VLIECCESCHIEDENIS 1938-
in vogelvlucht.
Kerstconcert.
DeMolen van Sanssouci
[W O E N S D A G 28 PKCEMBER 1938
HAARLEM'S D'A'GBEAD
t
De luchtvaart diende den vrede, maar
vergrootte ook het oorlogsgevaar.
Hoop op een adempauze om
het veroverde gebied
te consolideeren.
Nu het jaar 1938 zich ten einde spoedt en
allerwege balansen worden opgemaakt en in
ventarissen worden nagegaan, spreekt het ook
vanzelf, dat men in de luchtvaartwereld de
blikken eens laat teruggaan en de indrukken,
die men dan krijgt, zijn nog te versch om op
de vraag of dit jaar een belangrijk luchtvaart
jaar is geworden een afdoende antwoord te
kunnen geven. Er is in de afgeloopen maan
den op één of andere manier geschiedenis ge
maakt, meer geschiedenis dan normaal in een
tijdvak van tien jaren, en we kunnen slechts
den wensch uitspreken dat de vulkaan, die
men Aarde noemt, eenige jaren tijd zal krijgen,
om weer eens wat op adem te 'komen. Want
dat heeft zij hard noodig. Consolidatie van
het verworvene, zij voorloopig het devies,
vooral op luchtvaartgebied! Er zijn, naast
verschillende dingen, die ons weemoedig ma
ken bij het terugdenken, gelukkig veel licht
puntjes, waaraan we ons zullen moeten vast
houden om het komende jaar met zooveel mo
gelijk vertrouwen in te gaan. Zoowel de bur
gerluchtvaart als de militaire luchtvaart, de
zweefvliegerij en de luchtscheepvaart hebben
een jaar vol van emoties achter den rug, een
jaar van strijd naar een vervolmaking, welke,
het is weer eens gebleken, indien zij geforceerd
wordt, met veel onnoodige offers gepaard gaat.
Daarom willen we nu overgaan tot het be
spreken van enkele feiten, die in het afgeloo
pen jaar de gemoederen hebben bezig gehou
den en die in één of ander opzicht weer een
nieuwe bladzijde in het steeds dikker worden
de boek der luchtvaartgeschiedenis zijn ge
worden. Uit den aard van de zaak willen we
geen aanspraak op volledigheid maken, doch
volstaan wij met losse grepen uit een over
stelpende hoeveelheid nuchtere feiten, die hier
voor ons liggen.
Lof en critiek in Holland.
Van het nationale standpunt bekeken is het
Jaar 1938 geen slecht jaar voor de K.L.M. ge
worden. Het binnenlandsche luchnet, dat al
tijd het zorgenkind was, werd in verband met
de opening van de luchthaven van Leeuwar
den sterk uitgebreid en verheugde zich in een
sterk stijgende belangstelling, zoodat de ver
schillende lijnen gedurende het zomerseizoen
goed bezet waren, hetgeen vertrouwen geeft
voor de toekomst. Want het is een publiek ge
heim, dat de K.L.M. jaarlijks honderdduizen
den guldens aan het binnenlandsche luchtnet
bij moet passen en dat zij ernstig van plan is,
om, mocht hierin geen verandering komen,
deze lijnen te laten vervallen. Het zou in deze
tijden, nu er verschillende interne moeilijk
heden zijn sinds de Regeering er niet toe kon
besluiten het jaarlijksche subsidie te verhoo-
gen, waarlijk al te riskant zijn het geld in het
water te gooien voor vlagvertoon.
Het Europeesche luchtnet der K.L.M. onder
ging slechts betrekkelijk geringe wijzigingen.
In samenwerking met British Airways opende
men den dienst AmsterdamManchester
Liverpool, die zich reeds direct in de belang
stelling van den zakenman mocht verheugen
en waarvan een uitermate druk gebruik werd
gemaakt. Verder bevloog men dit jaar voor
het eerst een week-end dienst Amsterdam
RotterdamBrussel—Le Touquet, eèn lijn, die
nog te weinig bekendheid verworven heeft om
zich er een definitief oordeel over te kunnen
vellen.
