i£ocLtM,UuóvVult
echt Ca&etiWi!
ALBERT HEUN'KAAS
¥1A
Vertelling
Haw De fturoper
DONDERDAG 8 DECEMBER 1938
HAARLEM'S DAGBLAD
4
„Brandhaarden van Europa".
Lezing van A. den Doolaard.
Woensdagavond hield de bekende roman
schrijver en journalist A. den Doolaard voor de
afdeeling Haarlem van den Algem. Ned. Bond
van Handels- en Kantoorbedienden in één der
bovenzalen van het Gem. Concertgebouw een
lezing over „Brandhaarden van Europa''. Met
deze brandhaarden bedoelde spr. de politieke
knooppunten Downingstreet 10. Quai d' Orsay,
en Wilhelmstrasse, inzonderheid tijdens de j.l.
internationale crisis in September. Spr. criti-
seerde het beleid der democratische landen tij
dens deze crisis in sterke mate. Velen zagen in
de spannende dagen alleen twee mogelijkheden,
aldus spr, öf oorlog óf toegeven. Er was echter
nog een derde mogelijkheid: Standhouden zon
der oorlog. De vredespolitiek in de crisisdagen
heeft bestaan in het aaneenrijgen van omge
keerde waarheden. Hitier maakte gebruik van
de onhandigheid der democratische regeerders.
Het Duitsche volk wilde tenslotte den oorlog
niet. Toch kwam de Fransche minister Bonnet
nog op de gedachte om een conferentie bijeen
te roepen. Bonnet verzocht President Roose
velt om bemiddeling. Frankrijk noodigde via
Engeland Mussolini uit. Men zette zich met
Hitier aan tafel en dat was de groote fout. Het
is vernederend voor de democraten om te gaan
onderhandelen met een man, die in zijn eigen
land de democratie uitsluit. Het fascisme kan
alleen met de eigen wapens, n.l. de dreiging met
geweld, bestreden worden. In München werd
echter een soort kwitantie uitgeschreven, waar
op Hitier zelf het eindbedrag zou mogen in
vullen.
Spr. noemde Runciman den doodgraver van
Tsjecho Slowakije.
De kapitalistische één-pot-nat liet uit Bolsje
wiekenvrees een democratie ondergaan.
Spr. vertelde uit eigen ervaring dat aan de
Tsjechen zelf veel verweten dient te worden.
Er werd inderdaad door de Tsjechen erger
lijke broodroof op de Duitsche minderheid ge
pleegd. Benesj had het goede voor. doch Tsje
cho Slowakije werd van onder ai volgens het
principe van de dorpspotentaten geregeerd. Spr.
haalde een voorbeeld aan; in een Tsjechische
stad met overwegend Duitsche bevolking werd
een werk uitgevoerd. Slechts eenige Duitschers
werden te werk gesteld, terwijl men opzette
lijk uit een geheel andere streek vele Tsjechen
liet komen om hier aan den slag te gaan. Men
heeft in Tsjecho Slowakije, aldus spr. de men-
schen bijna stelselmatig tegen de republiek
ingenomen. Er werden tegen de Duitsche min
derheid hemeltergende onrechtvaardigheden
bedreven in den vorm van broodroof en zielen
vangst. Dit was volgens spr. echter nog geen
reden om het Sudeten Duitsche gebied af te
scheuren en aan Duitschland te geven.
Toen er kans was om dit gebied zelfstandig
te maken heeft Engeland niets gedaan. De con
clusie welke spr. uit de Septembercrisis trok
was dat men den geest, waarvoor men eens warm
liep, verloochend heeft. Men heeft idealen laf
hartig ontkend. Men is teruggevallen tot het
meest benepen materialisme. Spr. noemde
Chamberlain een waardig vertegenwoordiger
van het koopmanschap. Dat de wil van Enge
land om de zeeën te regeeren zoo snel afgeta
keld is weet spr. aan het feit dat deze geest
slechts op koopmanschap gegrondvest was.
Na de pauze besprak Den Doolaard Hitler's
boek „Mein Kampf", dat hij de nieuwe Bijbel
der Duitschers noemde. Spr. citeerde in dit
verband eenige Duitsche filosofen, Fichte:
„Tusschen staten is er recht noch wet. Alleen is
er het recht van den sterkste".
„Duitsche grenzen zijn allereerst innerlijke
grenzen. Duitschland moet allen omvatten die
Duitsch spreken."
