0Oxi&QStö£StCUul- iveüen aangenomen^ Slechts enkele kleine wijzigingen aangebracht NEDERLANDSCHE ANOEL-MAATSCHAPPIJ, n Een boodschap van Dr. Colijn. Twee ongevallen op onbewaakte overwegen. Twintig en twaalf jaar gevangenisstraf geëischt. ZATERDAG 6 MEI 1939 H A A REE M'S DAGBCAD 3 TWEEDE KAMER DEN HAAG Vrijdag. Eerst even over een door de commissie 't Hart en een door Dr. v. d. Waals, hoofdambtenaar van het Departement van Koloniën, onderno men reis naar Indië, een dialoogje tusschen Prof. v. Gelderen (s.-d.) en Minister Wei ter deze zegde rapport aan Kamer en Volks raad toe, wees voorts op het nut van persoon lijke waarneming van de ver-handelingen in In dië door een functionaris als Dr. v. d. Waals en toen kon de Kamer de wetsontwerpen met het oog op oorlogstoestand in behandeling ne men. Gisteren waren deze op de agenda naar voren gebracht, zoodat de Kamer met het kweek school-ontwerp pas de volgende week verder zal gaan. Het ontwerp inzake eco nomische verdedigings- f"voorbereiding deed Mr. fl" r Kortenhorst (r.-k. vragen, hoe de Regeering de medewerking van het bedrijfsleven denkt te la-ij- gen. Spr. achtte het van beteelcenis, dat het econo mische mobilisatieplan van te voren gereed is, be treurde, dat geen vergoe ding voor gemaakte on kosten zal worden gege ven terwijl hij voorts stip te geheimhouding door de ambtenaren aangaande tal van geheime gege vens uit 't bedrijfsleven, bepleitte. Prof. v. Gelderen (s.-d.) miste nog be voegdheden voor de Regeering ten aanzien van deindustrie, b.v. om den voorrang te verkrij gen voor Regeeringsorders en om een tak van de industrie voor het Rijk te kunnen requireeren gelijk ook met de reederijen mogelijk is. De heer Schilthuis (v.-d.) vond Mr. Kortenhorst's vrees op 't stuk van de bedrijfs geheimen overdreven, doch was het met hem eens omtrent vergoeding voor gemaakte kosten. Nietf altijd is 't mogelijk die kosten, welke ten behoeve van de geheele bevolking gemaakt worden, op de consumenten te verhalen. Ook Mr. B ij 1 s m a (v.-d.) sprak over dit punt in (denzelfden geest, waarna de heer de Mar- chant et d'Ansembourg (nat. soc.) be toogde, dat deze Regeering te laat de vereischte 'defensiemaatregelen heeft genomen; dit gold ook t.a.v. de zorg voor de volkshuishouding. De stel regel „Regeeren is vooruitzien", is veronacht zaamd. Een Avaarlijk nationaal bewind is noo- Üig. Thans stuurt men aan op een „namaak- autoritair regime", doch tast het kapitalisme niet aan. Na nog voor toekenning van schade vergoeding gesproken te hebben, verklaarde spr. aan dit bewind de gevraagde bevoegdheden niet te willen geven. Minister Steenberghe wees er op, dat de nat. soc. afgevaardigde getoond had niet te weten, dat we al jaren bezig ^jjn met de ver- dedigings-voorbereiding (de Regeering is echter niet bereid in vredestijd de oorlogseconomie in werking te stellen). Hij constateerde verder, dat de N.S.B. toont niet aan onze defensie te willen meewerken, dit blijkt uit haar nu aange kondigde nagatievehouding. Aan Mr. Kortenhorst gaf de bewindsman te verstaan, dat het ontwerp wel degelijk ook geldt bij watersnood en hongersnood, terwijl hij dien afgevaardigde, die hiernaar ook gevraagd had, verzekerde, dat het de bedoeling is alle en niet alleen de groote centrale organisaties van be langhebbenden in te schakelen. De minister handhaafde zijn standpunt, dat de onkostenvergoeding op de consumenten afgewen teld moet worden. Alleen als dat niet mogelijk is, zal de Regeering voor die vergoeding zorgen. Meer bevoegdheden over het bedrijfsleven had de Regeering niet noodig; ze gaat eenvoudig voort met de praktijk van 19141918, toen de vrijwillige samenwerking voldoende bleek, wat nu ook wel het geval zal zijn. Bij de artikelen wilde Prof. v. Gelderen (s.d.) door middel van een amen dement de bevoegdheden van de Regeering ten op zichte van bankinstellingen (opheffing