Op eenzamen post...
De kleine Prinses Beatrix in den kinderwagen op sledeijzers
tijdens een tochtje met H. K. H. Prinses Juliana in de fraaie
omgeving van Grindelwald
.Wie is er bang voor den grooten hond De kleine Prinses Beatrix was
zeker niet bang voor den St Bernhardshond, die tijdens een tochtje in de
omgeving van Grindelwald groote belangstelling voor het Prinsesje toonde
H. M. de Koningin woonde Woensdagavond den ijshockeywedstrijd tusschen
de Genadeescbe wereldkampioenen, de Trail Smoke Eaters, en Amerika op
de Haagsche kunstijsbaan bij
Een kopje koffie voor Koningin-weduwe
Mary van Engeland tijdens haar bezoek
aan de Britsche Industrie-tentoonstelling
te Londen
Z. K. H. Prins Bernhard op de ski's te Grindelwald, waar de winter
sport hoogtij viert en Z. K. H. actief deelneemt aan de beoefening
ervan
De 24 uitverkoren hockeyspelers, waaruit het nationale team voor den wed
strijd tegen België gekozen zal worden, hebben Woensdagavond in het
Olympisch stadion te Amsterdam hun eerste training ondergaan
De heer H. W. R. de Waal te Eind
hoven is benoemd tot directeur van
de Algemeene Nederlandsche Ver-
eeniging voor Vreemdelingenverkeer
Ter gelegenheid van zijn bezoek aan Marokko
woonde de gouverneur van Gibraltar, sir Ironside
te Marrakech een groote troepenparade bij
De tewaterlating van 't nieuwe
Engelsche oorlogsschip H.M S.
King George heeft te Walker-
on-Tyne plaats gehad in tegen
woordigheid van het Britsche
Koningspaar
FEUILLETON
door
KURT SIODMAK.
18)
Plotseling kwam de gedachte bij haar op:
Deze twee spookverschijningen wisten, waar
haar vader was; zij moest vriendelijk met hen
omgaan, om het doel te bereiken. Zij was nu
dicht bij hem, zoo dicht, als ze nog niet ge
weest was, sedert ze het fort betreden had.
Nu lag het heelemaal aan haar, deze kans te
benutten, die de beide whisky-drinkers haar,
zonder dat ze er erg in hadden, aanboden.
Ysot beefde innerlijk van opwinding, toen
ze haar vroolijkste lach door de droefgeestige
kasematten liet schallen en met vertwijfelde
grappen een conversatie begon.
Verleidingen.
Hauser verroerde zich niet. Ysot had de
'kamer verlaten. Er scheen een onwezenlijke
stilte in de kamer nefr te dalen.
Hij was alleen geweest, een eenzame op een
klein eiland in de levenszee. Al vele, vele
jaren zat hij hier, weggestopt, verborgen voor
een wereld, waarmede hij weinig gemeen had
en langzamerhand had hij er zich mee ver
zoend. uitgestooten te zijn. Wat bleef er
anders voor hem over, dan af te zien van alle
geluk? Iedere hoop zou zelfbedrog zijn.
Dit weten, had hem een ontzettende kwel
ling. een voortdurende twijfel bezorgd vooral
in de lange duistere nachten. Nu was de
rekening opgemaakt, maar hij had zijn over
tuiging duur genoeg gekocht. Voor hem kwam
er geen schip meer, om hem naar de lieflijker
streken van het leven terug te voeren.
Hij had zich afgezonderd, rustig en vast
beslotenen opeens was dat schip toch
nog gekomen. Het leven lokte. Hij had niet
de kracht gehad, de verleiding, waarvan hij
wist, hoe sterk ze was, te weerstaan.
Hij had getracht, het te grijpen, het heer
lijke lokkende leven en het was hem ontvlo
den, had hem alleen gelaten in zijn benauwde
steenen kamer, alleen op zijn eiland, nog een
zamer dan tevoren
Stond hij opnieuw aan het begin. Moest hij
opnieuw van alles afzien?
