1}<m de Jtafet naat 't Tüeqveld
Haarlemsche Jeugd antwoordt
op de vraag:
„lüat doe je Ut
Ie imien tiid?"
Litteraire
Kantteelceningen.
EEN RONDGANG DOOR „ARTIS"
LEEFLANG
KAMPEERDERS
ZATERDAG 3 JUNI 1939
HA'AREEM'S DAGBEAD
OPGEWEKTE ARBEID
IN EEN HUISKAMER
Groote, heele groote menschen, zeggen tegen
woordig dat het gezin de kern van de maat
schappij is. Iets wat ze al wisten toen ze klein
waren. Maar als je groot wordt wil je een man
van de wereld zijn, een mensch dat zichzelf weet
te redden, en dan vergeet je graag de huiska
mer met z'n kinderachtigen bijklank, en je
kruipt er uit als een libel uit z'n jasje, vliegt op
eigen motor de wereld in totdat je begrijpt dat
je ergens toch weer landen moet.
En dan kom je weer in een huiskamer, een
andere en misschien toch eigenlijk dezelfde, nu
als groote man, en je ziet dat er niets kinder-
achtigs aan die kamer is, en je begrijpt dat je
levenswerk daar begon en daar begint
Elke Zaterdagavond komen in een
huiskamer aan den Middenweg in Haar
lem jongens bij elkaar. Zij gaan om
het tafelblad zitten en bouwen vlieg
tuigen. Eens als zij groot zijn bouwen
zij misschien ook nog vliegtuigen, maar
die staan dan niet meer op een tafel
blad in de huiskamer maar op het plat
vorm van het vliegveld in de open lucht.
Of ze bouwen andere dingen. In ieder
geval leeren ze het bouwen in de huis
kamer, om van dit nest eens uit te vlie
gen.
Ze zijn nog niet met zoovelen, deze jongens,
maar ze vormen tezamen toch al een club: De
Haarlemsche Jeugd!uchtvaartclub. En het adres
van den secretaris is: J. T. Cremerlaan 46, Sant
poort. Wanneer ze him huiswerk voor de school
af hebben gaan ze doen waar ze zin in hebben-
bouwen, nu een vliegtuig, straks het leven. Het
leven is precies als een vliegtuig. Steeds stijg je
op en altijd moet je weer landen.
Door de week bouwen ze thuis, Zaterdags ko
men ze bij elkaar en dan luisteren ze naar de
lessen van hun leider.
„Wat doe je in je vrijen tijd, jongens? Het is
een ferm antwoord, dat we ditmaal krijgen: „Wij
maken vliegtuigen!" Liefhebberij moet geen
vlucht uit het leven zijn omdat je daar bang
voor bent, omdat je liever in de stille haven
knutselt dan op de wilde baren werkt. Neen,
liefhebberij moet 't leven van alledag juist te
gemoet gaan en er kleur aan geven. Liefhebberij
is de poëzie, die zich aan de proza paart. Dat
hebben we al vaak in deze rubriek bemerkt.
Ook voor deze jongens van de luchtvaartclub
!s de liefhebberij poëzie; ze hebben «er plezier
in, ze doen het uit zichzelf. Naar school moeten
ze, dat is proza. En ook voor hen geldt het de
vies van de ouderen; eerst werken en dan de
liefhebberij.
Wanneer het eens in u op komt op een Za
terdag de in een clublokaal getransformeerde
huiskamer in 't huis aan den Middenweg bin
nen te stappen heeft u best kans, dat u denkt
bij een zangclub verzeild geraakt te zijn.
„Wij zijn de luchtvaartjeugd
De toekomst van de luchtvaart is bij
ons in goede hand.
Vliegen is ons parool.
Wij zijn niet bang.
Achter het luchtvaartvaan
Marcheeren wij ons heele leven lang".
Dick Maasen speelt op de piano het lucht
vaartlied op de wijs van Anchors aweigh" en de
overige clubleden zingen de woorden. Ondertus-
schen vergeten ze niet hun werk te doen".
