i£ocLtM,UuóvVult echt Ca&etiWi! ALBERT HEUN'KAAS ¥1A Vertelling Haw De fturoper DONDERDAG 8 DECEMBER 1938 HAARLEM'S DAGBLAD 4 „Brandhaarden van Europa". Lezing van A. den Doolaard. Woensdagavond hield de bekende roman schrijver en journalist A. den Doolaard voor de afdeeling Haarlem van den Algem. Ned. Bond van Handels- en Kantoorbedienden in één der bovenzalen van het Gem. Concertgebouw een lezing over „Brandhaarden van Europa''. Met deze brandhaarden bedoelde spr. de politieke knooppunten Downingstreet 10. Quai d' Orsay, en Wilhelmstrasse, inzonderheid tijdens de j.l. internationale crisis in September. Spr. criti- seerde het beleid der democratische landen tij dens deze crisis in sterke mate. Velen zagen in de spannende dagen alleen twee mogelijkheden, aldus spr, öf oorlog óf toegeven. Er was echter nog een derde mogelijkheid: Standhouden zon der oorlog. De vredespolitiek in de crisisdagen heeft bestaan in het aaneenrijgen van omge keerde waarheden. Hitier maakte gebruik van de onhandigheid der democratische regeerders. Het Duitsche volk wilde tenslotte den oorlog niet. Toch kwam de Fransche minister Bonnet nog op de gedachte om een conferentie bijeen te roepen. Bonnet verzocht President Roose velt om bemiddeling. Frankrijk noodigde via Engeland Mussolini uit. Men zette zich met Hitier aan tafel en dat was de groote fout. Het is vernederend voor de democraten om te gaan onderhandelen met een man, die in zijn eigen land de democratie uitsluit. Het fascisme kan alleen met de eigen wapens, n.l. de dreiging met geweld, bestreden worden. In München werd echter een soort kwitantie uitgeschreven, waar op Hitier zelf het eindbedrag zou mogen in vullen. Spr. noemde Runciman den doodgraver van Tsjecho Slowakije. De kapitalistische één-pot-nat liet uit Bolsje wiekenvrees een democratie ondergaan. Spr. vertelde uit eigen ervaring dat aan de Tsjechen zelf veel verweten dient te worden. Er werd inderdaad door de Tsjechen erger lijke broodroof op de Duitsche minderheid ge pleegd. Benesj had het goede voor. doch Tsje cho Slowakije werd van onder ai volgens het principe van de dorpspotentaten geregeerd. Spr. haalde een voorbeeld aan; in een Tsjechische stad met overwegend Duitsche bevolking werd een werk uitgevoerd. Slechts eenige Duitschers werden te werk gesteld, terwijl men opzette lijk uit een geheel andere streek vele Tsjechen liet komen om hier aan den slag te gaan. Men heeft in Tsjecho Slowakije, aldus spr. de men- schen bijna stelselmatig tegen de republiek ingenomen. Er werden tegen de Duitsche min derheid hemeltergende onrechtvaardigheden bedreven in den vorm van broodroof en zielen vangst. Dit was volgens spr. echter nog geen reden om het Sudeten Duitsche gebied af te scheuren en aan Duitschland te geven. Toen er kans was om dit gebied zelfstandig te maken heeft Engeland niets gedaan. De con clusie welke spr. uit de Septembercrisis trok was dat men den geest, waarvoor men eens warm liep, verloochend heeft. Men heeft idealen laf hartig ontkend. Men is teruggevallen tot het meest benepen materialisme. Spr. noemde Chamberlain een waardig vertegenwoordiger van het koopmanschap. Dat de wil van Enge land om de zeeën te regeeren zoo snel afgeta keld is weet spr. aan het feit dat deze geest slechts op koopmanschap gegrondvest was. Na de pauze besprak Den Doolaard Hitler's boek „Mein Kampf", dat hij de nieuwe Bijbel der Duitschers noemde. Spr. citeerde in dit verband eenige Duitsche filosofen, Fichte: „Tusschen staten is er recht noch wet. Alleen is er het recht van den sterkste". „Duitsche grenzen