KERS Ons contact met Zuid-Afrika De geheimen van een slipjacht. Anti-Saneerders verg, aderen in „Odeon". VenJtoie DINSDAG 14 FEBRUARI 1939 HSA'REEM'S DAGBEAD 7 over zijn reis naar de Prof. dr. H. J. Lam Unie en Madagascar „Hij, die halen". Dit verre reizen doet, kan véél ver mochten wij opnieuw ervaren tij dens een onderhoud, dat prof. dr. H. J. Lam, hoogleeraar in de systematische Plantkunde en Plantengeografie en directeur van het Rijksher barium te Leiden, ons toestond. Prof. dr. H. J. LAM, naar een teekening van den heer H. Kamerlingh Onnes. Gelijk bekend worden in den laat- sten tijd de banden tusschen ons land en de Unie van Zuid-Afrika op velerlei gebied nauwer aangehaald. Prof. Lam en zijn assistent de heer Meeuse maak ten deel uit van een gezelschap van 16 Nederlandschc biologen, w.o. 6 hoog leeraren, wier opdracht het was in Afrika kennis te nemen van het weten schappelijk werk op biologisch gebied, contact te zoeken met collega's en we tenschappelijke werkers en door middel van lezingen als anderszins te vertellen van hun eigen arbeid. „Heeft deze excursie aan haar doel beant woord?" is onze eerste vraag aan prof. Lam. „Stellig. We hebben een even nuttig als aan genaam contact gevonden met alle universitei ten, nl. die te Kaapstad, Stellenbosch, Pretoria, Johannesburg en dc- „Universiteit van Zuid- Afrika", welke laatste een vijftal in de Unie ver spreide „Universiteitscolleges" omvat. Voorts namen wij kennis van het werk, dat geschiedt op de proefstations en de instellingen voor toege past wetenschappelijk onderzoek". „Welke is uw indruk hierover, in vei-gelijking tot hetgeen in Holland op dit gebied geschiedt?" „Er wordt op de Zuid-Afrikaansche Universiteiten in de botanische vakken weinig wetenschappelijk werk geleverd. Het onderzoek staat sterk achter bij het onderwijs, is door gebrek aan tijd van de docenten incidenteel en oppor tuun, niet gecoördineerd en niet funda menteel. De Z.-Afrikaansche Universi teiten zfin daardoor in het geheel geno men meer „vakscholen" dan bij ons. Hierin schuilt zeker een gevaar voor de toekomst, omdat de jonge menschen die er studccren, éénmaal zelf de lei ding zullen hebben, zonder vervuld te zijn van wat wij het ideaal van een universitaire opleiding achten. Het spe ciale onderwijs in de systematische plantkunde is er zeer elementair en wordt meestal aan dames toevertrouwd, waarmee ik natuurlijk geenszins zeg gen wil, dat het niet veelal op uitste kende wijze wordt gegeven. Staan dus m.i. de Zuid-Afrikaansche Univer siteiten (als geheel gezien) nog niet op het peil van de Europeesche, met de proefstations, b.v. het beroemde veeartsenijkundig instituut te On derstepoort bij Pretoria, de landbouwschool Grootfontein bij Middelburg en de Division of Plant Industry te Pretoria, is zulks in het ge heel niet het geval. Daar wordt zeer gedetail leerd en verfijnd werk volgens moderne metho den geleverd. Verheugend is daarbij de niet zel den voortreffelijke samenwerking tusschen jon ge Engelschen en jonge Afrikaners. Juist omdat aan den onderbouw van het toegepast wetenschappelijk werk de breede basis van gecoördineerd fun damenteel universitair onderzoek ont breekt, zal intensief contact met Euro pa en Amerika zeker niet gemist kun nen worden. Dat wij Nederlanders hier bij speciaal denken aan contact met Ne derland, is begrijpelijk. Laten wij ho pen, dat Nederland ook hierin een hem waardige rol zal spelen ten bate van Z.-Afrika en van ons eigen land". „Is de drang tot het zoeken van contact ook in andere kringen merkbaar?" „De ruimer denkende Afrikaner ziet het nut daarvan in hooge mate in. Hij wenscht zich te verdiepen in het „levende Nederland", gelijk wij belang stellen in het levende Zuid-Afrika. In enkele kringen bestaat echter helaas nog een ze kere neiging tot een zelfgenoegzaam isolement. Het is duidelijk, dat deze menschen, die zich overgeven aan een kritieklooze verheerlijking van eigen ras en land den vooruitgang van hun land belemmeren. Zou Z.