KERS
Ons contact met Zuid-Afrika
De geheimen van een slipjacht.
Anti-Saneerders verg,
aderen in „Odeon".
VenJtoie
DINSDAG 14 FEBRUARI 1939
HSA'REEM'S DAGBEAD
7
over zijn reis naar de
Prof. dr. H. J. Lam
Unie en Madagascar
„Hij, die
halen". Dit
verre reizen doet, kan véél ver
mochten wij opnieuw ervaren tij
dens een onderhoud, dat prof. dr. H. J. Lam,
hoogleeraar in de systematische Plantkunde en
Plantengeografie en directeur van het Rijksher
barium te Leiden, ons toestond.
Prof. dr. H. J. LAM,
naar een teekening van den heer
H. Kamerlingh Onnes.
Gelijk bekend worden in den laat-
sten tijd de banden tusschen ons land
en de Unie van Zuid-Afrika op velerlei
gebied nauwer aangehaald. Prof. Lam
en zijn assistent de heer Meeuse maak
ten deel uit van een gezelschap van 16
Nederlandschc biologen, w.o. 6 hoog
leeraren, wier opdracht het was in
Afrika kennis te nemen van het weten
schappelijk werk op biologisch gebied,
contact te zoeken met collega's en we
tenschappelijke werkers en door middel
van lezingen als anderszins te vertellen
van hun eigen arbeid.
„Heeft deze excursie aan haar doel beant
woord?" is onze eerste vraag aan prof. Lam.
„Stellig. We hebben een even nuttig als aan
genaam contact gevonden met alle universitei
ten, nl. die te Kaapstad, Stellenbosch, Pretoria,
Johannesburg en dc- „Universiteit van Zuid-
Afrika", welke laatste een vijftal in de Unie ver
spreide „Universiteitscolleges" omvat. Voorts
namen wij kennis van het werk, dat geschiedt op
de proefstations en de instellingen voor toege
past wetenschappelijk onderzoek".
„Welke is uw indruk hierover, in vei-gelijking
tot hetgeen in Holland op dit gebied geschiedt?"
„Er wordt op de Zuid-Afrikaansche
Universiteiten in de botanische vakken
weinig wetenschappelijk werk geleverd.
Het onderzoek staat sterk achter bij
het onderwijs, is door gebrek aan tijd
van de docenten incidenteel en oppor
tuun, niet gecoördineerd en niet funda
menteel. De Z.-Afrikaansche Universi
teiten zfin daardoor in het geheel geno
men meer „vakscholen" dan bij ons.
Hierin schuilt zeker een gevaar voor
de toekomst, omdat de jonge menschen
die er studccren, éénmaal zelf de lei
ding zullen hebben, zonder vervuld te
zijn van wat wij het ideaal van een
universitaire opleiding achten. Het spe
ciale onderwijs in de systematische
plantkunde is er zeer elementair en
wordt meestal aan dames toevertrouwd,
waarmee ik natuurlijk geenszins zeg
gen wil, dat het niet veelal op uitste
kende wijze wordt gegeven.
Staan dus m.i. de Zuid-Afrikaansche Univer
siteiten (als geheel gezien) nog niet op het peil
van de Europeesche, met de proefstations, b.v.
het beroemde veeartsenijkundig instituut te On
derstepoort bij Pretoria, de landbouwschool
Grootfontein bij Middelburg en de Division of
Plant Industry te Pretoria, is zulks in het ge
heel niet het geval. Daar wordt zeer gedetail
leerd en verfijnd werk volgens moderne metho
den geleverd. Verheugend is daarbij de niet zel
den voortreffelijke samenwerking tusschen jon
ge Engelschen en jonge Afrikaners.
Juist omdat aan den onderbouw van
het toegepast wetenschappelijk werk
de breede basis van gecoördineerd fun
damenteel universitair onderzoek ont
breekt, zal intensief contact met Euro
pa en Amerika zeker niet gemist kun
nen worden. Dat wij Nederlanders hier
bij speciaal denken aan contact met Ne
derland, is begrijpelijk. Laten wij ho
pen, dat Nederland ook hierin een hem
waardige rol zal spelen ten bate van
Z.-Afrika en van ons eigen land".
