0Oxi&QStö£StCUul-
iveüen aangenomen^
Slechts enkele kleine
wijzigingen aangebracht
NEDERLANDSCHE
ANOEL-MAATSCHAPPIJ, n
Een boodschap van
Dr. Colijn.
Twee ongevallen op
onbewaakte overwegen.
Twintig en twaalf jaar gevangenisstraf
geëischt.
ZATERDAG 6 MEI 1939
H A A REE M'S DAGBCAD
3
TWEEDE KAMER
DEN HAAG Vrijdag.
Eerst even over een door de commissie 't Hart
en een door Dr. v. d. Waals, hoofdambtenaar
van het Departement van Koloniën, onderno
men reis naar Indië, een dialoogje tusschen
Prof. v. Gelderen (s.-d.) en Minister Wei
ter deze zegde rapport aan Kamer en Volks
raad toe, wees voorts op het nut van persoon
lijke waarneming van de ver-handelingen in In
dië door een functionaris als Dr. v. d. Waals
en toen kon de Kamer de wetsontwerpen met
het oog op oorlogstoestand in behandeling ne
men. Gisteren waren deze op de agenda naar
voren gebracht, zoodat de Kamer met het kweek
school-ontwerp pas de volgende week verder zal
gaan.
Het ontwerp inzake eco
nomische verdedigings-
f"voorbereiding deed Mr.
fl" r Kortenhorst (r.-k.
vragen, hoe de Regeering
de medewerking van het
bedrijfsleven denkt te la-ij-
gen. Spr. achtte het van
beteelcenis, dat het econo
mische mobilisatieplan
van te voren gereed is, be
treurde, dat geen vergoe
ding voor gemaakte on
kosten zal worden gege
ven terwijl hij voorts stip
te geheimhouding door de
ambtenaren aangaande tal van geheime gege
vens uit 't bedrijfsleven, bepleitte.
Prof. v. Gelderen (s.-d.) miste nog be
voegdheden voor de Regeering ten aanzien van
deindustrie, b.v. om den voorrang te verkrij
gen voor Regeeringsorders en om een tak van
de industrie voor het Rijk te kunnen requireeren
gelijk ook met de reederijen mogelijk is.
De heer Schilthuis (v.-d.) vond Mr.
Kortenhorst's vrees op 't stuk van de bedrijfs
geheimen overdreven, doch was het met hem
eens omtrent vergoeding voor gemaakte kosten.
Nietf altijd is 't mogelijk die kosten, welke ten
behoeve van de geheele bevolking gemaakt
worden, op de consumenten te verhalen. Ook
Mr. B ij 1 s m a (v.-d.) sprak over dit punt in
(denzelfden geest, waarna de heer de Mar-
chant et d'Ansembourg (nat. soc.) be
toogde, dat deze Regeering te laat de vereischte
'defensiemaatregelen heeft genomen; dit gold ook
t.a.v. de zorg voor de volkshuishouding. De stel
regel „Regeeren is vooruitzien", is veronacht
zaamd. Een Avaarlijk nationaal bewind is noo-
Üig. Thans stuurt men aan op een „namaak-
autoritair regime", doch tast het kapitalisme
niet aan. Na nog voor toekenning van schade
vergoeding gesproken te hebben, verklaarde spr.
aan dit bewind de gevraagde bevoegdheden niet
te willen geven.
Minister Steenberghe wees er op, dat de
nat. soc. afgevaardigde getoond had niet te
weten, dat we al jaren bezig ^jjn met de ver-
dedigings-voorbereiding (de Regeering is echter
niet bereid in vredestijd de oorlogseconomie in
werking te stellen). Hij constateerde verder,
dat de N.S.B. toont niet aan onze defensie te
willen meewerken, dit blijkt uit haar nu aange
kondigde nagatievehouding.
Aan Mr. Kortenhorst gaf de bewindsman te
verstaan, dat het ontwerp wel degelijk ook geldt
bij watersnood en hongersnood, terwijl hij dien
afgevaardigde, die hiernaar ook gevraagd had,
verzekerde, dat het de bedoeling is alle en niet
alleen de groote centrale organisaties van be
langhebbenden in te schakelen.