De bouwleider M. A. H. Hauer schrijft for
mules op het bord en dan zwijgt de piano.
Alleen Hauer's stem klinkt nog, de anderen
luisteren naar de theorie over den bouw van
vliegtuigmodellen. En de les is niet vergeefsch....
De Haarlemsche Jeugdluchtvaartclub bestaat
reeds 5 jaren. Doch in dit jaar werd er nieuw
leven ingeblazen. En de club groeit dermate dat
er moet worden omgezien naar een grooter club
lokaal.
„Dat is echter zoo eenvoudig niet", vertelt
ons de bouwleider Hauer. Vooral met 't oog op
het bouwen van de vliegtuigen wordt de huis
kamer wel een beetje klein. Daarom geven we
hier voornamelijk les. Thuis wijden de jongens
zich verder aan 't bouwen, 't Zou natuurlijk pret
tiger zijn wanneer we allemaal te zamen zou
den kunnen bouwen. Maar we kunnen op het
moment geen grooter lokaal vinden. Misschien
is het lot ons echter goed gezind en krijgen we
den een of anderen dag een brief van een
luchtvaartenthousiast, die ons schrijft: „Jon
gens, ik heb voor jullie een fijn clublokaal!"
's Winters is het parool: bouwen. Des zomers:
vliegen! Als het buiten warm wordt trekken de
jongens naar de duinen om hun vliegtuigen aan
de lucht toe te vertrouwen. Er worden wedstrij
den georganiseerd, en dan kan de jeugd zien tot
welke prestaties haar producten in staat zijn.
Het gaat er bij die wedstrijden om welk toe-
jlllllllilii
JJU'e jongen, 'die U boven
aan dit artikel bezig ziet met
het bouwen van een vliegtuig is
GERARD VAN MUSSCHER, één
der leden van de Haarlemsche
leugd Luchtvaartclub. Hij is bezig
met de bekleeding van het toe
stel, dat hij zelf ontwierp.
stel 't langst Ln de lucht kan blijven. Het mo
torvliegtuig de motor bestaat uit een gewon
den elastiek van Harry Mos hield 't eens 5
minuten en 30 seconden in hooger sferen uit.
Een heele poos dus, 't beteekende dan ook 't
record. Zweefmodellen kunnen nog veel langer
in de lucht blijven. Het record staat op naam
van Petrus Meeuwsen met een tijd van 43 mi
nuten en 8 seconden! Bijna drie kwartier dus.
Welk een voldoening moet het den bouwer
van zoo'n toestel zijn om het ranke ding steeds
in de lucht te zien cirkelen! Ge zult u mis
schien afvragen: hoe komt zoo'n vliegtuig in de
hoogte.
Hier is het antwoord: 't wordt aan een touw
de lucht ingetrokken en op 't hoogste punt los
gelaten. Dan zweeft het verder. Hoe lang? Dat
hangt ook van de opstijgende luchtstroomingen
af, die bij de duinen meestal aanwezig zijn, en
natuurlijk spreekt de constructie van het vlieg
tuig een groot woord mee.
De duinen van Bentveld vormen in onze om
geving de meest geschikte plaats om de vlieg
tuigen te beproeven. Edochde jongens wor
den er vaak weggejaagd, want de vliegtuigen
storen zich niet aan grenzen en worden door
den wind voortgedragen, en de jongens volgen
hun geesteskinderen natuurlijk tot 't uiterste.
En wanneer een vliegtuig wel eens de hebbe
lijkheid heeft om een landingsterrein uit te zoe
ken, waar het bordje „Verboden toegang" prijkt
moet de eigenaar boeten voor de capriolen van
zijn schepping. Maar wellicht vinden de jongens,
nu hun liefhebberij burgerrecht begint te ver
krijgen, genade in de oogen der landeigenaren.