van het bank geheim) vergrooten, wat Mr. Kortenhorst (r.k. de heer Sm e enk (a.r.) en Mr. J o e k e s (v. d.) bestreden, o.m. opmerkende dat zulk 'n incidenteele op heffing van 't bankgeheim niet gewenscht was en dat de Regeering nu al ge noeg bevoegdheden krijgt. Hiermee was de Mi nister het eens. Totaalgegevens heeft de Regee ring wel noodig, maar die kan ze reeds krijgen en individueele gegevens omtrent deviezen, waarden enz. heeft ze niet noodig. Met 2656 verwierp de Kamer het amendement, dat behalve bij de socialisten en communisten ook bij de N. S. B. en den r.k. IJssehnuiden bijval ont moette. Mr. Kortenhorst (r.k.) verdedigde een amendement om in de wet vastgelegd te krijgen, dat de kosten, x^rbonden aan de in de wet be doelde medewerking zullen worden vergoed in dien en voor zoover de daarbij belanghebbende aannemelijk maakt, dat afwenteling dezer kos ten op den consument in de praktijk niet moge lijk is gebleken. Verder voorziet het amende ment in een commissoriale beroepsinstantie. Nadat de heer Smeenk (a.r.) verklaard had tegen een bindende beslissing van zulk een com missie bezwaar te hebben, wat insgelijks de op vatting van Minister Steenberghe was, die zich bereid verklaarde zulk een advies-commis sie in te stellen, waarna Mr. Kortenhorst zijn amendement introk, dat ook bij zijn partijgenoot Mr. v. Maarsseveen bestrijding had ont moet. Z.h.st. ging het ontwerp er door, met aan- teekening van het „tegen" der nat.-soc. fractie. Bij de algemeene beschouwingen over de vor- deringswet kwam Ir. Albarda (s. d.) er voor op en de a.r. afgevaardigde Smeenk toon de zich hiermee in beginsel accoord den tijds duur, voor welken deze en de verdere „oorlogs- toestand"-wetten ten hoogste in werking zullen zijn, in de bekrachtigingswetten te vermelden en dus door de uitgevende macht te laten vast stellen, terwijl hij tevens wilde voorkomen, dat men in de praktijk de term „onverwijld" al te ruim zou opvatten. Minister Steenberghe bleek geenszins enthousiast voor dit denkbeeld, dat hem princi pieel niet erg toelachte, terwijl hij er evenzeer utiliteitsbezwaren tegen koeseterde. Ter verduidelijking zij nog even het volgende aangestipt. De hier bedoelde wetten houden dat een Koninklijk Besluit bepaalt wanneer ze in werking treden, waarna „onverwijld" een wetsontwerp moet worden ingediend ter be krachtiging van een dergelijk Kon. Besluit. Nu was de wensch van Ir. Albarda in de eerste plaats voor te schrijven, dat een dergelijke wet tot bekrachtiging van het K. B., waardoor de oorlogstoestand-wetten in werking gaan treden, binnen 8 dagen na het Kon. Besluit zal worden ingediend, en in de tweede plaats wilde hij dan in de bekrachtigingswet laten vaststellen voor hoelang de wetten zouden werken. Anders toch zou de Regeering eventueel die wetten al te lang" kunnen laten voortduren. Zou verlenging van dien laatsten termijn noodzakelijk blijken, dan moest daarvoor eventueel de parlementaire goed keuring worden gevraagd Bij de verdediging van een amendement, dat deze wenschen belichaamde, betoogde Ir. Albar da, dat er op deze manier heusch geen schade lijke vertraging zal ontstaan. Alleen in twijfel achtige gevallen, als het de vraag is, of de noodtoestand nog wel aanwezig is, die voortbe staan van de rechten rechtvaardigt, zou discussie denkbaar, maar dan ook ongetwijfeld noodza kelijk zijn. Als het reeds voor contingenteering gewenscht is een machtiging slechts voor beperkten termijn te vêrleenen, dan zeker hier, waar het gaat om zeer vergaande exorbitante bevoegdheden. Het is de plicht van het Parlement er tegen te waken, dat deze voor onbepaalden tijd worden verleend. De heer Smeenk (a.r.) beval aan den terbijn voor de vereischte indiening van de bekrachti gingswetten niet op 8, doch op 14 dagen te be palen, terwijl hem verder ten aanzien van den levensduur der wetten een langere termijn dan 6 