2)e aai dec Haringreeders 25-jarig feest 1789 14 JULI - 1939 vierden Werkloosheid blijft afnemen DONDERDAG 13 JUEI 1939 HA A" RE EM'S DAGBEAD 3 Aanvankelijk was de Fransche revolutie zonder bloedvergieten verloopen. De burgerij had met woorden gestreden tegen adel en geestelijkheid en was uit dien strijd zegevie rend tevoorschijn getreden. Lodewijk XVI had de eenheid der Nationale Vergadering goed gekeurd en haar leden waren maar al te zeer bereid op de woorden des Konings te vertrou wen. Zij bevonden zich nu eenmaal in een uitermate moeilijke positie: eenerzijds waren zij loyale aanhangers van de monarchie, an derzijds moesten hun langzamerhand de oogen wel opengaan voor het gedrag van hun koning die óf weifelend óf gewelddadig optrad. Van daar dat zij zich krampachtig vastklampte^ aan de fictie: de Koning is goed en edel, maar zijn raadslieden en ministers zijn schurken. Zijn ministers behalve één; Necker, de Geneefsche bankier en handige financier. In hem had de Vergadering, had het Parijsche volk vertrouwen: hij was het geweest die had weten door te drijven dat tegenover de 300 edelen en 300 geestelijken de Fransche bur gerij 600 afgevaardigden naar de Staten- Generaal zou mogen zenden. Daarmee had hij zich de reputatie verworven „een man van het volk" te zijn. Necker zou het nog steeds drei gende staatsbankroet kunnen voorkomen: Necker was de man der hervormingen; Necker had leeningen weten te plaatsen, toen nie mand daartoe meer kans zag. In hem zag de Derde Stand een vooruitgeschoven post in het vijandelijke kamp. Dan, op 11 Juli 1789, komt als een bliksem straal de tijding in de Nationale Vergadering; „Necker is ontslagen!" En oogenblikkelijk weet men de oorzaak: het is weer de verfoeilijke hofkliek, het is de Koningin, het zijn 's Ko nings broers, die samen weer wroeten en on dermijnen wat zoojuist is opgebouwd. Men protesteert, men zendt een deputatie naar Lodewijk, maar vergeefs. 12 Juli was een Zondag maar Zondags stemming was er niet in Parijs. Sinds enkele weken was het onrustig in de stad. Met schrik en angst had men waargenomen, dat steeds meer troepen werden geconcentreerd in de kazernes. Dagelijks stroomde een groote me nigte de tuinen van het Palais Royal binnen, waar Camille Desmoulins, het eenige lid der Nationale Vergadering dat zich toen reeds republikein noemde, het volk waarschuwde en opzweepte. Onder zijn gehoor bevonden zich ook vele soldaten, die, ontevreden over de meecoogenlooze discipline en de lage soldij, ge makkelijk over te halen waren, zich bij het volk waaruit zij voortkwamen, aan te sluiten. Gevallen van insubordinatie en zelfs van dienstweigering waren aan de orde van den dag. Eenige soldaten werden in arrest gesteld in de Abbaye en weldra verspreidde zich het gerucht, dat zij zouden worden overgebracht naar het kasteel Bicêtre, dat vroeger een te huis was geweest voor invalide soldaten, maar nu als hospitaal annex weeshuis en krankzin nigengesticht dienst deed en de naam had een verschrikkelijke verzamelplaats van misdaad, ellende en besmetting te zijn. Op de tijding nu, dat de gearresteerden hier hun straf zou den moeten uitzitten, bestormde het volk de Abbaye, bevrijdde de gevangenen en vaardig de een deputatie af naar de Vergadering om haar te verzoeken, bij den Koning stappen te doen ten gunste der soldaten. En Lodewijk handelde zooals van hem te verwachten was: hij schonk gratie, maar gebruikte tevens het gebeurde als motief om zijn gezag in Parijs te herstellen. Steeds meer troepen marcheer den aan. Mirabeau vergrootte de onrust door te verklaren dat ondanks de militaire disci pline de soldaten niet zouden vergeten wie