tik
ofachiid tusstkik twee
vathek19 Afutt 1U9
VlRZEKICINGtN
W
PP
DE VUURSLAG
AGENDA.
zaterdag 15 a p r i tj 1939
haaele m's dagbead
4
door Prof. Dr. N. B. Tenhaeff, hoog
leeraar in de algemeene geschiedenis aan
de Universiteit te Amsterdam, rector
van het Vrijzinnig Christelijk Lyceum, te
's-Gravenhage.
Het gebeurde, als altijd ten slotte, tusschen
diplomaten. Maar het was een afscheid van
twee volken: Het Nederlandsche volk. dat zijn
tradities geworteld wist in een strijd om vrij
heid, eeuwen her, en het Belgische volk, dat
zijn historische tradities, als volk, nog te vor
men had, daar het zijn eigen staatsleven nog
maar zoo pas begonnen was, haast nog be
ginnen moest.
Marmeren borstbeeld van Koning Willem I,
door F. Kude, dat in de Kamer van Volks
vertegenwoordigers te Brussel stond.
Dat is nu eenmaal niet anders. Het uur voor
den Noord-Nederlandschen staat sloeg 1 April
1572, toen de Geuzen voor den Briel versche
nen en een kleine volksgroep zich achter
Oranje plaatste. Het uur voor den Zuid-
Nederlandschen staat sloeg eerst 25 Augustus
1830, toen in den avond de tenor La Feuillade
in een Brusselschen schouwburg uit Aubers
gloednieuwe opera ,.La Muette de Portici" de
aria Amöur sacré de la patrieaanhief.
Men vergeve mij dat „Zuid-Nederlandsch".
Ik bedoelde er slechts aan te herinneren, dat
eens alle grond van Diedenhofen tot Helder
en van Delfzijl tot Veurne de Nederlanden
geneeten heeft.
In die lang-vervlogen tijden en hun niet-
verwerkelijkte mogelijkheden hebben wij nu
niet dieper door te dringen. Wat zouden wij
met het verleden gaan disputeeren, als wij
het alleen hebben te begrijpen. Men had in
1815 gemeend, dat herstel van de samenleving
van België en Nederland een Europeesch be
lang was. Daarom had men die samenleving
tot stand gebracht. En daar men sinds eeuwen
over België beschikt had. beschikte men nu
opnieuw. „Accroissement de territoire", zeiden
de in Den Haag geredigeerde acht artikelen
van Londen '21 Juli 1814 door de Nederland
sche regeering aanvaard). In dat accroisse
ment de territoire nu, in dien aanwas tot het
Nederlandsche grondgebied nam, na dien
Augustusavond 1830. een groep de leiding in
handen, die don eigen staat België ging
stichten. De tekstgeschiedenis van de Braban-
qonne liet maar enkele dagen een voor Oranje
gunstig perspectief open. Toen 12 Sept. 1830
dat lied door denzelfden tenor in denzelfden
Brusselschen schouwburg, waar ook het
Amour sacré had geklonken, voor het eerst
werd gezongen, rekende het er nog mee „(de)
greffer l'Orange sur l'arbre de la Liberté".
Maar van die enting kwam niets. Men zong
tot 1860: ,.La mitraille a brisé l'Orange sur
l'arbre de la Liberté". Het kwam allemaal in
zooverre goed uit, dat op dat oogenblik de
samenleving van België in Nederland in één
staat ook niet meer een Europeesch belang
werd geacht. Integendeel!
Wij stonden dus voor de scheiding en de
batteerden min of meer hartstochtelijk over
scheidingsvoorwaarden; een onpleizierige be
sogne, waarbij de scheidenden ieder voor zich
maximaal voordeel begeerden.
In 1831 werden vooral die debatten gevoerd.