-Afrika door hen ge leid worden, dan zou het naar mijn overtuiging, niet mee kunnen met het tempo van dezen tijd. Er is echter in deze, dunkt mij, geen reden voor een somber toekomstbeeld. Integendeel, er zijn gelukkig vele jonge Afrikaners, die buiten hun land studeerden of op andere wijze met het bui tenland in contact staan en die een aangena- men en frisschen indruk maken door hun ener- i gie en ruime opvattingen, hun openstaan voor eerlijke critiek en hun modernen geest. Mijn indruk is, dat alle Zuid-Arika- ticrs zóó zullen moeten worden om zich in den concurrentiestrijd met de an dere volken te kunnen handhaven. Be grijpelijkerwijs vergeet men wel eens dat Z.-Afrika economisch op Engeland drijft. Het is misschien voor Afrikaan- sche ooren niet altijd prettig dit te hoo- ren de Boeren-oorlog is nog te kort geleden maar het is de werkelijk heid. Besef van deze werkelijkheid is het middel vinden om Z.-Afrika op de meest nationale wijze te dienen. Dit geldt natuurlijk buiten alle verband van ras en taal om. dus zoowel van En- gelsch- als van Afrikaansch-spreken- den. Wanneer ik mij hier eenigszins heb laten gaan en woorden van critiek heb geuit, zijn deze in overeenstemming met mijn meening, dat de cri tiek uit Holland welwillend en opbouwend moet zijn. Zij moet een basis vormen voor een ver der contact, want er zijn talrijke problemen, die gemeenschappelijk onder het oog gezien kunnen worden. Daarom zou het goed zijn, indien ook Nederlandsche intellectucelcn zich in Zuid-Afrika kwamen vestigen en het is te hopen, dat dc Z.-Afrikaanscheh Re- geering hun niet al te veel moeilijkhe den In den weg zal leggen. „Hebben deze sinds de invoering der strengere emigratiebepalingen in Zuid-Afrika nog wel een kans?" zoo was onze vraag. „Ongetwijfeld. In tegenstelling tot hand werkslieden enz. die tot 1937 onmiddellijk een positie konden verkrijgen, doch voor wie dit thans absoluut uitgesloten is, hebben jonge in- tellectueelen met durf, aanpassingsvermogen en eenig kapitaal, kans van slagen. Men moet het echter drie jaar op eigen kosten kunnen uithou den. Eerst dan kan men genaturaliseerd worden van vele gestudeerden eïscht men ook een Afrikaansch M. Sc. diploma en voor een func tie in aanmerking komen, b.v. voor biologen een positie als assistent aan een Universiteit. Proef station, Museum enz. De kansen lijken mij dan lang niet kwaad. Met nadruk zij er echter op gewezen, dat slechts de beste elementen onzer intelleetueele landgenooten zich in Zuid-Afrika dienen te vestigen. Helaas zijn de Nederlanders vroeger niet steeds een succes geweest, evenals zulks een 50 jaar geleden 't geval was met hen die naar Ned.-Indië gingen. Die fout mag zich niet herhalen „Waarom was uw eerste doel eigenlijk Swakopmund?" „Het is daar langs de kust een merkwaar dig gebied en het droogste stuk van Zuid- Afrika. Er valt practisch geen regen toen wij er kwamen, had het er in 4 jaar niet ge regend doch wel heerscht er een sterke dauw: van één dak kan men 's morgens hier door wel tot 40 L. water opvangen. Het land schap is er bijzonder mooi; de woestijnflora munt uit door bijzondere planten, o.a. de be roemde „Welwitschia", een „levend fossiel", verwant aan coniferen, dat eigenlijk uitge storven behoorde te zijn, doch als het ware vergeten is. Deze wordt streng beschermd, doch wij hebben er eenige zaden van mee genomen en hopen deze in den Leidschen Hortus te kweeken. Er zijn in ons land reeds eenige geslaagde proeven mede genomen, o.a. in Groningen en in Wageningen. In Kaapstad begon de eigenlijke excursie over het Kaapschiereiland met