2)e aai dec
Haringreeders
25-jarig feest
1789 14 JULI - 1939
vierden
Werkloosheid blijft
afnemen
DONDERDAG 13 JUEI 1939
HA A" RE EM'S DAGBEAD
3
Aanvankelijk was de Fransche revolutie
zonder bloedvergieten verloopen. De burgerij
had met woorden gestreden tegen adel en
geestelijkheid en was uit dien strijd zegevie
rend tevoorschijn getreden. Lodewijk XVI had
de eenheid der Nationale Vergadering goed
gekeurd en haar leden waren maar al te zeer
bereid op de woorden des Konings te vertrou
wen. Zij bevonden zich nu eenmaal in een
uitermate moeilijke positie: eenerzijds waren
zij loyale aanhangers van de monarchie, an
derzijds moesten hun langzamerhand de oogen
wel opengaan voor het gedrag van hun koning
die óf weifelend óf gewelddadig optrad. Van
daar dat zij zich krampachtig vastklampte^
aan de fictie: de Koning is goed en edel, maar
zijn raadslieden en ministers zijn schurken.
Zijn ministers behalve één; Necker, de
Geneefsche bankier en handige financier. In
hem had de Vergadering, had het Parijsche
volk vertrouwen: hij was het geweest die had
weten door te drijven dat tegenover de 300
edelen en 300 geestelijken de Fransche bur
gerij 600 afgevaardigden naar de Staten-
Generaal zou mogen zenden. Daarmee had hij
zich de reputatie verworven „een man van het
volk" te zijn. Necker zou het nog steeds drei
gende staatsbankroet kunnen voorkomen:
Necker was de man der hervormingen; Necker
had leeningen weten te plaatsen, toen nie
mand daartoe meer kans zag. In hem zag de
Derde Stand een vooruitgeschoven post in het
vijandelijke kamp.
Dan, op 11 Juli 1789, komt als een bliksem
straal de tijding in de Nationale Vergadering;
„Necker is ontslagen!" En oogenblikkelijk weet
men de oorzaak: het is weer de verfoeilijke
hofkliek, het is de Koningin, het zijn 's Ko
nings broers, die samen weer wroeten en on
dermijnen wat zoojuist is opgebouwd. Men
protesteert, men zendt een deputatie naar
Lodewijk, maar vergeefs.
12 Juli was een Zondag maar Zondags
stemming was er niet in Parijs. Sinds enkele
weken was het onrustig in de stad. Met schrik
en angst had men waargenomen, dat steeds
meer troepen werden geconcentreerd in de
kazernes. Dagelijks stroomde een groote me
nigte de tuinen van het Palais Royal binnen,
waar Camille Desmoulins, het eenige lid der
Nationale Vergadering dat zich toen reeds
republikein noemde, het volk waarschuwde
en opzweepte. Onder zijn gehoor bevonden
zich ook vele soldaten, die, ontevreden over de
meecoogenlooze discipline en de lage soldij, ge
makkelijk over te halen waren, zich bij het
volk waaruit zij voortkwamen, aan te sluiten.
Gevallen van insubordinatie en zelfs van
dienstweigering waren aan de orde van den
dag. Eenige soldaten werden in arrest gesteld
in de Abbaye en weldra verspreidde zich het
gerucht, dat zij zouden worden overgebracht
naar het kasteel Bicêtre, dat vroeger een te
huis was geweest voor invalide soldaten, maar
nu als hospitaal annex weeshuis en krankzin
nigengesticht dienst deed en de naam had een
verschrikkelijke verzamelplaats van misdaad,
ellende en besmetting te zijn. Op de tijding
nu, dat de gearresteerden hier hun straf zou
den moeten uitzitten, bestormde het volk de
Abbaye, bevrijdde de gevangenen en vaardig
de een deputatie af naar de Vergadering om
haar te verzoeken, bij den Koning stappen te
doen ten gunste der soldaten. En Lodewijk
handelde zooals van hem te verwachten was:
hij schonk gratie, maar gebruikte tevens het
gebeurde als motief om zijn gezag in Parijs
te herstellen. Steeds meer troepen marcheer
den aan. Mirabeau vergrootte de onrust door
te verklaren dat ondanks de militaire disci
pline de soldaten niet zouden vergeten wie zij
waren: „deel van het volk dat ons (de Verga
dering) de zorg voor zijn vrijheid, zijn bezit
en zijn eer heeft toevertrouwd". Dat was weer
een van die revolutionnaire fanfares van den
ouden leeuw! Maar ditmaal had zijn gebrul
geen uitwerking; het verzoek de militairen
weg te zenden, werd afgewezen: „de Koning
alleen kon beoordeelen waar troepen noodig
waren."
