjes a in I nsta n t i ne schiep de we- Instdlltine 0 tenschaphetpijnstillendemiddel j van den modernen tijd. In Instanfinezijn voortref felijke werking en absolute on schadelijkheid op ideale wijze vereenigd. 2 tabletten 70 ct., zakjes a 2 tabletten 15 ct. (Adv. Ingez. Med.) veel ernstiger gevaren, die vermeden moeten worden En als men mij nu tegemoet voert: maar de gulden! Denk toch aan het lot van ons na tionale betaalmiddel! Dan antwoord ik daarop: de gulden is nog nimmer door be- grootingstekorten gevallen. Men zorge slechts voor een behoorlijke betalingsbalans, want van die zijde kan het gevaar dreigen en men make zich dan geen zorgen over den gulden. Ons nationaal betaalmiddel is éénmaal ge vallen door buitenlandsche oorzaken en toen nog veel te laat. Indien een nieuwe stand van pond en dollar het noodig zal maken, zal de gulden nogmaals vallen, al of niet na een comedie over „muntvervalsching". Dit zal ge beuren, ook al vertoont de begrooting dan een batig saldo! En als dit tezamen met een zeer groote staatsschuld tenslotte verarming be- teekent, hetgeen ik geenszins ontken, dan is dat het offer, dat ook een verzadigd volk zich moet getroosten, om zijn gebied, zijn vrijheid en zijn volkskracht te beschermen in een zeer gewichtige periode, waarin ieder volk het on derspit delft. dat. onder welk voorwendsel ook en ook de sluitende begrooting kan zulk een voorwendsel zijn geen offers wil brengen. Met verschuldigden eerbied heb ik de eer te zijn Uwer Excellence's d.w.dr. W.g.) RIES. Oud-Thesaurier-Generaal. Opvarende bij botsing verdronken Schepen liepen geen averij op. Dinsdagavond omstreeks acht uur is op den Nieuwen Waterweg nabij Vlaardingen het Nederlandsche s.s. „Emmaplein", op weg van Rotterdam naar Wabana (New Found- land) in aanvaring geweest met het Engel- sche s.s. „Akeld", dat op weg was van Rot terdam naar Newcastle. Waarschijnlijk hebben de schepen geen schade opgeloopen. Zij hebben beide de reis voortgezet. Evenwel wordt een der opvarenden van de „Akeld" vermist. Vermoed wordt, dat deze tijdens de botsing overboord is geslagen. Maggi's Soepen beheersen ons land Als U een Maggi's Soep volgens de gebruiks aanwijzing klaarmaakt en proeft, zult U begrijpen waarom. Maggi's Soepen hebben zo iets fijns. Ze zijn bijzonder smakelijk, voedzaam en geurig. Het is alsof U ze zelf hebt gemaakt. Alleen zijn ze voordeliger. Slechts water en een korte kook tijd zijn nodig, om een verrukkelijke soep te bereiden. Maggi's Soepen zijn een genot op tafel! MAGGI5 SOEPEN u'f ?kM°" en de fabrieksmerken: de Auto door trein versplinterd. Trein defect geraakt. Op den onbewaakte» spoorweg overgang aan de Hulk onder de ge meente Avenhorn, is Dinsdagavond omstreeks zes uur een ernstig onge luk gebeurd, dat één doode heeft ge- eischt. Een vrachtauto van den bloembollenhandel P. Bakker Mzn. uit Enkhuizen bestuurd door den 45-jarigen C. v. Leeuwen, is op dezen over weg in botsing gekomen met den sneltrein, welke ongeveer half zes van Amsterdam naar Enkhuizen was vertrokken. De botsing was buitengewoon hevig en overal langs de lijn vond men brokstukken van den vernielden wagen verspreid. Aangezien het zoeken naar slachtoffers aanvankelijk geen resultaat op> leverde, is, nadat de noodige hulp was ge^ requireerd, de trein naar Hoorn doorgereden. Even voor het station Hoorn bleek de trein echter tengevolge van de botsing een defect te hebben opgeloopen, zoodat deze gedwon gen was te stoppen en de reizigers langs de lijn naar het station moesten loopen. Met drie kwartier vertraging konden zij de reis naar Enkhuizen voortzetten. Inmiddels was men van Hoorn uit langs de lijn op inspectie gegaan, welke tot resultaat had, dat het ernstig verminkte lijk werd ge vonden van den bestuurder. Deze was in de langs de spoorbaan loopende vaart terecht gekomen. Onder leiding van dokter H. van der Lin den uit Berkhout, die spoedig ter plaatse was, werd nog geruimen tijd kunstmatige adem haling toegepast, evenwel tevergeefs. Men neemt aan, dat het slachtoffer reeds op slag is gedood en niet door verdrinking om het leven is gekomen. De overweg ligt in een zeer drukken weg, vanwaar men slechts een matig uitzicht op de spoorlijn heeft. Reeds vaker zijn hier onge lukken gebeurd, waarvan een, eenige jaren geleden, eveneens