Amerikaansch karakter en Amerikaansche politiek. Kinderlijk - maar daarbij eerlijk en idealistisch. cBREEMEN Economische voorzorgsmaatregelen in Zwitserland. IBICSHAf; DONDERDAG '4 MEI 1939 H A A" R E E M'S DAGBCAS 8 Het Amerikaansche volk. heelt, zooals ieder ander volk, vele sympathieke en minder sympa thieke eigenschappen. Alles is een kwestie van smaak. Ook de beoordeeling van een ander volk. Voor mijn smaak zijn de sympathieke eigen schappen overwegend. Ik geloof dat er geen volk is waartusschen te leven minder moeilijkheden baart dan juist het Amerikaansche. Voor een goed deel is dit te danken aan de hartelijkheid, de welwillendheid en de beleefdheid waarmede de Amerikaan den. vreemdeling bejegent. Daar over heeft men in Nederland wel eens een ver keerd denkbeeld. De film de Amerikaansche film! heeft daartoe bijgedragen. Die schildert den Amerikaan maar al te dikwijls als een gang ster, als een fuifnummer, of als een gomkau- wende ruwe klant. Wie dan hier de werkelijk heid ziet, bemerkt dat het anders is. Men geeft u ook wel den indruk dat Amerikanen „busï- ness-men" zijn voor wie tijd geld is en die den bezoeker afsnauwen wanneer hij op dien go.u- den tijd beslag komt leggen. Ook dit is niet zoo. Niet alleen dat iedereen u met welwillendheid te woord staat, ge kunt op een Amerikaansch kantoor ook veel gemakkelijker in contact ko men met de „big bosses", de groote bazen, dan dat in Europa het geval is. Van gewichtigheid is bij zulke heeren geen spoor te ontdekken. Wie durft te ontkennen dat dit in Nederland niet het geval is? De begrippen „geen tijd" „wilt u nog eens terug komen" en „weet meneer van uw komst" zijn hier zeldzaam. En ik geloof dat de Amerikaansche methode de juiste is. Iedere zakenleider die het druk heeft, beschikt nog wel over vijf of tien minuten per urn- om een bezoe ker te woord te staan. Wanneer hij dien tijd niet heeft is hij een. slechte leider. Een werkelijk gx'oot zakenman vindt zich zelf niet zoo bijzon der gewichtig als kleine zakenlieden elders zich wel eens vinden. Men is hier ook niet „geheimzinnig". Men vindt het goed zooveel mogelijk open kaart te spelen. Wanneer iedereen open kaart speelt is dat voor iedereen leerzaam. Ik sprak hier een Nederlandsch zakenman, directeur van een groot bedrijf 111 een provinciestad. In Nederland is dat bedrijf en is de naam van dien zakenman goed bekend. Maar in New-York was hij natuurlijk een van de vele onbekenden. Zij naam zegt hier niets. De naam van de Nederlandsche provincie stad, waar zijn bedrijf gevestigd is, evenmin. Hij had alleen een aanbevelingsbrief bij zich van een Nederlandschen consulairen ambtenaar, waaruit blijken kon dat hij een fatsoenlijk man was. Deze zakenman wilde een uitgebreid on derzoek instellen naar Amerikaansche toestan den, gewoonten en methoden in zijn bedrijf. Hij vreesde dat zijn poging wellicht onbescheiden gevonden zou worden en dat wanneer 't hem tenslotte al zou gelukken een discrete blik ach ter de schermen en in de boeken te slaan dit de grootste moeite en vele voorbereidende be sprekingen zou kosten. Hoe verbaast was hij toen hem bij zijn eerste voorzichtige poging, om informaties te verkrijgen, een schrijftafel in het kantoor ter beschikking werd. gesteld alsmede een van de procuratiehouders, die de opdracht kreeg den Nederlandschen collega alles te laten zien wat deze begeerde en hem bij te staan bij zijn onderzoekingen. Ik vermeld dit als een ken merkend staaltje van Amerikaansche zakenop- vattingen, Amerikaansche eenvoud en Ameri kaansche welwillendheid. En ik geloof dat deze opvatting er een is waarme'de niet-Amerikaan sche zakenlieden hun voordeel kunnen doen. Een andere kenmerkende Amerikaansche eigenschap is