Zoo was de toestand op Zondag 12 Juli. On
rust, opgewondenheid, samenscholingen, looze
geruchten, vrees, agitatie. Plotseling baant
zich een magere jonge man een weg door de
menigte. Hij klimt op een stoel en zwaait met
de armen om stilte. Het is Camille Desmoulins.
Zijn stem is schor van zenuwachtigheid en
opwinding „Te wapen!" schreewt hij. „Ik
komt juist van Versailles! Er is geen oogen-
blik te verliezen. Necker is ontslagen! Alle
Zwitsersche en Duitsche huurtroepen zullen
vanavond oprukken om ons te vernietigen! Er
blijft nog maar één uitweg! We moeten naar
de wapenen grijpen!" Hij rukt een paar bla
deren van de kastanje waaronder hij staat en
steekt die op zijn hoed. De groene cocarde is
vierentwintig uur het herkenningsteeken der
Parijsche burgers. Het teeken der straat
revolutie. Vierentwintig uur golft- een razende
volksmenigte door de straten, her- en der
waarts geslingerd, hier in botsing met de dra
gonders, ginds in wilden stormloop de deuren
openrammeiend van de magazijnen, waar wa
penen te vinden zijn. De gansche warme Juli
nacht stijgt het rumoer van duizenden op uit
de stad. Plotseling begint de alarmklok te lui
den op het Stadhuis, waar zich een voorloopig
Stadsbestuur heeft gevormd. Men zendt Dr.
Guillotin, afgevaardigde van Parijs, naar
Versailles om de Vergadering te vragen haar
goedkeuring te hechten aan het besluit een
burgerwacht in het leven te roepen, Niet
slechts tegen de troepen was die noodig, meer
nog tegen het gepeupel, van heinde en ver
samengestroomd, belust op wanorde; de ban-
delooze horde die men steeds ziet opduiken
op oogenblikken als dit en die dan weer ver
dwijnt in de sombere krochten der voorsteden.
De afgevaardigde Chapelier heeft het zoo juist
uitgedrukt, toen hij het verzoek van het Ge
meentebestuur ondersteunde met de woorden:
„Het volk moet het volk bewaken", in het mid
den latend tegen wie het bewaakt moest wor
den. En de Nationale Garde wordt inderdaad
opgericht. Dit is van de grootste beteekenis:
de revolutie wordt nu in burgerlijke banen
geleid, verliest dus het proletarische karakter
dat zij begon aan te nemen en in de tweede
plaats; de huurtroepen vinden een bewapende
stad tégenover zich. Het stadhuis is de plaats,
waar men zich voorbereidt de dubbele stoot op
te vangen: die van het Hof en die van de
..brigands", de roovers, zooals men hen noem
de, die van de gelegenheid profiteerden om
hun ellende te wreken op de bezittende klasse.
Men moest het volk kalmeeren dat zich ver
raden achtte, en tevens de garde organisee-
ren en bewapenen. Maar de revolutie ging
voort. Terwijl de militie nog op geweren
wachtte, verschafte het volk zich die. In den
vroegen morgen van den 14en Juli wierp zich
de massa op het Hótel des Invalides. Des Ko
nings geweren zijn de geweren der natie! De
poorten worden opengeloopen en onder een
razend tumult rent men het gebouw binnen.
Daar liggen geweren, honderden, duizenden, in
stroo gepakt, maar gereed voor gebruik. Dan
weerklinkt de kreet: ..Naar de Bastille!",
duizendwerf herhaald Dreunend en dreigend
marcheert het volk op.