zijn allereerst innerlijke grenzen. Duitschland moet allen omvatten die Duitsch spreken." Fichte schilderde, aldus spr., Duitschland als het hoogste bezit der menschheid. Schiller schreef in een filosofisch gedicht Alleen de Duitsche geest kan heilige dingen begrijpen. Eens zal het beeld der wereld een Duitsch aanschijn hebben. Van deze menschen, aldus Den Doolaard, loopt een rechte lijn door de historie naar Hitler. Spr. was van meening dat het oude socialisme in Duitschland in groo- ten omvang heimelijk voortleeft, en zag daarin het eenige symptoon van hoop voor de toe komst. VOOR DEN KANTONRECHTER EIGEN RECHTER SPELEN. Velen van ons speelden in hun jeugdjaren graag voor tramconducteur, vrachtrijder of meer van dergelijke, vooral in jonge oogen, aantrekkelijke beroepen. Het beroep van rech ter was daar echter meestal niet bij. De be hoefte om „zelf rechtertje te spelen" doet zich meestal pas op lateren leeftijd voor. Gelukkig zijn we dan over het algemeen wat verstandi ger geworden en laten „des rechters wat des rechters is". Met uitzondering dan van een 31-jarigen Haarlemschen vrachtrijder. Op 12 October was hij den Rijksstraatweg opgere den komende uit de Eemstraat. In de richting stad reden drie jongelieden op de fiets. En van hen voegde den automobilist de opmerking toe: U hadt Uw richtingaanwijzer wel 'ns uit mogen steken". Nu is het voor een automobi list nooit prettig om op de vingers getikt te' worden. En zeker niet als dat door een jeug digen wielrijder gebeurt. Een verstandig automobilist rijdt dan door. De vrachtrijder 'deed het echter anders. Hij reed op de jon gens toe en schreeuwde: „Ik zal jullie wel doodrijden". En de daad bij het woord voegend zwenkte hij driemaal achtereen naar rechts waardoor een der fietsers met een achter bumper werd geraakt. Toen een van de jongens hem verzocht te stoppen omdat er „brokken" waren, was hij snel doorgereden. De Ambtenaar van het O.M. herinnerde er in zijn requisitoir aan, dat verd. ook voeger reeds bij een aanrijdingsaffaire een dominee opzettelijk heeft aangereden. Aan den ver balisant had hij bovendien verklaard, dat hij in Castricum eens een fietser, die hem be- leedigd had, met een motor in de sloot had gereden. Een dergelijke woesteling, aldus spre- ter, hoort niet op den weg thuis. Het publiek moet tegen hem beveiligd worden. Eisch f 15 of 10 dagen en 1 jaar ontzegging van het rij bewijs. De kantonrechter veroordeelde tenslotte tot f 25 boete en 6 maanden ontzegging. Tram contra auto. Een 42-jarige wagenvoerder van de N. Z. H T. M. stond terecht omdat hij op 12 October op den Schoterweg niet tijdig genoeg geremd zou hebben toen een auto op de rails stond. De auto werd aangereden en licht aan het rechter achter spatbord beschadigd. De getuigen een agent en de autobestuurder waren van mee ning dat de trambestuurder de auto, die voor een van rechts komend voertuig had moeten wachten, tijdig genoeg had kunnen zien om te remmen en een aanrijding te voorkomen. De trambestuurder zeide, dat hij uit alle macht had geremd en de auto eerst op 15 Meter af stand had bemerkt. De ambtenaar van het O. M. vond, dat de trambestuurders het lang niet gemakkelijk hebben. Het is zeer moeilijk om deze ouderwetsche vervoermiddelen veilig door LANGE AVONDEN ZIJN WEER OP KOMST INTIEME zoowel GOEDE VERLICHTING zullen weer welkom zijn. als toonaangevende Lampenzaak adviseert U gaarne. Bezoekt onze fraaie showroom LANGE VEERSTRAAT HAARLEM. (Adv^Ingez. Med.) de drukke stad te voeren. De tram schept in het moderne snelverkeer lastige problemen. Bij een snelheid