„Is de drang tot het zoeken van contact ook
in andere kringen merkbaar?"
„De ruimer denkende Afrikaner ziet het nut
daarvan in hooge mate in. Hij wenscht zich te
verdiepen in het „levende Nederland", gelijk wij
belang stellen in het levende Zuid-Afrika. In
enkele kringen bestaat echter helaas nog een ze
kere neiging tot een zelfgenoegzaam isolement.
Het is duidelijk, dat deze menschen, die zich
overgeven aan een kritieklooze verheerlijking
van eigen ras en land den vooruitgang van hun
land belemmeren. Zou Z.-Afrika door hen ge
leid worden, dan zou het naar mijn overtuiging,
niet mee kunnen met het tempo van dezen tijd.
Er is echter in deze, dunkt mij, geen reden voor
een somber toekomstbeeld. Integendeel, er zijn
gelukkig vele jonge Afrikaners, die buiten hun
land studeerden of op andere wijze met het bui
tenland in contact staan en die een aangena-
men en frisschen indruk maken door hun ener- i
gie en ruime opvattingen, hun openstaan voor
eerlijke critiek en hun modernen geest.
Mijn indruk is, dat alle Zuid-Arika-
ticrs zóó zullen moeten worden om zich
in den concurrentiestrijd met de an
dere volken te kunnen handhaven. Be
grijpelijkerwijs vergeet men wel eens
dat Z.-Afrika economisch op Engeland
drijft. Het is misschien voor Afrikaan-
sche ooren niet altijd prettig dit te hoo-
ren de Boeren-oorlog is nog te kort
geleden maar het is de werkelijk
heid. Besef van deze werkelijkheid is
het middel vinden om Z.-Afrika op de
meest nationale wijze te dienen. Dit
geldt natuurlijk buiten alle verband van
ras en taal om. dus zoowel van En-
gelsch- als van Afrikaansch-spreken-
den.
Wanneer ik mij hier eenigszins heb laten gaan
en woorden van critiek heb geuit, zijn deze in
overeenstemming met mijn meening, dat de cri
tiek uit Holland welwillend en opbouwend moet
zijn. Zij moet een basis vormen voor een ver
der contact, want er zijn talrijke problemen, die
gemeenschappelijk onder het oog gezien kunnen
worden.
Daarom zou het goed zijn, indien ook
Nederlandsche intellectucelcn zich in
Zuid-Afrika kwamen vestigen en het is
te hopen, dat dc Z.-Afrikaanscheh Re-
geering hun niet al te veel moeilijkhe
den In den weg zal leggen.
„Hebben deze sinds de invoering der strengere
emigratiebepalingen in Zuid-Afrika nog wel een
kans?" zoo was onze vraag.
„Ongetwijfeld. In tegenstelling tot hand
werkslieden enz. die tot 1937 onmiddellijk een
positie konden verkrijgen, doch voor wie dit
thans absoluut uitgesloten is, hebben jonge in-
tellectueelen met durf, aanpassingsvermogen en
eenig kapitaal, kans van slagen. Men moet het
echter drie jaar op eigen kosten kunnen uithou
den. Eerst dan kan men genaturaliseerd worden
van vele gestudeerden eïscht men ook een
Afrikaansch M. Sc. diploma en voor een func
tie in aanmerking komen, b.v. voor biologen een
positie als assistent aan een Universiteit. Proef
station, Museum enz. De kansen lijken mij dan
lang niet kwaad. Met nadruk zij er echter op
gewezen, dat slechts de beste elementen onzer
intelleetueele landgenooten zich in Zuid-Afrika
dienen te vestigen. Helaas zijn de Nederlanders
vroeger niet steeds een succes geweest, evenals
zulks een 50 jaar geleden 't geval was met hen
die naar Ned.-Indië gingen. Die fout mag zich
niet herhalen
„Waarom was uw eerste doel eigenlijk
Swakopmund?"