zijn Flora, die eenig op de wereld is (o.a. de beroemde tuin van Kirstenbosch, onder leiding van prof. Compton). Wij trokken daarna door de ..Groote Karroo", een droge hoogvlakte, waar de schapenteelt vrijwel het eenige middel van bestaan is. Toch zijn er in de droogste stuk ken 1 a l'/2 H.A. land noodig om één schap te voeden en op sommige plaatsen heeft men zich van water onafhankelijk gemaakt door het aanplanten van de doornlooze vijgcactus Opuntia) als schapenvoeder. Men ziet verder tot zijn verbazing in Zuid-Afrika honderden kilometers hekken. Wij hebben daarvan hier heusch niet het monopolie! Gedeeltelijk die nen zij om het vee „binnen de perken" te houden, maar ook om de jakhalzen er buiten te houden Van de Karroo werd de „Tuin-route' langs de Zuidkust naar Port Elisabeth. Hier bevinden zich de resten van een boschgebied. waar steeds evenveel regen valt, in tegenstel ling tot het Westelijk deel van het Kaapge- bied. waar winterregens en tot het Oostelijk deel van de Unie, waar zomerregens vallen. Hier worden bij het proefstation Deep- walls proeven genomen met natuurlijke her- bebossching. Over groote stukken is nl. de oorspronkelijke vegetatie van Zuid-Afrika volkomen verdwenen. Het gevolg daarvan is. dat Zuid-Afrika met zijn toenemende indus trie en bevolking een groot tekort aan mijn-, industrie- en brandhout aanwijst. Nu zijn er twee stroomingen, die dit probleem verschi- lend willen oplossen. De meeningen staan fel men zou zeggen: onnoodig fel tegenver elkaar: die van het boschwezen propageert een bevordering van de oorspron- van het aanwezige bosch en het aan planten van inheemsche boomen. Een be zwaar van deze methode is, dat zij langzaam gaat, maar zij geeft het mooiste hout (speci aal waardevol voor meubels). De andere partij is voorstandster van de snellere metho de: het aanplanten van exotische boomen, (Eucalyptus, Zuid-Europeesche coniferen en Australische „wattles" (Acacia), die o.a. om hun looibast gebruikt worden. De laatste me thode wordt toegejuicht door dr. Pole Evans, den bekwamen directeur van de Division of Plant Industry te Petroria. Mijn persoonlijke overtuiging is. dat beide methodes vereenig- baar zijn en dat de beide moeten worden toe gepast, en zoo is het ook in de praktijk. In een tweede artikel volgen nog nadere mededeelingen van prof. Lam. Prins Bernhard toont warme be langstelling voor deze sporttak. De geschiedenis van de K. N. J. V. i LANKE paardelichamen met hun gespierde bewegingen, in kleurig tenue gestoken rui ters, en een koppel ruste- looze honden met karakteristieke koppen: een slipjacht is een festijn voor het oog. De beweging, de actie van zoo'n bonten stoet tegen een décor van roestbruine heide en kwijnend kreupelhout, schenkt steeds weer nieuwe bekoring. Doch een slipjacht van de Koninklijke Nederlandsche Jachtvereeniging beteekent naast dit aesthetisch genot ook: training en sport. De vossenjacht is typisch-Engelsch. En het overdadige kleurige aantal prenten, dat een beeld geeft van zoo'n jachtevenement en dat wij soms tegen de muren van huiskamers of in oude tijdschriften vinden, is dan ook groo- tendeels van Engelschen oorsprong. Ginds is het in tegenstelling met ons ook in derdaad een vossenjacht, daar men op levende dieren jaagt. Dit is mogelijk, omdat de ter reingesteldheid zich er beter voor leent. Daar komt bij dat Engeland een hinderlijk teveel aan vossen heeft, en iedere boer ziet dan ook in een slipjacht een belangrijke bescherming van zijn kippenstapel. Hij zet daarom ook geen zuur gezicht, wanneer zijn landerijen een gedeelte vormen van het parcours, maar helpt veeleer mee om de jacht goed te doen slagen. De rol van den vos. Ook bij de Nederlandsche jacht speelt de vos een belangrijke rol, doch het dier blijft kalm in zijn hok en blijft