van 30 K.M. staat zij niet stil na 9, na 19 en misschien zelfs niet na 29 Meter. Al heeft deze wagenbestuurder dan ook een fout gemaakt dan mag hem dit toch niet te zwaar worden aangerekend. Spr. vroeg een boete van f10 of 5 dagen. Mx-. J. Deenik, verdachte's raadsman, achtte de overtreding van den trambestuurder niet bewezen. Wanneer er iemand een fout heeft gemaakt, dan is het wel de automobilist, die art. 11 van het Tramwegreglement heeft over treden. Waarom is juist tegen den trambe stuurder een vervolging ingesteld? Wanneer een wagenvoerder een obstakel op de trambaan ziet waarvan hij redelijkerwijs mag veronderstellen dat het weer van de rails af zal zijn als hij dat punt genaderd is, dan be hoeft hij niet te remmen. Als hij dat toch zou doen dan was een normaal tramverkeer niet mogelijk. Spreker concludeerde dan ook tot vrijspraak. De kantonrechter kon zich met dit pleidooi wel vereenigen en sprak den wagenvoerder vrij waarop de ambtenaar aankondigde dat hij in appel ging. VEREENIGING „NEDERLANDSCH FABRIKAAT". In de vacature in het dagelijksch bestuur van de afd. Haarlem van de Ver. Ned. Fabri kaat, ontstaan door het overlijden van den voorzitter den heer H. P. Deinum, is voorzien door de benoeming tot voorzitter van den heer A. van Weerden. Het dagelijksch bestuur is nu als volgt samengesteldA. van Weerden, voor zitter, Dr. J. van Heerde, Penningmeester, Mr. L. L. F. André de la Porte, secretaris. VEREENIGING DANTE ALIGHIERI. Door het onverwacht bezoek van Professor Vittorio Amoretti aan Nederland heeft de af deeling Haarlem van bovengenoemde veree- niging besloten hiervan gebruik te maken om nog in deze maand een tweede lezing te orga- niseeren. Op Donderdagavond 15 December zal prof. Amoretti, hoogleeraar te Pisa en di recteur van het Petrarca Huis te Keulen, in de zaal van „De Kerkuil" Nieuwe Gracht 23, spreken over Petrarca en Dante. (Adv. lngez. Med.) HAARLEMSCHE BACH VEREENIGING. Het tweede concert voor de Haarlemsche Bachvereeniging zal plaats hebben op Dins dagavond 13 December in de Gemeentelijke Concertzaal door het orkest van het Concert gebouw te Amsterdam onder leiding van prof. dr. Willem Mengelberg. Solist is Nathan Mil- stein (viool). Het programma luidt als volgt: Tweede Suite b kl. t. J. S. Bach. Ouverture, Rondeau, Sarabande, Bourrée I en II, Polo naise, Menuet, Badinerie. Fluit-soli: H. Bar- wasser en N. Klasen. Serenade C gr. t. Max Reger. Allegro mode rato, Vivace a burlesca, Andante semplice, Al legro con spirito. Concert D gr. t. op. 35 voor viool en orkest, P. I. Tschaikowsky. Allegro, Canzonetta, Fina le: Allegro vivacissimo. Solist: Nathan Mil- stein. Ouverture Solennelle „1812", P. I. Tschai kowsky. (Adv. lngez. Med.) Het Jubileum. door JOH. W, BROEDELET. IJ was. nu vijf-en-twintig jaar aan het tooneel. Niemand had er ooit iets van gemerkt. Dat gaat zoo. Hij speelde den knecht, die in Fran sche salonstukken den baron of de hertogin binnen laat door de middendeur, of den po- litie-agent of iden „heer" onder aan het pro gramma of hoogstens het onbelangrijke fa milielid van de hoofdpersonen, die zich vrij wel zwijgend aan 't begin en 't eind van 't stuk even over de planken wandelt. Dat kan per slot van rekening iedereen en dus kende het publiek zelfs z'n naam niet. Toch was er met dat openen en sluiten van de middendeur, het arresteeren als dienaar der gerechtigheid en 't rondkuieren in 'n nooit vernieuwden rok, 'n kwart eeuw heengegaan. Zoo vliegt de tijd! En het merkwaardigste was zeker wel, dat Vink met groote voldoening op z'n loopbaan terug zag. Hij