„Het is daar langs de kust een merkwaar
dig gebied en het droogste stuk van Zuid-
Afrika. Er valt practisch geen regen toen
wij er kwamen, had het er in 4 jaar niet ge
regend doch wel heerscht er een sterke
dauw: van één dak kan men 's morgens hier
door wel tot 40 L. water opvangen. Het land
schap is er bijzonder mooi; de woestijnflora
munt uit door bijzondere planten, o.a. de be
roemde „Welwitschia", een „levend fossiel",
verwant aan coniferen, dat eigenlijk uitge
storven behoorde te zijn, doch als het ware
vergeten is. Deze wordt streng beschermd,
doch wij hebben er eenige zaden van mee
genomen en hopen deze in den Leidschen
Hortus te kweeken. Er zijn in ons land reeds
eenige geslaagde proeven mede genomen, o.a.
in Groningen en in Wageningen.
In Kaapstad begon de eigenlijke excursie
over het Kaapschiereiland met zijn Flora, die
eenig op de wereld is (o.a. de beroemde tuin
van Kirstenbosch, onder leiding van prof.
Compton). Wij trokken daarna door de
..Groote Karroo", een droge hoogvlakte, waar
de schapenteelt vrijwel het eenige middel van
bestaan is. Toch zijn er in de droogste stuk
ken 1 a l'/2 H.A. land noodig om één schap
te voeden en op sommige plaatsen heeft men
zich van water onafhankelijk gemaakt door
het aanplanten van de doornlooze vijgcactus
Opuntia) als schapenvoeder. Men ziet verder
tot zijn verbazing in Zuid-Afrika honderden
kilometers hekken. Wij hebben daarvan hier
heusch niet het monopolie! Gedeeltelijk die
nen zij om het vee „binnen de perken" te
houden, maar ook om de jakhalzen er buiten
te houden
Van de Karroo werd de „Tuin-route'
langs de Zuidkust naar Port Elisabeth. Hier
bevinden zich de resten van een boschgebied.
waar steeds evenveel regen valt, in tegenstel
ling tot het Westelijk deel van het Kaapge-
bied. waar winterregens en tot het Oostelijk
deel van de Unie, waar zomerregens vallen.
Hier worden bij het proefstation Deep-
walls proeven genomen met natuurlijke her-
bebossching. Over groote stukken is nl. de
oorspronkelijke vegetatie van Zuid-Afrika
volkomen verdwenen. Het gevolg daarvan is.
dat Zuid-Afrika met zijn toenemende indus
trie en bevolking een groot tekort aan mijn-,
industrie- en brandhout aanwijst. Nu zijn er
twee stroomingen, die dit probleem verschi-
lend willen oplossen. De meeningen staan fel
men zou zeggen: onnoodig fel
tegenver elkaar: die van het boschwezen
propageert een bevordering van de oorspron-
van het aanwezige bosch en het aan
planten van inheemsche boomen. Een be
zwaar van deze methode is, dat zij langzaam
gaat, maar zij geeft het mooiste hout (speci
aal waardevol voor meubels). De andere
partij is voorstandster van de snellere metho
de: het aanplanten van exotische boomen,
(Eucalyptus, Zuid-Europeesche coniferen en
Australische „wattles" (Acacia), die o.a. om
hun looibast gebruikt worden. De laatste me
thode wordt toegejuicht door dr. Pole Evans,
den bekwamen directeur van de Division of
Plant Industry te Petroria. Mijn persoonlijke
overtuiging is. dat beide methodes vereenig-
baar zijn en dat de beide moeten worden toe
gepast, en zoo is het ook in de praktijk.
In een tweede artikel volgen nog nadere
mededeelingen van prof. Lam.
Prins Bernhard toont warme be
langstelling voor deze sporttak.