maanden wel aanbevelenswaard voorkwam. De Minister zei, dat hij „als de dood" was om op het terrein van de Kamer te komen; dus hij zou zich nu beperken tot de techniek. Ook hij meende, dat 8 dagen voor den indieningstermijn wel al te kort was. En wat de huidige wetten aangaat zou hij voor haar eersten levensduur een termijn van 1 jaar juister achten dan slechts 6 maanden, ook al omdat in de toekomst een nieuwe in werking stelling eveneens misschien voor langer dan 6 maanden gewenscht zou kun nen zijn. Nadat Ir. Albarda de wenken inzake de termijnen in acht had genomen (ze werden aldus nu respectievelijk 14 dagen en één jaar), nam de Kamer de beide amendementen z. h. st. aan. Ze kwamen vervolgens ook in de andere wetten. Bij de distributiewet 1939 verklaarde Mr. Donker (s.d.) zich wel te kunnen vereenigen met het hoofdbeginsel om thans een centrale distributieregeling in te voeren, terwijl overal de burgemeesters als gemeentelijk distributie orgaan worden ingeschakeld. In groote gemeen ten ware het veel beter aan het College van B. en W. de uitvoering der wet op te dragen, aangezien daar de Burgemeester het in oorlogs tijd toch al zoo volhandig zal hebben. Minister Steenberghe wees er op, dat de wet zelf het mogelijk maakt een ander dan den Burgemeester aan te wijzen; om allerlei rede nen ook van psychologischen aard achtte de Minister het beter niet op 't denkbeeld- Donker in te gaan. Deze afgevaardigde stelde niettemin voor, in gemeenten met meer dan 2 wethouders (dit zijn gemeenten met meer dan 20.000 inwoners) de uitvoering der wet in handen te stellen van het College van B. en W. Mr. S w e e n s (R.K.) had bezwaar tegen de redactie-Donker en zou verder nog het ant woord van den Minister afwachten. Mr. Wen- delaar (lib.) achtte het in strijd met het systeem onzer Gemeentewet indien de Burge meester aan zijn wethouder zou opdragen om volgens zijn insrtuctie de taak van den Burge meester over te nemen, wat het wetsontwerp thans mogelijk maakt. Minister Steenberghe betoogde, dat in het systeem van dit ontwerp juist de Burgemeester, die ook met 't politioneele toezicht belast is, de aangewezen figuur is, om belast te worden met de uitvoering der distributiewet. In dit systeem de eenheid te onderbreken, moest de Minister ten sterkste ontraden, waarna het amendement met 2236 werd verworpen. Mr. Donker mocht daarna het genoegen smaken, dat de Minister overnam zijn amendement, waardoor ten aan zien van overtreding van voorschriften door den burgemeester in het belang der distributie uit gevaardigd, een minder zware maximum strafmaat wordt vastgesteld. De overige „oorlogstoestand-ontwerpen" leverden geen discussie meer op. Elk dezer voorstellen ging er z. h. st. door, met aanteekening van het „tegen" der Christen-democraten; de nat. soc. fractie ontbrak al vroeg op het appel. E. v. R. DR. H. COLIJN, JHR. MR. DR. II. A. VAN KARNEBEEK EN DR. W. DE VLUGT VOOR DE RADIO. Maandag a.s. zal van 8.15 uur9.30 uur n.m. een bijzondere uitzending geschieden van de centrale voor werkloozenzorg (gesticht op initiatief van den raad van Nederland- sche Kerken voor practisch Christendom). In deze uitzending zullen o.m. als sprekers optreden dr. H. Colijn, minister-president, jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek, Commis saris der Koningin in de provincie Zuid-Hol land en dr. W. de Vlugt, burgemeester van Amsterdam, de voorzitter van de „Centralex" de heer W. J. Hemmes, zal het slotwoord spreken. Bovengenoemde bijzondere uitzending is te beschouwen als de inzet_van de vijfde col lecte-actie. Tot dusver werd voor het werk van de „Centrale" vierhonderdduizend gulden bijeengebracht en men koestert de verwach ting dat ook dit jaar- wederom een ton inge zameld zal kunnen worden. RANGEERDER ERNSTIG GEWOND Vrijdagmiddag om half vier is op de cokesfa- briek te Sluiskil, de rangeerder M. Schele uit