AANVARING OP DEN RIJN
CONTRABANDE
Te Colmschate is Dinsdag het stoffelijk overschot ter aarde
van H. M. de Koningin. - E$n overzicht aan de groeve
adjudant van H.
besteld van wijlen mr. F. F. baron de Smeth, Hofmaarschalk
tijdens de rede van jhr. W. C. M. de Jonge van Ellemeet,
M. de Koningin
Op den Rijn bij Oosterbeek is de Rijnaak «Wijkdienst 19", een schip van
600 ton, aangevaren en gezonken. Op den voorgrond een gedeelte van de
lading, die zooveel mogelijk gelost werd
Te Vught heeft Dinsdag de begrafenis plaats gehad van res. luit.-kolonel der
Infanterie W. M. C. J. Hafkemeyer. De Bijz. Vrijwillige Landstorm brengt
zijn vaandel groet
Ir. W. de Jong, rijksveeteelt-consulent Het eerste raam van het nieujve
voor de provincie Gelderland, is be- Amstelstation te Amsterdam wordt
noemd tot hoofdinspecteur van het gemonteerd
Nederlandsch Rundvee Stamboek
De zesde vakbeurs voor het room- en consumptie-ijsbedrijf is Dins- Z. Exc. mr. M. P. L. Steenberghe, minister van Economische Zaken (2e van
dag in .Bellevue" te Amsterdam geopend door den wethouder links), is Dinsdagavond voor een officieel bezoek aan de Leipziger Messe
voor de levensmiddelenvoorziening, den heer F. van Meurs. Tijdens uit de residentie naar Duitschland vertrokken
den rondgano
De deuren der internationale auto-tentoonstelling
te Berlijn zijn gesloten. Een snapshot na de
officieele sluiting der expositie
Den Haag bouwt bruggen. Een
overzicht van den stand der
werkzaamheden bij den bouw
der nieuwe brug over de
Prinsessegracht in de residentie
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
HEADON HILL.
(Nadruk verboden).
2)
De moeder zag het zachte, schuchtere kind
na met een vreemden, peinzenden blik en zei
toen plotseling:
Ik hoop, dat u er geen bezwaar tegen
zult hebben, meneer Hector, maar ik heb hier
nog iemand in huis den laatsten tijd. Ik had
het u misschien moeten schrijven, maar hij is
niet hier op het oogenblik en daarom dacht
ik, dat het wel niet zou hinderen.
Hij heeft de kamer aan den anderen kant
van de gang en een slaapkamer er boven, net
a!s u hier.
Ik heb er niet het minste bezwaar tegen,
haastte Hector zich haar gerust te stellen.
Als hij niet hier is, is de zaak heelemaal niet
van belang en als hij er wel was. zou het ook
niets uitmaken. Wie is die mijnheer?
Z'n naam is Mapleton Mr. Smyle
Mapleton. Hij is geoloog, zooals ze dat noe
men en besteedt al zijn tijd met het zoeken
naar fossielen in de oude steengroeven. Hij is
nu al twee jaar hier, maar hij is soms weken
achtereen van huis. Hij gaat en komt precies
zooals hy zin heeft.
Maar sedert de steengroeven weer in bedrijf
zUn, hebben we hem maar zelden gezien. Hij
kan nu niet meer zoo zün eigen gang gaan.
Hector stelde maar matig belang in dien
fossielenzoeker: zün belangstelling ging meer
uit naar Lord Purbeck's pogingen om de mar
merindustrie in deze streek weer te doen op
leven en terwijl hij at en dronk, vroeg hy zijn
gastvrouw om inlichtingen.
■et trof hem dadelyk, dat er een verande
ring te bespeuren was in Martha Calloway's
houding, wel niet opvallend, maar toch dui-
deiyk zichtbaar voor zijn scherpziend oog. Ze
was heel spraakzaam, maar hy werd toch niet
veel wüzer door al wat ze vertelde. Ze wist niet
of de onderneming succes had of niet. Er werd
heel wat marmer uit die oude steengroeve
gehaald en het werd zoowel over land als
over zee vervoerd. Niemand in de buurt pro
fiteerde er overigens van; alleen een paar
mannen uit het dorpje verder het land in,
hadden er werk door gekregen, maar de rest
van de arbeiders waren vreemden, die waren
ondergebracht in een groep loodsen, welke
voor dit doel waren opgericht dicht by den
hoofdingang van de groeve.