Naast veel lof heeft men dit jaar ook veel
critiek op het beleid van onze nationale lucht
vaartonderneming moeten hooren. Critiek op
het nieuwe gebouw der K.L.M., dat in Den
Haag komt en niet in Amsterdam, critiek op
het ontwerp der Centrale luchthaven Leider
dorp, een plan, dat van den heer Plesman af
komstig zou zijn. Ook de materiaalkwestie
bleek weer eens actueel geworden te zijn en
de hardnekkige geruchten, dat de K.L.M. een
Douglas DC 4 zou hebben besteld, blijven aan
houden. Een feit is, dat de DC 3 vliegtuigen op
de Indië-lijn te klein geworden zijn en dat te
verwachten is, dat men nog in den loop van
het volgende jaar de materieel-politiek voor
de Indië-vloot zal herzien om aan de steeds
scherper wordende concurrentie van de Fran-
sche en Engelsohe maatschappijen het hoofd
te kunnen bieden. Een verheugend feit op de
Indië-route is de nog steeds stijgende vraag
naar ruimte, zoodat er plaats is voor meer dan
één maatschappij.
In dit verband moeten we nog even de aan
dacht vestigen op de „Drang nach dem Osten",
die nu ook in de Duitsdhe burgerluchtvaart
merkbaar is geworden. De Lufthansa opende
een buitengewoon snellen luchtdienst op Perzië.
die volgens nog niet bevestigde berichten nu
tot Bangkok, de hoofdstad van Siam zou wor
den doorgetrokken. Doch hierbij eindigen de
plannen der Duitschers niet, die van Bangkok
uit zinnen op een manier om naar Tokyo te
vliegen! Van deze plannen zal echter in ver
band met de verwarde situatie op het Oost-
Aziatische vasteland niets kunnen komen.
Wij vliegen in vijf werelddeelen.
Nu we toch in Azië zijn aangeland willen
we niet verzuimen even een kijkje in Indië te
gaan nemen, waar de K.N.I.L.M. een verheu
gend jaar van blijde expansie achter den rug
heeft. Men heeft het In Indië klaar gespeeld
de burgerlijke luchtvaart in nauwelijks tien
jaren volwassen te maken, een werk, waarop
de Hollandsche luchtvaartpioniers trotsoh mo
gen en kunnen zijn. Nog veel te weinig beseft
de breede massa hoeveel luchtverkeer voor
Nederland beteekent. Dat wij met een regel
maat, waarop men de klok gelijk kan zetten
in vijf werelddeelen op honderden vliegvelden
de driekleur kunnen ontplooien, is een ont
zaggelijke reclame voor de durf en het kun
nen van de afstammelingen van de Ruyter,
Houtman en Tromp, een reclame, die in slechts
karige subsidies geen weerspiegeling vindt.
Luchtvaart vóór en tegen
menschheid.
de
Ofschoon hiermede slechts enkele feiten
uit de luchtvaarthistorie van het jaar 1938
genoemd zijn moeten we nu overgaan tot een
tak van de luchtvaart, die in verband met de
tijdsomstandigheden een steeds grooter wor
dende plaats is gaan innemen in onze samen
leving. Vrijwel overal ter wereld werkt men
koortsachtig aan de versterking van de lucht
vloten, waarvan de eenheden alleen nog in
cyfers met minstens 3 nullen kunnen worden
uitgedrukt. Fabrieken werken koortsachtig dag
en nacht, onafgebroken om aan de steeds
grooter wordende vraag te kunnen voldoen.
Motoren ronken dag en nacht op de proef-
banken, in de teekenkamers worden onder de
grootste geheimhouding nieuwe ontwerpen
uitgewerkt, die zoo monsterachtig en zoo ge
vaarlijk moeten zijn als geen tegenstander
zich droomen kan.