Axel onder een wagen geraakt en ernstig 'ge wond. Het rechterbeen werd onder de knie ver brijzeld en van den linkervoet werden de teenen afgereden. Bovendien liep hij nog kneuzingen op In zorgwekkenden toestand is het slachtoffer naar het ziekenhuis te Sluiskil vervoerd. AGENTSCHAP HAARLEM Gi. Houtstr./Gr. Markt Tel. 13990 (3 lijnen) Wij bewaren Uw waardepapieren, goud en zilver in onze Safe-loketten ook voor korten tijd (Adv. Ingez. Med.) De minister-president, dr. H. Colijn, heeft de volgende boodschap gezonden aan presi dent Roosevelt, ter gelegenheid van de ope ning van het Nederlandsche Paviljoen op de Wereldtentoonstelling te New-York. „Nu de omstandigheden een Nederland- schen minister verhinderd hebben naar de Ver. Staten van N.-Amerika te komen om het Nederlandsche Paviljoen van uw grootsche tentoonstelling te openen, verheug ik mij er over, in de gelegenheid te zijn een boodschap van vriendschap namens de regeering en het volk van Nederland te zenden. De Vereenigde Staten en Nederland zijn steeds door nauwe vriendschapsbanden ver bonden geweest. Ik behoef niet uit te weiden over de redenen, afgezien van gemeen schappelijk voorgeslacht, leeft de wederzijd- sche erkenning van den plicht zich te onder werpen aan Goddelijke ordinantiën. Even zeer vermogen beiden het ware evenwicht tus schen de individueele vrijheid en het gezag van den staat te treffen. Wij deelen een af keer van knechtschap. Wij hechten beiden aan een regelmatigen volksinvloed op de re geering, en aan het in achtnemen van de nor male gedragsregelen zoowel door den burger als door de gestelde machten. Uit kracht van deze welgegronde vriendschap neemt Neder land met oprechte vreugde aan deze tentoon stelling deel. Het heeft bewondering voor dit compact getuigenis van Amerikaansche geest kracht en wat er mee werd tot stand ge bracht en het verheugt zich van zijn paviljoen het rood-wit-blauw te zien wapperen van zijn aloude vlag, welke spreekt van zooveel dat Holland en de Vereenigde Staten dierbaar is en dezelfde kleuren begroet in de „Stars and Stripes". Hotelbrand werd nog tijdig ontdekt. Hedennacht omstreeks drie uur hoorden voor bijgangers een plof op het Stationsplein te Utrecht en zagen daarop vlammen uitslaan uit het hotel Kagenaar. Zij verbraken een van rui ten en drongen zoo het pand binnen, waar zij ontdekten, dat een bak met heete asch, welke in een spijslift was geplaatst, de oorzaak van dezen brand was, die zich snel uitbreidde, daar de lift als een schoorsteen werkte en liet vuur zich reeds aan de bovenverdieping mededeelde. De eigenaar van het hotel, de heer Jessen, zijn echt- genoote en drie kinderen konden, evenals de pensiongasten, nog bijtijds worden gewaarschuwd en in allerijl spoedden zij zich langs de trap naar beneden, hoewel deze reeds vol rook stond. Een van de pensiongasten, die daartoe geen kans meer zag, wist nog de brandladder aan de ach terzijde van het pand te bereiken en kon op die wijze ontkomen. De brandweer was, na een uur van ingespan nen arbeid, het vuur volkomen meester. Het ho tel heeft evenwel, zoowel door het vuur als door het water ernstig geleden. OUD-DIRECTEUR DER GEMEENTE- REINIGING MOET SCHADEVERGOEDING BETALEN. De Civiele Kamer der Groningsche Recht bank heeft vonnis gewezen inzake de vorde ring van de gemeente Groningen, ingesteld tegen den oud-directeur der gemeente reiniging, den heer D. J. H., die indertijd ver scheidene handelingen verricht zou hebben, welke in strijd waren met zijn instructies en waardoor de gemeente Groningen schade geleden zou hebben. De rechtbank veroordeelde den heer H. tot betaling van deze nader bij staat óp te maken schade en van het bedrag der proces-kosten. Vrijdag zijn er twee ongelukken op onbe waakte overwegen geschied, die gelukkig geen slachtoffers hebben geëischt. Het eene ongeluk gebeurde Vrijdagmorgen op den onbewaakten