Een nationaal kenmerk van ons land is immers
de vliegerij. En de vliegsport begint voor de
jeugd eigenlijk een nationale sport te worden.
Weet u dat in Engeland de landeigenaren ook
nooit boos zijn wanneer de paarden, die mee
doen aan wat voor Engeland een nationale sport
is: de vossenjacht, hun velden betreden? Mis
schien dat de Nederlandsche landeigenaren, in
't bijzonder de Bentveldsche, t.a.v. van de leden
van de Haarlemsche jeugdluchtvaartclub ook
over hun hart zullen strijken, precies als de En-
gelschen dat doen jegens de paardrijders. Want
sportiviteit is toch ook voor ons Hollanders een
nationaal begrip
De jongens hebben nog met meer moeilijkhe
den te kampen. Soms maakt een toestel 't zoo
bont, dat het boven de wolken uitstijgt, zoodat
't uit 't gezicht verloren wordt. Dan keert 't
vaak nooit weerom. Doch daarom niet getreurd.
Want, 't is weliswaar makkelijker geschreven
dan ervaren, er zijn nog nooit wakkere bou
wers, van vliegtuigen of andere dingen geweest,
die niet vele moeilijkheden en teleurstellingen
te boven moesten komen. En ook in dit opzicht
geldt: jong geleerd, oud gedaan. Als je je jong
niet uit 't veld, 't vliegveld, laat slaan overkomt
je dat later ook niet. Recht door zee gingen onze
voorouders. Recht door de lucht gaat de jeugd.
v. H.
Leden van de Haarlemsche üeugd
Luchtvaartclub bijeen. U ziet aan
de gezichten dat er een opge
wekte stemming heerschtl
Philip Langerak. „Overgang".
Laren, A. G. Schoonderbeek.
Het is eigenlijk een lief boek, dat deze Haar
lemsche pseudonimus als zijn eersteling de we
reld in stuurt. Wedden dat er bij dozijnen ouder
geworden jongelingen nog evenveel manuscrip
ten in een gesloten lade hunner boekenkast lig
gen, die in een zelfde periode van geestelijken
groei ontstonden als deze roman? Een heel en
kelen keer krijgt zoo'n ouder geworden jonge
ling zijn manuscript weer eens in handen en
dan bekijkt hij het met het heimwee naar de
jaren dat hij zoo iets schrijven kon en onder
het schrijven gelukkig kon wezen. Voor de
meesten is het geval daarmee afgesloten en zij
hebben zich gerealiseerd dat hun litteraire toe
komst in het verleden ligtom Wedekind's
woorden te gebruiken.
Dit alles klinkt nu niet erg aanmoedigend voor
Philip Langerak. maar is toch niet in staat de
sympathie, die ik voor het boek gevoel, geheel
te verbergen. Er is in het leven van jonge men
schen. die niet al te vroeg rijp zijn of wier den
ken niet te vlug door materieele belangen ge
heel in beslag is genomen, een periode van
nieuwsgierige verkenning naar de mogelijkhe
den van een gedroomd geluk. Het is de tijd van
de belangelooze verliefdheden, de nobele gevoe
lens in het maatschappelijke, de groeiende
riendschappen en, in samenhang daarmee, van
het zalig zwammen en debatteeren over wat men
zich zoo al op zijn twintigste jaar aan levens
wijsheid meent te hebben eigen gemaakt Het
is een verrukkelijke tijd, de lente van het
mensch-worden, waarin zelfs de verdrietelijk
heden minder somber zijn dan later. Wie in zijn
jeugd dien tijd niet gekend heeft zal, ouder
geworden, van een belangrijken steun verstoken
blijven, en misschien sterker door een nuch
terder levensbeschouwing, toch geestelijk armer
zijn dan de anderen.
De roman Overgang is een product van de
aangeduide periode en heeft er, voor wie met
den schrijver meevoelt, de charme van. Voor
wie niet meer bij het spel betrokken is, wordt
echter dat te vele gepraat en gediscussieer al
spoedig van een beminnelijke onbelangrijkheid,
waaruit het inderdaad, zelfs voor een gerouti
neerd auteur een heksentoer wordt een goed
gecomponeerd stuk litteratuur te brouwen.