De minister handhaafde zijn standpunt, dat de
onkostenvergoeding op de consumenten afgewen
teld moet worden. Alleen als dat niet mogelijk
is, zal de Regeering voor die vergoeding zorgen.
Meer bevoegdheden over het bedrijfsleven had
de Regeering niet noodig; ze gaat eenvoudig
voort met de praktijk van 19141918, toen de
vrijwillige samenwerking voldoende bleek, wat
nu ook wel het geval zal zijn.
Bij de artikelen wilde
Prof. v. Gelderen (s.d.)
door middel van een amen
dement de bevoegdheden
van de Regeering ten op
zichte van bankinstellingen
(opheffing van het bank
geheim) vergrooten, wat
Mr. Kortenhorst (r.k.
de heer Sm e enk (a.r.)
en Mr. J o e k e s (v. d.)
bestreden, o.m. opmerkende
dat zulk 'n incidenteele op
heffing van 't bankgeheim
niet gewenscht was en dat
de Regeering nu al ge
noeg bevoegdheden krijgt. Hiermee was de Mi
nister het eens. Totaalgegevens heeft de Regee
ring wel noodig, maar die kan ze reeds krijgen
en individueele gegevens omtrent deviezen,
waarden enz. heeft ze niet noodig. Met 2656
verwierp de Kamer het amendement, dat behalve
bij de socialisten en communisten ook bij de
N. S. B. en den r.k. IJssehnuiden bijval ont
moette.
Mr. Kortenhorst (r.k.) verdedigde een
amendement om in de wet vastgelegd te krijgen,
dat de kosten, x^rbonden aan de in de wet be
doelde medewerking zullen worden vergoed in
dien en voor zoover de daarbij belanghebbende
aannemelijk maakt, dat afwenteling dezer kos
ten op den consument in de praktijk niet moge
lijk is gebleken. Verder voorziet het amende
ment in een commissoriale beroepsinstantie.
Nadat de heer Smeenk (a.r.) verklaard had
tegen een bindende beslissing van zulk een com
missie bezwaar te hebben, wat insgelijks de op
vatting van Minister Steenberghe was, die
zich bereid verklaarde zulk een advies-commis
sie in te stellen, waarna Mr. Kortenhorst zijn
amendement introk, dat ook bij zijn partijgenoot
Mr. v. Maarsseveen bestrijding had ont
moet. Z.h.st. ging het ontwerp er door, met aan-
teekening van het „tegen" der nat.-soc. fractie.
Bij de algemeene beschouwingen over de vor-
deringswet kwam Ir. Albarda (s. d.) er voor
op en de a.r. afgevaardigde Smeenk toon
de zich hiermee in beginsel accoord den tijds
duur, voor welken deze en de verdere „oorlogs-
toestand"-wetten ten hoogste in werking zullen
zijn, in de bekrachtigingswetten te vermelden
en dus door de uitgevende macht te laten vast
stellen, terwijl hij tevens wilde voorkomen, dat
men in de praktijk de term „onverwijld" al te
ruim zou opvatten.
Minister Steenberghe bleek geenszins
enthousiast voor dit denkbeeld, dat hem princi
pieel niet erg toelachte, terwijl hij er evenzeer
utiliteitsbezwaren tegen koeseterde.