De Bastille het was eigenlijk slechts een
naam, een symbool. In vroegere jaren hadden
tallooze staatsgevangenen gezucht achter de
negen voet dikke muren, maar nu bedroeg
hun aantal hoogstens zeven. Het garnizoen
bestond uit 82 invaliden en 32 Zwitsers en
werd gecommandeerd door den grijzen gou
verneur De Launay. Maar het volk zag in het
hoog oprijzende kasteel dat zoo dreigend met
zijn kanonnen een deel der stad bestreek, een
monument van despotie. een bolwerk van het
absolutisme en het verafschuwde den zwaren
steenkolos die uit de voorstad St. Antoine alle
vreugde en levensgeluk scheen te willen ver'
bannen. Op verzoek van het gemeentebestuur
liet De Launay de kanonnen voor de schiet
gaten weghalen, ja deze zelfs met planken
dichtspijkeren. Maar het was reeds te laat.
De drang iets te vernietigen, al was het dan
ook slechts een symbool, moest zich uiten.
Wat er toen precies gebeurd is, zal wel altijd
onbekend blijven. Er zijn verscheidene oog
getuigenverslagen, maar zij spreken elkaar
tegen. Sommigen beweren dat de menigte po
gingen deed te onderhandelen, maar dat De
Launay een salvo liet afvuren op hen die hem
vol vertrouwen onder bescherming van de witte
vlag waren tegemoet getreden. Zoo schrijft
bijvoorbeeld de berichtgever van de Opregte
Haarlemsche Courant: „Hij laat 200 persoo-
nen inkomen (d.w.z. binnen de buitenste om
muring die weer door een gracht met een
valburg van het binnenplein was gescheiden,
toen de brug ophaalen en die braave lieden
door twee stukken met schroot beschieten. Met
de eerste décharge vielen er 80. Die van buiten
begonnen toen te vuren; het kanon schiet
bres; men stormt; het kanon schiet ook de
valbrug neer en men verovert het eerste Voor
hof, niettegenstaande het Bataillon Zwitsers
en de Invaliden, die als wanhoopenden gevog-
ten hebben".
Anderen zijn van meening, dat de aanvallers
met bijlslagen de brug vernielden en het vuur
openden op de verdedigers die wel gedwongen
waren het te beantwoorden. De „struikroovers"
vluchtten daarop ijlings, maar vonden toen
muitende soldaten en gardisten op hun weg
die een nieuwen aanval ondernamen, de B
tille bezetten en ondanks hun eerewoord den
ongelukkigen De Launay doodsloegen. Een
koksmaat „die verstand van snijden had",
onthoofde het lijk en stak den kop op een
piek, die in triomf werd meegedragen in den
stoet.
Aan de bevrijding der gevangenen dacht
aanvankelijk niemand. Uren later werden vier
falsarissen, twee krankzinnigen en een ver
loopen sujet uit hun cellen gehaald en door
de massa als martelaren der vrijheid begroet.
Een heldendaad is de verovering van de
Bastille zeker niet geweest. Maar zij heeft de
kracht van het Koningschap gebroken, al was
de Koning zelf zich daarvan niet bewust. Toen
hem in 't holst van den nacht de jobstijding
werd gebracht, ging Lodewijk rechtop in zijn
bed zitten en zei op ontzetten toon; „Maar.
maar dat is immers oproer!" „Sire", was het
antwoord „het is een omwenteling".
En dat was het. Reeds drie dagen later zou
blijken dat Lodewijk willoos werd meegezogen
in een maalstroom, die hem in den dood zou
sleuren.
P. H. SCHRÖDER.
Ulster helpt Engeland in tijd
van oorlog.
De minister-president van Noord-Ierland.
Lord Craigavon, heeft in een rede gezegd dat
als de dictators ditmaal niet begrijpen, dat het
Engeland ernst is, zij bitter teleurgesteld zullen
worden. Alle hulpbronnen van Ulster zijn ge
heel ter beschikking van het Britsche rijk ge
steld.
Evangeline Booth in ons land.
Afscheidsbijeenkomst te 's-Gravenhage.
Ter gelegenheid van het afscheias-bezoek
van generaal Evangeline Booth aan ons land
was Woensdagavond in het gebouw voor Kun
sten en Wetenschappen in den Haag een bij
eenkomst van het Leger des Heils georgani
seerd. De zaal was tot de laatste plaats bezet
en op het podium hadden zich het koor en de
muziek van het Leger des Heils opgesteld,
waarvoor de genoodigden zich neerzetten.
Generaal Evangeline Booth hield in het En-
gelsch onder den titel „Under the banners"
een toespraak, welke bij eiken zin in het Ne-
derlandsch werd vertaald, zoodat ieder haar
kon volgen.