De geschiedenis van de
K. N. J. V.
i LANKE paardelichamen met
hun gespierde bewegingen, in
kleurig tenue gestoken rui
ters, en een koppel ruste-
looze honden met karakteristieke
koppen: een slipjacht is een festijn
voor het oog. De beweging, de actie
van zoo'n bonten stoet tegen een décor
van roestbruine heide en kwijnend
kreupelhout, schenkt steeds weer
nieuwe bekoring. Doch een slipjacht
van de Koninklijke Nederlandsche
Jachtvereeniging beteekent naast dit
aesthetisch genot ook: training en
sport.
De vossenjacht is typisch-Engelsch. En het
overdadige kleurige aantal prenten, dat een
beeld geeft van zoo'n jachtevenement en dat
wij soms tegen de muren van huiskamers of
in oude tijdschriften vinden, is dan ook groo-
tendeels van Engelschen oorsprong. Ginds
is het in tegenstelling met ons ook in
derdaad een vossenjacht, daar men op levende
dieren jaagt. Dit is mogelijk, omdat de ter
reingesteldheid zich er beter voor leent. Daar
komt bij dat Engeland een hinderlijk teveel
aan vossen heeft, en iedere boer ziet dan ook
in een slipjacht een belangrijke bescherming
van zijn kippenstapel. Hij zet daarom ook geen
zuur gezicht, wanneer zijn landerijen een
gedeelte vormen van het parcours, maar helpt
veeleer mee om de jacht goed te doen slagen.
De rol van den vos.
Ook bij de Nederlandsche jacht speelt de
vos een belangrijke rol, doch het dier blijft
kalm in zijn hok en blijft vrij van iedere sen
satie. Slechts zijn scent (lucht) wordt ge
bruikt om de meute van fox-hounds in bewe
ging te brengen. Een bos stroo uit het vossen-
hok wordt namelijk over de uitgestippelde
route getrokken: zoo schept men een kunst
matig spoor.
Is in Engeland dit jagen altijd zeer popu
lair geweest en zou men zelfs mogen zeggen,
dat het een bepaald gedeelte uitmaakt van
het volkswezen in Nederland heeft deze
sport zeer diepe laagtepunten gekend. En het
is vooral de K. N. J. V. geweest, die hier na
de oorlogsjaren den belangrijken stoot naar
omhoog heeft gegeven.
Thans beleeft de sport door de warme be
langstelling van Prins Bernhard een hoog
conjunctuur. Want toen Z. K. H. na maan
denlange lessen aan de Amersfoortsche Rij
school doorkneed was in de geheimen van
het paardrijden, wilde hij met zijn schimmel
Bunny ook van de partij zijn bij een slipjacht
der K. N. J. V., van welke organisatie hij
reeds op 4 November 1937 het eerelidmaat
schap aanvaardde.
Enkele maanden geleden jaagde hij voor het
eerst achter de meute aan over de Leusder-
heide. Bunny, voor wie dit ook 'n zeker
debuut was. deed het uitstekend
„Schitterend", zei de Prins na afloop, „ik
hoop nog dikwijls mee te doen
De Koninklijke deelnemer heeft niet lang
gewacht om zijn woorden waar te maken: de
volgende jacht, on 21 Jan. j.l„ gehouden tus
schen de Hollandsch Rading en Bilthoven.
bracht weer heel wat fototoestellen van pers
fotografen in beweging om den Prinselijken
ruiter temidden van een illuster jachtgezel
schap te vereeuwigen.
H.K.H. Prinses Juliana bevond zich toen
onder de groote schare van belangstellenden.
Zij zag Haar Gemaal met Bunny enkele moei-
liike hindernissen nemen.
Zeer kort hierna hesteee Prins Bernhard
weer zijn paard om deel te nemen aan een
slipjacht ln de omgeving van Noordwijk. Zoo
leerde hij dus ook de mogelijkheden van de
vossenjacht kennen op den zandgrond langs
onze stranden.
Fox-hound-problemen.