Ter verduidelijking zij nog even het volgende
aangestipt. De hier bedoelde wetten houden
dat een Koninklijk Besluit bepaalt wanneer ze
in werking treden, waarna „onverwijld" een
wetsontwerp moet worden ingediend ter be
krachtiging van een dergelijk Kon. Besluit. Nu
was de wensch van Ir. Albarda in de eerste
plaats voor te schrijven, dat een dergelijke wet
tot bekrachtiging van het K. B., waardoor de
oorlogstoestand-wetten in werking gaan treden,
binnen 8 dagen na het Kon. Besluit zal worden
ingediend, en in de tweede plaats wilde hij dan
in de bekrachtigingswet laten vaststellen voor
hoelang de wetten zouden werken. Anders toch
zou de Regeering eventueel die wetten al te lang"
kunnen laten voortduren. Zou verlenging van
dien laatsten termijn noodzakelijk blijken, dan
moest daarvoor eventueel de parlementaire goed
keuring worden gevraagd
Bij de verdediging van een amendement, dat
deze wenschen belichaamde, betoogde Ir. Albar
da, dat er op deze manier heusch geen schade
lijke vertraging zal ontstaan. Alleen in twijfel
achtige gevallen, als het de vraag is, of de
noodtoestand nog wel aanwezig is, die voortbe
staan van de rechten rechtvaardigt, zou discussie
denkbaar, maar dan ook ongetwijfeld noodza
kelijk zijn. Als het reeds voor contingenteering
gewenscht is een machtiging slechts voor
beperkten termijn te vêrleenen, dan zeker hier,
waar het gaat om zeer vergaande exorbitante
bevoegdheden. Het is de plicht van het Parlement
er tegen te waken, dat deze voor onbepaalden
tijd worden verleend.
De heer Smeenk (a.r.) beval aan den terbijn
voor de vereischte indiening van de bekrachti
gingswetten niet op 8, doch op 14 dagen te be
palen, terwijl hem verder ten aanzien van den
levensduur der wetten een langere termijn dan
6 maanden wel aanbevelenswaard voorkwam.
De Minister zei, dat hij „als de dood" was om
op het terrein van de Kamer te komen; dus hij
zou zich nu beperken tot de techniek. Ook hij
meende, dat 8 dagen voor den indieningstermijn
wel al te kort was. En wat de huidige wetten
aangaat zou hij voor haar eersten levensduur
een termijn van 1 jaar juister achten dan slechts
6 maanden, ook al omdat in de toekomst een
nieuwe in werking stelling eveneens misschien
voor langer dan 6 maanden gewenscht zou kun
nen zijn. Nadat Ir. Albarda de wenken inzake
de termijnen in acht had genomen (ze werden
aldus nu respectievelijk 14 dagen en één jaar),
nam de Kamer de beide amendementen z. h. st.
aan. Ze kwamen vervolgens ook in de andere
wetten.
Bij de distributiewet 1939 verklaarde Mr.
Donker (s.d.) zich wel te kunnen vereenigen
met het hoofdbeginsel om thans een centrale
distributieregeling in te voeren, terwijl overal
de burgemeesters als gemeentelijk distributie
orgaan worden ingeschakeld. In groote gemeen
ten ware het veel beter aan het College van B.
en W. de uitvoering der wet op te dragen,
aangezien daar de Burgemeester het in oorlogs
tijd toch al zoo volhandig zal hebben.
Minister Steenberghe wees er op, dat de
wet zelf het mogelijk maakt een ander dan den
Burgemeester aan te wijzen; om allerlei rede
nen ook van psychologischen aard achtte
de Minister het beter niet op 't denkbeeld-
Donker in te gaan. Deze afgevaardigde stelde
niettemin voor, in gemeenten met meer dan 2
wethouders (dit zijn gemeenten met meer dan
20.000 inwoners) de uitvoering der wet in
handen te stellen van het College van B. en W.
Mr. S w e e n s (R.K.) had bezwaar tegen de
redactie-Donker en zou verder nog het ant
woord van den Minister afwachten. Mr. Wen-
delaar (lib.) achtte het in strijd met het
systeem onzer Gemeentewet indien de Burge
meester aan zijn wethouder zou opdragen om
volgens zijn insrtuctie de taak van den Burge
meester over te nemen, wat het wetsontwerp
thans mogelijk maakt.