„Ge hebt me vanavond groote eer toege
bracht, zoo ving zijn aan, en ik gevoel mij zoo
erkentelijk, dat zoovelen op dezen avond ge
komen zijn."
Evangeline Booth herinnerde aan den eer
sten keer, dat zij Nederland bezocht. Dat is
reeds lang geleden, zij was toen nog geen twin
tig jaar, doch zij zal nooit vergeten hoe Ne
derland haar hart veroverde. „En gij zult altijd
in mijn hart blijven'', ging generaal Booth
voort.
„Ik kan mijn gevoelens nauwelijks onder
woorden brengen, maar het Leger des Heils
over de geheele wereld heeft mij altijd op de
liefdevolste en ijverigste wijze in mijn werk
gesteund en niet het minst was dat het geval
in Nederland".
„Tegenover al deze liefde en samenwerking,
zoo vroeg spr. zich af. „wat heb ik gedaan?".
Ik heb slechts gedaan wat ik kon doen. Ik
heb alle krachten, die in mij waren, gewijd aan
het welzijn van de volkeren van de wereld.
Mijn geheele ziel en lichaam heb ik in dienst
van dit werk gesteld. Gij waart mij daarbij
zoo dierbaar, mijne kameraden. Wat moet ik
nu als woord van afscheid zeggen? Het be
langrijkste is. dat gij altijd moet bedenken,
dat de allesoverheerschende passie van het
Leger des Heils is: het dienen van den mede-
mensch. Dit moet de wereld verlossing bren
gen.
Gen. Booth gedacht daarbij haar vader,
den stichter van het Leger des Heils. Sommi
gen zeggen, dat hij een visioen heeft gehad.
Misschien, maar hij had meer; hij had in zijn
ziel een schilderij van de menschelijke ellende.
En dikwijls keek hij naar dat schilderij en
daardoor is hij er toe gekomen een Leger te
stichten om tegen die ellende ten strijde te
trekken en het Koninkrijk Gods te brengen
in de harten en levens der menschen. „Vrien
den, die hier vanavond afscheid van mij
neemt", zoo vervolgde spr.. „ik kom hier van
avond met een opdracht. n.l. dat het doel van
ons Leger is: verlossing aan de wereld te bren
gen, hulp te brengen aan de allerarmsten en
de meest behoeftigen. Voor deze menschen
zijn we in het leven geroepen, dat moeten we
nooit vergeten".
Wij hooren in deze tijden veel van omsinge-
lingspolitiek. zoo zeide spr. Die politiek stre
ven wij na. Wij willen een keten om de geheele
wereld heen vormen ter verdediging van de
goddelijke liefde tegen de macht van het
kwade. „Ik sprak vanmiddag uw geëerbiedigde
Koningin", zoo zeide spr., „zij was zoo be
minnelijk, ofschoon haar hart vervuld was van
de smarten van dezen tijd. Ik zeide tot haar,
dat ik niet geloofde, dat er weer oorlog zou
komen. Teveel menschen bidden er voor den
vrede".
De liefde van God overbrugt alle verschil
len op aard, alle naties worden één natie
onder één vlag, onze vlag.
„Misschien heb ik in mijn leven tekortko
mingen gehad, maar in één opzicht ben ik niet
te kort geschoten, in mijn liefde voor u." Daar
om beveel ik u: als mijn laatste bevel: „Hebt
elkander lief". Misschien zal ik u hier nog
eenmaal zien, ik hoop het, doch ik betwijfel
het ook. Zoo niet, dan zien wij elkaar weer
hier boven. God bless you".
Na de rede van generaal Evangeline Booth
volgde nog samenzang en dankwoord, waarna
mevrouw VlasWillemsen met sluitingsgebed
voorging.
Diner op
Oud-Wassenaar
De inneming van de Bastille
De Reedersvereeniging van de Nederland-
sche Haringvisscherij vierde Woensdagavond
haar 25-jarig jubileum met een feestdiner in
kasteel Oud-Wassenaar. Hierbij zat een hon
derdtal personen aan, waaronder de minister
an Economische Zaken, mr. M. P. L. Steen-
berghe, mr. M. M. Kwint, burgemeester van
Velsen.
De voorzitter van de jubileerende Reeders-
•ereeniging, mr. J. H. Kiewit dc Jonge, sprak
bij den aanvang van het diner enkele woorden.