De gevlekte fox-hound met zijn steil om
hoog stekenden staart, die zoo zelden tot rust
komt, vormt een bron van allerlei problemen.
Zijn functie is hoogst belangrijk en kan niet
gemist worden hij vormt min of meer de
ziel van de jacht. Deze „gangmaker", die zui
ver rasbloed in zijn aderen heeft, is om te
beginnen zeer prijzig. Men moet heel wat
blanke zilverlingen neertellen om een goed
koppel te bemachtigen.
Lang niet iedere fox-hound is een fox
hound: belandt men bij een verkeerd adres,
dan kon het aangekochte „materiaal" wel eens
geheel ongeschikt voor de jacht blijken. Want
ieder dier heeft zijn eigen karakter; sommi
gen loopen er „de kantjes af" en trekken
maar zeer matig, andere vinden de wereld zoo
wijd en schoon, dat zij het 'n dwaasheid ach
ten om met zoo'n groep paarden mee te loo
pen en aan den haal gaan. En weer andere
vinden dat het spoor van een haas of een ko
nijn even verlokkelijke perspectieven opent
als dat van een vos. Met evenveel vuur gaan zij
dan dit dwaalspoor achterna en probeeren de
rest van de meute en het heele jachtgezel
schap ook mee te trekken. Een dusdanig dé
raillement brengt natuurlijk de heele jacht in
de war. Indien zooiets dreigt te gebeuren
springt meestal de jagermeester in de bres
om het gevaar te keeren.
De goede fox-hound moet, om het met een
vakterm te zeggen, geheel hazenrein zijn. Zijn
karakter dient dus aan verschillende voor
waarden te voldoen, wil het dier bruikbaar
zijn voor het gestelde doel. Aanschouwt een
serie kleine fox-hondjes het levenslicht, dan
kan men reeds bij voorbaat voorspellen dat
lang niet alle leden straks in de meute een
plaatsje zullen vinden
Oude banden te verbreken is tevens voor
het op peil houden der meute niet gewenscht.
Zij, die met de dieren vertrouwd geworden
zijn kunnen niet zonder meer vervangen
worden door onbekenden: de snaren van de
hondenziel zijn in dit opzicht zeer gevoelig.
Toen de jagermeester, Jhr. Rademacher
Schorer, zich dan ook eenigen tijd geleden
wegens verschillende omstandigheden moest
terugtrekken, was dit een zware slag. Van de
oprichting af had hij in de gelederen van de
K. N. J. V. gearbeid niemand was zoo ver
trouwd met de meute als hij.
De eerste luitenant Kolff werd zijn opvolger
Dit jaar beleefde men echter den come-back
van den ouden jagermeester en er werd be
sloten tot het instellen van een ioint-master-
ship. En deze samenwerking voldoet in de
practijk uitstekend.
Inleidende werkzaamheden
De organisatie van een slipjacht brengt
vele problemen. Want nadat men het par
cours. dat geloopen zal worden, heeft be
paald moeten de zorgen van allerlei terrein
eigenaars nog gesust worden. Het parool
luidt dan: vrij baan voor de jachtvereeniging
Hiertoe komen de vertegenwoordigers der K
N. J. V., over het geheele land verspreid, in
het geweer. Nadat de jagermeester hierna het
traject nog aan een inspectie heeft onderwor
pen. kan de sliptrekker, kort voordat de jacht
begint, aan het werk gaan.hij schept het
vossenspoor over den aangegeven weg.
Op die plaatsen, waar hij het stroo
van den grond genomen heeft, omdat
de jachtstoet noodzakelijkerwijs een
stukje over een harden weg moet.
verliest de meute straks het verlei
delijke visioen van een smakelijken
vos.De stoet heeft dan een kleine
adempauze en gaat in eemoedelilk
temno verder Ho' moment dat de
honden het spoor bijster zijn. wordt
dan nagebootst en zoo doet men alles
om het verschil met de oorspronke
lijke Engelsche jacht zoo klein mo
gelijk te maken. Wordt in Engeland
de vos bij de kill door de honden ge
grepen hier komt de jagermeester
met groote brokken vleesch en dit
vinden de dieren ook best. Het aardige
ceremonieel, waarbij den eerstaanko-
mende bij de kill plechtig de vossen
staart wordt overhandigd, dat deze
als een kostbaar kleinood aan den
muur gaat spijkeren, ontbreekt hier
echter.