Minister Steenberghe betoogde, dat in het
systeem van dit ontwerp juist de Burgemeester,
die ook met 't politioneele toezicht belast is, de
aangewezen figuur is, om belast te worden met
de uitvoering der distributiewet. In dit systeem
de eenheid te onderbreken, moest de Minister
ten sterkste ontraden, waarna het amendement
met 2236 werd verworpen. Mr. Donker mocht
daarna het genoegen smaken, dat de Minister
overnam zijn amendement, waardoor ten aan
zien van overtreding van voorschriften door den
burgemeester in het belang der distributie uit
gevaardigd, een minder zware maximum
strafmaat wordt vastgesteld. De overige
„oorlogstoestand-ontwerpen" leverden geen
discussie meer op. Elk dezer voorstellen ging er
z. h. st. door, met aanteekening van het „tegen"
der Christen-democraten; de nat. soc. fractie
ontbrak al vroeg op het appel.
E. v. R.
DR. H. COLIJN, JHR. MR. DR. II. A. VAN
KARNEBEEK EN DR. W. DE VLUGT VOOR
DE RADIO.
Maandag a.s. zal van 8.15 uur9.30 uur
n.m. een bijzondere uitzending geschieden
van de centrale voor werkloozenzorg (gesticht
op initiatief van den raad van Nederland-
sche Kerken voor practisch Christendom).
In deze uitzending zullen o.m. als sprekers
optreden dr. H. Colijn, minister-president,
jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek, Commis
saris der Koningin in de provincie Zuid-Hol
land en dr. W. de Vlugt, burgemeester van
Amsterdam, de voorzitter van de „Centralex"
de heer W. J. Hemmes, zal het slotwoord
spreken.
Bovengenoemde bijzondere uitzending is te
beschouwen als de inzet_van de vijfde col
lecte-actie. Tot dusver werd voor het werk
van de „Centrale" vierhonderdduizend gulden
bijeengebracht en men koestert de verwach
ting dat ook dit jaar- wederom een ton inge
zameld zal kunnen worden.
RANGEERDER ERNSTIG GEWOND
Vrijdagmiddag om half vier is op de cokesfa-
briek te Sluiskil, de rangeerder M. Schele uit
Axel onder een wagen geraakt en ernstig 'ge
wond. Het rechterbeen werd onder de knie ver
brijzeld en van den linkervoet werden de teenen
afgereden. Bovendien liep hij nog kneuzingen op
In zorgwekkenden toestand is het slachtoffer
naar het ziekenhuis te Sluiskil vervoerd.
AGENTSCHAP HAARLEM
Gi. Houtstr./Gr. Markt
Tel. 13990 (3 lijnen)
Wij bewaren Uw waardepapieren,
goud en zilver in onze Safe-loketten
ook voor korten tijd
(Adv. Ingez. Med.)
De minister-president, dr. H. Colijn, heeft
de volgende boodschap gezonden aan presi
dent Roosevelt, ter gelegenheid van de ope
ning van het Nederlandsche Paviljoen op de
Wereldtentoonstelling te New-York.
„Nu de omstandigheden een Nederland-
schen minister verhinderd hebben naar de
Ver. Staten van N.-Amerika te komen om het
Nederlandsche Paviljoen van uw grootsche
tentoonstelling te openen, verheug ik mij er
over, in de gelegenheid te zijn een boodschap
van vriendschap namens de regeering en het
volk van Nederland te zenden.
De Vereenigde Staten en Nederland zijn
steeds door nauwe vriendschapsbanden ver
bonden geweest. Ik behoef niet uit te weiden
over de redenen, afgezien van gemeen
schappelijk voorgeslacht, leeft de wederzijd-
sche erkenning van den plicht zich te onder
werpen aan Goddelijke ordinantiën. Even
zeer vermogen beiden het ware evenwicht tus
schen de individueele vrijheid en het gezag
van den staat te treffen. Wij deelen een af
keer van knechtschap. Wij hechten beiden
aan een regelmatigen volksinvloed op de re
geering, en aan het in achtnemen van de nor
male gedragsregelen zoowel door den burger
als door de gestelde machten. Uit kracht van
deze welgegronde vriendschap neemt Neder
land met oprechte vreugde aan deze tentoon
stelling deel. Het heeft bewondering voor dit
compact getuigenis van Amerikaansche geest
kracht en wat er mee werd tot stand ge
bracht en het verheugt zich van zijn paviljoen
het rood-wit-blauw te zien wapperen van zijn
aloude vlag, welke spreekt van zooveel dat
Holland en de Vereenigde Staten dierbaar is
en dezelfde kleuren begroet in de „Stars and
Stripes".