Het lijkt er veel op of Lord Purbeck de
heele zaak voor de aardigheid doet, zei Hector.
Ik heb gehoord, dat hij enorm rijk is, zoo
dat hij het voor de winst niet hoeft te doen,
tenzij het een oude duitendief is.
Juffrouw Calloway schudde schertsend haar
vinger tegen hem.
U moet tegen mij geen kwaad spreken
van Lord Purbeck, meneer Hector! Hij is de
edelmoedigste man, die er bestaat en altyd
aardig en vriendeiyk. En zijn dochter, Lady
Madge, is het liefste meisje in het land; dat
zult u zelf ook toegeven, als u haar ziet.
Nadat Hector zyn maaltijd geëindigd had
en zijn naar lavendel ruikende slaapkamer
eens in oogenschouw had genomen, ging hij
uit, om de omgeving een beetje te verkennen.
Buiten het tuinhek sloeg hij rechts af en
ging door het ravijn in de richting van de
zee. Spoedig bereikte hy een smalle strook
hellend strand, aan beide kanten ingesloten
door steile klippen, waartegen de zachte dei
ning van het opkomend tij klotste.
Hier zag hij voor het eerst de sporen van
het werk in de steengroeve. Op ongeveer
twintig meter afstand, op een punt waar de
klippen loodrecht uit de zee oprezen, was
een oude steenen pier. welke blykbaar kort
°eleden gerepareerd was. Op het eerste gezicht
was het moeilijk het doel van deze pier te
begrijpen of dat van de trollies, die op ae
miniatuur rails stonden, daar de pier omringd
was door vrij diep water en aan de landzüde
afgesloten werd door de steile, driehonderd
voet hooge rots. Maar fben Hector omhoog
keek, zag hy een diep gat in de rots, vlak
boven de pier, voorzien van een groot yzeren
hijschtoestel.
Blükbaar was dit gat een uitgang van de
steengroeve, en van hieruit scheen het marmer
te worden verscheept.
Op dat oogenblik was er geen enkel schip
te zien. Het werk scheen voor dien dag ge
ëindigd. De zon was reeds ondergegaan en in
het Westen lag een roode gloed over de zee
gespreid.
Hector werd er zich langzamerhand van
bewust, dat te midden van deze wijde een
zaamheid, menschelijke oogen op hem gericht
waren. Instinctief richtte hij zyn blik naar
den top van de rots en hy zag een zwaarge
bouwd man in korte rijbroek en sportkousen
en een vrouw, blootshoofd met heel korten
rok; beiden keken zy naar hem.
Hij kon geen trekken onderscheiden, daar
voor waren zij te ver weg, maar uit hun hou
ding maakte hij op, dat de man iemand op
leeftijd moest zyn en de vrouw heel jong. Toen
ze zagen, dat hy hun had opgemerkt, verdwe
nen ze achter den rotswand.
Hector zette zyn wandeling voort tot aan
de zee en omdat hy het jammer vond nu al
weer naar huis terug te gaan, stak hij een
pyp op en ging zitten op een van de met mos
selen bedekte rotsen, die de baai omsloten.
Hy voelde grooten lust om een kykje op de
pier te nemen, maar het was onmogeiyk deze
te bereiken zonder te zwemmen, of in ieder
geval door het water te waden. Tusschen de
pier en den vooruitstekenden met stukken
roststeen bedekten oever, waar hy zat, klotste
de zee en het opkomende ty vulde reeds de
met zeewier bedekte holten.
Na een tijdje stopte hy zijn tweede pyp en
mikte de nog brandende lucifer in een van de
zich snel vullende gaten in de rots. Gedach-
tenloos zag hü toe, hoe het zwakke lichtje
sissend doofde in het water, inaar plotseling
werd zijn aandacht getrokken door iets, dat
daar half verborgen lag, verward in het zee
wier, iets dat hem ylings deed opstaan en
voorzichtig over de gladde rotsen deed klau
teren.