vrij van iedere sen satie. Slechts zijn scent (lucht) wordt ge bruikt om de meute van fox-hounds in bewe ging te brengen. Een bos stroo uit het vossen- hok wordt namelijk over de uitgestippelde route getrokken: zoo schept men een kunst matig spoor. Is in Engeland dit jagen altijd zeer popu lair geweest en zou men zelfs mogen zeggen, dat het een bepaald gedeelte uitmaakt van het volkswezen in Nederland heeft deze sport zeer diepe laagtepunten gekend. En het is vooral de K. N. J. V. geweest, die hier na de oorlogsjaren den belangrijken stoot naar omhoog heeft gegeven. Thans beleeft de sport door de warme be langstelling van Prins Bernhard een hoog conjunctuur. Want toen Z. K. H. na maan denlange lessen aan de Amersfoortsche Rij school doorkneed was in de geheimen van het paardrijden, wilde hij met zijn schimmel Bunny ook van de partij zijn bij een slipjacht der K. N. J. V., van welke organisatie hij reeds op 4 November 1937 het eerelidmaat schap aanvaardde. Enkele maanden geleden jaagde hij voor het eerst achter de meute aan over de Leusder- heide. Bunny, voor wie dit ook 'n zeker debuut was. deed het uitstekend „Schitterend", zei de Prins na afloop, „ik hoop nog dikwijls mee te doen De Koninklijke deelnemer heeft niet lang gewacht om zijn woorden waar te maken: de volgende jacht, on 21 Jan. j.l„ gehouden tus schen de Hollandsch Rading en Bilthoven. bracht weer heel wat fototoestellen van pers fotografen in beweging om den Prinselijken ruiter temidden van een illuster jachtgezel schap te vereeuwigen. H.K.H. Prinses Juliana bevond zich toen onder de groote schare van belangstellenden. Zij zag Haar Gemaal met Bunny enkele moei- liike hindernissen nemen. Zeer kort hierna hesteee Prins Bernhard weer zijn paard om deel te nemen aan een slipjacht ln de omgeving van Noordwijk. Zoo leerde hij dus ook de mogelijkheden van de vossenjacht kennen op den zandgrond langs onze stranden. Fox-hound-problemen. De gevlekte fox-hound met zijn steil om hoog stekenden staart, die zoo zelden tot rust komt, vormt een bron van allerlei problemen. Zijn functie is hoogst belangrijk en kan niet gemist worden hij vormt min of meer de ziel van de jacht. Deze „gangmaker", die zui ver rasbloed in zijn aderen heeft, is om te beginnen zeer prijzig. Men moet heel wat blanke zilverlingen neertellen om een goed koppel te bemachtigen. Lang niet iedere fox-hound is een fox hound: belandt men bij een verkeerd adres, dan kon het aangekochte „materiaal" wel eens geheel ongeschikt voor de jacht blijken. Want ieder dier heeft zijn eigen karakter; sommi gen loopen er „de kantjes af" en trekken maar zeer matig, andere vinden de wereld zoo wijd en schoon, dat zij het 'n dwaasheid ach ten om met zoo'n groep paarden mee te loo pen en aan den haal gaan. En weer andere vinden dat het spoor van een haas of een ko nijn even verlokkelijke perspectieven opent als dat van een vos. Met evenveel vuur gaan zij dan dit dwaalspoor achterna en probeeren de rest van de meute en het heele jachtgezel schap ook mee te trekken. Een dusdanig dé raillement brengt natuurlijk de heele jacht in de war. Indien zooiets dreigt te gebeuren springt meestal de jagermeester in de bres om het gevaar te keeren. De goede fox-hound moet, om het met een vakterm te zeggen, geheel hazenrein zijn. Zijn karakter dient dus aan verschillende voor waarden te voldoen, wil het dier bruikbaar zijn voor het gestelde doel. Aanschouwt een serie kleine fox-hondjes het levenslicht, dan kan men reeds bij voorbaat voorspellen dat lang niet alle leden straks in de meute een plaatsje zullen vinden Oude banden te verbreken is tevens voor het op peil houden der meute niet gewenscht. Zij, die met de dieren vertrouwd geworden zijn kunnen niet zonder meer vervangen worden door onbekenden: de snaren van de