Fichte schilderde, aldus spr., Duitschland als
het hoogste bezit der menschheid.
Schiller schreef in een filosofisch gedicht
Alleen de Duitsche geest kan heilige dingen
begrijpen. Eens zal het beeld der wereld een
Duitsch aanschijn hebben. Van deze menschen,
aldus Den Doolaard, loopt een rechte lijn door
de historie naar Hitler. Spr. was van meening
dat het oude socialisme in Duitschland in groo-
ten omvang heimelijk voortleeft, en zag daarin
het eenige symptoon van hoop voor de toe
komst.
VOOR DEN KANTONRECHTER
EIGEN RECHTER SPELEN.
Velen van ons speelden in hun jeugdjaren
graag voor tramconducteur, vrachtrijder of
meer van dergelijke, vooral in jonge oogen,
aantrekkelijke beroepen. Het beroep van rech
ter was daar echter meestal niet bij. De be
hoefte om „zelf rechtertje te spelen" doet zich
meestal pas op lateren leeftijd voor. Gelukkig
zijn we dan over het algemeen wat verstandi
ger geworden en laten „des rechters wat des
rechters is". Met uitzondering dan van een
31-jarigen Haarlemschen vrachtrijder. Op 12
October was hij den Rijksstraatweg opgere
den komende uit de Eemstraat. In de richting
stad reden drie jongelieden op de fiets. En van
hen voegde den automobilist de opmerking
toe: U hadt Uw richtingaanwijzer wel 'ns uit
mogen steken". Nu is het voor een automobi
list nooit prettig om op de vingers getikt te'
worden. En zeker niet als dat door een jeug
digen wielrijder gebeurt. Een verstandig
automobilist rijdt dan door. De vrachtrijder
'deed het echter anders. Hij reed op de jon
gens toe en schreeuwde: „Ik zal jullie wel
doodrijden". En de daad bij het woord voegend
zwenkte hij driemaal achtereen naar rechts
waardoor een der fietsers met een achter
bumper werd geraakt.
Toen een van de jongens hem verzocht te
stoppen omdat er „brokken" waren, was hij
snel doorgereden.
De Ambtenaar van het O.M. herinnerde er
in zijn requisitoir aan, dat verd. ook voeger
reeds bij een aanrijdingsaffaire een dominee
opzettelijk heeft aangereden. Aan den ver
balisant had hij bovendien verklaard, dat hij
in Castricum eens een fietser, die hem be-
leedigd had, met een motor in de sloot had
gereden. Een dergelijke woesteling, aldus spre-
ter, hoort niet op den weg thuis. Het publiek
moet tegen hem beveiligd worden. Eisch f 15
of 10 dagen en 1 jaar ontzegging van het rij
bewijs.
De kantonrechter veroordeelde tenslotte tot
f 25 boete en 6 maanden ontzegging.
Tram contra auto.
Een 42-jarige wagenvoerder van de N. Z. H
T. M. stond terecht omdat hij op 12 October op
den Schoterweg niet tijdig genoeg geremd zou
hebben toen een auto op de rails stond. De auto
werd aangereden en licht aan het rechter
achter spatbord beschadigd. De getuigen een
agent en de autobestuurder waren van mee
ning dat de trambestuurder de auto, die voor
een van rechts komend voertuig had moeten
wachten, tijdig genoeg had kunnen zien om te
remmen en een aanrijding te voorkomen. De
trambestuurder zeide, dat hij uit alle macht
had geremd en de auto eerst op 15 Meter af
stand had bemerkt. De ambtenaar van het O.
M. vond, dat de trambestuurders het lang niet
gemakkelijk hebben. Het is zeer moeilijk om
deze ouderwetsche vervoermiddelen veilig door
LANGE AVONDEN ZIJN WEER OP KOMST
INTIEME zoowel GOEDE VERLICHTING
zullen weer welkom zijn.
als toonaangevende Lampenzaak adviseert U
gaarne. Bezoekt onze fraaie showroom
LANGE VEERSTRAAT HAARLEM.
(Adv^Ingez. Med.)
de drukke stad te voeren. De tram schept in het
moderne snelverkeer lastige problemen. Bij een
snelheid van 30 K.M. staat zij niet stil na 9, na
19 en misschien zelfs niet na 29 Meter. Al
heeft deze wagenbestuurder dan ook een fout
gemaakt dan mag hem dit toch niet te zwaar
worden aangerekend. Spr. vroeg een boete van
f10 of 5 dagen.