zij waren: „deel van het volk dat ons (de Verga dering) de zorg voor zijn vrijheid, zijn bezit en zijn eer heeft toevertrouwd". Dat was weer een van die revolutionnaire fanfares van den ouden leeuw! Maar ditmaal had zijn gebrul geen uitwerking; het verzoek de militairen weg te zenden, werd afgewezen: „de Koning alleen kon beoordeelen waar troepen noodig waren." Zoo was de toestand op Zondag 12 Juli. On rust, opgewondenheid, samenscholingen, looze geruchten, vrees, agitatie. Plotseling baant zich een magere jonge man een weg door de menigte. Hij klimt op een stoel en zwaait met de armen om stilte. Het is Camille Desmoulins. Zijn stem is schor van zenuwachtigheid en opwinding „Te wapen!" schreewt hij. „Ik komt juist van Versailles! Er is geen oogen- blik te verliezen. Necker is ontslagen! Alle Zwitsersche en Duitsche huurtroepen zullen vanavond oprukken om ons te vernietigen! Er blijft nog maar één uitweg! We moeten naar de wapenen grijpen!" Hij rukt een paar bla deren van de kastanje waaronder hij staat en steekt die op zijn hoed. De groene cocarde is vierentwintig uur het herkenningsteeken der Parijsche burgers. Het teeken der straat revolutie. Vierentwintig uur golft- een razende volksmenigte door de straten, her- en der waarts geslingerd, hier in botsing met de dra gonders, ginds in wilden stormloop de deuren openrammeiend van de magazijnen, waar wa penen te vinden zijn. De gansche warme Juli nacht stijgt het rumoer van duizenden op uit de stad. Plotseling begint de alarmklok te lui den op het Stadhuis, waar zich een voorloopig Stadsbestuur heeft gevormd. Men zendt Dr. Guillotin, afgevaardigde van Parijs, naar Versailles om de Vergadering te vragen haar goedkeuring te hechten aan het besluit een burgerwacht in het leven te roepen, Niet slechts tegen de troepen was die noodig, meer nog tegen het gepeupel, van heinde en ver samengestroomd, belust op wanorde; de ban- delooze horde die men steeds ziet opduiken op oogenblikken als dit en die dan weer ver dwijnt in de sombere krochten der voorsteden. De afgevaardigde Chapelier heeft het zoo juist uitgedrukt, toen hij het verzoek van het Ge meentebestuur ondersteunde met de woorden: „Het volk moet het volk bewaken", in het mid den latend tegen wie het bewaakt moest wor den. En de Nationale Garde wordt inderdaad opgericht. Dit is van de grootste beteekenis: de revolutie wordt nu in burgerlijke banen geleid, verliest dus het proletarische karakter dat zij begon aan te nemen en in de tweede plaats; de huurtroepen vinden een bewapende stad tégenover zich. Het stadhuis is de plaats, waar men zich voorbereidt de dubbele stoot op te vangen: die van het Hof en die van de ..brigands", de roovers, zooals men hen noem de, die van de gelegenheid profiteerden om hun ellende te wreken op de bezittende klasse. Men moest het volk kalmeeren dat zich ver raden achtte, en tevens de garde organisee- ren en bewapenen. Maar de revolutie ging voort. Terwijl de militie nog op geweren wachtte, verschafte het volk zich die. In den vroegen morgen van den 14en Juli wierp zich de massa op het Hótel des Invalides. Des Ko nings geweren zijn de geweren der natie! De poorten worden opengeloopen en onder een razend tumult rent men het gebouw binnen. Daar liggen geweren, honderden, duizenden, in stroo gepakt, maar gereed voor gebruik. Dan weerklinkt de kreet: ..Naar de Bastille!", duizendwerf herhaald Dreunend en dreigend marcheert het volk op. De Bastille het was eigenlijk slechts een naam, een symbool. In vroegere jaren hadden tallooze staatsgevangenen gezucht achter de negen voet dikke muren, maar nu bedroeg hun aantal hoogstens zeven. Het garnizoen