wat voor onze maatstaven en op vattingen „kinderlijkheid" is. Als vreemdeling staat men wel eens verbaasd over de dingen waarover de menschen zich hier druk maken. Een groot volk met groote problemen dat op grootsche en indrukwekkende wijze deze pro blemen onder de oogen ziet en tracht op te los sen, een machtig, jong en spiritueel volle dat groote dingen op ieder gebied geschapen heeft, dat een breeden blik heeft op sociale en eco nomische vraagstukken en toestanden; een volk met een eminente tooneelcultuur, een schitte rende litteratuur en een indrukwekkende jour nalistiek dat zelfde volk interesseert zich voor dingen en gebeurtenissen, die in onze oogen be lachelijk van onbelangrijkheid zijn. Dezer dagen is.de kat van het stadhuis te New-York ge storven. Die kat was door Jimmy Walker, on zaliger nagedachtenis, „Tamany" genoem'd, Heel New-York heeft meegeleefd met Tamany's ziek te. Heeft Tamany's dood betreurd. En heeft de lange stukken gelezen die de bladen aan Ta many gewijd hebben. De „New-York Times", de grootste, best-geïnformeerde en misschien wel meest-gezaghebbende courant des lands heeft een groot portret van de kat Tamany afgedrukt. Door de radio werden gedurende de nieuwsuit zendingen mededeelingen gedaan over Tamany. Terwijl het brave beest onder dierendokters handen was in het dierenhospitaal kwamen er. 10.000 telefoontjes of te informeeren hoe het ging. Deze zelfde kinderlijkheid komt tot uiting in de vele verhalen, gedrukt en gesproken over filmartisten en hun hebbelijk- en onhebbe lijkheden; in de behoefte om nummero's één te craeëeren: Amerika's huisvrouw no, 1; Ame- rika's schooljongen no. 1; Amerika's moeder no. 1; ze zijn er alle drie, met nog een stuk of vijftig nummero's 1 meer. Ge bemerkt de kinderlijkheid ook in vei'schil- lende radio-uitzendingen. Er is hier bijvoorbeeld een veelbeluïsterde uitzending, onder auspiciën van en als ihdirecte reclame voor een genees middelenfabriek, gedurende welke een ongetwij feld zeer wijs en menschlievend man aan alle menschen, die hem om raad komen vragen bij hun intieme gezinsen levensmoeilijkheden, dezen raad geeft ten aanhoore van eenige tiental len millioenen wildvreemde menschen, die daar in hun huiskamer naar zitten te luisteren. Het is werkelijk treffend op welk een menschelijke en milde wijze deze man zijn antwoorden onmid dellijk weet te geven en nog treffender, zeer ont roerend vaak, is het de narigheden te hooren waarmede al die anonieme wanhopigen bij hem aankomen. Maar zou het bij ons niet ondenkbaar zijn dat iemand, al blijft hij ongenoemd, voor de' microfoon zijn hart komt uitstorten of dat een zielkundige, een geestelijke of een paedagoog be reid zou worden gevonden in de studio van een omroepinstelling zijn spreekuur te houden. Maar men doet wel goed te bedenken, dat in dit kinderlijke en onbevangene heel veel moois zit; veel jongs, onschuldigs en nobels. En ook dat wij in Europa ons wel eens schamen voor onze eigen kinderlijkheid, die zich dan toch im mers bijvoorbeeld in de duisternis van de bios coop komt uiten in het plezier dat we hebben aan de meesterlijke teekenfilmpjesuit Ame rika. Menige minister, generaal of burgemeester genieta evenzeer als zijn zoontje van Popeye's, of Micky's of Pluto's hachelijke avonturen. Lezen bij ons groote menschen dikwijls niet met even veel aandacht, als de jongens en meisjes voor wie ze bestemd zijn, de kindervertellingen, de sprookjes en de versjes in de krant? Hebben wij niet genoten van Walt Disney's geniale her schepping van Sneeuwwitje en haar zeven dwergen? Al komt het ten onzent niet zoo ver als in Amerika, waar de uiteindelijke overwin ning van Popeye steeds met daverend applaus1 van de zaal wordt bezegeld