Mx-. J. Deenik, verdachte's raadsman, achtte
de overtreding van den trambestuurder niet
bewezen. Wanneer er iemand een fout heeft
gemaakt, dan is het wel de automobilist, die
art. 11 van het Tramwegreglement heeft over
treden. Waarom is juist tegen den trambe
stuurder een vervolging ingesteld?
Wanneer een wagenvoerder een obstakel op
de trambaan ziet waarvan hij redelijkerwijs
mag veronderstellen dat het weer van de rails
af zal zijn als hij dat punt genaderd is, dan be
hoeft hij niet te remmen. Als hij dat toch zou
doen dan was een normaal tramverkeer niet
mogelijk. Spreker concludeerde dan ook tot
vrijspraak.
De kantonrechter kon zich met dit pleidooi
wel vereenigen en sprak den wagenvoerder vrij
waarop de ambtenaar aankondigde dat hij in
appel ging.
VEREENIGING „NEDERLANDSCH
FABRIKAAT".
In de vacature in het dagelijksch bestuur
van de afd. Haarlem van de Ver. Ned. Fabri
kaat, ontstaan door het overlijden van den
voorzitter den heer H. P. Deinum, is voorzien
door de benoeming tot voorzitter van den heer
A. van Weerden. Het dagelijksch bestuur is nu
als volgt samengesteldA. van Weerden, voor
zitter, Dr. J. van Heerde, Penningmeester, Mr.
L. L. F. André de la Porte, secretaris.
VEREENIGING DANTE ALIGHIERI.
Door het onverwacht bezoek van Professor
Vittorio Amoretti aan Nederland heeft de af
deeling Haarlem van bovengenoemde veree-
niging besloten hiervan gebruik te maken om
nog in deze maand een tweede lezing te orga-
niseeren. Op Donderdagavond 15 December
zal prof. Amoretti, hoogleeraar te Pisa en di
recteur van het Petrarca Huis te Keulen, in
de zaal van „De Kerkuil" Nieuwe Gracht 23,
spreken over Petrarca en Dante.
(Adv. lngez. Med.)
HAARLEMSCHE BACH VEREENIGING.
Het tweede concert voor de Haarlemsche
Bachvereeniging zal plaats hebben op Dins
dagavond 13 December in de Gemeentelijke
Concertzaal door het orkest van het Concert
gebouw te Amsterdam onder leiding van prof.
dr. Willem Mengelberg. Solist is Nathan Mil-
stein (viool).
Het programma luidt als volgt:
Tweede Suite b kl. t. J. S. Bach. Ouverture,
Rondeau, Sarabande, Bourrée I en II, Polo
naise, Menuet, Badinerie. Fluit-soli: H. Bar-
wasser en N. Klasen.
Serenade C gr. t. Max Reger. Allegro mode
rato, Vivace a burlesca, Andante semplice, Al
legro con spirito.
Concert D gr. t. op. 35 voor viool en orkest,
P. I. Tschaikowsky. Allegro, Canzonetta, Fina
le: Allegro vivacissimo. Solist: Nathan Mil-
stein.
Ouverture Solennelle „1812", P. I. Tschai
kowsky.
(Adv. lngez. Med.)
Het Jubileum.
door JOH. W, BROEDELET.
IJ was. nu vijf-en-twintig jaar aan het
tooneel. Niemand had er ooit iets van
gemerkt. Dat gaat zoo.
Hij speelde den knecht, die in Fran
sche salonstukken den baron of de hertogin
binnen laat door de middendeur, of den po-
litie-agent of iden „heer" onder aan het pro
gramma of hoogstens het onbelangrijke fa
milielid van de hoofdpersonen, die zich vrij
wel zwijgend aan 't begin en 't eind van 't
stuk even over de planken wandelt. Dat kan
per slot van rekening iedereen en dus kende
het publiek zelfs z'n naam niet. Toch was er
met dat openen en sluiten van de middendeur,
het arresteeren als dienaar der gerechtigheid
en 't rondkuieren in 'n nooit vernieuwden rok,
'n kwart eeuw heengegaan. Zoo vliegt de tijd!
En het merkwaardigste was zeker wel, dat
Vink met groote voldoening op z'n loopbaan
terug zag.