met doodelijken afloop. (Adv. Ingez. Med.) Uit de dakgoot gevallen. Schilder om het leven gekomen. Dinsdagmiddag verloor de 26-jarige schilder A. Mahutte, uit de Mijnsheerenlaan te Rot terdam, bij schilderswerkzaamheden in de dakgoot van een pand, op den hoek van de Van Vollenhovenstraat en de Houtlaan, al daar. het evenwicht. Van ongeveer zestien meter hoogte viel hij op straat. Met een zware schedelbasisfractuur werd de man opgenomen, die kort daarna aan de opgeloopen verwondingen overleed. Over het impressionisme. De Fransche kunsthistoricus en museums directeur Jean Alazard hield een voordracht in het Maison Descartes te Amsterdam, over den invloed die van Holland en Engeland uit, op het Fransche impressionisme is geoefend. De heer Alazard, die aan de Universiteit en het Museum te Algiers werkzaam is, bleek een helder verteller en enthousiast docent.... al had hij uit den aard der zaak het élite gezelschap dat in de Salons van het Institut Frangais d' Amsterdam pleegt samen te ko men, niet zoo heel veel nieuws te vertellen. Wie zich in Holland voor kunst interesseert, is als regel ook historisch vrij goed bij, en van den verbindingskabel RuysdaelConsta bleBarbizon op de hoogte. De heer Alazard was zich daarvan ook wel bewust en maakte zijn voordracht dan ook in hoofdzaak, behal ve door een groot aantal lichtbeelden, inte ressant door eenige uitstapjes terzijde van den genoemden keten. De levendige, typisch Zuid-Fransche verschijnnig van dezen Alge- rijnschen kunstgeleerde zal zonder twijfel bij zijn studenten wel belangstelling voor de schilderkunst kunnen opwekken. In de gangbare litteratuur over het Fran sche impressionisme der negentiende eeuw wordt Claude Monet als de wegbereider er van aangeduid. Men heeft op de Fransche ten toonstelling van dit jaar een reeks zijner werken kunnen bestudeeren. Maar hij had in Boudin en den Hollander Jongkind al voor gangers gehad en de heer Alazard zou dezen beiden kunstenaars den titel prae-impres- sionisten willen geven. Daar is natuurlijk niet het minste bezwaar tegen. Maar veel zin heeft het mijns inziens ook niet. Het zal velen met mij zijn opgevallen dat, hoe meer groepee ringen, benamingen, indeelingen er in de nieuwere kunsthistorie gemaakt zijn. des te onoverzichtelijker het geheel werd Zelfs reeds de term „impressionisme" is al verwar ringstichtend, als men daaronder, zooals het gebruik dat wil, uitsluitend de negentiende eeuwsche beweging, waarvan Monet dan de vader zou zijn, wil verstaan. Iedere schets van Rembrandt, van Hokusai, van Michel Angelo behoort daar toe en het is dus alleen de over eenkomst van de directe noteering der im pressie, die al deze dingen gemeen hebben, die ze onder impressionisme doet rangschik ken en niet de toevallig in de negentiende eeuw herlevende lust der schilders dat pri maire, directe ook in hun schilderijen op den voorgrond te brengen. Die lust zat ongetwijfeld in de lucht en die neiging is even zeker van buitenaf weer in de Fransche kunst binnengedrongen. Weer zeggen we opzettelijk omdat toch ook al een Claude Lorrain in zijn landschappen veel heeft dat aan die van Rembrandt doet den ken, en dat op een romantisch verwerkt im pressionisme berust. Maar een directe import is bemerkbaar als in de jaren tussehen 1820 en '25 de Engelsche schilders hunne werken naar den Parijschen Salon zenden. Turner en Constable maken furore. Tot dan hebben de Franschen het landschap bloot als décor voor hun figuratieve voorstellingen beschouwd, de Engelschen too- nen het landschap als hoofdzaak, als eenig- belangrijk onderwerp. Lucht, water en atmospheer, en verder niets, daaruit zijn Turner's zeestukken saamgesteld. Constable gaat in zijn landschappen van eenzelfde principe uit en berust daarbij op Ruysdael en Hobbema, de 17e eeuwsche Hollanders. Ook Bonington speelt bij die invasie der Engelschen een hoofdrol. Hoewel hij reeds in 1828 sterft is zijn invloed op Delacroix zeer groot geweest en door dezen in brieven er kend. De heer Alazard bracht in herinnering hoe Delacroix het landschap in zijn beroemde „Massacre de Scio" geheel overschilderde, nadat- hij Bonington's werk had leeren ken nen. En dat werk zal nog lang anderen inspi re eren. Als Bonington sterft is Jongkind pas negen jaar oud Die komt