Hij wees op het historisch verband tusschen
de haringvisscherij en het Huis van Oranje en
stelde voor, een telegram aan H.M. de Koningin
te zenden, waarin de gezamenlijke drijfnetha-
ringreeders van him blijvende aanhankelijkheid
en trouw aan Mare Majesteit doen blijken. Met
groote instemming werd dit voornemen be
groet.
Om negen uur werd een pauze gehouden om
den heer mr. J. H. Kiewiet de Jonge, voorzit
ter van de jubileerende vereeniging en tevens
voorzitter van de Nederlandsche Visscherijcen-
trale, de gelegenheid te geven tot het uitspre
ken van zijn tafelrede. Een verrassing was, dat
zijn rede, evenals die van den minister van
Economische Zaken, die na hem het woord
voerde, door den zakelyken zender Schevenin-
gen-haven werd uitgezonden voor de visschers,
die op zee vertoeven. Mr. Kiewiet de Jonge
wees o.m. op het groote belang, dat de haring
visscherij sinds de uitvinding van het haring
kaken door Jan Willem Beukelszoon van Bier
vliet voor de welvaart van ons land had. De
groote welvaart van steden als Enkhuizen en
Hoorn was in dien ouden tijd ten nauwste ver
bonden met de uitkomsten van dezen tak van
bedrijf.
Zoo was het, zoo is het nu niet meer. Zoo min
als wij thans nog de „Eerste vrachtvaarders
van Europa" zijn, zijn wij de „eerste haringvis-
schers" gebleven. Maar zoo goed als de Neder
landsche vrachtvaart in het heden nog haar ge
wichtige rol in ons volkshuishouden vervult,
heeft ook de haringvisscherij hare beteekenis
behouden.
Nog kunnen wij bogen op een drijfnetharing-
vloot van rond 250 schepen, bemand met on
geveer 4000 koppen, terwijl het aantal werkne
mers aan den wal zeker op 3000 is te schatten,
De uitvoer bedroeg naar waarde in het afge-
loopen jaar ruim f 7.500.000. In 1929, die voor
de crisis luidde het overeenkomstige cijfer bijna
f 15.000.000.
Deze cijfers mogen er in het raam van onze
hedendaagsche volkshuishouding zijn.
Als een in onze dagen in algemeenen zin
en voor het haringbedrijf in 't bijzonder zeer
gewichtig terrein van overheidszorg, noemde
spr. verder dat der handelspolitiek. Te dien
aanzien geldt, dat daarbij steeds twee par
tijen betrokken zijn. Bij de huidige verhou
dingen in het internationale ruilverkeer zijn
reeds de uitgangspunten der twee partyen
veelal tegengesteld. Het zoeken van den gul
den middenweg is daarbij dus de groote kunst.
Bij de onderhandelingen met Polen, waaraan
spr. heeft deelgenomen, werd hij opnieuw ge
troffen door de groote moeilijkheden, welke
bij dergelijke onderhandelingen moeten wor
den overwonnen c-m tot een redelijk resultaat
te geraken. Gedurende de vele weken, welke
deze onderhandelingen met Polen hebben ge
duurd. heeft spr. kunnen vaststellen met
welke taaie volharding onze Nederlandsche
onderhandelaren hun even gewichtige als ver
antwoordelijke taak vervullen. Hij heeft
daarbij in het bijzonder kunnen vaststellen,
dat de kennis van zaken met betrekking tot
de haring niet het geringste te wenschen
overliet. Spr. weet, dat de resultaten op dit
terrein door bedrijfslieden meermalen met
critiek worden begroet. Hij Is echter overtuigd
dat deze critiek in vele gevallen niet recht
vaardig is, omdat de betrokken koopman de
behaalde resultaten begrijpelijkerwijze pleegt
te beoordeelen aan de hand van zijn directe
eigenbelang.
Wat betreft den socialen kant van het be
drijf: in vergelijking met verschillende andere
bedrijfstakken is de haringvisscherij zeer
arbeids-intensief. Het is bekend, dat de op
varenden der vloot op een z.g.n. garantie-loon
varen. Zij zijn daardoor in den mest directen
zin belanghebbend by de uitkomsten van hef
bedrijf.
Deze groep van moedige en nijvere werker,
moet instand gehouden worden, in het belang
der visscherij zelve en niet minder in het be
lang van onze nationale volkskracht.
