Op eenzamen post.,.
Bij de sloopingswerkzaamheden aan den Hofweg en Hof- ^an de Netjerlandsche deelnemers der Monte Carlo-Rallye zijn Zaterdag te Den Haag Tienduizenden hebben een laatste bezoek gebracht aan den overleden Paus
singel te Den Haag is men op een eeuwenoud gewelf de prijzen uitgereikt door de K.N.A.C. - Jkvr. Van Vredenburch neemt haar prijs in pjus x, Hgt stoffe|jjk overschot opgebaard in vol ornaat. (Tele-foto)
gestooten ontvangst
i.. K,. H. frins Bernhard nam Zaterdag deel aan de slipjacht achter de meute, welke door de Utrechtsche Jachivereeniging in
samenwerking met de K.NJ.V. georganiseerd was in de omgeving van Zeist. De Prins in den jachtstoet
Voor den aanvang van den wedstrijd A.G.O.V.V.-Heracles
te Apeldoorn werden de spelers door den scheidsrechter
toegesproken, in verband met de gebeurtenissen tijdens de
vorige ontmoeting der beide clubs te Almelo
De soldaten der Zwitsersche garde in
Vaticaanstad zijn, in verband met den
dood van Z. H. Paus Pius XI, in rouw-
uniformen gestoken
Een Scheveningsch
visschersvaartuig,
bestemd voor de
Wereldtentoon
stelling te New
York, is Zaterdag
ingescheept aan
boord van het m.s,
„Blommersdijk".
Debootin de takels
FEUILLETON
door
KURT SIODMAK.
9)
Verschikt sprong Devilliers overeind en
ontwaakte uit zijn overpeinzingen. Het eenigs-
zms harde gezicht van Ysot, dat er echter bij
kunstlicht zoo zacht kon uitzien, herinnerde
hem aan een schilderij in het Louvre, maar
hij wist 't zich niet precies te herinneren, mis
schien aan een Diana
„Kapitein?"
„Ik vraag, wat jij daar van zegt?" ging
Berrier nog zachter verder, terwijl zijn bloed
begon te koken.
Gespannen keek de kleine luitenant hem
aan.
wanneer juffrouw de Bottberg, naar
de opstandelingen rijdt", eindigde de kapitein
en keek zijn overbuurman aan.
Ysot lachte.
„De luitenant kan er niets op tegen hebben",
zei ze, „en bovendien zal zijn opinie mij niet
beïnvloeden".
„Juffrouw", begon Berrier ernstig, „wij
bevinden ons op het oogenblik in oorlogstoe
stand, fort V en fort VIII hebben zich giste
ren overgegeven en alleen fort VII, waar uw
vader gevangen wordt gehouden, moet nog
veroverd worden. Wij moeten op versterking
wachten, aangezien dat fort beter is uitgerust.
Anders hadden wij het allang geprobeerd -
maar het leven van onze jonge soldaten is
kostbaar. Op het oogenblik kunt u niets an
ders doen. dan met ons wachten".
„Heeft u dan geen hart? vroeg Ysot
zachtjes. „Voelt u dan niet, wat dat voor mij
beteekentMiin vader onder inboorlin
gen, die halve wilden zijnIs het dan niet
mijn plicht alles te probeeren? Is dat niet de
plicht van een dochter? Ik ben nu vijfentwin
tig jaarja, ik weet wel. dat ik er jonger
uitzieen u wilt mij verbieden, mijn plicht
te doen en mijn vader uit die hel te halen.
Ze perste de lippen op elkaar en begroef
haar nagels in haar handen. Zij huiverde.
„Maar gelooft u mij tochBerrier
schaamde zich en keek niet op. „Als er iets
aan te doen was geweest, hadden wij het im
mers reeds lang geprobeerd. Wij moeten af
wachten!"
„En toch zal ik gaan", zei Ysot na een
korte stilte.
„Onder geen omstandigheden zult u van
ons verlof krijgen", antwoordde Berrier stroef.
„Zoo iets is toch waanzin! Een meisje gaat
alleen naar een fort, dat over eenige dagen
beschoten zal worden! Heeft u ook maar
eenige zekerheid, dat u uw vader kunt bevrij
den, als u daar is? Weet u wat het beteekent
naar menschen te gaan, die geweten noch
verantwoordelijkheidsgevoel bezitten? En
daar wilt u zich aan uitleveren? Het is on
zin. U kent het land niet en u heeft er niet
het minste idee van wat een poel van vuilig
heid het hier is!"
Hij had op luideren toon gesproken dan ter
bekrachtiging van zijn woorden noodig ge
weest was. Maar het volgend oogenblik had
hij zichzelf alweer in bedrang.
„Excuseert u mij", zei hij zachtjes en keek
verlegen in het gezicht van Ysot, die hem
rustig aan zat te kijken. „Ik heb daarnet
worden gebruikt, die tegenover een dame
„Dat wilde ik ook zeggen", viel de kleine
luitenant in, die zijn hart van schrik in zijn
keel voelde kloppen, „jullie oude ijzervreters
verleert erg gauw het laatste beetje opvoe
ding!"
„Wacht maar, jongetje!", mompelde Berrier
en keek den nieuweling tegenover hem aan;
toen wendde hij zich weer tot Ysot:
„Ik sta voor de uiterst moeilijke opgave,
juffrouw, u mede te deelen, dat de legerleiding
u in geen geval veroorlooft de frontlinie te
overschrijden. Het is ons laatste woord!"
„Mooi", zei Ysot na e enkleine pauze, „dan
niet, dan is de zaak afgedaan".