vóélde zich als knecht, als agent, als heer. In de vele woorden, zei hij, zat 't 'm niet (gelukkig voor hem!). De kleinste rol, wan neer ze maar op de juiste manier gespeeld werd, kon het lichtpunt van 'n geheele acte zijn. Daarom bestudeerde hij z'n opkomsten en sorties met 'n nauwkeurigheid, alsof 't om 't succes van den avond ging en wanneer hij als Joseph de barones de Boudaban annon ceerde, deed hij dit zóó gewichtig, dat 'n zit ting van den Hoosen Raad er niets bij was. Voor alles had hij standaardgebaren, welke de collega's in 't daaglïjksch leven voor de grap imiteerden. Schrik beeldde hij uit door 'n hoekige beweging van den bovenarm, vreug de onderlijnde hij met 'n stuipachtig optrek ken van de schouders, droefenis duidde hij aan door met de handen stevig op z'n hoofd te drukken. Dat alles wisten z'n medespelers van te voren en ze beleefden er menig vroolijk oogenblik aan. Tot Vink drong dit echter niet door. Hij ging zoo geheel op in z'n kunst, dat wat er in werkelijkheid om 'm voorviel, z'n aandacht niet had. Hij was 'n gelukkig man. En zoo was het dan nu vijf-en-twintig jaar geleden, dat Vink z'n eerste wankele schreden op de planken zette. Dit moment althans mocht niet onopgemerkt voorbijgaan. Zóóveel hardnekkigheid moest op een of andere ma nier beloond worden. Men polste 'm al eens, of hij er iets voor voelde, 'n huldeblijk in stilte te ontvangen. Hij keek verwonderd op. Wat bedoelde men eigenlijk? Het publiek zag hem toch graag? Toen begreep men, dat er weer niets anders op zat dan 'n jubileum. Het kostte eenige moeite, 'n commissie bij elkaar te trommelen. Wie was Vink? Wat had hij gepresteerd? Enfin, als 't dan móést! En 'n bekende notaris en nog eenige autoriteiten Copyright P. I 8. 8t Maar ze waren nog niet eens veel verder toen Hans de Stumper eventjes. Kijk eens wat ik nu weer gevonden heb Dat rijden al weer riep, dat hij iets gevonden had. „Hallo, hallo, wacht eens jullie zoo maar voorbij en toch vind je iets dergelijks niet eiken dag op den straatweg!" stelden 'n circulaire saam, waarin de bijzon dere qualiteiten van den bescheiden en consciëntieuzen artist Herman Vink duidelijk werden in 't licht gesteld en men 'n dringend beroep deed op de medewerking van het pu bliek, om den feestdag van den verdienstelijken tooneelspeler, die tevens zoo'n braaf mensch was (dit laatste zou allicht eenige oudere, goedgeefsche dames vermurwen), tot 'n on- vergetelijken voor hem te maken. De couran ten namen er het voornaamste van over en werkelijk, van rechts en links kwamen de rijksdaalders, zij 't niet al te overvloedig, en zelfs 'n enkel muntbiljet je binnen. Met 'n beetje goeden wil kwam 't zaakje dus wel voor elkaar. De grootste moeilijkheid was echter: in welke rol moest Vink jubileeren? Men kon hem toch kwalijk op z'n feestavond de deur laten openen en sluiten of 'n inbreker doen arresteeren of als ,,'n heer" voor 't publiek ten toonstellen?! De directie peinsde zich suf. Eindelijk vond men 'n stuk, waarin 'n niet te onbelangrijke kolonelsrol voor kwam, welke desnoods eenigszins in Vink's lijn lag. Op 'n jubelavond was het publiek niet over-critisch gestemd en derhalve kon men het er wel op wagen. Zoo geschiedde het, dat Vink 'n cahier van vierentwintig beschreven pagina's in han den kreeg, wat 'm in z'n leven nog niet ge beurd was. Van dit oogenblik begon de bescheiden artist aan 'n stillen aanval van hoogmoedsaandoe- ning te lijden. Z'n knechtsrolletjes speelde hij met 'n nonchalance, welke men van hem niet kende en eens vergat hij zelfs de entrée van de Gravin de Die