eerst in 1843 naar Frank rijk, na in Holland bij Schelfhout in de romantische schilderijkunst te zijn opgevoed. Hij ontmoet Boudin in Honfleur en in die bei den vindt het land-, lucht- en water principe energieke aanhangers. Van hen zal dan het enthousiasme op Claude Monet zijn overge slagen, Monet, die slechts een paar jaar hun jongere was. Zoo men wil zou men dus het impressionisme in de schilderkunst tot Tur ner en Bonington kunnen terugvoeren, al lijken ons al die kabel- en draden theorieën buitengewoon ingewikkeld en schijnt het veiliger voor ieder artist individueel den ont wikkelingsgang te volgen. Opmerkelijk blijven ook volgens Alazard twee dingen. Ten eerste zijn het de schil ders van de aan de zee grenzende landen: Engeland, Holland, Normandié en Bretagne die de onafhankelijkheid van het landschap propageeren. Ten tweede haalt, met name Monet ook in latere jaren zijn inspiratie nog steeds uit het Noord-Westen. Na den oorlog in 1871, werkt hij een zomer in Holland (de Zaanstreek) en verhuist daarna voor langeren tijd naar Londen. Tenslotte zijn twee van zijn bekendste bentgenooten niet van zuiver Franschen bodem: Sisley is geboren Engelsch- man; Pissarro zag het levenslicht op de Antillen. De „influence nordique" op het Fransche impressionisme is inderdaad niet te ontko men doch men behoeft daar misschien weer niet te veel waarde aan te hechten.... De wisselwerking van kunstenaarsinzichten zal steeds gemakkelijker plaats vinden, naar mate het onderling verkeer vergemakkelijkt wordt en de één zal een invloed langduriger onder gaan dan een ander. Niet de toevallige in vloed van eenig idee maakt de grootheid van de schilderkunst van een land uit, doch het aantal waarlijk groote, belangrijke kuns tenaars door dat land opgeleverd. En zoo kan de ..influence nordique" niets van de groot heid der 19e eeuwsche Fransche kunst aftor nen. Al was de heer Alazard natuurlijk veel te beschaafd en fijngevoelig om dat aan zijn voordracht tot besluit te geven. J. H. DE BOIS. Langzaam komt hij nader, de kwaaie tijd. Af en toe krijg je al een voorproefje in den vorm van een proefje, maar het ergste moet nog komen. Ik 'ril al bij de gedachte. Hoe zal het gaan dezen keer? Misschien gaat het wel heelemaal niet. Daar kan je van te voren niets van zeggen. Soms heb je een proefbui en dan sta je gewoon versteld over je eigen kennis, soms heb je een anti-proef bui en dan weet je niets, absoluut niets. Er schijnt geen krum- mel kennis in je hoofd te kunnen binnen dringen. Je bent gewoon proef-proof. 's Avonds buig je je over je agenda en daar staat met dikke kanjers van letters: PROEF. Den eenen keer heb je dadelijk het gevoel: nou. dat zul len we hem dezen keer eens eventjes op fraaie wijze lappen, 't Is of je een boksmatch in het vooruitzicht hebt en eigenlijk hunkert naar het oogenblik dat de gong zal gaan en je den eersten klap kunt geven. Nog maar een halven dag wachten en dan is het zoover. Als je nu vanavond de energie hebt nog een keer pittig te trainen moet het morgen een glansrijke overwinning worden met een knock-out aan het eind van de vijftig minuten. Nou en als je zoo begint te werken, gaat het ook meestal goed. Je slaapt als een kanon en 's morgens moeten ze een kwartier op de deur trommelen om je wakker te krijgen. Dan ga je er op af, vol moed treed je den ring binnen, de wed strijd gaat beginnen. De gong gaat (dat is de schoolbel) en je trekt ten aanval. Die knapen van algebra-formules en idiomen en vertalin gen eif jaartallen, ze kunnen je niets maken. Laat ze maar opkomen. Je vloert ze stuk voor stuk. Die vraagstukken? Niets aan. Een voor een moeten ze er aan gelooven. En als de gong weer gaat, sta je temidden van verslagen te genstanders die geen vin meer kunnen ver roeren. Dat is dan een geheide acht. Zelf zou je voor zulk werk een 10 geven, maar je moet er altijd rekening mee houden, dat leeraren een ontzettend scherpen kijk hebben en over tredingen bespeuren, waar je nooit aan ge dacht had. Je hoeft heusch niet te denken, dat ze één stoot onder den gordel zullen laten passeeren. En als ze na afloop van den wed strijd de prestaties van de partijen vergelijken, wegen ze alle kleinigheden tegen elkaar af. Een anderen keer zie je weer dat woordje „Proef" in je agenda staan en het