bestond uit 82 invaliden en 32 Zwitsers en werd gecommandeerd door den grijzen gou verneur De Launay. Maar het volk zag in het hoog oprijzende kasteel dat zoo dreigend met zijn kanonnen een deel der stad bestreek, een monument van despotie. een bolwerk van het absolutisme en het verafschuwde den zwaren steenkolos die uit de voorstad St. Antoine alle vreugde en levensgeluk scheen te willen ver' bannen. Op verzoek van het gemeentebestuur liet De Launay de kanonnen voor de schiet gaten weghalen, ja deze zelfs met planken dichtspijkeren. Maar het was reeds te laat. De drang iets te vernietigen, al was het dan ook slechts een symbool, moest zich uiten. Wat er toen precies gebeurd is, zal wel altijd onbekend blijven. Er zijn verscheidene oog getuigenverslagen, maar zij spreken elkaar tegen. Sommigen beweren dat de menigte po gingen deed te onderhandelen, maar dat De Launay een salvo liet afvuren op hen die hem vol vertrouwen onder bescherming van de witte vlag waren tegemoet getreden. Zoo schrijft bijvoorbeeld de berichtgever van de Opregte Haarlemsche Courant: „Hij laat 200 persoo- nen inkomen (d.w.z. binnen de buitenste om muring die weer door een gracht met een valburg van het binnenplein was gescheiden, toen de brug ophaalen en die braave lieden door twee stukken met schroot beschieten. Met de eerste décharge vielen er 80. Die van buiten begonnen toen te vuren; het kanon schiet bres; men stormt; het kanon schiet ook de valbrug neer en men verovert het eerste Voor hof, niettegenstaande het Bataillon Zwitsers en de Invaliden, die als wanhoopenden gevog- ten hebben". Anderen zijn van meening, dat de aanvallers met bijlslagen de brug vernielden en het vuur openden op de verdedigers die wel gedwongen waren het te beantwoorden. De „struikroovers" vluchtten daarop ijlings, maar vonden toen muitende soldaten en gardisten op hun weg die een nieuwen aanval ondernamen, de B tille bezetten en ondanks hun eerewoord den ongelukkigen De Launay doodsloegen. Een koksmaat „die verstand van snijden had", onthoofde het lijk en stak den kop op een piek, die in triomf werd meegedragen in den stoet. Aan de bevrijding der gevangenen dacht aanvankelijk niemand. Uren later werden vier falsarissen, twee krankzinnigen en een ver loopen sujet uit hun cellen gehaald en door de massa als martelaren der vrijheid begroet. Een heldendaad is de verovering van de Bastille zeker niet geweest. Maar zij heeft de kracht van het Koningschap gebroken, al was de Koning zelf zich daarvan niet bewust. Toen hem in 't holst van den nacht de jobstijding werd gebracht, ging Lodewijk rechtop in zijn bed zitten en zei op ontzetten toon; „Maar. maar dat is immers oproer!" „Sire", was het antwoord „het is een omwenteling". En dat was het. Reeds drie dagen later zou blijken dat Lodewijk willoos werd meegezogen in een maalstroom, die hem in den dood zou sleuren. P. H. SCHRÖDER. Ulster helpt Engeland in tijd van oorlog. De minister-president van Noord-Ierland. Lord Craigavon, heeft in een rede gezegd dat als de dictators ditmaal niet begrijpen, dat het Engeland ernst is, zij bitter teleurgesteld zullen worden. Alle hulpbronnen van Ulster zijn ge heel ter beschikking van het Britsche rijk ge steld. Evangeline Booth in ons land. Afscheidsbijeenkomst te 's-Gravenhage. Ter gelegenheid van het afscheias-bezoek van generaal Evangeline Booth aan ons land was Woensdagavond in het gebouw voor Kun sten en Wetenschappen in den Haag een bij eenkomst van het Leger des Heils georgani seerd. De zaal was tot de laatste plaats bezet en op het podium hadden zich het koor en de muziek van het Leger des Heils opgesteld, waarvoor de genoodigden