hondenziel zijn in dit opzicht zeer gevoelig. Toen de jagermeester, Jhr. Rademacher Schorer, zich dan ook eenigen tijd geleden wegens verschillende omstandigheden moest terugtrekken, was dit een zware slag. Van de oprichting af had hij in de gelederen van de K. N. J. V. gearbeid niemand was zoo ver trouwd met de meute als hij. De eerste luitenant Kolff werd zijn opvolger Dit jaar beleefde men echter den come-back van den ouden jagermeester en er werd be sloten tot het instellen van een ioint-master- ship. En deze samenwerking voldoet in de practijk uitstekend. Inleidende werkzaamheden De organisatie van een slipjacht brengt vele problemen. Want nadat men het par cours. dat geloopen zal worden, heeft be paald moeten de zorgen van allerlei terrein eigenaars nog gesust worden. Het parool luidt dan: vrij baan voor de jachtvereeniging Hiertoe komen de vertegenwoordigers der K N. J. V., over het geheele land verspreid, in het geweer. Nadat de jagermeester hierna het traject nog aan een inspectie heeft onderwor pen. kan de sliptrekker, kort voordat de jacht begint, aan het werk gaan.hij schept het vossenspoor over den aangegeven weg. Op die plaatsen, waar hij het stroo van den grond genomen heeft, omdat de jachtstoet noodzakelijkerwijs een stukje over een harden weg moet. verliest de meute straks het verlei delijke visioen van een smakelijken vos.De stoet heeft dan een kleine adempauze en gaat in eemoedelilk temno verder Ho' moment dat de honden het spoor bijster zijn. wordt dan nagebootst en zoo doet men alles om het verschil met de oorspronke lijke Engelsche jacht zoo klein mo gelijk te maken. Wordt in Engeland de vos bij de kill door de honden ge grepen hier komt de jagermeester met groote brokken vleesch en dit vinden de dieren ook best. Het aardige ceremonieel, waarbij den eerstaanko- mende bij de kill plechtig de vossen staart wordt overhandigd, dat deze als een kostbaar kleinood aan den muur gaat spijkeren, ontbreekt hier echter. De zware strijd. Wij zeiden reeds dat de K. N. J. V. na de oorlogsjaren den stoot naar omhoog heeft ge geven voor den opbloei van de ruitersport in ons land. Want toen de Kon. Veluwsche Jacht vereeniging in 1914 haar meute had laten af maken bestond het jachtrijden practisch niet meer Er is een zware strijd geleverd voor de ver nieuwing. Een paar pioniers brachten een meute van 7 honden naar Amersfoort. Veel geld en veel tijd werd aan de dieren besteed. Maar toen de wereldbrand voorbij was en men de honden aan de Veluwsche Jachtver eeniging wilde geven, werd dit geschenk ge weigerd Toe wïen men zich ook wendde: in de rui tersport. geloofde schijnbaar niemand meer. En bijna was een belangrijk initiatief doodge bloed, indien militair Amersfoort niet begre pen had welk een bijzondere waarde het jachtrijden heeft voor de lichamelijke, doch ook de geestelijke vorming van den soldaat. Zoo kon het gebeuren, dat op een April- avond de zaal van de Sociëteit Concordia daverde van het applaus.de Nederland sche Jachtvereeniging was geboren en de 7 honden werden ten geschenke aangeboden aan den voorzitter, ritmeester W. J. Hoytema. (Adv. Ingez. MedJ Dit is een strijder van formaat geweest voor de jonge vereeniging; helaas kwam hij reeds in 1921 te overlijden. De eerste maanden vormden nog een waren lijdensweg, maar toen de eerste jacht werd uitgeschreven overtrof het succes alle ver wachtingen. Ongeveer 150 personen wensch- ten deel te nemen de belangstelling uit mi litaire en uit burgerkringen was overstelpend. Verschillende hooge officieren reden mee. De historie hierna staa: geheel in het tee- ken van „den weg omhoog". Had wijlen Z. K. H. Prins Hendrik reeds in '20 het bescherm heerschap aanvaard enkele jaren later werd de vereeniging tot „Koninklijke" geprocla meerd. Aldus een zeer