De luchtvaart, die toch zooveel zegeningen
aan de menschheid kan brengen, diezelfde
luchtvaart, die staatslieden, van alle uithoe
ken van Europa in één dag tot elkaar kan
brengen en die bewezen heeft een oorlog te
kunnen voorkomen, keert zich hier tegen de
menschheid en zij vormt een dergelijk gevaar
lijke boemerang, dat, vooral in hooge militaire
kringen een verlangen naar een overeenkomst,
die een einde moet zijn aan dezen wedloop, ken
baar wordt. We kunnen slechts hopen wat we
reeds bij den aanvang van dit artikel schre
ven, dat het de wereld gegeven moge zijn in
rust van de vermoeienissen op adem te komen,
misschien, dat in die stilte eindelijk het ver
stand zegeviert
Ook in Holland breidde men het luchtwapen
naar vermogen uit. Verschillende nieuwe typen
vliegtuigen werden ingezet, waarvan we de
Fokker G 1, de T 5, de D 21 noemen, die in
serie worden afgeleverd om nog van een aan
tal andere typen, welke voor de Indische lucht-
wacht werden aangeschaft ten deele in het
buitenland maar te zwijgen. Dat de Neder-
landsche vliegtuigindustrie in het afgeloopen
jaar bewezen heeft haar oude naam en faam
hoog te houden bleek weer eens. toen Frits
Koolhoven met zijn fenomenaal snelle jager
FK 58 in Frankrijk demonstreerde, waarbij
een duiksnelheid van haast 900 km per uur
werd bereikt. Er worden op het oogenblik in
Frankrijk, België en Nederland voorbereidin
gen getroffen om 900 van dergelijke jacht-
toestellen binnen zeer korten tijd aan 't Fran-
sche Gouvernement af te leveren en het is niet
onmogelijk, dat ook Nederland tot aankoop
van enkele series zal overgaan. Fokker bouw
de zijn D 23 jager, die uit de G 1 is ontwikkeld
en die op de Parijsehe luchtvaartsalon zeer
veel opzien baarde. Het is te verwachten, dat
de Nederlandsche Regeering, nadat de proef
vluchten hebben plaatsgevonden, tot aankoop
van een groot aantal van deze nieuwe Fokkers
zal overgaan.
Zeer veel heeft de luchtvaart in het alge
meen te danken aan de verschillende proeven
of vindingen, welke eerst op militair gebied
dienstbaar worden gemaakt. In dit- verband
noemen we de stratosfeervhichten van den
Italiaanschen kolonel Pezzi, die het wereld
record op naam van Italië bracht, de massa
vlucht van 18 groote vier-motorige Amerikaan-
sche vliegbooten over den Stillen Oceaan, de
lange afstands-vlucht Egypte-Australië door
een drietal Engelsche jachtvliegtuigen, alle
maal prestaties, die indirect toch ook de civiele
luchtvaart ten goede zullen komen!
Luchtschipverkeer lamgelegd.
Komen we tenslotte tot het stiefkind van
de luchtvaart: het luchtschipverkeer. Ook voor
de Zeppelins is dit jaar belangrijk geweest.
Nadat de Hindenburg na een serie prachtig
geslaagde vluchten met de haven in zicht was
verongelukt, heeft de Zeppelin-Reederei in
principe besloten eerst de resultaten van het
onderzoek af te wachten alvorens de nieuwe
nog grootere Zeppelin in de vaart te brengen.
De resultaten zijn nooit gepubliceerd en al
hoewel het woord sabotage gefluisterd wordt,
neemt men algemeen aan dat dit ongeluk aan
statische electriciteit en een samenloop van
ongelukkige omstandigheden te wijten is, waar
bij het uiterst brandbare waterstofgas een be
slissende rol heeft gespeeld. Hierna lag maan
den lang het geheele verkeer met luchtsche
pen lam en men stelde van Duitsche zijde alles
in het werk om de Amerikaansche regeering
te bewegen een uitvoervergunning van het be
geerde helium te geven. Een oogenblik scheen
het of men Duitschland's verzoek zou inwilli
gen, doch in verband met den politieken toe
stand is hierin op het laatste moment
verandering gekomen en moest Dr. Eckener
onver-richter zake naar zijn land terugkeeren.
De ijverige pogingen van Duitsche Chemisten
om helium langs chemischen weg te vervaar
digen zijn totnogtoe niet geslaagd, ondanks de
hooge prijzen, die hiervoor van de zijde van
het Luohtvaartministerie zijn uitgeloofd In
dit verband noemen we nog even de weigering
van de Amerikaansche autoriteiten om de
Duitschers toestemming te geven een geregel-
den Trans-Atlantischen luchtdienst voor
HAARDEN en HAARDKACHELS
INVENTA. Ook in huurkoop.
HAGE M A N,
GED. OUDE GRACHT 52 - HAARLEM
TELEFOON 12762.
(Adv. Ingez. Med.)