Hij vóélde zich als knecht, als agent, als
heer. In de vele woorden, zei hij, zat 't 'm niet
(gelukkig voor hem!). De kleinste rol, wan
neer ze maar op de juiste manier gespeeld
werd, kon het lichtpunt van 'n geheele acte
zijn. Daarom bestudeerde hij z'n opkomsten
en sorties met 'n nauwkeurigheid, alsof 't om
't succes van den avond ging en wanneer hij
als Joseph de barones de Boudaban annon
ceerde, deed hij dit zóó gewichtig, dat 'n zit
ting van den Hoosen Raad er niets bij was.
Voor alles had hij standaardgebaren, welke
de collega's in 't daaglïjksch leven voor de
grap imiteerden. Schrik beeldde hij uit door
'n hoekige beweging van den bovenarm, vreug
de onderlijnde hij met 'n stuipachtig optrek
ken van de schouders, droefenis duidde hij aan
door met de handen stevig op z'n hoofd te
drukken. Dat alles wisten z'n medespelers van
te voren en ze beleefden er menig vroolijk
oogenblik aan. Tot Vink drong dit echter niet
door. Hij ging zoo geheel op in z'n kunst, dat
wat er in werkelijkheid om 'm voorviel, z'n
aandacht niet had. Hij was 'n gelukkig man.
En zoo was het dan nu vijf-en-twintig jaar
geleden, dat Vink z'n eerste wankele schreden
op de planken zette. Dit moment althans
mocht niet onopgemerkt voorbijgaan. Zóóveel
hardnekkigheid moest op een of andere ma
nier beloond worden.
Men polste 'm al eens, of hij er iets voor
voelde, 'n huldeblijk in stilte te ontvangen.
Hij keek verwonderd op. Wat bedoelde men
eigenlijk? Het publiek zag hem toch graag?
Toen begreep men, dat er weer niets anders
op zat dan 'n jubileum.
Het kostte eenige moeite, 'n commissie bij
elkaar te trommelen. Wie was Vink? Wat had
hij gepresteerd? Enfin, als 't dan móést! En 'n
bekende notaris en nog eenige autoriteiten
Copyright P. I 8. 8t
Maar ze waren nog niet eens veel verder toen Hans de Stumper eventjes. Kijk eens wat ik nu weer gevonden heb Dat rijden
al weer riep, dat hij iets gevonden had. „Hallo, hallo, wacht eens jullie zoo maar voorbij en toch vind je iets dergelijks niet
eiken dag op den straatweg!"
stelden 'n circulaire saam, waarin de bijzon
dere qualiteiten van den bescheiden en
consciëntieuzen artist Herman Vink duidelijk
werden in 't licht gesteld en men 'n dringend
beroep deed op de medewerking van het pu
bliek, om den feestdag van den verdienstelijken
tooneelspeler, die tevens zoo'n braaf mensch
was (dit laatste zou allicht eenige oudere,
goedgeefsche dames vermurwen), tot 'n on-
vergetelijken voor hem te maken. De couran
ten namen er het voornaamste van over en
werkelijk, van rechts en links kwamen de
rijksdaalders, zij 't niet al te overvloedig, en
zelfs 'n enkel muntbiljet je binnen. Met 'n
beetje goeden wil kwam 't zaakje dus wel
voor elkaar.
De grootste moeilijkheid was echter: in
welke rol moest Vink jubileeren? Men kon
hem toch kwalijk op z'n feestavond de deur
laten openen en sluiten of 'n inbreker doen
arresteeren of als ,,'n heer" voor 't publiek
ten toonstellen?! De directie peinsde zich suf.
Eindelijk vond men 'n stuk, waarin 'n niet te
onbelangrijke kolonelsrol voor kwam, welke
desnoods eenigszins in Vink's lijn lag. Op 'n
jubelavond was het publiek niet over-critisch
gestemd en derhalve kon men het er wel op
wagen. Zoo geschiedde het, dat Vink 'n cahier
van vierentwintig beschreven pagina's in han
den kreeg, wat 'm in z'n leven nog niet ge
beurd was.
Van dit oogenblik begon de bescheiden artist
aan 'n stillen aanval van hoogmoedsaandoe-
ning te lijden. Z'n knechtsrolletjes speelde hij
met 'n nonchalance, welke men van hem niet
kende en eens vergat hij zelfs de entrée van
de Gravin de Die tot Dat te annonceeren. zoo
dat de actrice, die met deze opkomst altijd 'n
bijzonder effect teweeg bracht, hem in de
pauze voor buffel uitschold.