Hotelbrand werd nog tijdig
ontdekt.
Hedennacht omstreeks drie uur hoorden voor
bijgangers een plof op het Stationsplein te
Utrecht en zagen daarop vlammen uitslaan uit
het hotel Kagenaar. Zij verbraken een van rui
ten en drongen zoo het pand binnen, waar zij
ontdekten, dat een bak met heete asch, welke in
een spijslift was geplaatst, de oorzaak van dezen
brand was, die zich snel uitbreidde, daar de
lift als een schoorsteen werkte en liet vuur zich
reeds aan de bovenverdieping mededeelde. De
eigenaar van het hotel, de heer Jessen, zijn echt-
genoote en drie kinderen konden, evenals de
pensiongasten, nog bijtijds worden gewaarschuwd
en in allerijl spoedden zij zich langs de trap naar
beneden, hoewel deze reeds vol rook stond.
Een van de pensiongasten, die daartoe geen kans
meer zag, wist nog de brandladder aan de ach
terzijde van het pand te bereiken en kon op die
wijze ontkomen.
De brandweer was, na een uur van ingespan
nen arbeid, het vuur volkomen meester. Het ho
tel heeft evenwel, zoowel door het vuur als door
het water ernstig geleden.
OUD-DIRECTEUR DER GEMEENTE-
REINIGING MOET SCHADEVERGOEDING
BETALEN.
De Civiele Kamer der Groningsche Recht
bank heeft vonnis gewezen inzake de vorde
ring van de gemeente Groningen, ingesteld
tegen den oud-directeur der gemeente
reiniging, den heer D. J. H., die indertijd ver
scheidene handelingen verricht zou hebben,
welke in strijd waren met zijn instructies en
waardoor de gemeente Groningen schade
geleden zou hebben.
De rechtbank veroordeelde den heer H. tot
betaling van deze nader bij staat óp te maken
schade en van het bedrag der proces-kosten.
Vrijdag zijn er twee ongelukken op onbe
waakte overwegen geschied, die gelukkig geen
slachtoffers hebben geëischt.
Het eene ongeluk gebeurde Vrijdagmorgen
op den onbewaakten spoorwegovegrang aan de
Zijde te Boskoop waar een vrachtauto in bot
sing kwam met een motortrein, uit de richting
Gouda, die om elf uur aan het station te Bos
koop moet aankomen. De chauffeur van de
vrachtauto, de heer C. R. uit Hazerswoude, die
den trein niet tijdig had opgemerkt, liep bij dit
ongeluk enkele lichte verwondingen aan het
hoofd en hand op.
De auto, waarvan het voorste gedeelte ernstig
beschadigd werd, werd door den trein naast de
rails gedrukt.
De trein rijdt op den overweg altijd met ver
minderde snelheid, maar het uitzicht op de
spoorbaan is zeer slecht.
Het andere ongeluk gebeurde teKoekange.
Daar botste een Dieseltrein, komende uit de
richting Meppel, op een met twee paarden be
spannen boerenwagen, welke juist den overweg
in een particulieren landweg wilde passeeren.
De wagen werd van achteren door den Diesel-
trein gegrepen. Het voertuig werd vernield, doch
de voerman, de landbouwer H. Dolsma uit
Koekange, kwam met den schrik vrij.
Aangezien het uitzicht ter plaatse goed is,
moet het ongeval aan onoplettendheid worden
toegeschreven.
De trein heeft met enkele minuten vertraging
de reis vervolgd.
Tegen de beide jeugdige verdachten
van den moord op de Lindengracht
te Amsterdam.
Bij de behandeling van de strafzaak
tegen de beide Amsterdamsche jonge
mannen, Frans E. en Leendert K., die
ervan verdacht worden een oude
vrouw, de grootmoeder van Frans E.,
de op de Lindengracht woonde, te heb
ben vermoord, luidde de eisch voor
eerstgenoemden verdachte 20 jaar ge
vangenisstraf en voor den ander 12
jaar gevangenisstraf.