Berrier verstijfde. Een man werd toch nooit
uit vrouwen wijs. Eerst een'groote mond en
dan ineens: „Dan niet!" Hij schudde zijn
hoofd en ademde verlicht op. Het ging toch
beter dan hij gedacht had. Daarom liet hij
het onaangename onderwerp zoo spoedig
mogelijk varen en ging opgelucht verder:
„Hoe lang zullen wij nog het genoegen heb
ben, U hier te zien? Vermoedelijk zal over
morgen het bevel tot oprukken komen, dan
kan dat „groentje" daar tenminste eens kruit
damp ruiken!"
Ysot richtte haar oogen op het „groentje",
den jongen luitenant, die haar verliefd zat aan
te staren.
„Ik ga vannacht nog terug, kapitein. Het
heeft geen doel, hier in Ben Schiorsch te
blijven".
Berrier loosde een diepe zucht. Hij werd
plotseling verheugd, want daarmede werden
vele gevaren, zorgen en moeite van hem af
gewend. Ik zal haar tegenspreken, dan gaat
zij nog gauwer, bedacht hij slim.
„Maar juffrouw, vannacht al?"
Hij deed werkelijk alsof hij teleurgesteld
was.
Ha, ze ging erop in!
„Direct", zei ze met een smartelijk lachje
en reikte hem haar hand, die hij kuste.
„Ik hoop u spoedig' gezond en wel bij ons
in Parijs te zien u ook, luitenant".
Vol geestdrift drukte Devilliers haar de
hand.
Zij stond op, nam vriendelijk afscheid en
verwijderde zich.
De twee officieren zagen haar critisch na,
tot haar slanke, sportieve gestalte in huis
verdwenen was.
„Ik wilde dat ik ook naar Parijs kon gaan",
zuchtte de kleine luitenant.
„Nou, wat heb ik je gezegd, vier uur, niet
eens vier maanden heeft het geduurd, voor
dat je heimwee kreeg, jij uilskuiken!"
„Laat mij uitpraten ik wilde met haar
naar Parijs!"
Een auto reed voor. Het was de groote open
wagen van Ysot. Er werden koffers uit huis
gedragen. Het plein voor het café was plot
seling dichtbevolkt met nieuwsgierigen.
„Moet je toch eens zien, als er een vrouw
vertrekt.... Devilliers!" Devilliers knikte.
„1-Iet is, alsof zij de heele wereld inpakt en
meeneemt. Wij arme, verlaten mannen!"
Bedroefd stond hij van tafel op om een
apéritif te halen.
„Ga je mee, Berrier. Wat blijft ons anders
over dan een borrel?"
Berrier plukte aan zijn zwarte baardje en
stond eveneens op.
„Je hebt volkomen gelijk", zei hij en lachte
droevig.
Toen de maan recht boven de aarde stond
verliet een groote open auto Ben Schiorsch;
zij reed in de richting van de kust, maar
maakte plotseling een groote bocht en raasde
de woestijn tegemoet, naar het Zuiden toe
naar het front.
VII.
Oude Geschiedenissen.
In de halfdonkere kazemat hokten de „af
gedankte Europeanen" bij elkaar.
„En hoe voelt de nieuwbakken comman
dant zich?" vroeg OMurphy.
Hij zat op zijn brits en construeerde met
behulp van een touwtje en een strik een in
genieuze inrichting om zijn broek tegen af
zakken te beveiligen.
Hauser had zijn vraag niet gehoord. Hij
las.
„Daar kan hij niets van zeggen, aangezien
hij het nog moet worden", antwoordde Achil
les Daskalopoulos valsch en wierp zich op
zijn andere zijde. „Zal hij dan hier verdwijnen
en onzen stal verlaten?"
De Griek liet zijn schitterende roofdiertan
den zien.
„Dat wordt beslist zijn eerste daad in zijn
nieuwe functie", verzekerde OMurphy. „Daar
benijd ik hem om. Het moet heerlijk zijn om
uit te kunnen rusten in een kamer waar jij
niet slaapt".
Achilles barstte los:
„Is mijn gezelschap je dan niet goed ge
noeg?"
OMurphy haalde zijn schouders op: „Als
ik mijn gezelschap uit kon zoeken, dan zou
jij er beslist niet voor in aanmerking komen.
Maar per slot van rekening zijn wij geen van
allen een haar beter. Bogdanoff was een uit
zondering. Hij was een groote mijnheer en
hij had zijn broek vast niet met een touwtje
opgebonden, zooals ik, maar
„En Hauser?"
.„Achilles loensde naar den hoek van de
kamer, waar Hauser over zijn boek zat ge
bogen.
„Hé, Hauser".
Hauser gromde en draaide hem den rug
toe.
„Wat leest hij toch?" vroeg Achilles nieuws
gierig en richtte zich half op.
,,'n Boek uit de bibliotheek van Bogdanoff",
antwoordde OMurphy. „Ik begrijp het, jij
niet".
„Hoezoo? Hek jij meer verstand dan ik?"
vroeg Achilles.
„In dit geval vast en zeker. Wedden?"
Vol toewijding hield OMurphy zich weer
met zijn broek bezig en haalde het touwtje
door zorgvuldig gemaakte gaatjes.
Bevend van woede richtte de Griek zich op.
Wilde die Iersche duivel hem soms beleedigen?
„Waarom wed je?" vroeg hij wantrouwend.
„Een flesch sprit", zei OMurphy rustig, de
eerste, die we bij de volgende verdeeling
krijgen".
(Wordt vervolgd)