overvalt je als een donderbui op Zondagmiddag. Niets geen zin. Niets geen fut. Niets geen vertrou wen. Het wordt natuurlijk tóch niets. Of je er nu eon uur over doet of twee, het haalt niets uit. De onvoldoende grijnst je al aan voor je nog een oog in je boek hebt gehad. Zuchtend en steunend, met het gevoel dat je het groot ste onrecht van de wereld wordt aangedaan, begin je met de eerste pagina. Een kwartier later merk je opeens dat je zat te denken aan héél wat anders. Aan Edith of aan cie match van den vorigen Zondag of aan het feest bij Huug, dat werkelijk door zal gaan of aan ik weet niet wat. Met een nieuwen diepen zucht keer je tot de werkelijkheid terug, maar het helpt niet. Er zitten watten in je hoofd en die krijg je er zoo'n avond niet uit. In bed pro- beeren nog wat te repeteeren is ook al niets gedaan. Het wil nu eenmaal niet en als je op je kop ging staan, zou het nog niet willen. Den volgenden morgen sukkelt er een ongelukkig stukje mensch met den dood in zijn schoenen en de zekerheid dat er geen fluit van terecht zal komen den langen weg naar school af. Gewoonlijk is de proef dan het vierde uur, zoodat wij arme leerlingen al bekaf zijn voor het begin. De eerste vraag is een opeenstape ling van puzzles, de tweede heeft halverwege een kronkel waar je niet uit komen kunt, de derde is een duivelsche uitvinding en de vier de. daar kom je heelemaal niet aan toe. Het uur vliegt om en als de bel gaat, heb je hier en daar een brokstuk waarvan de helft niet deugt. Een drie. Als 't eerlijk gaat een twee. Als je ontstellend zwijnt een vier. Dan tijg je naar huis, waar vaders en moeders in span ning zitten en dadelijk vragen hoe het geweest is en hoe je het gemaakt hebt en of het erg moeilijk was en of ze nog gevraagd hebben wat zij je den vorigen avond tot in het on eindige hebben overhoord. Onder zulke om standigheden doet de leerling het beste de zaak maar niet te somber voor te stellen, an ders krijgt hij tweemaal den wind van voren: nu dadelijk en straks als het cijfer loskomt. De verstandige leerling bromt iets van „niet meevallen", „af en toe verduiveld lastig", zegt dan opgewekt dat hij tenminste iets heeft, ter wijl anderen hun blaadje blanco -inleverden, maar dat de familie er maar niet al te hooge verwachtingen over moet koesteren. Meestal loopt het dan met een sisser af en barst de bui pas een dag of wat later los. En dan is er intusschen misschien een ander cijfer dat lis tig tegenover het ongeluksresultaat kan wor den uitgespeeld. Zoo worden wij al op Jeug digen leeftijd diplomaten. Ik heb al weer veel te lang gezwamd. Morgen een proef.... Overmorgen een proefJa, de kwaaie tijd is weer begonnen. MAX. Tegen kapper 15 jaar gevangenis straf geëischt. De Alkmaarsche rechtbank heeft Dinsdag de strafzaak tegen den kap per D. uit Opdam, welke zaak veertien dagen geleden werd onderbroken, omdat twee getuigen afwezig waren, voortgezet. Na het verhoor van den verdachte en de getuigen eischte de ofifcier tegen D. wegens doodslag de maximum straf: vijftien jaar. Nadat de verdachte veertien dagen geleden ontkend had, dat hij zijn vrouw opzettelijk van het leven had beroofd, bekende hij toen tijdens de rechtzitting, na een scherpe onder vraging van den president, dat hij haar daar bij de keel had dichtgedrukt. Dinsdag werd de zaak hervat met het ver hoor van de dienstbode. Zij gaf toe, een ver houding met den verdachte te hebben ge had. doch ontkende evenwel, dat hij haar na het overlijden van zijn vrouw de waarheid had verteld. Dokter Hulst verklaarde vervolgens, dat de vrouw van D. door geweldpeging om het leven was gekomen, vermoedelijk doordat verdachte zijn hand in de keel van de vrouw heeft gestoken en bovendien de luchtpijp heeft dichtgeknepen. De verdachte verklaarde nog met de dienst bode over een mogelijk huwelijk te hebben gesproken, hetgeen deze getuige pertinent ontkende. De verdediger, mr. Schuurman, soot zich aan bij het requisitoir van den officier. Slechts één lichtpunt zag hij voor den ver dachte: de houding van de dienstbode, die z.i. voor veertig procent verantwoordelijk voor het gebeurde kan worden gesteld. Tenslotte refereerde pleiter zich aan het oordeel van de rechtbank. Uitspraak 8 November as.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 5