beknopt geschiedkundig over zicht. En Nederland mag dankbaar zijn voor het baanbrekend werk der K. N. J. V.. die ook nu nog in de voorste gelederen staat om de ruitersport in onze lage landen in eere te houden. Afgeloopen jaar was voor de vereeniging ongunstig. Afscheiding van Bloembollen cultuur bepleit. In gebouw Odeon hield de Vereeniging tot behoud van het bloembollenvak (Anti-Sa neerders) Maandagmiddag haar jaarverga dering. De waarnemend voorzitter, de heer P. C. de Zeeuw, hield een openingsrede. Spr. deelde mede, dat de Koninklijke goed keuring op de statuten was verleend en de vereeniging dus officieel is erkend. Inmiddels is de toestand in het bloembol lenvak en vooral die op het gebied van de saneeringsmaatregelen er niet op vooruit ge gaan. Dit wil echter niet zeggen, dat wij onzen strijd tot het eindigen der funeste saneerings maatregelen zouden moeten staken, integen deel, er komen hoe langer hoe meer verschijn selen, die de opvattingen van onze vereeni ging volkomen in het gelijk gaan stellen. Een zeer bedenkelijk verschijnsel bij de voortduring der saneering is het verdwijnen van de kleine kweekers. Zoogenaamd met het doel de kleine bedrijven te steunen, komt de werkelijkheid er op neer, dat het juist deze minder bedeelden zijn, die als gevolg van de saneering den strijd moeten opgeven. De statistiek van de sierteeltcentrale zelf wijst uit, dat het aantal der kleine en kleinere be drijven afneemt en dat der groote en groote- re bedrijven toeneemt. Wel bleef van 1936/37 op 1937/38 het aantal bedrijven van 3-5 H.A. en dat boven 5 H.A. gelijk met resp. 105—101. de gemiddelde grootte in deze klassen kon in dit eene jaar stijgen van 3.68 tot 3.80 H.A. en van 11.02 tot 11.80 H.A. Het aantal bedrijven beneden 1 H.A. nam in dit jaar af van 11.321 tot 10.541. Het totaal aantal bedrijven nam af van 12.180 tot 11.419. Deze cijfers zijn in hooge mate verontrustend! Een bijkomend verschijnsel, waarop wij de aandacht vestigen is de immoreele handel in teeltbewijzen, die in het loopende seizoen tot verschuivingen aanleiding zal moeten geven, die even groot, zoo niet grooter zullen zijn dan in het afgeloopen seizoen. Ziet hier, waartoe de saneering heeft ge leid. In het binnenland een verschuiving, waarbij de grooten de kleinen opslokken! Maar ook de verhouding tot het buitenland wordt zienderoogen slechter. Door de maatre gelen, die Nederland neemt tot beperking van de bloembollenproductie, wordt de teelt in het buitenland hoe langer hoe meer uitge breid. Een commissie van de Alg.Ver. v. Bloem bollencultuur, waaronder de voorzitter, heeft in het afgeloopen jaar een bezoek aan de Engelsche cultuur gebracht en kwam tot voor ons land ontstellende resultaten. Helaas heeft het hoofdbestuur der Alg. Ver. niet deze re sultaten onomwonden gepubliceerd. Dat de saneeringsmaatregelen inderdaad de bloembollencultuur in Engeland stimulee- ren, bewijst het antwoord voor den Engel schen minister Morrison, die in November j.l. op enkele hem in het Engelsche Parlement gestelde vragen antwoordde, dat de sanee ringsmaatregelen in Holland in het algemeen gunstig zijn voor de bollenkweekers in Enge land. Uit de erkenning van het bestaan van de stimulans voor de Engelsche bloembollen teelt, is door den betref fenden Engelschen landbouwminister gemakkelijk het argument te putten, dat verhooging van invoerrechten in Engeland juist noodig is om de cultuur al daar te beschermen. Het is buitengewoon jammer, dat onze Mi nister van Economische Zaken dit niet scnijnt te doorzien en door het afschaffen van zoo wel minimumprijzen als productiebeperking aan deze bijzondere aanmoediging van den teelt in het buitenland paal en perk stelt. Ten opzichte van de instelling van het z.g. „Centi-ale Lichaam" of de „Bloembollenraad" kon spr. kort