Diplomaten overlegden, beslisten, herbeslis-
ten in Londen. Regeeringen aanvaardden,
weigerden over en weer. Ook het kanon sprak
in een tiendaagschen veldtocht; een militair
Intermezzo, waarop de studenten-Jagers nog
jarenlang groot gingen. De studentenalmanak
ken van die jaren bevatten honderden blad
zijden vol van de „verrigtingen en lotgevallen"
van de ..edele jongelingen" en hun „man
haftige Bevelhebbers" in deugdelijke proza en
dozijnen bladzijden vol brallende poëzie, als
wenschten al onze overgrootvaders niets anders
en lievers dan te «strijden tegen 't helsch
geboed", zijnde dit de zinswending, die vooral
rijmde op den ten toon te spreiden Bataaf-
schen. Hollandschen, Nederlandschen „helden
moed". Van uit een honderdjarige verte moet
men wel glimlachen. Maar al zwol al dat he
roïsme in het Citadeljaar, 1832. nog aan tot
de onsterfelijke citadelpoëzie van wallen, die
niet zouden vallen, het woord. het beslis
sende woord bleef aan de diplomaten; Wa
penstilstand en de haast eindelooze status
quo. Vijf jaar lang bestond het diplomatieke
debat uit zwijcen en wachten. Nog in het
voorjaar van 1837 meende de Koning, dat „de
kans" eens moest komen. Welke kans? Och,
op dat oogenblik eigenlijk niets meer dan de
uitvoering van de in Januari 1831 door de mo
gendheden als onherroepelijk verklaarde, en
door hem aanvaarde, scheidingsvoorwaarden.
Er was al lang geen sprake meer van schit
terender. zij het ook avontuurlijke vooruit
zichten. De .scheiding zelve was een feit. een
door de jaren bevestigd en beklonken feit.
En de als status quo aangeduide toestand was
voor België te voordeelig, dan dat van dit land
een verlangen zou uitgaan naar spoedige,
definitieve regeling. Daar kon men wachten.
„België", zoo schreef onze Minister van Bui-
tenlandsche Zaken 16 Oct. 1837 aan den Ko
ning, „geniet thans vrijdom van alle regten op
de Schelde, het betaalt niet aan de intressen
der staatsschuld, het zuivert de achterstallen
dier intressen, door Nederland voorgeschoten,
niet aan, het bevindt zich in het bezit dier
deelen van Luxemburg en Limburg, welke het
zou moeten ontruimen, het regelt aldaar het
handelsverkeer naar welgevallen." De Mi
nister wist alleen niet, hóe uit de impasse te
geraken met een Koning, die op „kansen"
wachtte en met Staten Generaal die begon
nen te murmureeren, die werkelijk schenen
te gelooven, dat België bereid zou zijn, onze
krasse uitgaven te helpen compenseeren door
de „intressen der staatsschuld", met inbegrip
van de „achterstallen", zonder samenge
stelde intrest na vijf jaren de ronde som van
42 miljoen bij de geringste avance onzer
zijds op tafel te leggen. En dan ook nog: met
mogendheden, die van het Oostelijk en die van
het Westelijk blok, wier gevoelens te onzen
opzichte lauw-sympathiek of direct antipa
thiek waren. Wij verdiepen ons niet in 's Mi
nisters overleggingen. Het werd alleen tijd,
dat er iets gebeurde en wel iets definitiefs. Hoe
ongunstig moesten onderhandelingen uitval
len. als straks door een „dissentiment" tus
schen Koning en Staten Generaal heel de
wereld weten zou. dat de onderhandelende
Koning min of meer gedwongen overleg had
gezocht. „Aanmerkelijke beschadiging van het
monarchaal principe" stond te vreezen, als de
Tweede Kamer werkelijk „stellig en recht
streeks" ging ingrijpen in het buitenlandsche
beleid. Het was een beproefd raadsman van
den Koning, Falck die met deze woorden
den doorslag zal hebben gegeven. De maanden
lange aarzeling was ten einde: Maart 1838. Nu
de „kans" niet gekomen was, zouden dan de
scheidingsvoorwaarden aanvaard worden, die
de mogendheden laastelijk hadden voorgesteld,
en zooals die 15 Nov. 1831 door de Belgische
regeering waren aanvaard.
Voor Koning Willem I brak daarmede een
moeilijk en bitter jaar aan. Zijn aanbod, zich
nu aan den wil der mogendheden te onder
werpen, ging vergezeld van de stijlvolle ver
zekering, dat het moest beschouwd worden
als niet te zijn geschied, wanneer alle betrok
ken partijen zich op dezelfde basis plaatsten.