Hy bukte zich en toen hü met behulp van
zijn stok het zeewier opzy had geschoven, zag
hij een afschuwelyk schouwspel: het lichaam
van een man in verren staat van ontbinding,
met twee duideiyke kogelgaten in den byna
ontvleeschden schedel.
Smyle Mapleton.
Hector Yeldman's gruwzame vondst op dien
eersten avond van zyn vacantie, was geen
byster prettige ervaring, temeer daar het zyn
tegenwoordigheid noodzakelyk maakte bij het
inquest, dat den volgenden morgen plaats had
in de dorpsherberg. Overigens scheen echter
niets den vrede en de rust van zyn verblyf in
de cottage te zullen verstoren.
Het vinden van het lyk verwekte in de buurt
geen overmatige sensatie, omdat er niemand
uit den omtrek vermist werd. Men dacht eerst,
dat het misschien een van Lord Purbeck's ge-
importeerde arbeiders was, maar John Budge,
de opzichter, verklaarde, dat geen der arbei
ders ontbrak.
Men nam aan dat de misdaad (want het
stond vast, dat de man door schoten was ge
dood) op zee gebeurd moest zyn en dat men
het doode lichaam overboord had geworpen.
Hector keerde opgelucht naar huis in het
stralende licht van den Septemberdag. Hy was
bang geweest, dat deze zaak veel meer van zyn
tyd zou hebben gevergd.
Toen hy het hek van de abdy gepasseerd
was, en het hellend bochtige pad naar zijn
tydelyk verblijf insloeg, had hy de kleine tra
gedie verbannen naar de vergetelheid en ge
noot hy opnieuw volop van den heerlijken
herfstdag. Zijn gedachten werden afgeleid
door het vroolyk. steeds luider wordend ge
klingel van bellen, tot hy een span van drie
groote paarden zag, die een geweldige lorrie
vol marmerblokken trokken en die juist van
een zy'pad uit den hoofdweg insloegen.
De weg was zoo nauw en de wagen zoo vol
geladen, dat Hector zich tegen de heg moest
aandrukken. Het was waarschijnlyk een lading
marmer uit de steengroeve, onderweg naar het
station of de een of andere opslagplaats. Er
waren twee voerlieden by, zware gebruinde
kerels, hun gezichten en handen grijs-stoffig.
De mannen keken den keurig gekleeden vreem
deling opmerkzaam aan en de voorste van de
twee riep iets onverstaanbaars tegen zyn ka
meraad.
Hector groette, maar zyn groet werd nau
welijks beantwoord.
Uit zyn wykplaats te voorschijn komend,
keek hy nog een oogenblik het logge voer
tuig na.
Hector Yeldman was een goed opmerker en
hij werd onmiddellyk getroffen door de won
derlijke tegenstrü'digheid tusschen de schijn
baar geweldig zware lading en de geringe
krachtsinspanning van de paarden. Het waren
prachtige dieren en in uitstekende conditie
maar toch schenen zü zich veel minder in te
spannen dan men- onder deze omstandigheden
zou hebben verwacht. In weerwil van de diepe
wagensporen sjokten zij gestadig voort, zon
der eenige zichtbare inspanning in hun sterk
gespierde leden.
Vreemd, mompelde Hector, terwijl hy
zich omkeerde en de helling verder afliep.
Purbeck's marmer moet heel wat lichter zün
dan een oningewyde zou vermoeden.
In het huisje vond hy Marthe Calloway op
hem wachten, verlangend den uitslag te hoo-
ren van de lykschouwing. Zy had het erg ver
velend gevonden, dat hy op den eersten dag
van zyn verblyf in zulk een onaangename
geschiedenis was betrokken en ze drukte haar
blijdschap uit over het feit, dat de zaak, ten
minste voor zoover deze streek betrof, was
afgeloopen.
Ze was overigens vol van een ander nieuwtje
voor haar minstens even belangrijk als de
dood van een onbekende.
(Wordt vervolgd).