en waar de dikke aartsvijand van den spinazie-lievenden zeeheld bij al zijn schurkenstreken op afkeurend gesis wordt onthaald. Uiteraard is de hier gegeven poging tot ken schetsing van kenmerkende Amerikaansche eigenschappen snel en niet volledig. Maar wan neer ik generaliseer en wanneer ik in enkele grove lijnen deze schets getrokken heb, dan deed ik dit om duidelijk te maken hoe de Amerikaan denkt over de dingen, die in het brandpunt van de Europeesche en ook van de Amerikaansche 16 EEN V0NK3E N06 ZOO KLEIN iN'TBOSCH KAN'TZEERG aandacht staan. Wat wij „kinderlijkheid" noe men kan ook „onbedorvenheid" heeten en wan neer het Amerikaansche volle met recht jong mag worden genoemd, dan is met deze jeugd ook dat verfrisschende idealisme verbonden dat ook met de jeugd van den individueelen mensch samengaat. Daarom is de Amerikaan ook eer lijk. In de kleine dingen kunnen wij dat dage lijks ervaren. En daarom stelt hij er prijs op „a good sport" te zijn, een sportief mensch in zijn levensuitingen. Daarom ook vindt hij de Europeesche dingen, zooals die zich nu voltrek ken, zoo onsportief dat hij er niet anders dan verachting voor gevoelt. En een verachtelijk man gaat men uit den weg. Men laat zich niet met hem in. Tenzij hij u te na komt en benadeelt. Een deel van het Amerikaansche volk acht de phase van het te-na-komen niet aanwezig. Een ander deel acht deze phase wel aanwezig. Demo cratisch en trotsch op de democratie van zijn land is, in staatkundigen zin, iedere Amerikaan. En verreweg het grootste gedeelte der Ameri kanen is dus principieel en hevig anti-totalitair van gezindheid. Men behoeft er niet aan te twij felen dat de Amerikaansche openbare meening onvoorwaardelijk achter de democratische ideo logie slaat. Maar niet iedereen is ervan over tuigd: ten eerste: of zijn democratie bedreigd wordt, wanneer de Europeesche democratieën bedreigd worden; ten tweede: of dit „democra tieën" niet beter tusschen aanhalingsteekens kan worden geplaatst. Rusland, Roemenië, Turkije en Griekenland zijn den Amerikanen niet demo cratisch genoeg, Polen evenmin. Zoo wordt de strijd over deze vraag steeds he viger. Een strijd die zich uit in de couranten en in de volksvertegenwoordiging. In ieder geval i: dit een vaststaand feit: de jeugd, de kinderlijk heid en het idealisme, de eerlijkheid en het „good sportsmanship" van het Amerikaansche volk brengt eerlijke en ideëele motieven in de arena, die aan den aanblik van dezen strijd iets zeer nobels geven. In beide kampen. En ook dit is iets wat de Europeesche toe schouwer zoowel met verwondering als met be wondering aanschouwt. Er is hier een zekere ridderlijkheid in den strijd, die de Europeaan den Amerikaan wel mag benijden. Mr. E. ELIAS. Afdeelingen Albaneesche troepen zijn te Rome aangekomen óm deel te nemen aan de feestelijkheden, die op 9 Mei ter gelegenheid van de herdenking van de stichting van het Italiaansche Imperium zullen plaats vinden. De foto toont de oefening voor een te houden parade. Valt een assistent-accountant onder de Arbeidswet? Proefproces voor de Amsterdamsche Rechtbank. Dinsdag had zich voor de Amsterdamsche rechtbank te verantwoorden een accountant wegens een hem tenlaste gelegde overtreding van de arbeidswet 1919, Het betrof hier een test-case, een principieel geval, twee vragen be treffende, De eerste vraag,, die aan ae recht bank werd voorgelegd, was of de arbeidswet wel toepasselijk is op den arbeid van assistent-' accountants buiten het kantoor van hun patroon. Deze vraag was door den kantonrechter te Hil versum bevestigend beantwoord, doch niette min was ontslag van rechtsvervolging uitgespro ken in verband met de tweede vraag, n.l. of de accoountant verplicht is te