tot Dat te annonceeren. zoo dat de actrice, die met deze opkomst altijd 'n bijzonder effect teweeg bracht, hem in de pauze voor buffel uitschold. Dit alles vond z'n ooi-zaak in den „kolonel", welke Vink's gedachten algeheel in beslag nam. Die creatie liet 'm niet los. Tijdens de voorstelling overwoog hij tusschen de coulis sen z'n aanstaand jubelspel tot in de gering ste nuances. In de kleedkamer sprak hij tot niemand "n woord voortdurend bezig met- de rol, welke de algemeene aandacht zoo sterk op hem zou vestigen en op de repetities, ter wijl hij naarstig zocht naar de juiste opvat ting van de hem toevertrouwde figuur, bleek hij ongenaakbaar voor alle scherts. Z'n col lega's hadden zich in stilte nog nooit zoo ge amuseerd. Vink kon als kolonel al z'n stan daardgebaren stuk voor stuk op 't schoonst demonstreeren, wat 'n onuitputtelijke bron opleverde van vermaak. En men imiteerde reeds, hoe hij den reuzen-krans in ontvangst zou nemen, welken men niet zou nalaten hem aan te bieden. Toen kwam de ongedachte tegenslag. Drie dagen_ voor de groote gebeurtenis kreeg Vink het zóó hevig op z'n stembanden, dat hij, volgens den dokter, zeker in geen twee weken 'n verstaanbaar woord kon uitbrengen. De directie zat er mee. De tijden waren ongekend slecht en het gezelschap had z'n laatste hoop op 't nieuwe stuk gevestigd. Van uitstel kon dus geen sprake zijn. En om 'n ander den ko lonel te laten spelen, bracht dit bezwaar mee, dat dan de jubileum-attractie er af was, wat allicht weer 'n slechten invloed had op de ge woonlijk toch reeds zoo bedroevende recette. Men zat waarlijk in 'n lastig parket. Tot men er na veel wikken en wegen en eindelooze on derhandelingen met Vink, het volgende op vond: 'n Collega, die evenals de Jubilaris, tot 't derde plan behoorde, zou hem vervangen en men koos hiervoor den sympathieken en ne- derigen Bartels uit. Het publiek liet men ech ter van deze regeling onkundig. Het zou tóch niets bemerken, want de kolonel was met 'n kaal hoofd, 'n paar gewe'dige snorren en 'n sprekenden voorgevel toegetakeld en zette daarbij 'n donderende stem op, zoodat het zoowel de nooit op den voorgrond getreden. Vink als de even roemlooze Bartels kon zijn, die zich achter deze markante figuur verschool. Op die manier werd de langverbeide avond tenminste gered en. wie wist, zou de kas ein delijk weer eens met 'n batig saldo sluiten. Het jubileum verliep op de gebruikelijke wijze: Bartels werd bij z'n opkomst met 'n vriendelijk applausje begroet, hij ontving in den loop van de voorstelling verschillende bloemstukken en aan 't slot hield de notaris, die de onvermijdelijke enveloppe overreikte, 'n klinkende toespraak. Bartels bracht in enkele welgekozen woorden z'n diepgevoelden dank uit. 't scherm ging driemaal omhoog en de merkwaardige avond behoorde alweer tot 't verleden. E wijze kiest den kortsten, een- voudigsten en goedkoopsten weg om zijn doel te bereiken. Vandaar het succes der Groentjes in Haarlem's Dagblad. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO CENTRALE OP VRIJDAG 9 DEC. Progr. 1: Hilversum I. Progr. 2: Hilversum II. Progr. 3: 8.00 Keulen 9.20 Radio P. T. T. Nord 9.50 Pauze 10.Parijs Radio 10.40 Radio P. T T. Nord 11.20 Parijs Radio 12.10 Radio P. T. T. Nord of Diversen 12.20 Ned. Brussel 2.20 Keulen 4.20 Droitwich 4.50 Keulen 5.20 Fransch Brus sel, 6.20 Keulen 7.30 Weenen (of Diversen) 9.20 Droitwich 9.45 Fransch Brussel 10.20 Ned. Brus sel 10.30 Keulen. Progr. 