Dit alles vond z'n ooi-zaak in den „kolonel",
welke Vink's gedachten algeheel in beslag
nam. Die creatie liet 'm niet los. Tijdens de
voorstelling overwoog hij tusschen de coulis
sen z'n aanstaand jubelspel tot in de gering
ste nuances. In de kleedkamer sprak hij tot
niemand "n woord voortdurend bezig met- de
rol, welke de algemeene aandacht zoo sterk
op hem zou vestigen en op de repetities, ter
wijl hij naarstig zocht naar de juiste opvat
ting van de hem toevertrouwde figuur, bleek
hij ongenaakbaar voor alle scherts. Z'n col
lega's hadden zich in stilte nog nooit zoo ge
amuseerd. Vink kon als kolonel al z'n stan
daardgebaren stuk voor stuk op 't schoonst
demonstreeren, wat 'n onuitputtelijke bron
opleverde van vermaak. En men imiteerde
reeds, hoe hij den reuzen-krans in ontvangst
zou nemen, welken men niet zou nalaten hem
aan te bieden.
Toen kwam de ongedachte tegenslag. Drie
dagen_ voor de groote gebeurtenis kreeg Vink
het zóó hevig op z'n stembanden, dat hij,
volgens den dokter, zeker in geen twee weken
'n verstaanbaar woord kon uitbrengen. De
directie zat er mee. De tijden waren ongekend
slecht en het gezelschap had z'n laatste hoop
op 't nieuwe stuk gevestigd. Van uitstel kon
dus geen sprake zijn. En om 'n ander den ko
lonel te laten spelen, bracht dit bezwaar mee,
dat dan de jubileum-attractie er af was, wat
allicht weer 'n slechten invloed had op de ge
woonlijk toch reeds zoo bedroevende recette.
Men zat waarlijk in 'n lastig parket. Tot men
er na veel wikken en wegen en eindelooze on
derhandelingen met Vink, het volgende op
vond:
'n Collega, die evenals de Jubilaris, tot 't
derde plan behoorde, zou hem vervangen en
men koos hiervoor den sympathieken en ne-
derigen Bartels uit. Het publiek liet men ech
ter van deze regeling onkundig. Het zou tóch
niets bemerken, want de kolonel was met 'n
kaal hoofd, 'n paar gewe'dige snorren en 'n
sprekenden voorgevel toegetakeld en zette
daarbij 'n donderende stem op, zoodat het
zoowel de nooit op den voorgrond getreden.
Vink als de even roemlooze Bartels kon zijn,
die zich achter deze markante figuur verschool.
Op die manier werd de langverbeide avond
tenminste gered en. wie wist, zou de kas ein
delijk weer eens met 'n batig saldo sluiten.
Het jubileum verliep op de gebruikelijke
wijze: Bartels werd bij z'n opkomst met 'n
vriendelijk applausje begroet, hij ontving in
den loop van de voorstelling verschillende
bloemstukken en aan 't slot hield de notaris,
die de onvermijdelijke enveloppe overreikte, 'n
klinkende toespraak. Bartels bracht in enkele
welgekozen woorden z'n diepgevoelden dank
uit. 't scherm ging driemaal omhoog en de
merkwaardige avond behoorde alweer tot 't
verleden.
E wijze kiest den kortsten, een-
voudigsten en goedkoopsten weg om
zijn doel te bereiken. Vandaar het
succes der Groentjes in Haarlem's
Dagblad.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE
RADIO CENTRALE OP VRIJDAG 9 DEC.
Progr. 1: Hilversum I.
Progr. 2: Hilversum II.
Progr. 3: 8.00 Keulen 9.20 Radio P. T. T. Nord
9.50 Pauze 10.Parijs Radio 10.40 Radio P. T
T. Nord 11.20 Parijs Radio 12.10 Radio P. T. T.
Nord of Diversen 12.20 Ned. Brussel 2.20 Keulen
4.20 Droitwich 4.50 Keulen 5.20 Fransch Brus
sel, 6.20 Keulen 7.30 Weenen (of Diversen) 9.20
Droitwich 9.45 Fransch Brussel 10.20 Ned. Brus
sel 10.30 Keulen.
Progr. 4: 8.Ned. Brussel 9.20 Diversen 10.35
London Regional 12.50 Droitwich 1.35 London
Regional 5.20 Droitwich 6.40 London Regional
8.50 Diversen of Gramofoonmuziek 9.45 Droit
wich 10.45 London Regional 11.20 Droitwich.