zorgen, dat op het kantoor van ieder van zijn cliënten, waar zijn assistenten controlewerk verrichten, een ar beidslijst voor die assistenten hangt. Het bestuur van het Ned. Instituut van Accountants bestudeert deze quaestie reeds ge- ruimen tijd en in overleg met de arbeidsinspectie is besloten deze zaak als proefproces te be schouwen. De officier van justitie eischte vernietiging van het vonnis van den kantonrechter op grond van een arrest van den Hoogen Raad van 1922, waarin was beslist, dat voor een arbeider, die voor zijn patroon werkt in de fabriek van een ander wel een arbeidslijst moet worden opge hangen in die fabriek. Spr. eischte f 5 boete subs. 2 dagen hechtenis. De gemachtigde van verd. mr. J. I. Mesritz betoogde, dat genoemd arrest niet van toepas sing kan zijn op de werkzaamheden van ass.- accountants buiten de kantoren van hun patroons. Een andere uitlegging van art. 68 van de arbeidswet leidt tot onzinnige consequenties, anders zou b.v. voor alle reparateurs van schrijf machines, liften e. d. die den heelen dag van het eene kantoor naar het andere trekken, op al die kantoren arbeidslijsten moeten hangen. Hetzelfde geldt b.v. voor reizigers, die in de groote kantoren offertes komen maken. Niemand heeft er ooit aan gedacht voor dergelijke men schen dien eisch te stellen. PI. drong aan op ontslag van rechtsvervolging evenals in eerste instantie. TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN VAN J. J. DOESER Zaterdagmiddag 6 Mei te drie uur wordt in het Frans Hals Museum een tentoonstelling geopend van schilderijen van den heer J. J. Doeser, Deze tentoonstelling zal van 6 tot 20 Mei duren en de opening zal geschieden door dr. J. D. Bierens de Haan. DE NIEUWE WEEK-TRA.TECTKAARTEN DER SPOORWEGEN. Naar wij vernemen, zullen de nieuwe week- traject-kaarten der Spoorwegen van 6 Mei af verkrijgbaar worden gesteld. Zooals men weet. zijn deze kaarten op het gewenschte traject zes achtereenvolgende dagen geldig, terwijl zij eiken willekeurigen dag kunnen ingaan. Zij behoeven niet tevoren aangevraagd te worden. HAARLEM V TÉLEFÖÖN 10070 HEEMSTEDE - TELEFOON 29280 (Adv. Ingez. Med.) HET DROEVE ONGEVAL OP DEN ONBE WA AKTEN OVERWEG TE WAARDENBURG. Overgroot was Dinsdagmiddag de belang stelling bij de teraardebestelling van de drie jeugdige slachtoffers, die op den onbewaak- ten overweg te Waardenburg het leven lieten, toen om half een, eerst het stoffelijk over schot van den vijfjarigen Klaas en den vier jarigen Aart van Oordt uit de ouderlijke woning werden uitgedragen. Het tragische van dit oogenblik werd nog geaccentueerd doordat juist tezelfdertijd een electrische trein den overweg passeerde. Langs den weg. dien de droeve stoet passeerde was de be langstelling eveneens zeer groot en uitte men opnieuw deernis met het zoo zwaar getroffen gezin. Velen hadden zich naar den doodenakker begeven om daar blijk van hun deelneming te geven. Onder eerbiedige stilte werden de beide kistjes in de groeve neergelaten waarna ds. A. G. U. Kroneman, Ned. Herv. Predikant te Tuil een troostwoord sprak. Te half vier beierden de klokken opnieuw over het in rouw zijnde dorp. toen het stof felijk overschot van den 8-jarigen Gerrit van Oordt grafwaarts werd gedragen. Ook nu was de belangstelling van de ingezetenen zeer groot. Op het kerkhof sprak aan de geopende groeve de onderwijzer eenige gevoelvolle woor den en daarna wederom ds. Kroneman. Een oproeping der Zwitsersche regeering tot de be volking. Het vooruit opslaan van bepaalde levens middelen noodzakelijk geacht. Zwitserland zal de levensmiddelen rantsoeneeren zoo spoedig mogelijk na het uitbreken van een Europeeschen oorlog. G e n v c, 29 April 1939 (Van onzen correspondent). 