De zware strijd.
Wij zeiden reeds dat de K. N. J. V. na de
oorlogsjaren den stoot naar omhoog heeft ge
geven voor den opbloei van de ruitersport in
ons land. Want toen de Kon. Veluwsche Jacht
vereeniging in 1914 haar meute had laten af
maken bestond het jachtrijden practisch niet
meer
Er is een zware strijd geleverd voor de ver
nieuwing. Een paar pioniers brachten een
meute van 7 honden naar Amersfoort. Veel
geld en veel tijd werd aan de dieren besteed.
Maar toen de wereldbrand voorbij was en
men de honden aan de Veluwsche Jachtver
eeniging wilde geven, werd dit geschenk ge
weigerd
Toe wïen men zich ook wendde: in de rui
tersport. geloofde schijnbaar niemand meer.
En bijna was een belangrijk initiatief doodge
bloed, indien militair Amersfoort niet begre
pen had welk een bijzondere waarde het
jachtrijden heeft voor de lichamelijke, doch
ook de geestelijke vorming van den soldaat.
Zoo kon het gebeuren, dat op een April-
avond de zaal van de Sociëteit Concordia
daverde van het applaus.de Nederland
sche Jachtvereeniging was geboren en de 7
honden werden ten geschenke aangeboden
aan den voorzitter, ritmeester W. J. Hoytema.
(Adv. Ingez. MedJ
Dit is een strijder van formaat geweest voor
de jonge vereeniging; helaas kwam hij reeds
in 1921 te overlijden.
De eerste maanden vormden nog een waren
lijdensweg, maar toen de eerste jacht werd
uitgeschreven overtrof het succes alle ver
wachtingen. Ongeveer 150 personen wensch-
ten deel te nemen de belangstelling uit mi
litaire en uit burgerkringen was overstelpend.
Verschillende hooge officieren reden mee.
De historie hierna staa: geheel in het tee-
ken van „den weg omhoog". Had wijlen Z. K.
H. Prins Hendrik reeds in '20 het bescherm
heerschap aanvaard enkele jaren later werd
de vereeniging tot „Koninklijke" geprocla
meerd.
Aldus een zeer beknopt geschiedkundig over
zicht. En Nederland mag dankbaar zijn voor
het baanbrekend werk der K. N. J. V.. die
ook nu nog in de voorste gelederen staat om
de ruitersport in onze lage landen in eere te
houden.
Afgeloopen jaar was voor de vereeniging
ongunstig.
Afscheiding van Bloembollen
cultuur bepleit.
In gebouw Odeon hield de Vereeniging tot
behoud van het bloembollenvak (Anti-Sa
neerders) Maandagmiddag haar jaarverga
dering.
De waarnemend voorzitter, de heer P. C. de
Zeeuw, hield een openingsrede.
Spr. deelde mede, dat de Koninklijke goed
keuring op de statuten was verleend en de
vereeniging dus officieel is erkend.
Inmiddels is de toestand in het bloembol
lenvak en vooral die op het gebied van de
saneeringsmaatregelen er niet op vooruit ge
gaan. Dit wil echter niet zeggen, dat wij onzen
strijd tot het eindigen der funeste saneerings
maatregelen zouden moeten staken, integen
deel, er komen hoe langer hoe meer verschijn
selen, die de opvattingen van onze vereeni
ging volkomen in het gelijk gaan stellen.