Palmerston, de leider van Engelands buiten-
voor al Uw
ai uw
lllorentzpleinl9
lorentzpleinl9 tel:i25ian,v'
(Adv. Mgez. Med.)
landsche politiek, vroeg zich een oogenblik af,
of men in Den Haag wel serieus was. Daar kon
immers geen sprake van zijn. Men wilde in
België zelfs wel doen, alsof die namens België
geteekende „24 artikelen" eigenlijk niet meer
bestonden, krachteloos geworden waren door
de lange weigering van Willem I en de sinds
dien gewijzigde omstandigheden. En wie zich
liet beïnvloeden door protestacties, die kon
beïnvloeding van België uit beleven in dat
jaar 18381839! België bracht zijn leger op
voet van oorlog. Limburgers en Luxemburgers
bestormden de Belgische regeering met pe
tities van trouw. Men wilde niet los van den
provisoir-Belgischen toestand. Ministers
met toegeeflijk temperament mochten op de
monstraties van het volk gaan rekenen, de
Hollanders desnoods met een militaire inva
sieKoning Leopold sprak van afdanken,
toen een beroep op zijn nicht, de jonge Ko
ningin Victoria, geen ander antwoord ontving
dan dat de 24 artikelen bindend waren en
bleven.
Hoe had het ook anders gekund? Colenbran
der heeft die 24 artikelen een zakelijk stuk
genoemd, waarin niets meer aan Nederland
en België werd overgelaten, om er twist over
te hebben. Leopold I had dat document aan
vaard (15 Nov. 1831) niet gaarne en van harte,
maar als een onontkoombaarheid; op dit
document berustte dus de erkenning van
België door de mogendheden. De werkelijkheid
was mooier dan het document. 400.000 Lim
burgers en Luxemburgers, die volgens het
document bij Nederland hoorden of waren
toegewezen aan het Oranje-groothertogdom
Luxemburg, behoorden ..provisorisch" tot Bel
gië. Het was natuurlijk niet prettig, dat daar
nu na al die provisorische jaren een eind aan
zou moeten komen. Maar al wilde Frankrijk
ook hierover nog wel praten, het vond geen
der mogendheden daartoe naast zich. Terri
toriale concessies waren dus niet meer te ver
krijgen. Het eenige voordeel, dat de Belgische
diplomaten nog zouden kunnen behalen, lag op
het gebied van de financieele regelingen. En
gegeven hun bereidwilligheid in November
1831 en de weigering van Willem I op dat
oogenblik. was het begrijpelijk, dat zij nu
waarlijk weinig lust hadden van 1 November
1830 af, aldus schreef Art. 14 voor
f 8.400.000 per jaar uit te betalen en van de
f 9.800.000 die 1 Januari 1832 verschuldigd
waren nog 5% rente bovendien. Deze niet-
betaling immers was nu veroorzaakt door
Willems weigering, de 24 artikelen te aan
vaarden. Over de financieele kwesties moest
dus gesproken worden. Een kind kon begrijpen,
dat de mogendheden op dit stuk België zeer
ter wille zouden zijn.
In Londen vielen de beslissingen in het na
jaar van 1838. Het Oostelijk-conservatieve
blok (Pruisen, Oostenrijk, Rusland) had Ne
derland wel willen laten in het genot van de
volle, in 1831 toegewézen, som van f 8.400.000
per jaar, maar dan nu in te gaan met de de
finitieve, door onze schuld vertraagde, schei
ding. Daarin gingen Engeland noch Frankrijk
mee. Het werd in Londen een loven en bieden,
dat bepaald werd dopr. Frankrijks laagste bod;
f 5.000.000 per jaar. En hét was al een opmer
kelijke concessie, alS'dat bedrag zou ingaan
op 1 Jan. 1839 en niet op den dag der in Maart
verwachte ratificeering.
Minister Verstolk van Zoelen maakte zich
geen illusies. Integendeel, de toestand van
Nederland's financiën baarde hem zorg ge
noeg. Hij was voor aanvaarding. 1 Februari
1839 begreep ook Willem I, dat het niet anders
kon.
Maar in Brussel bleef men moeilijk. Er was
tamelijk krasse pressie van de mogendheden
noodig om Brussel het onderste uit de kan te
onthouden. De Pruisische en Oostenrijksche
gezanten daar werden teruggeroepen. De vijf
mogendheden moesten dreigen met het lid op
den neus. Want het Belgische bod was nog
heel wat lager dan het Fransche. Men had
daar in November gesproken van ruim 3 mil
joen per jaar en tot in laatste instantie hoopte
men met een som ineens Limburg en Luxem
burg, als geheel te kunnen behouden. Eindelijk
zwichtte ook de Belgische regeering. 19 Febr.