Progr. '5: 8.007.00 Diversen. 7.008.00 Eigen
gramofoonplatenconcert. Filmmuziek.
1. I love to whistle uit „Mad. about music"
Joe Loss
2. Whistle while you work uit „Snowwhite".
Orch. of Merry Men.
3. Yes Sir uit „Zu neuen Ufern", Zarah
Leander.
4. Film Hit Memories, L. P. A. Band.
5. Wiegenlied uit „Vergiss mein nicht" B. Gigli
6. Will you remember uit „Maytime", J. Mac-
Donald, N. Eddy.
7. Strahlende Sonne Lachende Frühling uit
„Boccaccio", W. Fritsch.
8. Frag' nicht uit „Ein Lied geht urn die Welt"
J. Schmidt.
9. Shadows on the moon uit „The girl from the
Golden West", Henry Hall.
10. Rosalie uit de gelijknamige film, Billy
Cotton.
11. Die ganze Welt dreht sich urn Liebe, uii
„Liebesmelodie", Martha Eggerth.
12. Vergiss mein nicht uit gelijknamige film
B. Gigli.
13. Some day my prince will come uit „Snow-
white". Orch. of Merry Men.
14. Sehnsucht uit „Zu neuen Ufern", Z. Leander
15. Alles alles tu ich aus Liebe, uit „Boccacio",
W. Fritsch.
16. Ein Lied geht urn die Welt uit gelijknamige
film. J. Schmidt.
Schau mich an. sei mir gut uit „Liebesme
lodie", M. Eggerth.
18. Polly Wolly Doodle, uit „De kleinste rebel"
M. Questal.
8.0012.00 Diversen.
Is het misschien je bedoeling dit ook aan de prinses te schenken?" II uit, schudden het hoofd eens over dien stumperigen Hans en reden
„Natuurlijk", zei Hans. De beide broers barstten opnieuw in lachen weer door, er van overtuigd, dat de prinses van deze zonder
linge geschenken niets zou willen weten.
Wordt vervolgd).
Vink, die, verdekt opgesteld, z'n eigen jubi
leum van 't balkon af aanschouwd had, was
er niet minder dan kapot van. Wat werd hij
gewaardeerd door 't publiek! Hoe juist had
de woordvoerder van het comité z'n talent
gekenschetst! Het deed je goed, van zooiets
getuige te mogen zijn.
En al was hij over 't spel van Bartels maar
matigjes tevreden hoe geheel anders zou
hij de groote scène in het derde bedrijf ge
speeld hebben! Z'n schoon wanhoopsgebaar
zou daar prachtig aan te pas zijn gekomen!
hij moest er den collega toch dankbaar voor
zijn, dat die hem zoo belangeloos had willen
remplaceeren en hij drukte hem dan ook har
telijk de hand. Zoo'n vriendendienst zou hij
nooit vergeten!
Helaas bleek 't stuk met de fraaie kolonels-
rol echter al even weinig te trekken als 't
rommelige repertoire, dat er aan voorafging.
De directie deed nog wanhopige pogingen, het
ding te pousseeren. Daarop moest men de voor
stellingen wel staken: men stond voor 'n onaf
wendbare débacle en het gezelschap werd tus-
schentijds ontbonden.
De verschillende leden zochten zoo goed mo
gelijk een heenkomen.
Bartels, die wat laksch was uitgevallen,
stapte eerst na veertien dagen op den trein
naar Amsterdam. De directie, bij wie hij aan
klopte, kon hem intusschen tot haar spijt niet
meer gebruiken, daar 't budget feitelijk reeds
overschreden was. "Ja, indien hij zich een paar
dagen eerder had aangemeld, had men hem
misschien nog genomen. Doch gister had men
juist Herman Vink geëngageerd. Men kende
dien acteur wel weinig, doch hij had zulke
schitterende critieken overgelegd over zijn
optreden als kolonel, dat men daarop maar
was afgegaan!
(Nadruk verboden.
Auteursrecht voorbehouden).
Weer keerden de beide broers zich om, teneinde te zien wat
Hans de Stumper nu voor kostbaars had gevonden. „Stumper"
zeiden ze toen Hans voor hen stond, „dat is niets anders dan een
oude klomp, waarvan het bovenstuk af is!