Een zeer bedenkelijk verschijnsel bij de
voortduring der saneering is het verdwijnen
van de kleine kweekers. Zoogenaamd met het
doel de kleine bedrijven te steunen, komt de
werkelijkheid er op neer, dat het juist deze
minder bedeelden zijn, die als gevolg van de
saneering den strijd moeten opgeven. De
statistiek van de sierteeltcentrale zelf wijst
uit, dat het aantal der kleine en kleinere be
drijven afneemt en dat der groote en groote-
re bedrijven toeneemt. Wel bleef van 1936/37
op 1937/38 het aantal bedrijven van 3-5 H.A.
en dat boven 5 H.A. gelijk met resp. 105—101.
de gemiddelde grootte in deze klassen kon in
dit eene jaar stijgen van 3.68 tot 3.80 H.A. en
van 11.02 tot 11.80 H.A. Het aantal bedrijven
beneden 1 H.A. nam in dit jaar af van 11.321
tot 10.541. Het totaal aantal bedrijven nam
af van 12.180 tot 11.419. Deze cijfers zijn in
hooge mate verontrustend!
Een bijkomend verschijnsel, waarop wij de
aandacht vestigen is de immoreele handel in
teeltbewijzen, die in het loopende seizoen tot
verschuivingen aanleiding zal moeten geven,
die even groot, zoo niet grooter zullen zijn
dan in het afgeloopen seizoen.
Ziet hier, waartoe de saneering heeft ge
leid. In het binnenland een verschuiving,
waarbij de grooten de kleinen opslokken!
Maar ook de verhouding tot het buitenland
wordt zienderoogen slechter. Door de maatre
gelen, die Nederland neemt tot beperking van
de bloembollenproductie, wordt de teelt in
het buitenland hoe langer hoe meer uitge
breid. Een commissie van de Alg.Ver. v. Bloem
bollencultuur, waaronder de voorzitter, heeft
in het afgeloopen jaar een bezoek aan de
Engelsche cultuur gebracht en kwam tot voor
ons land ontstellende resultaten. Helaas heeft
het hoofdbestuur der Alg. Ver. niet deze re
sultaten onomwonden gepubliceerd.
Dat de saneeringsmaatregelen inderdaad
de bloembollencultuur in Engeland stimulee-
ren, bewijst het antwoord voor den Engel
schen minister Morrison, die in November j.l.
op enkele hem in het Engelsche Parlement
gestelde vragen antwoordde, dat de sanee
ringsmaatregelen in Holland in het algemeen
gunstig zijn voor de bollenkweekers in Enge
land.
Uit de erkenning van het bestaan van de
stimulans voor de Engelsche bloembollen
teelt, is door den betref fenden Engelschen
landbouwminister gemakkelijk het argument
te putten, dat verhooging van invoerrechten
in Engeland juist noodig is om de cultuur al
daar te beschermen.
Het is buitengewoon jammer, dat onze Mi
nister van Economische Zaken dit niet scnijnt
te doorzien en door het afschaffen van zoo
wel minimumprijzen als productiebeperking
aan deze bijzondere aanmoediging van den
teelt in het buitenland paal en perk stelt.
Ten opzichte van de instelling van het z.g.
„Centi-ale Lichaam" of de „Bloembollenraad"
kon spr. kort zijn. Zoolang de leiding van zulk
een instituut wordt opgedragen aan eigen
vakmenschen waarbij ieder vakgenoot de
kans beloopt door zijn eigen buurman gere
geerd te worden die aan niemand onzer
erantwoording voor hun daden verschuldigd
zijn, kan zij ook nooit het vertrouwen van de
massa verwerven.
Ernstig protesteerde de heer De Zeeuw te
gen de verregaand lichtzinnige en onoordeel
kundige wijze, waarop in officiee'.e kringen
over het vak wordt gesproken. In de Tweede
Kamer is zelfs opgemerkt, dat het goed gaat
in het bloem bollen vak, terwijl dit door geen
enkel bloembollenorgaan is tegengesproken.
De waarnemend voorzitter besloot zijn rede
met een krachtige opwekking om met onver-
flauwden ijver voor opheffing der saneering
'e blijven strijden.