Een over het algemeen vlot loopende dialoog
die slechts bij tijden een te fantastische al
lure aanneemt een telkens opvallende juiste
waarneming in de beschrijving en aanduiding
van bijkomstigheden hebben van het relaas van
zes jonge menschen in de zwamperiode nog
geen kunstwerk gemaakt En er had bij dat zes
tal toch minstens één moeten zijn, die belangrijk
genoeg was om een boek te motiveeren. Nu
bleef het aardig mozaiekwerk. Maar ook dat zal
wel overgaan en Philip Langerak moet het hier
bij niet laten.
Constant van Wcsscm. Willem III.
Koning-Stadhouder. Den Haag
Leopold's U.M.
Voor de aantrekkelijke reeks populaire bio
grafieën van belangrijke figuren uit onze va-
derlandsche geschiedenis, die door Leopold's uit
geverij in het licht wordt gezonden, schreef Con
stant van Wessem een zeer onderhoudende his
torie van leven en arbeid van den Oranjevorst
die, als geen andere der Oranje's, een figuur van
Europeesche beteekenis is geweest. Door de ge
compliceerdheid van zijn positie is dezen vorst
noch als Koning van Engeland, noch als stad
houder der Nederlandsche gewesten een onver
mengde dankbaarheid van het nageslacht ten
deel gevallen. Voor de Engelsche historie bleef
hij slechts als „Dutch William" voortleven en
vergat men te vaak dat zijn politiek den feite
lijken grondslag gelegd heeft voor den opzwaai
naar de wereldmacht die het rijk der Britten
zich na den Spaanschen successie-oorlog kon
veroorloven, terwijl men in ons land zich door
hem ten achter gesteld was gaan voelen ten
koste van zijn persoonlijke aspiraties, die eer
een Europeesch veld dan de vaderlandsche pro
vincies bestreken. Zoo is het hem misschien niet
gelukt twee landen op bevredigende wijze te
dienen en kan het resultaat van zijn leven eerst
in de latere gevolgen gewaardeerd worden.
Dat Willem III een zeer bijzonder mensch ge
weest is, van groote geestkracht en van bijzon
dere militaire zoowel als politieke begaafdheden,
"komt uit Van Wessem's biografie naar billijk
heid te voorschijn.
De historische beteekenis van den vorst, als
veldheer en staatsman, wordt den lezer hier op
Veel dat tot diepe bewondering kan stemmen.
Bij den eendenvijver
Een beetje kinderachtig genoegen, daar bij
de eendjes? Maar kijkt u eens, hoe mooi het
hier is, zei de heer Portielje toen wij in het
begin van dit jaar een bezoek aan Artis
brachten. Aan alle kanten bruiloftskleuren.
Die woerd daarginds, die zoo trouw aan de
zijde van zijn eendje blijft een toekomstig
paar heeft in zijn prachtig bonte pakje
eenzelfde kleurplek, die streep blauw daar,
die het stemmige bruine eendje thans, als
teeken van toenadering, laat zien. De kleu
ren bij de mannetjes spelen in het voorjaar
een belangrijke rol. Later komt de rui. Dan
verschuilt zich de eend een paar weken onder
het riet. Hij kan in dien tijd ook niet vliegen.
En in een geheel ander tenue komt hij daarna
te voorschijn.
Het voorjaar roert zich in de dieren als
sexedrift, vechtlust, die zich. ook als er niets
te vechten valt, uit in afweerhouding; in
drang tot nestbouw en broeden. De heer Por
tielje wees ons op de trotsche, uitdagende
houding van den zwaan, die zich reeds ge
droeg alsof er een nest te verdedigen viel
In de vork van een lage struik bij den rand
van den vijver rustte een aalscholversnest. Het
vogelpaar daarin hield zich met „symbolische
handelingen" bezig, vertelde de heer Portielje,
want de spanningen, die de vogels dan on
dergaan, trachten zij op allerlei wijzen af te
reageeren: er worden takjes aangesleept en
weer weggeworpen, het mannetje komt het
wijfje voeren.