spoorwegovegrang aan de Zijde te Boskoop waar een vrachtauto in bot sing kwam met een motortrein, uit de richting Gouda, die om elf uur aan het station te Bos koop moet aankomen. De chauffeur van de vrachtauto, de heer C. R. uit Hazerswoude, die den trein niet tijdig had opgemerkt, liep bij dit ongeluk enkele lichte verwondingen aan het hoofd en hand op. De auto, waarvan het voorste gedeelte ernstig beschadigd werd, werd door den trein naast de rails gedrukt. De trein rijdt op den overweg altijd met ver minderde snelheid, maar het uitzicht op de spoorbaan is zeer slecht. Het andere ongeluk gebeurde teKoekange. Daar botste een Dieseltrein, komende uit de richting Meppel, op een met twee paarden be spannen boerenwagen, welke juist den overweg in een particulieren landweg wilde passeeren. De wagen werd van achteren door den Diesel- trein gegrepen. Het voertuig werd vernield, doch de voerman, de landbouwer H. Dolsma uit Koekange, kwam met den schrik vrij. Aangezien het uitzicht ter plaatse goed is, moet het ongeval aan onoplettendheid worden toegeschreven. De trein heeft met enkele minuten vertraging de reis vervolgd. Tegen de beide jeugdige verdachten van den moord op de Lindengracht te Amsterdam. Bij de behandeling van de strafzaak tegen de beide Amsterdamsche jonge mannen, Frans E. en Leendert K., die ervan verdacht worden een oude vrouw, de grootmoeder van Frans E., de op de Lindengracht woonde, te heb ben vermoord, luidde de eisch voor eerstgenoemden verdachte 20 jaar ge vangenisstraf en voor den ander 12 jaar gevangenisstraf. Als getuige-deskundige traden in deze zaak op dr. J. P. L. Hulst en dr. J. Th. C. A. Leusden. Het eerste wat dr. J. P. L. Hulst was opge vallen was, dat zich in den mond van het slachtoffer een prop bevond, die de lucht naar neus en mond afsloot. Terstond meende hij tot verstikkingsdood te mogen concludeeren, welke conclusie door de sectie werd bevestigd Uitvoerig ging de verdediger van verd. K., mr. W. van Everdingen, in op het rapport van deskundige Hulst; o.a. vroeg de verdediger, of het niet aannemelijk is, dat de vrouw reeds bewusteloos was toen zij werd aangegrepen. Dr. Hulst: Er zijn geen aanwijzingen van geweld en ik kan onmogelijk een definitief antwoord op deze vraag van den verdediger geven. De verdediger poogde door zijn vragen aan te toonen, dat de dood niet door verstikking is ingetreden, zooals ten laste is gelegd. Die verstikking was, zooals desk. nogmaals uiteen zette, ingetreden door de prop in den mond, bestaande uit een wollen sok. Desk. heeft in zijn practijk reeds meerdere dergelijke ver- stikkingsgevallen meegemaakt. Het was een lange reeks vragen, die mr. Van Everdingen stelde en geduldig en uitvoe rig beantwoordde dr. Hulst zijn examinator. Het was duidelijk, dat de verdediger het daar heen wensch te te leiden, dat de dood door hartverlamming niet mag worden uitgesloten. Maar dr. Hulst sloeg den aanval af en bleef bij zijn conclusie: dood door verstikking. De verdediger vroeg tenslotte: „Als u nu zonder iets te weten bij het lijk was geroepen om de doodsoorzaak vast te stellen, zoudt u die dan niet aan het hart hebben toegeschreven?" Dr. Hulst: Als ik de verstikkingsverschijnse len niet had opgemerkt en ook geen prop had gezien, dan zou ik waarschijnlijk uit het on gerijmde hebben geredeneerd en gezegd heb ben: „Dat zal het hart wel geweest zijn". Nog stelliger dan dr. Hulst wees dr. Leusden de veronderstelling van mr. van Everdingen, dat de vrouw door een hartgebrek zou zijn overle den, af. De agent van politie Oort vertelde vervolgens, dat hij in den Jordaan surveilleerde, toen hij ge waarschuwd werd, dat een oude vrouw in haar woning op de Lindengracht plotseling dood was gebleven. Getuige stelde een onderzoek in en zag direct, dat er sprake van moord was. In de woning zag hij op een kastje het portret van Frans E„ den kleinzoon van de oude