De barricaden, die hij zoo zorgvuldig opge
richt had tegen geluk en tegen herinnering,
waren omver geworpen. Had hij nog de kracht
ze opnieuw op te richten? Het was een ver-
geefsch vechten, dat met feillooze zekerheid
een nieuwe nederlaag met zich mee zou bren
gen.
Hij had deze vrouw de hand gekusteen
avonturierstereen onbekendeWat
was hem ingevallen? Wat had hij zich op den
hals gehaald.
Hauser luisterde naar de stilte, alsof zij
hem aanklaagde. Geen geluid. Was de wereld
uitgestorven?
Hij schreed door zijn kamer, eerst langzaam,
toen al vlugger en vlugger; hij liep, zonder
zelf zijn voetstappen te hooren.
Hij rukte de deur open en luisterde op de
gang. De wereld was dood. Buiten hem. waren
er geen menschen meer.
Hoestend liep hij naar het venster en
staarde over de binnenplaats. Daar lagen zijn
manschappen, zwijgend, zonder beweging.
Hun witte burnous leken wel lijkwaden.
Hauser liep door de holklinkende gang.
Langs de deur van Ysot, uit wier kamer stem
men klonken.
Stemmen?.... Hauser hoorde het lachen
van Achilles en de diepe basstem van O'Mur-
phy De vrouw sprak schel, opgewonden, vroo-
lijk. Zij lachtenom hem?
Hauser liep verder en ademde verlicht, toen
hij voor de deur van zün gevangens
Hij schoof den zwaren grendel terzijde en
trad aarzelend over den drempel.
De gevangene stond op. Hauser keek in het
vervallen gezicht van den ouden man, die hem
verbaasd aanstaarde.
„Een mensch", dacht Hauser, „die kan met
mij praten, hij kan bij mij aan tafel zitten en
hij zal mij begrijpen. Hij kon bijna mijn vader
zijnik was hem heelemaal vergeten
hoe is het mogelijk, een mensch te vergeten?"
En hard op vroeg hij „Mag ik u verezoeken. mij
te volgen?" De overste boog het hoofd, alsof
hij in een onafwendbaar noodlot berustte.
„Zal ik maar voorgaan?" zei Hauser blij en
dacht; Direct zal hij in mijn kamer zijn. Hij
zal zich gelukkig voelen, want in dit hol moet
hij het wel vreeselijk hebben. Ik zal hem een
andere kamer geven, luchtig en schoon. Waar
om zou Bogdanoff hem in dit rattenhol ge
stopt hebben?
Hauser vertraagde zijn pas
„Hopelijk loop ik niet te vlug voor u?"
Vriendelijk keek hij om. Het was alsof hij
niet over den gevangene, maar de gevangene
over hem, den houdings- en hopelooze, twij
felenden, aarzelenden en belachelijken com
mandant van fort VU, had te beschikken.
Overste de Bottberg antwoordde niet. Zijn
lichaam deed hem overal pijn. De vuiligheid
van het hol, waar hij moest verblijven sloopte
zijn gezondheid. Met onbewogen gelaat, liep
hij achter Hauser aan.
„Alstublieft, deze kamer", zei Hauser, opende
uitnoodigend de deur en liet de Bottberg met
een hoffelijke beweging den voorrang.
„Wilt u niet gaan zitten?"
Hij schoof een leunstoel bij de tafel en
glimlachte.
De Bottberg zag hem aan, zonder een spier
van zijn gelaat te vertrekken.
„Waarom wilt u niet gaan zitten?" vroeg
Hauser, een weinig geïrriteerd door de be
wegingloosheid van zijn gast
Hij begreep: de Overste was natuurlijk nog
ontstemd, over de behandeling, welke hij van
Bogdanoff had ondervoeden,
De commandant is sedert drie dagen dood;
ik heb nu het opperbevel hier", trachtte
hij uit te leggen.