'IZE oproep heeft niets alarmeerends. Niemand a ra J moet zich ongerust ma- yy ken. Het gaat slechts erom tijdig gereed te zijn, om aldus aan alle mogelijke gebeurtenissen het hoofd te kunnen bieden en de toe komst met kalmte en vertrouwen tege moet te zien!" Aldus de slotwoorden van de oproeping, die de Zwitsersche regeering deze week tot de Zwitsersche bevolking gericht heeft en waar in aan deze de plicht wordt opgelegd vóór het einde van de maand Mei bepaalde met name opgesomde levensmiddelen in zulke hoeveel heid op te slaan, dat daardoor in ieder huis houden een voor twee maanden toereikende voorraad daarvan voor ieder volwassen persoon en voor kinderen naar gepaste verhouding, aanwezig zal zijn. Het is wel teekenend voor de wijze, waarop de wereld zich reeds met de gedachte van een mogelijken spoedigen wereldoorlog vertrouwd heeft gemaakt, dat deze dringende uitnoodi- ging tot het opslaan van een oorlogsvoorraad aan levensmiddelen binnen den tijd van één maand inderdaad onder het Zwitsersche volk geen alarm gewekt, geen vermeerderde onge rustheid veroorzaakt heeft! De oproep, dien de minister voor economi sche aangelegenheden, dr. H. Obrecht, namens de Zwitsersche regeering tot de Zwitsersche bevolking gericht heeft, steunt op een wet van reeds 1 April 1938, waarbij aan de regee ring de taak werd opgedragen de voorziening van het land in tijd van oorlog met de noodige levensmiddelen en andere onontbeerlijke goe deren te verzekeren. Krachens deze wet moet de regeering er zorg voor dragen dait van over heidswege reeds in vredestijd een behoorlijke voorraad levensmiddelen in het land wordt op gestapeld. Doch de wet heeft zich tevens op het standpunt gesteld, dat ook in ieder Zwit- sersch huishouden de noodige voorraden wor den opgeslagen. Hierbij moet echter tusschen twee verschil lende groepen van levensbenoodigdheden on derscheid worden gemaakt, zooals de oproe ping uitdrukkelijk verklaart. Dit onderscheid hangt tezamen met de levensmiddelenpolitiek, die de regeering onmiddellijk bij het uitbreken van een Europeeschen oorlog zal volgen. De regeering wil verhoeden dat het geval van 1914 zich herhalen zal, toen de wereldoorlog uitbrak zonder dat Zwitserland eenigen eco- nomischen voorzorgsmaatregel getroffen had. In den eersten schrik bestormde de bevolking toen de levensmiddelenwinkels, zooals ook in andere landen het geval was, met het onver mijdelijke gevolg dat de prijzen de hoogte in gingen, zeer ten nadeele vooral van de min der bedeelden. Later, toen de eerste schrik voorbij was, leefde de bevolking economisch zorgeloos, zooals in vredestijd, ofschoon de toevoer van levensmiddelen van buiten steeds moeilijker werd. Het gevolg was de invoering van een rantsoeneering van levensmiddelen met steeds kleiner wordende porties. Indien de wereldoorlog nog een jaar langer zou heb ben geduurd, zou de levensmiddelenvoorziening ook in het onzijdige Zwitserland ernstige moei lijkheden hebben opgeleverd. Dit alles wil de regeering door tijdige voor zorgsmaatregelen voor het geval van een nieu wen wereldoorlog voorkomen. Zij stapelt daar om in vredestijd reeds voorraden op en bereidt een onmiddellijke rantsoeneering van levens middelen voor. Deze voorbereidende maatre gelen kunnen echter niet zoo ver worden door gevoerd, dat de rantsoeneering reeds op den eersten dag na het uitbreken van een oorlog mogelijk zou zijn. De bijzonderheden der rant soeneering kunnen echter niet zoo ver worden doorgevoerd, dat de rantsoeneering reeds op den eersten dag na het uitbreken van een oorlog mogelijk zou zijn. De bijzonderheden der rantsoeneering kunnen eerst worden vast gesteld, wanneer bekend is, welke staten pre cies rechtstreeks in den oorlog betrokken