Dr. Ir. M. D. Dijt. de secretaris der vereeni
ging, deelde in het jaarverslag mede. dat het
afgeloopen jaar voor de vereeniging niet
voorspoedig was geweest, ofschoon het leden
tal weinig is veranderd.
De heer Grullemans is als bestuurslid af
getreden.
De beerooting sloot op een bedrag van
1430.
Bij de bestuursverkiezing werden de heeren
J. de Brabander en J. Hoogstraten bij accla
matie herkozen. Jhr. W. P. Barnaert werd met
algemeene stemmen als opvolger van den
heer Grullemans aangewezen.
Bij de rondvraag stelde de heer Bos voor dat
de leden en bloc als lid van Bloembollencul
tuur zullen bedanken. Verder achtte hij het
gewenscht, dat in de verschillende plaatsen
afdeelingen worden opgericht.
De heer De Zeeuw antwoordde, dat de tijd
voor afscheiding nog niet rijp is. Dat de re
organisatie van „Bloembollencultuur" niet is
doorgegaan is zeker als een succes voor de
vereeniging te beschouwen. Blijft lid van de
organisatie, zoo zei spreker. Hij zegde voorts
toe dat afdeelingen zullen worden opgericht.
De heer Bos: Is het niet mogelijk een pro
testbrief naar „Bloembollencultuur" te sturen?
Men geeft ons geen gelegenheid in het week
blad onze ideeën uiteen te zetten.
De wnd. voorzitter beloofde, dat het bestuur
deze kwestie nader onder de oogen zal zien.
De heer P. Bakker Kzn. vroeg wat de ver
eeniging nu eigenlijk gedaan heeft. Is het niet
mogelijk door middel van dc radio of anders
zins de opvattingen der anti-saneerders te
propageeren?
Dr. Ir. Dijt: Wij krijgen de kans niet om met
onze tegenstanders te debatteeren.
Verscheidene sprekers sluiten zich bij het
betoog van den heer Bakker aan.
De heer De Zeeuw antwoordde, dat het be
stuur zeker niets zal nalaten om verder pro
paganda voor het doel der vereeniging te
maken. Besloten werd spoedig een nieuwe ver
gadering bijeen te roepen.
MINTA
Verfijnde pepermunt.
Neem ze in huis.
2 ons voor 25 cent
en in fleurige doo-
zen van 40 cent.
(Adv. Ingez. Med.)
PROV. STATENVERKIEZINGEN EN DE
R. S. A. P.
Door de R.S.A.P. wordt in Noord-Holland met
de volgende candidaten aan de Prov. Statenver
kiezing deelgenomen.
1 H. Sneevliet, A. Lar.gkemper, F. Bosman.
A. Veltrop, T. de Haan-Zwagerman, Th. van
Driesten, P. van Praag, C. Gerritsen. J. v. d.
Berg, W. Vellinga, W. v. d. Wal, S. Karten, A.
Groot, H. ter Haar.
I. S. F. HERDENKT LIEBKNECHT.
LUXEMBURG EN LENIN.
Door het Internationaal Solidariteits Fonds,
afd. Haarlem, wordt heden, Dinsdagavond in
het P.A S.-gebouw Bakenessergracht 87, een
herdenkingsbijeenkomst gehouden, waar A. Lang
kemper uit Amsterdam zal spreken over Lieb-
knecht, Luxemburg en Lenin, verduidelijkt met
lichtbeelden.
MACHINISTEN-EXAMEN.
Geslaagd voor diploma b: de heer G. A.
Lijs te Halfweg.
CURSUSAVOND COOP. TUINBOUW-
VEREENIGINGEN.
De Coop, tuinbouwvereenigingen „Eigen
tuin" en „Zonder werken niets" organiseeren
op 15 Februari hun derden cursusavond in het
gebouw „De Nijverheid", alwaar de heer H.
Carlee de Lathyrus- en kleurenfilm zal pro
jecteeren, t