zijn. Zoolang de leiding van zulk een instituut wordt opgedragen aan eigen vakmenschen waarbij ieder vakgenoot de kans beloopt door zijn eigen buurman gere geerd te worden die aan niemand onzer erantwoording voor hun daden verschuldigd zijn, kan zij ook nooit het vertrouwen van de massa verwerven. Ernstig protesteerde de heer De Zeeuw te gen de verregaand lichtzinnige en onoordeel kundige wijze, waarop in officiee'.e kringen over het vak wordt gesproken. In de Tweede Kamer is zelfs opgemerkt, dat het goed gaat in het bloem bollen vak, terwijl dit door geen enkel bloembollenorgaan is tegengesproken. De waarnemend voorzitter besloot zijn rede met een krachtige opwekking om met onver- flauwden ijver voor opheffing der saneering 'e blijven strijden. Dr. Ir. M. D. Dijt. de secretaris der vereeni ging, deelde in het jaarverslag mede. dat het afgeloopen jaar voor de vereeniging niet voorspoedig was geweest, ofschoon het leden tal weinig is veranderd. De heer Grullemans is als bestuurslid af getreden. De beerooting sloot op een bedrag van 1430. Bij de bestuursverkiezing werden de heeren J. de Brabander en J. Hoogstraten bij accla matie herkozen. Jhr. W. P. Barnaert werd met algemeene stemmen als opvolger van den heer Grullemans aangewezen. Bij de rondvraag stelde de heer Bos voor dat de leden en bloc als lid van Bloembollencul tuur zullen bedanken. Verder achtte hij het gewenscht, dat in de verschillende plaatsen afdeelingen worden opgericht. De heer De Zeeuw antwoordde, dat de tijd voor afscheiding nog niet rijp is. Dat de re organisatie van „Bloembollencultuur" niet is doorgegaan is zeker als een succes voor de vereeniging te beschouwen. Blijft lid van de organisatie, zoo zei spreker. Hij zegde voorts toe dat afdeelingen zullen worden opgericht. De heer Bos: Is het niet mogelijk een pro testbrief naar „Bloembollencultuur" te sturen? Men geeft ons geen gelegenheid in het week blad onze ideeën uiteen te zetten. De wnd. voorzitter beloofde, dat het bestuur deze kwestie nader onder de oogen zal zien. De heer P. Bakker Kzn. vroeg wat de ver eeniging nu eigenlijk gedaan heeft. Is het niet mogelijk door middel van dc radio of anders zins de opvattingen der anti-saneerders te propageeren? Dr. Ir. Dijt: Wij krijgen de kans niet om met onze tegenstanders te debatteeren. Verscheidene sprekers sluiten zich bij het betoog van den heer Bakker aan. De heer De Zeeuw antwoordde, dat het be stuur zeker niets zal nalaten om verder pro paganda voor het doel der vereeniging te maken. Besloten werd spoedig een nieuwe ver gadering bijeen te roepen. MINTA Verfijnde pepermunt. Neem ze in huis. 2 ons voor 25 cent en in fleurige doo- zen van 40 cent. (Adv. Ingez. Med.) PROV. STATENVERKIEZINGEN EN DE R. S. A. P. Door de R.S.A.P. wordt in Noord-Holland met de volgende candidaten aan de Prov. Statenver kiezing deelgenomen. 1 H. Sneevliet, A. Lar.gkemper, F. Bosman. A. Veltrop, T. de Haan-Zwagerman, Th. van Driesten, P. van Praag, C. Gerritsen. J. v. d. Berg, W. Vellinga, W. v. d. Wal, S. Karten, A. Groot, H. ter Haar. I. S. F. HERDENKT LIEBKNECHT. LUXEMBURG EN LENIN. Door het Internationaal Solidariteits Fonds, afd. Haarlem, wordt heden, Dinsdagavond in het P.A S.-gebouw Bakenessergracht 87, een herdenkingsbijeenkomst gehouden, waar A. Lang kemper uit Amsterdam zal spreken over Lieb- knecht, Luxemburg en Lenin, verduidelijkt met lichtbeelden. MACHINISTEN-EXAMEN. Geslaagd voor diploma b: de heer G. A. Lijs te Halfweg. CURSUSAVOND COOP. TUINBOUW- VEREENIGINGEN. De Coop, tuinbouwvereenigingen „Eigen tuin" en „Zonder werken niets" organiseeren op 15 Februari hun derden cursusavond in het gebouw „De Nijverheid", alwaar de heer H. Carlee de Lathyrus- en kleurenfilm zal pro jecteeren, t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 11