wor den en doe de politieke en economische toestand van Zwitserland zelf on dat oogenblik is. Daar om zal ondanks alle tegenwoordige voorberei dende maatregelen toch een bepaalde tijd, door de Zwitsersche regeering op twee maan den geschat, moeten verloopen, vorprdat de rantsoeneering der levensmiddelen in wer king zal kunnen treden. Het is echter duidelijk dat groot gevaar zou bestaan, dat juist in dien tusschentijd van twee maanden alle mogelijke levensmiddelen, die goed bewaard kunnen worden en die Zwitserland uit het buitenland moet invoeren zoodat de voorraad ervan beperkt is, tegen steeds oploopende prijzen gekocht en geham sterd zouden worden. Om dit te verhinderen heeft de Zwitsersche regeering besloten den verkoop van deze soorten levensmiddelen in dien tusschentijd geheel en al te verbieden. Zij richt daarom tot alle huishoudens thans de oproeping terstond van deze levensmidde len zooveel in te slaan, dat in ieder huishou den een voldoende hoeveelheid voor twee maanden, loopende van den dag van het ver koop-verbod tot den dag van de invoering der rantsoeneering aanwezig zal zijn. De levensmiddelen, die uit bovenstaanden grond bij het uitbreken van een oorlog of bij een zoodanige verscherping van den interna tionalen toestand dat onmiddellijk oorlogsge vaar ontstaat voor een periode van twee maanden geheel aan het binnenlandsche han delsverkeer zullen worden onttrokken, zijn de volgende, waarbij ik tusschen haakjes aan geef, hoeveel ieder volwassen persoon naar de schatting der regeerimg gedurende twee maan den noodig heeft: suiker (3 kilogram), rijst (800 gr,), peulvruchten, zooals snijboonen en erwten (250 gram), macaroni en spaghetti (1 a 2 kilogram), gerst- en haverproducten (750 gram), eetvet en gesmolten boter (800 gram), olie om te bakken en voor salade (800 gram), meel en griesmeel (2 kilogram) en zout (400 gram). De kosten van de aanschaffing van deze voorraden worden per volwassen persoon op 6 a 8 Zwitsersche franken geschat, dus ongeveer 3 gulden. Personen, die financieel niet in staat zijn een dergelijke uitgave te doen, kunnen bij een gemeentelijk bureau zich op een lijst van onbemiddelden laten plaatsen, wien dan bij wijze van uitzondering in den tusschentijd van twee maanden de dagelijk- sche aankoop van kleine hoeveelheden zal wor den toegestaan. De regeering noemt de aanschaffing van de bovenomschreven hoeveelheid levensmidde len nog in de maand Mei een voor iedere huis vrouw (de onbemiddelde uitgezonderd) gel dende verplichting, zonder echter nader aan te geven, wat bij niet-naleving dier verplichting haar te wachten staat. De straf zal waar schijnlijk hierin bestaan, dat een dergelijke haar verplichtingen thans niet-nakomende huisvrouw geen tegemoetkomende behande ling heeft te verwachten, wanneer het ver koopverbod in kracht zal treden en zij dan daardoor in nood geraakt. Naast de verplichting tot aankoop van dezen twe e -ma an den - vo or raa d treffen wij in de oproeping echter nog een dringende aanbe veling aan om eveneens thans nog in vredes tijd een anderen voor twee maanden toe reikenden voorraad der volgende levensmid delen aan te koopen: eieren (20 stuks per persoon), 500 gram jam, 500 gram honig, 500 gram gedroogde vruchten, 500 gram gedroogde groenten, 500 gram gedroogde groenten voor de soep, 400 gr, vleesch- en visch-conserven, eerl doos gecondenseerde melk en een naar eigen smaak vast te stellen hoeveelheid aardappelen, appelen en vruch- tenconserven. Bovendien beveelt de regeering den spoedigen aankoop aan van brandstoffen, kaarsen, zeep, kleederen en onderkleederen, alsmede schoenen. Ofschoon het niet in de bedoeling der regeering ligt den verkoop dezer levensmiddelen en andere