Het Chr. Gemengd Koor „Bennebroek" bestaat 40 jaar. Het koor, met op den voorgrond het bestuur. V.l.n.r.: de heeren A. de 4\it. commis
saris; P. Vittali, commissaris; S. de Jong. alg. adj.; H. J. Arisz. dirigent; Ds. J. G. Lekkerkcrker, eere-voorzitter Joh. van Dijk, voorz.
P. de Wit, penningm.; A. van Honschoten, muziek-comm.J. Keyzer, secretaris.
vracht en post te gaan openen, hetgeen even
eens een gevolg was van de nog steeds stijgende
anti-Duitsche stemming onder de Amerikaan
sche bevolking.
Groeiende belangstelling voor
zwee£vliegen.
Op zweefvlieggebied is het voor Holland wel
een bijzonder goed jaar geworden. Dat de be
langstelling voor deze mooie sport nog steeds
stijgend is, vinden we op zichzelf reeds een
verheugend teeken, daar een groot aantal
zweefvliegers een landsbelang van niet te on
derschatten waarde is, in verband met de op
leiding voor reserve-vliegers in oorlogstijd.
Hierdoor komt het ook, dat de Fokker- en
Luchtverdedigingsfondsen gebruik maken van
opgeleide zweefvliegers, die vervolgens tot het
M brevet op motorvliegtuigen der Nationale
Luchtvaartschool verder worden geschoold.
Het zweef-materiaal werd bij de meeste clubs
uitgebreid met zeer moderne toestellen, waar
door betere resultaten bereikt konden worden.
In dit verband is het we', interessant even te
memoreeren dat zweefvliegen in 1940 voor den
eersten keer op het Olympische Sportprogram
ma in Helsingfors voorkomt en wij hopen dat
onze vliegers dan naar het land der duizend
meren kunnen trekken om er de nationale vlag
hoog te houden, want alhoewel we een verge
lijking met onze Oosterburen nog niet kunnen
doorstaan, wijzen de prestaties van enkele der
jongere vliegers op een veelbelovende toe
komst.
De sportvliegerij tenslotte maakte een moei
lijk jaar door, d.w.z. in Holland. Over het al
gemeen geniet de eigenaar van een sport-
vliegtuig geen enkele faciliteit, waardoor deze
sport een beetje aan den duren kant komt en
velen zich genoodzaakt zagen hun vliegtuigen
op te leggen of te verkoopen. De Nationale
Luchtvaartschool maakte echter een goed jaar
mede, doch dit komt door het groote aantal
piloten, dat zij voor rekening van de Fokker
en Luchtverdedigingsfondsen voor het M-
brevet moest opleiden.
JOHN SIDNEY ZODY.
(UN/T IN IITÏIREN^
MUZIEK
Haarlemsch Geref. Kinderkoor
Bij het Dinsdagavond in de Kloppersingelkerk
door Haarl. Geref. Kinderkoor gegeven Kerst
concert werkten de sopraanzangeres Manny
Ligthart, de hoboïst J. H. Moolenijzer, het gem.
dubbelkwartet „J. S. Bach" en, voor de piano
begeleidingen, Betty Davelaar en Andries de
Braai mede. Op deze wijze was een programma
tot stand gekomen, dat veel afwisseling bood.
Met de Kerstgedachte of den Kersttijd hielden
echter niet alle nummers verband. Dit verband
ontbrak natuurlijk bij de Sonates voor hobo en
klavier van Telemann en Loeillet, maar ook bij
de liederen voor sopraan van Dvorak en bij de
vocale kwartetten van Abt en Bonset. Zelfs zou
men kunnen zeggen, dat deze werken hier en
daar de grens naderden van wat op het pro
gramma van kerkconcert als dit tehuis be
hoort.
Wat de beide genoemde sonates betreft: die
zijn zeker tot de ernstige kunst te rekenen, maar
toch althans in de snelle deelen op profane dans-
rythmen gebouwd. Dvorak's opvatting en ver
klanking der geestelijke teksten wijkt zeer veel
van de onze af, en de muziek van Abt's „Ich
muss nun einmal singen" en van Bonset's „In
't Woud" volgt geen andere dan zuiver-vocale
richtlijnen.