1839 werd in de Belgische Kamer het wets
voorstel ingediend, dat in 15 dramatische zit
tingen zou worden behandeld en eindelijk
aanvaard. Onze boven-Moerdijlcsche kalmte
verbaast zich wel meer over het politieke tem
perament van onze Zuiderburen. Alexandre
Gendebien, wiens activistische temperament
al vóór de opstand Fransche interventie had
gewenscht, legde zijn mandaat neer uit pro
test tegen het voornemen, zoo veel „landge-
nooten" op te offeren „a la peur". Een andere
afgevaardigde zakte, door een beroerte ge
troffen, ineen, toen hij het van zichzelf had
verkregen met het regeeringsvoorstel mee te
gaan. Maar wie tracht mee te denken met de
emoties, die zich uitten in. zulke Kamerzittin
gen van „grooten stijl", die begrijpt toch. dat
niet alleen begeerte naar meer die menschen
bezielde, maar dat de status quo en zijn pro
visorische oneindigheid aan veel schuld was.
Afscheid nemen is altijd een moeilijk bedrijf.
Dit afscheid was buitengewoon slecht gere
gisseerd.
Daarom was het maar goed, dat het slot
zich weer te Londen afspeelde in een koele
conferentiekamer. 19 April 1839 werden daar
de verdragen geteekend, die wij het eind ver
drag noemen.
Een eind verdrag was het nog niet heelemaal.
Er bleven nog allerlei bijzonderheden te re
gelen. Zij kwamen voor rekening van Koning
Willem n, in wien men in België bitter weinig
Leopold de Eerste, Koning van België,
éen gravure van L. Calamatta.
Copyright P. L B, 80* 6 Coponhagoo
Meteen vlogen de honden al op den rechter af en op den geheelen
raad. Zij pakten den één bij zijn beenen en den ander bij zijn neus
en wierpen hen verscheidene meters ki de luchi,
„Ik wil niet. Laat mij gaan!"
riep de koning angstig uit. Maar over de honden had héj niets te vertellen. Sn de grootste hond
nam hem op
Gok de koningin moest het gelijk met haar gemaal ontgelden. Daar vlogen zij beiden de lucht reeds in, want aan tegenstand viel
niet te denken. Alle soldaten werden er bang van.
(Wordt vervolgd).
vertrouwen kon stellen en die ook inderdaad
moeite genoeg heeft gehad, zijn Groot-Neder-
landsche illusies op te geven. Bij de regeling
van die détails inzake grensafbakening,
scheepvaart en financieele verplichtingen zijn
het echter de Belgische onderhandelaars, aan
wie men een afmattende tactiek moet toe
schrijven. Zij waren er bij voortduring op uit,
telkens nog iets meer uit de scheidingsvoor
waarden te halen. Zij hadden steeds ostenta
tief den tijd en rekten dus de onderhandelin
gen. In het Noorden was men zoo toegevend,
te berusten in een nieuwe vermindering van
België's aandeel in de rentebetalingen. Het
werd verminderd tot 4 miljoen (5 Nov. 1842).
Men had in het Noorden niet den tijd. De
staatsfinanciën waren hopeloos in het hon
derd geloopen. De groote financieele hervor
mingen van Van Hall stonden voor de deur.
Men had dus den Belgischen onderhande
laars een ultimatum moeten stellen tot het
aanbreken van den dag, waarop Willem n zijn
troonrede zou hebben te houden. Wel zeer te
elfder ure kon dan ten minste de troonrede
van 1842 zoo worden geredigeerd, dat zij (17
October) mocht „vertrouwen", dat het ver
drag binnen weinige dagen (zou) worden ge
sloten."
Ver liggen deze dingen achter ons.
Toch hebben de jaren 1919 en 1920 ons ge
leerd, dat heel dit afscheid aan een revisie zou
kunnen worden onderworpen. Want toen na
den wereldoorlog de Conseil suprème der Ge
allieerden een „Commissie voor de Belgische
zaken" onder voorzitterschap van André Tar-
dieu schiep, zijn al deze kwesties nog eens aan
de orde gesteld. Een beter pleitbezorger dan
Tardieu had België zich moeilijk kunnen
wenschen. Nu de verdragen van 1839 dienden
te verdwijnen diende andermaal door Europa
onderzocht te worden, of de territoriale boe
delscheiding van 1839 juist en billijk was ge
weest. Insiders kennen het historische appa
raat. dat voor die Belgische pretenties van na
den oorlog werd opgebouwd. Zij konden niet
verbaasd zijn. dat Luxemburg. Limbourg
cédé en Zeeuwsch-Vlaanderen in het geding
werden betrokken.
Ook Zeeuwsch-Vlaanderen, want het Bel
gische Congres had in Januari 1831 inder
daad met nadruk den Schclde-oever opge-
èischt. Maar de nieuwe historische argumen
ten waren in 1920 even weinig overtuigend als
de politieke argumenten van 1839 dat ge
weest waren. Wilson en Lloyd George kon
den geen enkele rechtvaardiging vinden tot
heropening van het in 1839 gesloten debat,
zeer tot spijt van Tardieu.