Den luisteraars op zee wenschte spr. een
goeden vangst en behouden thuiskomst.
Spr. eindigde met de beste wenschen voor
de toekomst der reedersvereeniging voor de
Nederlandsche haringvisscherij.
Minister Steenberghe sprak.
Vervolgens nam de minister van economi
sche zaken, mr. M. P. L. Steenberghe het
woord.
De minister wenschte de jubileerende
reedersvereeniging voor de Nederlandsche
haringvisscherij in de eerste plaats hartelijk
geluk bij de herdenking van het 25-jarig be
staan.
Op jaren van voorspoed zijn jaren van
tegenspoed gevolgd in de 25-jarige periode
van het bestaan der vereeniging. Veel heeft
de vereeniging tot stand gebracht en het pleit
voor haar, dat ondanks de teleurstellingen
en bezwaren, welke zij in het afgeloopen 25
jarig tijdvak heeft ondervonden, de zoo nood
zakelijke band is blijven bestaan.
Ook thans staat het bedrijf weder voor
groote problemen, die om een oplossing vra
gen. De drijfnetharingvisscherij is voor de
Nederlandsche regeering. zooals de voorzitter
het genoemd heeft, een zorgenkind geworden
Voor" de waardeerende woorden, uitgesproken
ten opzichte van de organen, welke belast zijn
met het ontwerpen en uitvoeren der re-
geeringsmaatrègelen, betuigde spr. zijn dank
De bedrijfslieden kunnen er van verzekerd
zijn, dat naast al hetgeen verricht wordt om
het haringvisscherijbedrijf zelf op gang te
houden, oook op het gebied der handelspolitiek
tot dusver al het mogelijke is gedaan om de
ondervonden moeilijkheden het hoofd te
bieden. Dat men zich niet altijd bevredigd ge
voelt en de bereikte resultaten vaak teleur
stellend zijn geweest, mag worden toegegever
doch men dient bij het uiten van critiek tc
bedenken, dat bij de pogingen, welke van re
geeringszijde worden gedaan in het belan
^H-LI I PN
CEBUTO-DAGTRIPS
Antwerpen m. Sportcenlr.-Deume 3.50
Bredasche bosschen m. voll. pens. 5.—
Twente Holl. Zwarte Woud „3.25
Natuurreservaat Hooge Veluwe 3.25
Oisterwijk Brabantsche Vennen „3.—
Winterswijk, Geld. Achterhoek „3.50
Naar den Afsluitdijk Wieringerm. „2.75
Bad-Boekelo (Zee op de heide) 3.50
Montferland 3.25
Ouwehand's Dierenpark 3.50
Naar Vorden en omgeving „3.25
Ommen en omgeving3.25
Oost-Voorne en omgeving.. „2.50
Nijmegen, Berg en Dal ,3.—
Arnhem en Velper bosschen „2.75
Rond het IJselmeer 3.75
Vraagt inlichtingen en Reisgids ook
voor onze buitenlandsche Reizen bij
JAC. HEEMSKERKS
CE BU TO «REIS BUREAU
HOUTPLEIN 34 TELEF. 16448
Agenten Sig.mag. SPAAS, Rijksstraat
weg 21, Telef. 16531; Bruynzecl's Mode
magazijn, Vclsen-Pont, Telef. 3064.
(Adv. Ingez. Med.)
van de visscherij en den handel, dikwijls op
onoverkomelijke bezwaren wordt gestuit.
Spr. eindigde met het uitspreken van de
beste wenschen voor het voortdurende wel
zijn van de reedersvereeniging voor de Neder
landsche haringvisscherij.
Rede W. Richter Uitdenbogaardt.
Tot slot sprak de heer W. Richter Uitden-
bogaardt. oud-voorzitter van de reedersver
eeniging vcor de Nederlandsche haringvis
scherij.
Spreker wenschte de vereeniging geluk met
de viering van haar 25-jarig bestaan en
hoopte, dat zij nog veel in het belang van het
bedrijf tot stand moge brengen onder haar
tegenwoordigen voorzitter, mr. Kiewiet de
Jonge, die zich met inzetting van al zijn gaven
zoo energiek in dienst heeft gesteld van het
visscherijbedrijf.