Het was een en al levendigheid in den vijver,
allerwegen begon het pronken en imponeeren
door houding en door kleuren. Deze zijn niet
altijd dadelijk zichtbaar, maar komen te voor
schijn bij bepaalde, zoogenaamde imponeer
standen, b.v. een witte vlek, die lokt als een
oog: nu is het er, dan is het weg, net als het
dimmen van autolichten, zeide de T^er Por
tielje, die in zoo hooge mate er slag van heeft,
de dingen zoo beeldend te zeggen dat leeken
er door getroffen worden en ze onthouden.
Hij (drukte ons voorts goed op het hart, dat
„de natuur" voor een dier meestal niet is wat
de menschen daaronder verstaan. Daar, waar
een dier de voorwaarden voor zijn bestaan
vervuld ziet, ligt voor hem „de natuur". Wij
menschen bekijken dat gewoonlijk glad ver
keerd en dichten den dieren gewaarwordingen
en gevoelens toe, die zij niet of nauwelijks
kennen. Innige vertrouwdheid met dieren,
een scherp opmerkingsvermogen en studie
zijn er noodig om te leeren de gedragingen
van dieren te begrijpen. Zoo iemand dan kan
de heer Portielje. inspecteur van de levende
have van Artis. dit weten, en wij maakten dan
ook graag gebruik van de gelegenheid om
hem te vragen naar de bedoeling van de han
delingen die de dieren ons deden zien. Of
eigenlijk was vragen nauwelijks noodig. de uit
leg werd ons telkens op aanschouwelijke wij
ze gegeven.
De roerdomp munt het op onze oogen
We gingen naar een ander, met riet en bam
boe omzoomd vijvertje. Op de strook drassig
land stapte een roerdomp rond en een tweede
stond onbewegelijk in de nabijheid van een
muurtje. Hij moest ons aangewezen worden en
nog hadden we moeite hem te ontdekken. Hij
stond „in de paalhouding". heel recht en smal,
hij was daar met zijn lichtbruine en donkerder
verticale strepen nauwelijks van zonbeschenen
riet te onderscheiden. De natuurlijke bescher
ming van het dier door middel van kleuren en
teekening, die hem vrijwel één maken met zijn
omgeving. Scherp fixeerde hij het gezelschap
en zonder van de plaats te komen, draaide zijn
„paalfront" met den vijand mee. Als proef
neming heeft de heer Portielje eens drie
kwartier lang voor hem heen en weer gedraaid
en al dien tijd heeft de vogel als automatisch
de zwenking mee gemaakt.
De heer Portielje stapte nu den landtong op
en begon een der roerdompen in het nauw
te drijven tot hij hem pakken kon. Dan zagen
we een vreemd schouwspel: als bij een kemo-
haan stond de kraag op en alle veeren van den
langen hals stonden als stekels uit. Bij een vleu
gel werd hij stevig vastgehouden. Op arm-
vlot-zakelijke en allerminst droge manier voor
gelegd. waar doorheen een karakterschets van
Willem's persoonlijkheid geweven is, die aan de
lectuur het onderhoudende van een modernen
roman geeft. De verhouding van Willem tot
zijn gemalin Mary, met het ontroerend slot bij
Mary's sterfbed; Willem's vriendschap met
Bentinck, die zelfs na de breuk tusschen hen
geen eind neemt, Willem's slechts matig ver
klaarbare genegenheid voor Keppel. zijn protégé,
en nog zoo veel meer in dezen beurtelings ge
sloten of onstuimigen menschhet zijn alle
historische ingrediënten waaruit een psycholo
gische roman te brouwen is, interessanter dan
menig puur „book of fiction" In Leopold's reeks
met de rood-wit-blauwe banderolle op den om-
l is dit deeltje zeker niet het minst ge
slaagde.