Als getuige-deskundige traden in deze zaak
op dr. J. P. L. Hulst en dr. J. Th. C. A. Leusden.
Het eerste wat dr. J. P. L. Hulst was opge
vallen was, dat zich in den mond van het
slachtoffer een prop bevond, die de lucht naar
neus en mond afsloot. Terstond meende hij
tot verstikkingsdood te mogen concludeeren,
welke conclusie door de sectie werd bevestigd
Uitvoerig ging de verdediger van verd. K.,
mr. W. van Everdingen, in op het rapport van
deskundige Hulst; o.a. vroeg de verdediger, of
het niet aannemelijk is, dat de vrouw reeds
bewusteloos was toen zij werd aangegrepen.
Dr. Hulst: Er zijn geen aanwijzingen van
geweld en ik kan onmogelijk een definitief
antwoord op deze vraag van den verdediger
geven.
De verdediger poogde door zijn vragen aan
te toonen, dat de dood niet door verstikking
is ingetreden, zooals ten laste is gelegd. Die
verstikking was, zooals desk. nogmaals uiteen
zette, ingetreden door de prop in den mond,
bestaande uit een wollen sok. Desk. heeft in
zijn practijk reeds meerdere dergelijke ver-
stikkingsgevallen meegemaakt.
Het was een lange reeks vragen, die mr.
Van Everdingen stelde en geduldig en uitvoe
rig beantwoordde dr. Hulst zijn examinator.
Het was duidelijk, dat de verdediger het daar
heen wensch te te leiden, dat de dood door
hartverlamming niet mag worden uitgesloten.
Maar dr. Hulst sloeg den aanval af en bleef
bij zijn conclusie: dood door verstikking.
De verdediger vroeg tenslotte: „Als u nu
zonder iets te weten bij het lijk was geroepen
om de doodsoorzaak vast te stellen, zoudt u die
dan niet aan het hart hebben toegeschreven?"
Dr. Hulst: Als ik de verstikkingsverschijnse
len niet had opgemerkt en ook geen prop had
gezien, dan zou ik waarschijnlijk uit het on
gerijmde hebben geredeneerd en gezegd heb
ben: „Dat zal het hart wel geweest zijn".
Nog stelliger dan dr. Hulst wees dr. Leusden
de veronderstelling van mr. van Everdingen, dat
de vrouw door een hartgebrek zou zijn overle
den, af.
De agent van politie Oort vertelde vervolgens,
dat hij in den Jordaan surveilleerde, toen hij ge
waarschuwd werd, dat een oude vrouw in haar
woning op de Lindengracht plotseling dood was
gebleven. Getuige stelde een onderzoek in en
zag direct, dat er sprake van moord was. In de
woning zag hij op een kastje het portret van
Frans E„ den kleinzoon van de oude vrouw,
staan. Hij herinnerde zich, dat hij den jongen
den vorigen dag in de buurt had gezien, uitge-
doscht in een spiksplinternieuw pak. Bovendien
wist getuige, dat de vrouw een bekende woeke
raarster was en waarschijnlijk ruim geld in huis
had gehad. Get. combineerde de feiten en het ge
volg was, dat de jongen werd aangehouden. De
agent had vroeger ook al eens met den jeugdi
gen Frans E. te maken gehad. Hij weid toen ten
onrechte verdacht "van een zakkenrollerij. Toen
hij gefouilleerd was, had men ruim f 400 op hem
gevonden. Hij had toen gezegd, dat hij een pleeg
zoon van een bankdirecteur was en dat zijn
grootmoeder hem ruim van geld voorzag. Toen
men hem aanhield in verband met den moord op
zijn grootmoeder en de politie den jongen vroeg,
waar hij die mooie, nieuwe kleeren vandaan had,
had hij gezegd: „Van Sinterklaas".