zich neerzetten. Generaal Evangeline Booth hield in het En- gelsch onder den titel „Under the banners" een toespraak, welke bij eiken zin in het Ne- derlandsch werd vertaald, zoodat ieder haar kon volgen. „Ge hebt me vanavond groote eer toege bracht, zoo ving zijn aan, en ik gevoel mij zoo erkentelijk, dat zoovelen op dezen avond ge komen zijn." Evangeline Booth herinnerde aan den eer sten keer, dat zij Nederland bezocht. Dat is reeds lang geleden, zij was toen nog geen twin tig jaar, doch zij zal nooit vergeten hoe Ne derland haar hart veroverde. „En gij zult altijd in mijn hart blijven'', ging generaal Booth voort. „Ik kan mijn gevoelens nauwelijks onder woorden brengen, maar het Leger des Heils over de geheele wereld heeft mij altijd op de liefdevolste en ijverigste wijze in mijn werk gesteund en niet het minst was dat het geval in Nederland". „Tegenover al deze liefde en samenwerking, zoo vroeg spr. zich af. „wat heb ik gedaan?". Ik heb slechts gedaan wat ik kon doen. Ik heb alle krachten, die in mij waren, gewijd aan het welzijn van de volkeren van de wereld. Mijn geheele ziel en lichaam heb ik in dienst van dit werk gesteld. Gij waart mij daarbij zoo dierbaar, mijne kameraden. Wat moet ik nu als woord van afscheid zeggen? Het be langrijkste is. dat gij altijd moet bedenken, dat de allesoverheerschende passie van het Leger des Heils is: het dienen van den mede- mensch. Dit moet de wereld verlossing bren gen. Gen. Booth gedacht daarbij haar vader, den stichter van het Leger des Heils. Sommi gen zeggen, dat hij een visioen heeft gehad. Misschien, maar hij had meer; hij had in zijn ziel een schilderij van de menschelijke ellende. En dikwijls keek hij naar dat schilderij en daardoor is hij er toe gekomen een Leger te stichten om tegen die ellende ten strijde te trekken en het Koninkrijk Gods te brengen in de harten en levens der menschen. „Vrien den, die hier vanavond afscheid van mij neemt", zoo vervolgde spr.. „ik kom hier van avond met een opdracht. n.l. dat het doel van ons Leger is: verlossing aan de wereld te bren gen, hulp te brengen aan de allerarmsten en de meest behoeftigen. Voor deze menschen zijn we in het leven geroepen, dat moeten we nooit vergeten". Wij hooren in deze tijden veel van omsinge- lingspolitiek. zoo zeide spr. Die politiek stre ven wij na. Wij willen een keten om de geheele wereld heen vormen ter verdediging van de goddelijke liefde tegen de macht van het kwade. „Ik sprak vanmiddag uw geëerbiedigde Koningin", zoo zeide spr., „zij was zoo be minnelijk, ofschoon haar hart vervuld was van de smarten van dezen tijd. Ik zeide tot haar, dat ik niet geloofde, dat er weer oorlog zou komen. Teveel menschen bidden er voor den vrede". De liefde van God overbrugt alle verschil len op aard, alle naties worden één natie onder één vlag, onze vlag. „Misschien heb ik in mijn leven tekortko mingen gehad, maar in één opzicht ben ik niet te kort geschoten, in mijn liefde voor u." Daar om beveel ik u: als mijn laatste bevel: „Hebt elkander lief". Misschien zal ik u hier nog eenmaal zien, ik hoop het, doch ik betwijfel het ook. Zoo niet, dan zien wij elkaar weer hier boven. God bless you". Na de rede van generaal Evangeline Booth volgde nog samenzang en dankwoord, waarna mevrouw VlasWillemsen met sluitingsgebed voorging. Diner op Oud-Wassenaar De inneming van de Bastille De Reedersvereeniging van de Nederland- sche Haringvisscherij vierde Woensdagavond haar 25-jarig jubileum met een feestdiner in kasteel Oud-Wassenaar. Hierbij zat een hon derdtal personen aan, waaronder de minister an Economische Zaken, mr. M. P. L. Steen- berghe, mr. M. M. Kwint, burgemeester