„Het .spijt mij, dat men u zoo slecht heeft
gehuisvest en ik zal boven een andere kamer
voor u gereed laten maken".
Zwijgen.
„Ik verzoek u beleefd, te gaan zitten", vroeg
Hauser hem nogmaals.
De Bottberg knikte kort en ging zitten.
Hauser ademde verlicht op en werd mede
deelzaam en spraakzaam.
„U zult wel begrijpen", zei hij, „wat het
beteekent, altijd in de omgeving van inlanders
te leven en nooit in staat te zijn met iemand
een woord te spreken, met iemand, die be
grijpt, hoe verschrikkelijk het is, maanden
lang omgeven te zijn door een zandwoestijn. Ik
hoop, dat ik u spoedig kan laten gaan. U
zoudt allang uitgewisseld zijn, wanneer wij
er zeker van waren slechts met den infan
terist Petitpierre te doen te hebben
Hauser maakte een afwerende beweging
voor de overste kon anwoorden. „Nee, ik be
grijp het natuurlijk", zei hij glimlachend, „als
soldaat kunt u natuurlijk in geen geval uw
vrijheid voor verraad inruilen. Ik ben zelf in
de eerste plaats soldaat en dan pas mensch;
in Afrika kan men dit niet altijd vereenigen.
Mag ik me veroorlooven, u een sigaret aan te
bieden?"
Ijverig schoof Hauser het pakje sigaretten
in de buurt van de Bottberg. Hij zou het stee
nen hart van dezen man wel weten te ver
murwen
De overste bewoog zich niet.
„Rookt U niet?" vroeg Hauser verbaasd.
Zwijgend blikte de gevangene hem in de
oogen.
Hauser kon deze gepijnigde en verachte
lijke blik niet lang verdragen. Hij stond op,
ging naar de waschtafel, ontstak de kleine
spiritusvlam onder het reservoir nam een
handdoek uit de kast. Toen legde hij een
scheermes op tafel.
«Als u zich wilt wasschen, Overste...."
In zijn ijver, sprak hij^zonder erg en zonder
bedoeling den gevangene met zijn titel aan,
dien hij van Bogdanoff gehoord had.
Zachtjes fluitend en vergenoegd ging hij
naar zijn koffer en nam er een wit overhemd
uit, dat hij over de leuning van de stoel legde.
Zijn beklemdheid en zijn angst waren weg
en zouden nooit meer terugkeeren. Bestond
er wel een grooter bevrediging, dan iemand
te helpen?
„Gaat uw gang, Overste, dan kunnen wij
samen gaan eten".
Overste de Bottberg had Hauser's voorbe
reidingen zwijgend gadegeslagen. Was die
man zoo dom, dat hem niets beters inviel?
Waarom probeerde hij het met dezelfde kunst
jes als de doode commandant?
Stond dat hier in het reglement, een soort
marteling van de gevangenen?
„Ik begrijp u werkelijk niet", zei Hauser
glimlachend, ..als ik in uw plaats was, zou ik
aangrijpen, om mij te wasschen en een schoon
overhemd aan te trekken. Een stuk zeep kan
men van zijn ergste vijand wel aannemen.
Temeer, waar ik voornemens ben, u zou gauw
mogelijk uit te wisselen, zij het dan ook niet
als Petitpierre...."
Star keek de Overste hem in de oogen. Hij
scheen Hauser heelemaal niet te zien; hij
keek door hem heen, als door een glaswand.
„Wat beteekent dat?" overlegde Hauser
onrustig. „Waarom bouwt hij een muur van
onverschilligheid om zich heen? Ben ik geen
mensch meer. Heb ik dan op andere menschen
al dezelfde uitwerking als een dier?" En
zachtjes vroeg hij:
„Moet ik het u dan nogmaals verzoeken,
Overste? Kunt u niet een oogenblik vergeten,
dat wij, uit militair oogpunt beschouwd, vij
anden zijn?"
(Wordt vervolgd)