De zang van het Geref. Kinderkoor had vele
goede momenten, doch zoowel in de één- als in
de tweestemmige liedjes meermalen neiging tot
te lage intonaties. Den dirigent Andries de
Braai zij aanbevolen deze neiging zooveel mo
gelijk tegen te gaan. De ten gehoore gebrachte
Die zich aar jeei snee- oi ijs storen - Ie Nieuwei sluis heeh een schaap
drie lammeren ter wereld gebracht, die thans hun eerste levensdagen in een
besneeuwde weide doorbrachten
liedjes van Cath. van Rennes en Henr. C. van
Oort zijn alle zeer geschikt voor de kinderstem
men geschreven, doch bevatten weinig oorspron
kelijke muziek en werken zelfs door hun unifor
miteit op den duur eenigszins vervelend. In Van
Oort's Rei van Kerstliederen „Christuskind"
worden de koornummertjes aardig door so
praansolo's afgewisseld; de verbindende tus-
schenspelen vallen echter wel eens uit den toon
en de opvolging der toonsoorten schijnt soms
gewrongen.
In Dvorak's liederen en vier „Weihnachtslie-
der" van Peter Cornelius heeft de zang van
Manny Ligthart een onverdeeld genot geschon
ken. Krachtig, helder en zuiver klonk die zang
in het kerkgebouw en ook haar uitspraak en ar
ticulatie waren volkomen duidelijk en correct.
In „Liebster Jesu" van Bach speelde de hoboïst
de obligate partij gevoelig, zuiver en met mooien
toon. Dezelfde kwaliteiten toonde Moolenijzer in
de sonates van Telemann en Loeillet. waarbij
Andries de Braai hem aan den vleugel uitste
kend secondeerde. De klavierpartijen der solo
zangen werden door Betty Davelaar voortreffe
lijk gespeeld. Met de begeleiding van het kin
derkoor had deze zoowel muzikaal als technisch
goed ontwikkelde pianiste natuurlijk al een zeer
gemakkelijke taak.
Het gemengd dubbelkwartet J. S. Bach had
wegens de ongesteldheid van een der tenoren
een invaller. Door deze onvoorziene omstandig
heid moest „Vater unser" van Verdi vervallen.
De overige zeven werken werden wel gezongen,
en de vertolking van zes daarvan toonde de
goede hoedanigheden van dit vocale ensemble
opnieuw, zonder dat een ontbreken van homo
geniteit door de plaatsvervanging te bemerken
was. In het Koraal uit Bach's Weihnachtsorato-
rium voldeed de samenzang niet zoo goed: er
was eenige onevenwichtigheid tusschen de
stemmen te bemerken. Bach's muziek stelt weer
andere eischen dan die van Diamant, Abt, Kools,
Bonset e.a. In deze laatste genres is „J. S. Bach"
volkomen thuis en bereikt het uitstekende vo
cale resultaten. Laten we hopen dat het zich ook
meer en meer toelegge op de studie van den
grooten componist wiens naam het ensemble
draagt. De leden en hun verdienstelijke leider
P. H. Germes kunnen daar nog een heerlijk
arbeidsveld vinden.
Ds. Boeyenga opende en sloot de bijeenkomst
met toespraak en gebed.
K. DE JONG.
Chr.
Gemengd Koor „Bennebroek"
JUBILEUM-CONCERT.
Op 28 December 1898, toen de klank der
Kerstklokken nog in de lucht hing. kwamen
eenige Bennebroekers, wier geestelijke leider
toen ds. Gerth van Wijk was, bijeen con
zingend de sfeer van Kerstmis levendig te
houden. Thans, veertig jaren geleden spreekt
in een voorwoord tot den feestgids ds. Gerth
van Wijk zijn vreugde uit over het feit dat
men is bijeengebleven en dat men het doel,
dat tot oprichting leidde, niet uit het oog
heeft verloren.
Aanvankelijk zou genoemde predikant dezen
avond een spreekbeurt waarnemen. Evenwel
kwam de eere-voorzitter ds. J. G. Lekker-
kerker hem vervangen en in zijn openings
woord (waarbij de aanwezigen Psalm 150
zongen) den zin van dit jubileum-concert
belichten, dat ook naar zijn programma geheel
in de Kerstsfeer was gehouden. Juister is
het, te spreken van: het oorspronkelijk pro
gramma, want het werd door toevoeging van
onnoodige en ontoepasselijke dingen, geheel
gewijzigd.