Pres. (tot verd. Frans E.): Toen je die eerste
keer aangehouden werd en je zooveel geld bij je
had, had je pas f 400 van je grootmoeder gestolen?
Verd. geeft dat toe.
Pres.: En toen je dat geld verkwist had, kwam
het plan bij je op, om opnieuw bij je grootmoe
der op roof uit te gaan?
Verd.: Ja.
Pres.: En je vond je medeverdachte bereid je
te helpen?
Verdachte Frans E. vertelde dan met horten
en stooten en in antwoord op vragen van den
president, hoe het misdrijf was gepleegd.
Verd. had een arm om het middel van de
vrouw geslagen, de andere hand legde hij op
haar mond om haar het schreeuwen te beletten.
Verd.'s medeverdachte had de beenen van de
vrouw vastgehouden. Samen legden zij de oude
grootmoeder op het bed. Verd. E. had de sok
toen als prop in den mond van zijn slachtoffer
geduwd. Zijn vriend had met een dun en sterk
koord de beenen vastgebonden. Een kussen druk
te Frans stevig op het hoofd en K. had intusschen
een handdoek gehaald uit de keuken. De doek
had hij om den mond van de vrouw geknoopt,
waarna het kussen er opnieuw is opgelegd. De
kleinzoon had daarop de rokzak van zijn groot
moeder afgerukt. Ruim f 400 had hij gevonden.
Het geheele drama had zich in enkele minuten
voltrokken. In het duister van den avond verlie-
TOMATENSOEP-CAMPAGNE WERD
EEN SUCCES.
Vorig jaar berichtten wij hoe in Ame
rika landbouw-overschotten waren af
gevoerd door courantenreclame. Kort
geleden hebben wij kunnen zien hoe
men in Nederland voor tomaten iets
dergelijks heeft gedaan. Uit de pers
heeft men kunnen vernemen, dat deze
actie een prachtig resultaat behaalde;
zoo waren na twee maanden reeds
1,814.746 blikken tomatensoep ver
kocht.
De Regeeringscommissaris voor den
Tuinbouw zei hierover o.a.: „Wat een
intensieve en goed opgezette reclame
kan bewerkstelligen, is wel duidelijk
aangetoond door het succes waar
mede de campagne voor het gebruik
van tomatensoep werd bekroond".
Bij deze campagne heeft couranten
reclame de grootste rol gespeeld.
ten de jeugdige misdadigers onopgemerkt de
woning.
De oudste verdachte wil een eenigszins afwij
kende verklaring afleggen. Maar de president
hield hem aan zijn verklaring voor de politie a£-
gelegd.
Verd. K.: „Toen was ik zenuwachtig. Ik wist
niet meer wat ik zei."
Pres.: Je was zeker net zoo zenuwachtig als
toen je in het ziekenhuis met het lijk werd ge
confronteerd en toen je zei: „Wat moet die pop
penkast, geef me maar liever een sigaret, wat
heb ik hier te maken?"
Requisitoir
De Officier van justitie schilderde in zijn re
quisitoir de gebeurtenissen.
De verdachten zeggen, dat zij de vrouw niet
hebben willen dooden, maar hun handelingen
konden moeilijk een ander resultaat hebben. Het
opzet om te dooden staat daarom vast.
Wat de strafmaat betreft, merkte mr. van Ar-
kel op, dat Frans E. de hoofddader is. Spr. wilde
rekening houden met enkele verzachtende om
standigheden en eischte tegen den hoofdverdach
te Frans E. twintig jaar gevangenisstraf wegens
doodslag, voorafgegaan of gevolgd door een
strafbaar feit en gepleegd om zich voor het an
dere feit straffeloosheid te verzekeren.
Tegen den tweeden verdachte, Leendert K.,
vorderde hij wegens hetzelfde feit, gepleegd sa
men en in vereeniging met Frans E,, twaalf jaar
gevangenisstraf.
In beide gevallen vorderde het o.m. aftrek van
van preventief.
De verdediging merkte op, dat opzet niet aan
wezig was, en drong op de uiterste clementie aan.