vrouw, staan. Hij herinnerde zich, dat hij den jongen den vorigen dag in de buurt had gezien, uitge- doscht in een spiksplinternieuw pak. Bovendien wist getuige, dat de vrouw een bekende woeke raarster was en waarschijnlijk ruim geld in huis had gehad. Get. combineerde de feiten en het ge volg was, dat de jongen werd aangehouden. De agent had vroeger ook al eens met den jeugdi gen Frans E. te maken gehad. Hij weid toen ten onrechte verdacht "van een zakkenrollerij. Toen hij gefouilleerd was, had men ruim f 400 op hem gevonden. Hij had toen gezegd, dat hij een pleeg zoon van een bankdirecteur was en dat zijn grootmoeder hem ruim van geld voorzag. Toen men hem aanhield in verband met den moord op zijn grootmoeder en de politie den jongen vroeg, waar hij die mooie, nieuwe kleeren vandaan had, had hij gezegd: „Van Sinterklaas". Pres. (tot verd. Frans E.): Toen je die eerste keer aangehouden werd en je zooveel geld bij je had, had je pas f 400 van je grootmoeder gestolen? Verd. geeft dat toe. Pres.: En toen je dat geld verkwist had, kwam het plan bij je op, om opnieuw bij je grootmoe der op roof uit te gaan? Verd.: Ja. Pres.: En je vond je medeverdachte bereid je te helpen? Verdachte Frans E. vertelde dan met horten en stooten en in antwoord op vragen van den president, hoe het misdrijf was gepleegd. Verd. had een arm om het middel van de vrouw geslagen, de andere hand legde hij op haar mond om haar het schreeuwen te beletten. Verd.'s medeverdachte had de beenen van de vrouw vastgehouden. Samen legden zij de oude grootmoeder op het bed. Verd. E. had de sok toen als prop in den mond van zijn slachtoffer geduwd. Zijn vriend had met een dun en sterk koord de beenen vastgebonden. Een kussen druk te Frans stevig op het hoofd en K. had intusschen een handdoek gehaald uit de keuken. De doek had hij om den mond van de vrouw geknoopt, waarna het kussen er opnieuw is opgelegd. De kleinzoon had daarop de rokzak van zijn groot moeder afgerukt. Ruim f 400 had hij gevonden. Het geheele drama had zich in enkele minuten voltrokken. In het duister van den avond verlie- TOMATENSOEP-CAMPAGNE WERD EEN SUCCES. Vorig jaar berichtten wij hoe in Ame rika landbouw-overschotten waren af gevoerd door courantenreclame. Kort geleden hebben wij kunnen zien hoe men in Nederland voor tomaten iets dergelijks heeft gedaan. Uit de pers heeft men kunnen vernemen, dat deze actie een prachtig resultaat behaalde; zoo waren na twee maanden reeds 1,814.746 blikken tomatensoep ver kocht. De Regeeringscommissaris voor den Tuinbouw zei hierover o.a.: „Wat een intensieve en goed opgezette reclame kan bewerkstelligen, is wel duidelijk aangetoond door het succes waar mede de campagne voor het gebruik van tomatensoep werd bekroond". Bij deze campagne heeft couranten reclame de grootste rol gespeeld. ten de jeugdige misdadigers onopgemerkt de woning. De oudste verdachte wil een eenigszins afwij kende verklaring afleggen. Maar de president hield hem aan zijn verklaring voor de politie a£- gelegd. Verd. K.: „Toen was ik zenuwachtig. Ik wist niet meer wat ik zei." Pres.: Je was zeker net zoo zenuwachtig als toen je in het ziekenhuis met het lijk werd ge confronteerd en toen je zei: „Wat moet die pop penkast, geef me maar liever een sigaret, wat heb ik hier te maken?" Requisitoir De Officier van justitie schilderde in zijn re quisitoir de gebeurtenissen. De verdachten zeggen, dat zij de vrouw niet hebben willen dooden, maar hun handelingen konden moeilijk een ander resultaat hebben. Het opzet om te dooden staat daarom vast. Wat de strafmaat betreft, merkte mr. van Ar- kel op, dat Frans E. de hoofddader is. Spr. wilde rekening houden met enkele verzachtende om standigheden en eischte tegen den hoofdverdach te Frans E. twintig jaar gevangenisstraf wegens doodslag, voorafgegaan of gevolgd door een strafbaar feit en gepleegd om zich voor het an