van Velsen. De voorzitter van de jubileerende Reeders- •ereeniging, mr. J. H. Kiewit dc Jonge, sprak bij den aanvang van het diner enkele woorden. Hij wees op het historisch verband tusschen de haringvisscherij en het Huis van Oranje en stelde voor, een telegram aan H.M. de Koningin te zenden, waarin de gezamenlijke drijfnetha- ringreeders van him blijvende aanhankelijkheid en trouw aan Mare Majesteit doen blijken. Met groote instemming werd dit voornemen be groet. Om negen uur werd een pauze gehouden om den heer mr. J. H. Kiewiet de Jonge, voorzit ter van de jubileerende vereeniging en tevens voorzitter van de Nederlandsche Visscherijcen- trale, de gelegenheid te geven tot het uitspre ken van zijn tafelrede. Een verrassing was, dat zijn rede, evenals die van den minister van Economische Zaken, die na hem het woord voerde, door den zakelyken zender Schevenin- gen-haven werd uitgezonden voor de visschers, die op zee vertoeven. Mr. Kiewiet de Jonge wees o.m. op het groote belang, dat de haring visscherij sinds de uitvinding van het haring kaken door Jan Willem Beukelszoon van Bier vliet voor de welvaart van ons land had. De groote welvaart van steden als Enkhuizen en Hoorn was in dien ouden tijd ten nauwste ver bonden met de uitkomsten van dezen tak van bedrijf. Zoo was het, zoo is het nu niet meer. Zoo min als wij thans nog de „Eerste vrachtvaarders van Europa" zijn, zijn wij de „eerste haringvis- schers" gebleven. Maar zoo goed als de Neder landsche vrachtvaart in het heden nog haar ge wichtige rol in ons volkshuishouden vervult, heeft ook de haringvisscherij hare beteekenis behouden. Nog kunnen wij bogen op een drijfnetharing- vloot van rond 250 schepen, bemand met on geveer 4000 koppen, terwijl het aantal werkne mers aan den wal zeker op 3000 is te schatten, De uitvoer bedroeg naar waarde in het afge- loopen jaar ruim f 7.500.000. In 1929, die voor de crisis luidde het overeenkomstige cijfer bijna f 15.000.000. Deze cijfers mogen er in het raam van onze hedendaagsche volkshuishouding zijn. Als een in onze dagen in algemeenen zin en voor het haringbedrijf in 't bijzonder zeer gewichtig terrein van overheidszorg, noemde spr. verder dat der handelspolitiek. Te dien aanzien geldt, dat daarbij steeds twee par tijen betrokken zijn. Bij de huidige verhou dingen in het internationale ruilverkeer zijn reeds de uitgangspunten der twee partyen veelal tegengesteld. Het zoeken van den gul den middenweg is daarbij dus de groote kunst. Bij de onderhandelingen met Polen, waaraan spr. heeft deelgenomen, werd hij opnieuw ge troffen door de groote moeilijkheden, welke bij dergelijke onderhandelingen moeten wor den overwonnen c-m tot een redelijk resultaat te geraken. Gedurende de vele weken, welke deze onderhandelingen met Polen hebben ge duurd. heeft spr. kunnen vaststellen met welke taaie volharding onze Nederlandsche onderhandelaren hun even gewichtige als ver antwoordelijke taak vervullen. Hij heeft daarbij in het bijzonder kunnen vaststellen, dat de kennis van zaken met betrekking tot de haring niet het geringste te wenschen overliet. Spr. weet, dat de resultaten op dit terrein door bedrijfslieden meermalen met critiek worden begroet. Hij Is echter overtuigd dat deze critiek in vele gevallen niet recht vaardig is, omdat de betrokken koopman de behaalde resultaten begrijpelijkerwijze pleegt te beoordeelen aan de hand van zijn directe eigenbelang. Wat betreft den socialen kant van het be drijf: in vergelijking met verschillende andere bedrijfstakken is de haringvisscherij zeer arbeids-intensief. Het is bekend, dat de op varenden der vloot op een z.g.n. garantie-loon varen. Zij