In zijn oorspronkelijken vorm hield het in:
vier koren uit Bach's Weihnachts-oratorium;
twee mooie oude Kerstliederen; twee Kerst
zangen in de orgelkleuren die door César
Franck tot ons kwamen; en dit alles geadeld
door de heerlijke sopraan-aria uit de Cantate
die Bach schreef voor dezen 27 December, den
derden Kerstdag. Bach's schoone Pastorale
voor orgel kwam dit programma voltooien
Zoo iets ons de Kerststemming kwam
levendig houden, dan was het deze aria uit
de Cantate „Süsser Trost, mein Jesus kommt".
De strijkinstrumenten spelen het Jezuskind
een wiegelied voor; de fluit speelt daar in
overrijke figuren haar blijheid doorheen en
in een heerlijk forte valt na dit inleidend
musiceeren de sopraan in Aan het orgel zat
Albert de Klerk. De sopraan was Corry Bijs
ter, twee jonge menschen met aangeboren
gevoel voor gezond musiceeren. Tempo, klank
en vooral het vermijden van misplaatste
sterktenuances maakten het luisteren naar
deze muziek tot een feest. Hoe zou er dezen
avond, buiten dit oorspronkelijk programma
om, nog gozondigd worden tegen wat in
betere tijden dan de onze algemeen werd aan
gevoeld als hoogste wet in de muziek.
Corry Bijster dan zong het oude lied
„Gloria", dat zich vereenzelvigde met de
puurste voorstelling die wij van Kerstmis
kunnen hebben. En Bach's orgel-pastorale
hield dien indruk vast. adelde dien door
rijken en schoonen vorm dezer muziek, die
niet zonder zin den vorm der tryptiek heeft.
Deze kunst van het lijnenspel, die genoeg
heeft aan enkel grondstemmen en mixturen,
bood wel een sterk contrast met de zangen
van Jan Nieland. die enkel kleur zijn, en als
zoodanig meesterlijk door den organist wer
den weergegeven.
Ook de orkestpartijen voor de Bach-koren
had De Klerk voor zijn rekening. Die koren
nu werden veelal magistraal uitgevoerd. Het
was mogelijk, omdat naast het mooiklinkend
vrouwenkoor een mannenkoor staat, dat in
één opzicht mag gelden als een unicum onder
de gemengde koren het doet er n.l. in ge
talsterkte niet voor onder. En dit alleen maakt
de goede uitvoering van een Bachkoor moge
lijk. Gelukkig hield ook de hoedanigheid
van den klank gelijken tred met die van
het vrouwenkoor. De dirigent H. J. Arisz
leidde de koren met vaste hand, maar be
ging in het koor „Wie soil ich dich emp-
fangen", de onvoorzichtigheid, het tempo
overdadig te rekken; niet alleen wreekte zich
dit op de uitwerking der polyfonie, maar ook
bleef het toonpeil niet behouden. De weer
gave stond dus belangrijk achter bij die van
„Brich an, o schönes Morgenlicht" dat in
stralenden klank werd gezongen en bij koor
24, waarbij men kon wanen, een koor te
hooren van zeker een dubbel zoo sterke be
zetting.
Bij deze heel zuivere kunst pasten de koren
van Zwaan en Hoogerwerf niet. Zij maakten
het programma wel langer doch niet beter.
Men vond het echter te elfder ure nog
noodig, een mannenkwartet (dubbel bezet'
n.l. het kwartet „Haarlem" te laten optreden.
Waarvoor eigenlijk? Het programma vormde
reeds een afgesloten geheel, dat buitendien
het jubileerend koor deed zien van zijn bes
ten kant. Die mooie indrukken, ook van het
werk der solisten, had men liever frisch en
ongerept moeten bewaren.
G. J.
KALT.
HET TOONEEL
Alberdingk Thym.
„Leve de romantiek!" ben je geneigd uit te
roepen na zoo'n voorstelling van „De Molen van
Sanssouci" door de R.K. Rederijkerskamer Al-
berdink Thym. Wij krijgen in dit blijspel van
Otto Harting alles, wat wij in een romantisch
spel. dat in den tijd van den ouwen Frits speelt,
mogen verlangen. De teruggekeerde doodge
waande zoon, die zelfs als soldaat en in krijgs
gevangenschap in Rusland zijn luit bij zich
hield om bij zijn terugkeer voor zijns vaders
venster het aandoenlijk lied van „De Linde
boom" te kunnen zingen, de ouwe Frits, die met
de burgermenschen omgaat als frère compagnon
en zijn hofmaarschalk de volle laag geeft, de
molenaar van het „Er zijn nog rechters in Ber
lijn!" die tegen zijn dochter even stijfkoppig is
als tegen zijn koning, een ouwe tante, die zweert
bij de „garde", omdat zij er 5 vrijers bij gehad
heeft, het is alles romantiek, wat de klok slaat
en de muziek ontbreekt er alleen nog maar aan.