dere feit straffeloosheid te verzekeren. Tegen den tweeden verdachte, Leendert K., vorderde hij wegens hetzelfde feit, gepleegd sa men en in vereeniging met Frans E,, twaalf jaar gevangenisstraf. In beide gevallen vorderde het o.m. aftrek van van preventief. De verdediging merkte op, dat opzet niet aan wezig was, en drong op de uiterste clementie aan. Prof. Barth dreigde politiek terrein te betreden. Daarom is bijeenkomst in Amsterdam niet doorgegaan. Op de vragen van den heer Faber be treffende het weigeren van vergunning aan prof. dr. Karl Barth om in een besloten bij eenkomst van theologische studentenvereeni- gingen te Amsterdam een tweetal vragen te beantwoorden, omdat deze zouden liggen op politiek terrein, heeft de minister van justitie als volgt geantwoord: In verband met het verbod van politieke actie voor vreemdelingen, dat In dezen tijd meer dan ooit moet worden gehandhaafd, heeft de minister, mede omdat prof. dr. Karl Barth ten deze geen toezeggingen wenschte te doen en omdat hij met het- oog op zijn op treden hier te lande uitdrukkelijk te kennen had gegeven, dat hij de theologie nooit als een politiek-neutrale aangelegenheid had be schouwd, het noodig geacht enkele waarbor gen te treffen, dat het optreden van genoem den hoogleeraar niet een politieken inslag zou krijgen. Daartoe werd, met name voor wat betreft de behandeling van in de bijeenkomsten te stellen vragen, de medewerking van hoog leeraren aan de betrokken fa culteiten inge roepen, opdat er met het noodige onder scheidingsvermogen voor zou worden ge waakt, dat het Nederlandsche geestesleven niet ernstiger zou worden belemmerd dan door de tijdsomstandigheden geboden is. Deze medewerking is welwillend verleend. Tegen de lezingen zelf bestond uit een oog punt van genoemd verbod geen .bezwaar; ook de behandeling van vragen leverde bij het meerendeel der bijeenkomsten geen moeilijk heden op. Bij de beantwoording van enkele vraagpunten in de vergadering, voorafgaande aan de bijeenkomst te Amsterdam, werd echter het politiek gebied op ontoelaatbare wijze betreden. Toen daarop bleek, dat aan een deel der te Amsterdam voorgelegde vraagpunten, ook naar het oordeel van den betreffenden Nederlandschen hoogleeraar, een politieke grondslag niet kon worden ont zegd, is zonder nadere instructie van den minister na overleg met prof. Barth be sloten, dat bedoelde vragen niet zouden wor den toegelaten waarop tenslotte de voor de be handeling van vragen georganiseerde bijeen komst niet is doorgegaan. De getroffen waarborgen zijn derhalve tot het strikt noodzakelijke beperkt en zij zijn ten uitvoer gelegd op een wijze, die ge heel aan de te behandelen stof was aange- Luchtlijnen naar Groningen en Friesland worden nog niet heropend. Aangezien zich een groot deel van het vlie gend personeel der K.L.M. in militairen dienst bevindt, heeft de K.L.M. het besluit moeten ne men de heropening van de luchtlijnen naar Groningen en Friesland, welke aanvankelijk op 15 Mei zou plaats vinden, tot nader te bepalen datum uit te stellen. Ter vermijding van misverstand wordt er de nadruk op gevestigd, dat de dienst op de lijnen naar Zeeland, welke op 24 Juni naar Knocke worden doorgetrokken, en naar Eindhoven onge wijzigd wordt voortgezet. Belgische leening hernieuwd. De Belgische minister van Financiën heeft met een Nederlandsche bankgroep de lee ning van 35 millioen gulden, welke op 17 Mei vervalt, hernieuwd. De eerste leening was gesloten tegen 37: pet. rente. De nieuwe leening is aangegaan op een rentevoet van vier pet. DOODELIJK ONGELUK IN DE STAATSMIJN MAURITS In de ondergrondsche werken der staatsmijn Maurits is Vrijdagmiddag om twee uur de mijn werker Heinen uit Ophoven-Sittard bekneld ge raakt tusschen een locomotief en een wand. Hij was op slag dood. De man was gehuwd en had twee kinderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 5