zijn daardoor in den mest directen zin belanghebbend by de uitkomsten van hef bedrijf. Deze groep van moedige en nijvere werker, moet instand gehouden worden, in het belang der visscherij zelve en niet minder in het be lang van onze nationale volkskracht. Den luisteraars op zee wenschte spr. een goeden vangst en behouden thuiskomst. Spr. eindigde met de beste wenschen voor de toekomst der reedersvereeniging voor de Nederlandsche haringvisscherij. Minister Steenberghe sprak. Vervolgens nam de minister van economi sche zaken, mr. M. P. L. Steenberghe het woord. De minister wenschte de jubileerende reedersvereeniging voor de Nederlandsche haringvisscherij in de eerste plaats hartelijk geluk bij de herdenking van het 25-jarig be staan. Op jaren van voorspoed zijn jaren van tegenspoed gevolgd in de 25-jarige periode van het bestaan der vereeniging. Veel heeft de vereeniging tot stand gebracht en het pleit voor haar, dat ondanks de teleurstellingen en bezwaren, welke zij in het afgeloopen 25 jarig tijdvak heeft ondervonden, de zoo nood zakelijke band is blijven bestaan. Ook thans staat het bedrijf weder voor groote problemen, die om een oplossing vra gen. De drijfnetharingvisscherij is voor de Nederlandsche regeering. zooals de voorzitter het genoemd heeft, een zorgenkind geworden Voor" de waardeerende woorden, uitgesproken ten opzichte van de organen, welke belast zijn met het ontwerpen en uitvoeren der re- geeringsmaatrègelen, betuigde spr. zijn dank De bedrijfslieden kunnen er van verzekerd zijn, dat naast al hetgeen verricht wordt om het haringvisscherijbedrijf zelf op gang te houden, oook op het gebied der handelspolitiek tot dusver al het mogelijke is gedaan om de ondervonden moeilijkheden het hoofd te bieden. Dat men zich niet altijd bevredigd ge voelt en de bereikte resultaten vaak teleur stellend zijn geweest, mag worden toegegever doch men dient bij het uiten van critiek tc bedenken, dat bij de pogingen, welke van re geeringszijde worden gedaan in het belan ^H-LI I PN CEBUTO-DAGTRIPS Antwerpen m. Sportcenlr.-Deume 3.50 Bredasche bosschen m. voll. pens. 5.— Twente Holl. Zwarte Woud „3.25 Natuurreservaat Hooge Veluwe 3.25 Oisterwijk Brabantsche Vennen „3.— Winterswijk, Geld. Achterhoek „3.50 Naar den Afsluitdijk Wieringerm. „2.75 Bad-Boekelo (Zee op de heide) 3.50 Montferland 3.25 Ouwehand's Dierenpark 3.50 Naar Vorden en omgeving „3.25 Ommen en omgeving3.25 Oost-Voorne en omgeving.. „2.50 Nijmegen, Berg en Dal ,3.— Arnhem en Velper bosschen „2.75 Rond het IJselmeer 3.75 Vraagt inlichtingen en Reisgids ook voor onze buitenlandsche Reizen bij JAC. HEEMSKERKS CE BU TO «REIS BUREAU HOUTPLEIN 34 TELEF. 16448 Agenten Sig.mag. SPAAS, Rijksstraat weg 21, Telef. 16531; Bruynzecl's Mode magazijn, Vclsen-Pont, Telef. 3064. (Adv. Ingez. Med.) van de visscherij en den handel, dikwijls op onoverkomelijke bezwaren wordt gestuit. Spr. eindigde met het uitspreken van de beste wenschen voor het voortdurende wel zijn van de reedersvereeniging voor de Neder landsche haringvisscherij. Rede W. Richter Uitdenbogaardt. Tot slot sprak de heer W. Richter Uitden- bogaardt. oud-voorzitter van de reedersver eeniging vcor de Nederlandsche haringvis scherij. Spreker wenschte de vereeniging geluk met de viering van haar 25-jarig bestaan en hoopte, dat zij nog veel in het belang van het bedrijf tot stand moge brengen onder haar tegenwoordigen voorzitter, mr. Kiewiet de Jonge, die zich met inzetting van al zijn gaven zoo energiek in dienst heeft gesteld van het visscherijbedrijf. Spr. bracht vervolgens den nestor, den heer N. Parlevliet hulde voor zijn initiatief. Eveneens ls het 25 jaar geleden, dat