De verklaring is eenvoudig. De territoriale
boedelscheiding tusschen Noord en Zuid is
volstrekt redelijk geweest ..Wanneer men re
kening houdt., aldus de grootmeester der Bel
gische historie, Pirenne, met de rechten van
Holland en de rechten van den Duitschen
Bond,, die men onmogelijk ten profijte van de
Belgen kon schenden, dan zal men ongetwij
feld erkennen, dat de verdragen van 1839 niet
anders konden zijn, dan zij waren".
Die erkenning van dezen auteur beteekent
veel.
Ja werkelijk, deze dingen liggen ver achter
ons.
Ik heb de malgracieuse kanten van dit af
scheid tusschen twee volken niet willen ver
helen of maskeeren. Men kan over deze ver
achter ons liggende dingen rustig spreken, aLs
men inderdaad voor beide landen en volken op
een gezond gedijen hoopt. Laat ons wegens
de crisis in de Belgische staatsgemeenschap
van dit oogenblik de levenskracht van den
Belgischen staat niet onderschatten! Jonge
Vlaamsc-he historici als Van Werveke zijn
zich helder bewust, wat Waal cn Vlaming sa
menbindt. Daar is een gedijen mogelijk, ook al
worstelt een nog jonge staat om zijn verdere
vorming. Want de staat moge jong zijn en nog
spanningen in zich bergen, dit volk heeft ook
een eigen verleden, waarvan het den stempel
draagt. Zag Huizinga niet in België den „aan
weerszijden gesnoeiden uitgroei van den Bour-
gondischen staat?"
(Nadruk verboden.)
;eert hoogeveen
Alléén
\1r CORNELISSTRAAT 54 - TELEF. 16270.
(Adv Inge2. Med.)
ZATERDAG 15 APRIL
Tijdingzaal Haarlem's Dagblad: Tentoonstelling
.Honderd jaar fotografie".
Stadsschouwburg: „Zesde Etage" door Het
Masker, 8.15 uur.
Dancing La Gaité: Nachtfeest.
Frans Hals Theater: „Jij en ik", 2.30, 7 en
9.15 uur.
Palace Familie Cinema: „Schoppenvrouw" en
„De vallei der reuzen", 2 en 8.15 uur.
Luxor Theater: „De onsterfelijke wals" (ge
prolongeerd). 2, 7 en 9.15 uur.
Rembrandt Theater: „Vrouwengevangenissen"
Tooneel: Coos en Polly Speenhoff. 2, 7 en 9.15 u.
Moviac Theater: Kara-Ben-Nemsi (geprolon
geerd). 2.30, 7.15 en 9.15 uur.
Teyler's Museum, Spaarne 16, 113 uur, be
halve 's Maandags. Toegang vrij.
Palestina Diorama's, Schotersingel 117a. Ge
opend eiken werkdag (behalve Vrijdags) van
35 en 79 uur.
ZONDAG 16 APRIL
Stadsschouwburg, Wilsonsplein: Volksvoorstel
ling van „Schijn en werkelijkheid", door de N.V.
Het Nederlandsch Tooneel. 8.15 uur.
Wilhelminastraat 22: Zondagmorgenvoordracht
Psycho Synthese, 10.30 uur.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en 's avonds
MAANDAG 17 APRIL
Consultatiebureau. Ged. Oude Gracht: Leden
vergadering Centraal Genootschap voor Kinder
Herstellings- en Vacantiekolonies, 9 uur.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en 's avonds
ROOSTER VAN APOTHEKEN
(Samengesteld door den Inspecteur der
Volksgezondheid.)
Voor de apotheken die toestemming gevraagd
nebben, om 's avonds en 's nachts en Zondags te
sluiten, is door den Inspecteur der Volksgezond
heid een sluitingsrooster opgemaakt.
Van Zaterdag 15 April 8 uur tot en met
Vrijdag 21 April zijn de volgende apotheken
des avonds na 8 uur en des nachts geopend:
J Dienske. Firma Duijm en Keur. Keizerstr. 6.
Tel. 10378.
Dr. J. J. Hofl, apotheek, Firma Begemann en
Sneltjes, Kruisweg 30. TeL 10043.
J. M. Meisner, Marnix-Apotheek. Marnixstraat
65. TeL 23525."