Spr. bracht vervolgens den nestor, den heer
N. Parlevliet hulde voor zijn initiatief.
Eveneens ls het 25 jaar geleden, dat het
rood. wit en blauw wapperde van 114 schepen
in de haven van Maassluis, zeilklaar om ter
haringvisscherij zee te kiezen. Van dat respec
tabele aantal zijn thans nog 2 schepen in de
vaart.
Pernis. Zwartewaal, Mlddelharnis op het
gebied der eenmaal zoo bloeiende beugvis-
scherij. en Maassluis op dat der haringvis
scherij, zijn voor een ieder duidelijk voor
beelden hoe snel en hoe licht een bloeiend
bedrijf kan inzinken, zelfs tot totaal verval
geraken. De taak der vereeniging is te waken,
dat dergelijke catastrophale gebeurtenissen
alleen in de geschiedenisboeken voorkomen,
aldus spr. De krachtdadige werkzaamheid
van de commissie tot propageering van het
vischgebruik in Nederland is niet genoeg toe
te juichen en de laatste jaren hebben bewezen
dat haar pogingen tot vermeerdering van het
vischverbruik suces hebben gehad, doch hoe
voornaam op zich-zelf de verbruiktoeneming
van haring in ons eigen land is en hoezeer
de volle aandacht der vereeniging op deze
materie gericht moet zijn en blijven, zoo blijft,
toch de waarheid, dat onze fijnproevende
landgenooten maar een klein gedeelte van
den totalen aanvoer der vloot consumeeren
kunnen.
Wij zijn derhalve op export aangewezen.
Export, het kan niet voldoende herhaald wor
den, is het eenige noodige.
Na deze redevoeringen werd het diner voort
gezet, waarna het gezelschap nog geruimen
tijd ln opgewekte stemming bijeen bleef.
Belangrijk
verschil met vorig jaar
De directeur van den rijksdienst der werk
loosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling
deelde de volgende resultaten mede van de
verzameling door het centraal bureau voor
de statistiek van de voorloopige gegevens
over de week van 19 tm. 24 Juni 1939.
Op 24 Juni 1939 waren bij de organen der
openbare arbeidsbemiddeling ingeschreven
274.718 werkzoekenden (260.382 mannen en
14.336 vrouwen).
Hiervan waren 199.244 (189.763 mannen en
9.481 vrouwen) werkloos en waren 53.929
personen door overheidshulp tewerkgesteld
bij cultuur-technische en administratief daar
mede gelijkgestelde werken. Blijkbaar waren
er dus 16.545 personen als werkzoekende in
geschreven, die in het vrije bedrijf werkten,
doch ander werk zochten.
In genoemde week waren bij gesubsidieerde
vereenigingen met werkloozenkas aangesloten
587.453 personen, waaronder 76.994 landar
beiders)
Van de 510.459 verzekerden buiten de land
arbeiders was het werkloosheidspercentage
17.8 (in de vorige verslagweek, 5 t.m. 10 Juni
1939, wat dit percentage 18.3).
In de overeenkomstige verslagweek van
Juni was het werkloosheidspercentage in de
laatste jaren ais volgt (in het tijdvak Mei tot
en met November worden bij de berekening
van de percentages de landarbeiders buiten
beschouwing gelaten): 1932 25.3. 1933 24.1,
1934 24.9. 1935 29.2, 1936 30 6. 1937 23.7, 1938
23.1 en 1939 17.8.
Van de 199.244 ingeschreven werkloozen
ontvingen in de week 19 t.m. 24 Juni 1939
ondersteuning ingevolge de rijkssteunregeling
105.000 kostwinners, kostgangers en alleen-
wonenden. d.i. 41.000 minder dan in de over
eenkomstige verslagweek van 1938.
Op 24 Juni 1939 waren direct tewerkgesteld
a bij cultuur-technische en administratief
daarmede gelijkgestelde werken 59.000 perso
nen, b. bij werkfonds-werken 4.300 personen,
te zamen 63.300 personen.
Het aantal is ongeveer 16.000 hooger dan
in de overeenkomstige verslagweek van 1938.
Aangenomen, dat bij de werken van eroep
a. de directe tewerkstelling per man mede
brengt een tewerkstelling in het vry'e bedrijf
van 0.4 man en bij de werken van groep b.
van 1.8 man. waren in totaal door overheids
hulp tewerkgesteld ruim 95.000 man.