het rood. wit en blauw wapperde van 114 schepen in de haven van Maassluis, zeilklaar om ter haringvisscherij zee te kiezen. Van dat respec tabele aantal zijn thans nog 2 schepen in de vaart. Pernis. Zwartewaal, Mlddelharnis op het gebied der eenmaal zoo bloeiende beugvis- scherij. en Maassluis op dat der haringvis scherij, zijn voor een ieder duidelijk voor beelden hoe snel en hoe licht een bloeiend bedrijf kan inzinken, zelfs tot totaal verval geraken. De taak der vereeniging is te waken, dat dergelijke catastrophale gebeurtenissen alleen in de geschiedenisboeken voorkomen, aldus spr. De krachtdadige werkzaamheid van de commissie tot propageering van het vischgebruik in Nederland is niet genoeg toe te juichen en de laatste jaren hebben bewezen dat haar pogingen tot vermeerdering van het vischverbruik suces hebben gehad, doch hoe voornaam op zich-zelf de verbruiktoeneming van haring in ons eigen land is en hoezeer de volle aandacht der vereeniging op deze materie gericht moet zijn en blijven, zoo blijft, toch de waarheid, dat onze fijnproevende landgenooten maar een klein gedeelte van den totalen aanvoer der vloot consumeeren kunnen. Wij zijn derhalve op export aangewezen. Export, het kan niet voldoende herhaald wor den, is het eenige noodige. Na deze redevoeringen werd het diner voort gezet, waarna het gezelschap nog geruimen tijd ln opgewekte stemming bijeen bleef. Belangrijk verschil met vorig jaar De directeur van den rijksdienst der werk loosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling deelde de volgende resultaten mede van de verzameling door het centraal bureau voor de statistiek van de voorloopige gegevens over de week van 19 tm. 24 Juni 1939. Op 24 Juni 1939 waren bij de organen der openbare arbeidsbemiddeling ingeschreven 274.718 werkzoekenden (260.382 mannen en 14.336 vrouwen). Hiervan waren 199.244 (189.763 mannen en 9.481 vrouwen) werkloos en waren 53.929 personen door overheidshulp tewerkgesteld bij cultuur-technische en administratief daar mede gelijkgestelde werken. Blijkbaar waren er dus 16.545 personen als werkzoekende in geschreven, die in het vrije bedrijf werkten, doch ander werk zochten. In genoemde week waren bij gesubsidieerde vereenigingen met werkloozenkas aangesloten 587.453 personen, waaronder 76.994 landar beiders) Van de 510.459 verzekerden buiten de land arbeiders was het werkloosheidspercentage 17.8 (in de vorige verslagweek, 5 t.m. 10 Juni 1939, wat dit percentage 18.3). In de overeenkomstige verslagweek van Juni was het werkloosheidspercentage in de laatste jaren ais volgt (in het tijdvak Mei tot en met November worden bij de berekening van de percentages de landarbeiders buiten beschouwing gelaten): 1932 25.3. 1933 24.1, 1934 24.9. 1935 29.2, 1936 30 6. 1937 23.7, 1938 23.1 en 1939 17.8. Van de 199.244 ingeschreven werkloozen ontvingen in de week 19 t.m. 24 Juni 1939 ondersteuning ingevolge de rijkssteunregeling 105.000 kostwinners, kostgangers en alleen- wonenden. d.i. 41.000 minder dan in de over eenkomstige verslagweek van 1938. Op 24 Juni 1939 waren direct tewerkgesteld a bij cultuur-technische en administratief daarmede gelijkgestelde werken 59.000 perso nen, b. bij werkfonds-werken 4.300 personen, te zamen 63.300 personen. Het aantal is ongeveer 16.000 hooger dan in de overeenkomstige verslagweek van 1938. Aangenomen, dat bij de werken van eroep a. de directe tewerkstelling per man mede brengt een tewerkstelling in het vry'e bedrijf van 0.4 man en bij de werken van groep b. van 1.8 man. waren in totaal door overheids hulp tewerkgesteld ruim 95.000 man.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 5