Prof. Barth dreigde politiek
terrein te betreden.
Daarom is bijeenkomst in Amsterdam niet
doorgegaan.
Op de vragen van den heer Faber be
treffende het weigeren van vergunning aan
prof. dr. Karl Barth om in een besloten bij
eenkomst van theologische studentenvereeni-
gingen te Amsterdam een tweetal vragen te
beantwoorden, omdat deze zouden liggen op
politiek terrein, heeft de minister van justitie
als volgt geantwoord:
In verband met het verbod van politieke
actie voor vreemdelingen, dat In dezen tijd
meer dan ooit moet worden gehandhaafd,
heeft de minister, mede omdat prof. dr. Karl
Barth ten deze geen toezeggingen wenschte
te doen en omdat hij met het- oog op zijn op
treden hier te lande uitdrukkelijk te kennen
had gegeven, dat hij de theologie nooit als
een politiek-neutrale aangelegenheid had be
schouwd, het noodig geacht enkele waarbor
gen te treffen, dat het optreden van genoem
den hoogleeraar niet een politieken inslag zou
krijgen.
Daartoe werd, met name voor wat betreft
de behandeling van in de bijeenkomsten te
stellen vragen, de medewerking van hoog
leeraren aan de betrokken fa culteiten inge
roepen, opdat er met het noodige onder
scheidingsvermogen voor zou worden ge
waakt, dat het Nederlandsche geestesleven
niet ernstiger zou worden belemmerd dan
door de tijdsomstandigheden geboden is. Deze
medewerking is welwillend verleend.
Tegen de lezingen zelf bestond uit een oog
punt van genoemd verbod geen .bezwaar; ook
de behandeling van vragen leverde bij het
meerendeel der bijeenkomsten geen moeilijk
heden op. Bij de beantwoording van enkele
vraagpunten in de vergadering, voorafgaande
aan de bijeenkomst te Amsterdam, werd
echter het politiek gebied op ontoelaatbare
wijze betreden. Toen daarop bleek, dat aan
een deel der te Amsterdam voorgelegde
vraagpunten, ook naar het oordeel van den
betreffenden Nederlandschen hoogleeraar,
een politieke grondslag niet kon worden ont
zegd, is zonder nadere instructie van den
minister na overleg met prof. Barth be
sloten, dat bedoelde vragen niet zouden wor
den toegelaten waarop tenslotte de voor de be
handeling van vragen georganiseerde bijeen
komst niet is doorgegaan.
De getroffen waarborgen zijn derhalve
tot het strikt noodzakelijke beperkt en zij
zijn ten uitvoer gelegd op een wijze, die ge
heel aan de te behandelen stof was aange-
Luchtlijnen naar Groningen en
Friesland worden nog niet
heropend.
Aangezien zich een groot deel van het vlie
gend personeel der K.L.M. in militairen dienst
bevindt, heeft de K.L.M. het besluit moeten ne
men de heropening van de luchtlijnen naar
Groningen en Friesland, welke aanvankelijk op
15 Mei zou plaats vinden, tot nader te bepalen
datum uit te stellen.
Ter vermijding van misverstand wordt er de
nadruk op gevestigd, dat de dienst op de lijnen
naar Zeeland, welke op 24 Juni naar Knocke
worden doorgetrokken, en naar Eindhoven onge
wijzigd wordt voortgezet.
Belgische leening hernieuwd.
De Belgische minister van Financiën heeft
met een Nederlandsche bankgroep de lee
ning van 35 millioen gulden, welke op 17 Mei
vervalt, hernieuwd.
De eerste leening was gesloten tegen 37:
pet. rente.
De nieuwe leening is aangegaan op een
rentevoet van vier pet.
DOODELIJK ONGELUK IN DE STAATSMIJN
MAURITS
In de ondergrondsche werken der staatsmijn
Maurits is Vrijdagmiddag om twee uur de mijn
werker Heinen uit Ophoven-Sittard bekneld ge
raakt tusschen een locomotief en een wand. Hij
was op slag dood. De man was gehuwd en had
twee kinderen.