J. F. W. Werumeus Buning. Ik
zie. ik zie, wat gU niet ziet. Zwerf
tochten door ons land. Amsterdam,
Querido-uitgaaf.
De oude heer Craandijk, die er zestig jaar
geleden met den Haagschen schilder Schipperus
op uit trok om stof voor zijn acht deelen Wan
delingen door Nederland te verzamelen, heeft
in den dichter van Maria Lecina een opvolger
gevonden die. minder systematisch en meer a la
bonheur du pot te werk gaand, toch nu al aan
zijn derden zwerftocht is toegeraakt Voor den
vriendelijken en romantischen teekenaar Schip
perus is het apparaat van den knappen fotograaf
Dupont in de plaats gekomen en de tekst van
Buning heeft een gestroomlijnden vorm. die
meer van dezen tijd is. aangenomen. Amusant-
onderrichtend, soms eventjes ondeugend zijn de
verhalen van zijn tochten naar de kasteelen van
de Maas, naar Groningerland, naar Texel (zeg
vooral niet Tessel, vraagt Buning) en nog meer.
zoodat de lezer ook van dezen derden bundgl
zijn plezier beleven kan.
Twee oorspronkelijke romans:
Angenietje Speerstra door Wouter van Riesen
(Uitg- Mij. Holland) en
Sigarenfabriek Josa Alvarez, door Max Kijzer
(Utrecht A. W. Bruna U. M.) worden hierbij
voorloopig vermeld evenals de navolgende ver
taalde boeken
Anne Morrow Lindbergh, Luister, de Wind.
Amsterdam L. J. Veen.
Maria Kreitncr. Ontmoeting op den weg naar
school (vertaald door Diet Kramer) Uitg. Mij.
Holland.
Kristmann Gudmundsson. Het nieuwe Land.
Uitgeverij De Kern. Den Haag,
Daphne Du Maurier. Rebecca. Leiden. A. W.
Sijthoff's U. M.
Mao Tun. Schemering over Sjanghai. Den
Haag. J. Ph. Kruseman. (Uit het Chineesch be
werkt door Dr. F. Kuhn en J. L. F. Ezerman).
J. H. DE BOIS.
lengte. De roerdomp toonde geen neiging in
hand of arm te pikken. Maar de lange priem-
scherpe snavel en de nijdige kraaloogjes waren
gericht op de oogen van den aanvaller. Tel
kens werd een verwoede uitval gedaan, maar
het hoofd bleef veilig buiten bereik van den
gevaarlijken vogel. Proefnemingen hebben be
wezen dat de roerdomp het onveranderlijk op
de oogen van zijn belager gemunt heeft. De
heer Portielje heeft daartoe eens een karton
nen masker met gaten voor de oogen opgezet
en de vogel pikte naar de oogen: toen het
hoofd onder een doek schuil ging en het
masker boven het hoofd werd gehouden,
volgde ook een uitval naar de plek, waar de
vogel de oogen vermoedde.
Langs de uilenhokken ging het toen: kijk,
die uil daar verbeeldt zich al vader te zijn.
Ziet u maar, hoe hij al denkbeeldige jongen
verzorgt; als hij nu een dood muisje kreeg
zou hij het onder zich leggen, om het te be
waren voor de kleintjes. Ten slotte eet hij het
nu nog zelf wel op.
De roofdieren en de apen
Op het torras lagen, ln bijna symmetrische
orde van twee maal drie, de prachtige leeu
wen. De heer Portielje begon vleiende, lok
kende leeuwengeluiden te maken. Nu moeten
ze kopjes gaan geven, zeide hij. En waarlijk,
een leeuw richtte zich langzaam op. ging naar
zijn buurman toe en de twee machtige kop
pen gleden liefkoozentd langs elkaar.