goederen in de periode van twee maanden, voordat de rantsoeneering zal kunnen van kracht wor den, te verbieden, acht de regeering een tij- digen aankoop van reservevoorraden thans in vredestijd raadzaam, omdat deze goederen in tijd van oorlog of dringend oorlogsgevaar wel licht zeldzamer en dus duurder kunnen wor den. Met het oog op mogelijke gewetensbezwa ren van hen, die niet hamsteren willen, ver klaart de Zwitsersche regeering in haar op roeping met nadruk: „Wie reservevoorraden in tijd van vrede zich aanschaft, is geen ham steraar, hij wordt dit echter, wanneer hij op het oogenblik van gevaar tot zijn aan- koopen overgaat!" Daar de regeering verwachten mag dat in Zwitserland voldoende brood, melk, kaas, versche boter, vruchten en vleesch aanwezig zullen blijven (ook al zal ook hiervoor wellicht een rantsoeneering noodzakelijk zijn) en deze versche landbouwproducten bezwaarlijk lan gen tijd in voorraad bewaard kunnen blijven, onthoudt zich de regeeringoproeping van eenige aanbeveling tot voorraadvorming van deze levensmiddelen. B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Mijn Ibis en mijn pijp zullen mij niet verlaten. Dat is en blijft de vreugd van alle grenssoldaten. BP KIP VOORDEPIJP Debbelmannlekker, man (Adv. Ingez. Med.) Kranten van de N. S. B. vernield. Boete in plaats van gevangenisstraf opgelegd. Voor het Amsterdamsche gerechtshof heeft een 31-jarige handelsreiziger uit Zandvoox-t te recht gestaan, omdat hij op 4 November j.l. een aantal exemplaren van het N. S. B.-blad „Volk en Vaderland", waarmede een behanger bij het station te Zandvoort colporteerde, zou hebben vernield. De politierechter had den man acht dagen gevangenisstraf opgelegd. Verdachte ontkende de vernieling niet, doch hij verklaarde, dat deze niet was geschied met politieke bedoelingen. De colporteur zou hem, toen hij langs kwam, hebben „gehaakt". Verd. was toen gevallen en zou in drift de kranten, waaraan hij zich vastgreep, hebben verscheurd. De colporteur hield vol, dat hij verd. geen beentje had gelicht ot' had aangeraakt. Verd. was toen hij hem reeds voorbij was terug gekeerd en had de couranten weggerukt en vernield. De procureur-generaal eischte bevestiging van het vonnis. De verdediger, mr. Alfred Levy, betoogde, dat juist indien verd. reeds voorbij was, er toch wel iets bijzonders moest zijn voorgevallen om ver klaarbaar te maken, dat verd. daarna de cou ranten zou grijpen. In ieder geval had de col porteur in zooverre zelfs schuld, omdat hij bin nen het stationsgebouw met de voor sommige volksgroepen irriteerende bladen colporteex-de, terwijl volgens voorschrift van de spoorweg directie binnen niet mocht worden gecolporteerd. PI. was van oordeel, dat de opgelegde straf veel te hoog was, zoodat hij op clementie aan drong. Het gerechtshof, arrest wijzende, bevestigde het vonnis behalve wat de straf betreft en ge zien den aard van het gepleegde feit werd de opgelegde ge vangen istraf gewijzigd in een geld boete van f 10, subs. 4 dagen hechtenis. DE BETEEKENIS VAN IIET RIJTIJDEN BESLUIT EN DE RIJTIJDENWET. Door de Nederlandsche Unie van Chauffeurs en overige aotumobieipersoneel, aangesloten bij den Centraler! Bond van Transportarbeiders wordt Vrijdag a.s. in de groote zaal van het ge bouw „Odeon" een vergadering gehouden. Het is wel zoo goed als zeker, dat binnenkort de Rij- lijdenwet en het Rijtijdenbesluit in werking zul len treden en de bedoeling van deze vergade ring is dan ook om de werking en de beteeke- nis van deze wet. en het besluit nader ui<teen te zetten. Dit zal geschieden door den heer C. Soi-mani, voorzitter van de Nederl. Unie en te vens lid van de Rijkscommissie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 10