4: 8.Ned. Brussel 9.20 Diversen 10.35 London Regional 12.50 Droitwich 1.35 London Regional 5.20 Droitwich 6.40 London Regional 8.50 Diversen of Gramofoonmuziek 9.45 Droit wich 10.45 London Regional 11.20 Droitwich. Progr. '5: 8.007.00 Diversen. 7.008.00 Eigen gramofoonplatenconcert. Filmmuziek. 1. I love to whistle uit „Mad. about music" Joe Loss 2. Whistle while you work uit „Snowwhite". Orch. of Merry Men. 3. Yes Sir uit „Zu neuen Ufern", Zarah Leander. 4. Film Hit Memories, L. P. A. Band. 5. Wiegenlied uit „Vergiss mein nicht" B. Gigli 6. Will you remember uit „Maytime", J. Mac- Donald, N. Eddy. 7. Strahlende Sonne Lachende Frühling uit „Boccaccio", W. Fritsch. 8. Frag' nicht uit „Ein Lied geht urn die Welt" J. Schmidt. 9. Shadows on the moon uit „The girl from the Golden West", Henry Hall. 10. Rosalie uit de gelijknamige film, Billy Cotton. 11. Die ganze Welt dreht sich urn Liebe, uii „Liebesmelodie", Martha Eggerth. 12. Vergiss mein nicht uit gelijknamige film B. Gigli. 13. Some day my prince will come uit „Snow- white". Orch. of Merry Men. 14. Sehnsucht uit „Zu neuen Ufern", Z. Leander 15. Alles alles tu ich aus Liebe, uit „Boccacio", W. Fritsch. 16. Ein Lied geht urn die Welt uit gelijknamige film. J. Schmidt. Schau mich an. sei mir gut uit „Liebesme lodie", M. Eggerth. 18. Polly Wolly Doodle, uit „De kleinste rebel" M. Questal. 8.0012.00 Diversen. Is het misschien je bedoeling dit ook aan de prinses te schenken?" II uit, schudden het hoofd eens over dien stumperigen Hans en reden „Natuurlijk", zei Hans. De beide broers barstten opnieuw in lachen weer door, er van overtuigd, dat de prinses van deze zonder linge geschenken niets zou willen weten. Wordt vervolgd). Vink, die, verdekt opgesteld, z'n eigen jubi leum van 't balkon af aanschouwd had, was er niet minder dan kapot van. Wat werd hij gewaardeerd door 't publiek! Hoe juist had de woordvoerder van het comité z'n talent gekenschetst! Het deed je goed, van zooiets getuige te mogen zijn. En al was hij over 't spel van Bartels maar matigjes tevreden hoe geheel anders zou hij de groote scène in het derde bedrijf ge speeld hebben! Z'n schoon wanhoopsgebaar zou daar prachtig aan te pas zijn gekomen! hij moest er den collega toch dankbaar voor zijn, dat die hem zoo belangeloos had willen remplaceeren en hij drukte hem dan ook har telijk de hand. Zoo'n vriendendienst zou hij nooit vergeten! Helaas bleek 't stuk met de fraaie kolonels- rol echter al even weinig te trekken als 't rommelige repertoire, dat er aan voorafging. De directie deed nog wanhopige pogingen, het ding te pousseeren. Daarop moest men de voor stellingen wel staken: men stond voor 'n onaf wendbare débacle en het gezelschap werd tus- schentijds ontbonden. De verschillende leden zochten zoo goed mo gelijk een heenkomen. Bartels, die wat laksch was uitgevallen, stapte eerst na veertien dagen op den trein naar Amsterdam. De directie, bij wie hij aan klopte, kon hem intusschen tot haar spijt niet meer gebruiken, daar 't budget feitelijk reeds overschreden was. "Ja, indien hij zich een paar dagen eerder had aangemeld, had men hem misschien nog genomen. Doch gister had men juist Herman Vink geëngageerd. Men kende dien acteur wel weinig, doch hij had zulke schitterende critieken overgelegd over zijn optreden als kolonel, dat men daarop maar was afgegaan! (Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehouden). Weer keerden de beide broers zich om, teneinde te zien wat Hans de Stumper nu voor kostbaars had gevonden. „Stumper" zeiden ze toen Hans voor hen stond, „dat is niets anders dan een oude klomp, waarvan het bovenstuk af is!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 6