Want wat zou -dit alles geschikt zijn ook voor
een operette!
Hoeveel het publiek nog altijd van de roman
tiek houdt, bewees de reactie van de zaal op de
opvoering van gisteravond. Het blijspel van
Harting ging er in als koek en wie het waagde
te lachen bij de ontmoeting van vader en zoon
in III werd venijnig toegesist door zijn omge
ving, zoodat hij of zij het niet meer waagden
zich te laten hooren.
Wij hebben dat romantisch blijspel al meer
van dilettanten gezien o.a. op een wedstrijd,
ik meen bij Van Lennep maar nooit beter
dan gisteren door Alberdingk Thym. Herman
Moerkerk weet precies in welken toon zoo'n
stuk gespeeld moet worden en zijn spelers heb
ben zijn regie opmerkelijk goed gevolgd. Het was
ook in de opvoering vooral bij het spel van
de twee dames en den garde-grenadier dat
wij nu en dan aan de Duitsche operette ook
wel aan de oude Gartenlaube dachten en dat
was precies wat het wezen moest.
Jan Icas van Dijk vond in den ouden Pruisi-
schen soldatenkoning een rol naar zijn hart. Wij
hadden hem vroeger al eens als den ouwen Frits
gezien, maar zijn spel was nu veel rijper en
scherper van contour dan vroeger. Hij was de
man vol humor en tegelijk de koning met al zijn
autoriteit; het goedmoedige en barsche wisselde
elkander telkens af en hij had van die details
in zijn spel. welke het uitstekend deden. Zoo
bijvoorbeeld het luisteren naar het verhaal van
den teruggekeerden soldaat, waarbij hij den slag
geheel weer doorleeft. Niet alleen in zijn uiter
lijk voorkomen, ook in zijn spel en zijn rake,
scherpe dictie, was hij volkomen de geromanti
seerde ouwe Frits, zooals wij dien uit de ope
rette en van het tooneel kennen.
Alleraardigst was ook tante Lize. die zoo ver
kikkerd is op de garde, van mevrouw Nielen-
Vlekke. Mevrouw Nielen had blijkbaar pleizier
in deze rol en speelde haar vol verve en kleur.
Het was uitstekend. Welk een lief. snoezig mole
naarsdochtertje was mevrouw Kruyver-Rube-
ling. Zij behoorde zoo bij deze oleographie van
Harting. En vergeten wij ook niet den garde
grenadier van Jac. Henneman, een kerel als een
boom, die met zijn berenmuts zich moest buk
ken om de kamer minnen te komen. Hoe opge
wekt en volkomen in stijl speelde Henneman,
dezen operette-soldaat. z
Gerard Nielen was de beroemde molenaar
van de rechters te Berlijn. Hij speelde meer
naar den sentimenteelen dan naar den koppigen
kant. Voor een zoo standvastig man, die zijn
molen zelfs tegen den koning durfde verdedi
gen, hadden wij hem graag nog wat kantiger
gezien, maar menschelijk was deze ouderwet-
sche vader toch wel.
Dirk Vreeswijk had als de teruggekeerde
zoon voor de romantische tremolo's te zorgen
en hij deed het naar wensch. Anton Switser
maakte iets heel vermakelijks van den verle
gen molenaarszoon, die niet trouwen wou en
Wim Teeuwissen probeerde van den hofmaar
schalk een geaffecteerden valscherik te maken,
wat hem blijkbaar niet gemakkelijk viel.
Aan de uiterlijke verzorging ontbrak natuur
lijk niets bij de regie van Herman Moerkerk.
Vooral de costuums en grimeering waren uit
stekend. Zoo werd het een alleraardigste, ro
mantische voorstelling, die bij de volle zaal een
zeer groot succes had Een zeer goede avond dus
voor Alberdingk Thvm
J. B. SCHUIL.