Bij de kooien der roofdieren stapte de heer
Portielje over de reeling, die het publiek op
veiligen afstand houdt. Hij riep een panter,
die met veerende soepelheid kwam aange-
schreden. Als een poes streek het prachtige
dier zijn kop langs deitralies en hij vond het
kennelijk prettig, dat deze vertrouwde vriend
zijn hand streelend liet glijden over zijn rug
en staart .Ook de tijgers werden aangehaald;
WIE REKENT
koopt zijn kleeding tegen contant
prijzen en toch v.anaf ƒ1.per week, bij
De Kleeding Verkoop Centrale
SCHAGCHELSTKAAT 19 c, naast Slager's
Verfhandel. TELEFOON 17273
(Ado. Ingez. Med.)
Ook wij hebben keurige LAMPEN voor huis-
en zitkamer, in prijzen van 8 9 gulden,
maar dan met het stempel van ons huls.
LANGE VEERSTRAAT HAARLEM.
Fraaiste, tevens oudste Lampenzaak in
Nederland.
(Adv. Ingez. Med.)
zij lieten zelfs een aaien op hun neus toe. Nu
ruikt hij den panter aan mijn vingers, zeide
de heer Portielje. Dat kan hem aangenaam
zijn, maar juist ook niet, dat blijft onbereken
baar. Hij vertelde, dat het dresseeren van roof
dieren voor een deel neerkomt op het „voor
't lapje houden" van het publiek: als ik een
roofdier een kluif voorhou, die naar petro
leum ruikt, zal het zich met weerzin daarvan
afkeeren. Herhaal ik dit lang genoeg, dan zal
het zien van een soortgelijke kluif, op soort
gelijke wijze aangeboden, afkeer tot reactie
hebben. Het kan dan lijken of de temmer het
dier verbiedt de kluif aan te raken. Het ge
vaarlijke moment is dat, waarop de dieren
weggaan en uit geprikkeldheid met elkaar
slaags kunnen raken, maar daar heeft het
publiek nu juist geen erg in.
De krokodillen werden ook bij hun naam
geroepen, maar zij verwaardigden zich niet
tot eenig teeken van leven.
Bij de apen kregen we een nieuwtje te hoe
ren, dat er misschien niet zoo onmiddellijk
bij ons in wil. een mensch hecht nu eenmaal
aan vastgeroeste denkbeelden. Nu dan: apen
hebben géén vlooien. Het is haast niet te ge-
looven. Maar als deze dierenkenner het zegt.
Hij vertelde ons, dat het „vlooien" een gezel
ligheidsuiting is en ook een zoeken naar zout
kristallen.
Bij den orangoetan en de menschapen moch
ten wij doordringen tot achter en onder de
hoog aangebrachte kooien.
Ons bezoek eindigde bij de neushoornvogels
en de papegaaien. De papegaaien op hun
zwaaiende schommels in de oprijlaan doen
dienst als 'n soort piccolo's of als we het def
tiger willen zeggen, als dames de réception.
Maar zij reageerden heelemaal niet, toen de
heer Portielje hun kooi betrad en uitnoodi-
gend zijn hand uitstak. Ja, society-life maakt
blasé. In plaats van de hartelijkheid, die oe
roofdieren duidelijk hadden getoond, hier
niets dan onverschilligheid. Zelfs de kalong
of vliegende hond, die reuze-vleermuis van
de tropen, had zijn zwart zijden parachuutje
nog geopend en ons het daarbinnen opgebor
gen jong getoond, toen de heer Portielje hem
toesprak en aanraakte. Zijn spits hondekopje
keek hem daarbij pienter aan.
Deze rondgang door Artis was een open
baring. Wat is er ontzaglijk veel om ons heen
dat ons tot diepe bewondering zou kunnen
stemmen,
A. H. LOEFF-BOKMA
Hoe voker brandalarm
Des te minder bosch
Hoe meer rommel.
Des te meer prikkeldraad