De Duitscher begrijpt niets van de Britsche houding. BOEKEN UIT HET BUITENLAND. Korenbloem. De propaganda mist haar uitwerking niet Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 22 JUtl 1939 HAARLEM'S DAGBLAD Het laatste boek van Joseph Roth. Toen Joseph Roth twee maanden geleden stierf, werd het gilde der schrijvende emigran ten van een zijner sterkste figuren beroofd. Roth, van Oostenrijksch-Joodsche afkomst, was een der auteurs, die zich door de politieke om wentelingen der laatste jaren van hun vader land zagen beroofd en sindsdien vertoefde in Amsterdam of Parijs, een rustelooze, tragische figuur. Tijdens den oorlog diende hij in het Oostenrijksche leger en hij hield zeer veel van zijn land: zijn meesterlijke roman: „Radetzky Marsch" gaf een prachtige verbeelding van het vóór-oorlogsche Oostenrijk-Hongarije onder het bewind der Habsbux-g-monarchie. Niemand kon er aan twijfelen, of deze auteur was een man, die lééfde in zijn geboorteland, hij was een be langrijk kunstenaar en hield zich buiten de politieke activiteit. Toch was het duidelijk, dat hij onder de huidige omstandigheden daar niet langer vertoeven kon: hij kon niet ademen in de sfeer, die de laatste jaren het leven van zijn land bepaalt. Zoo werd hij veroordeeld tot het nomaden leven, dat velen noodgedwongen met hem dee- len. Maar Roth, hoe internationaal georiënteerd hij ook mocht zijn en hoevele malen hij ook voordien in Parijs had vertoefd, was door zijn gedwongen ballingschap in zijn natuur toch zwaar verminkt: zijn werken van de laatste jaren bewijzen, dat hij nimmer dien slag te boven kwam. Het sterkst was misschien nog zijn Na poleon-roman: „Hundert Tage", maar het peil van zijn beide meesterwerken „Hiob" en „Ra detzky Marsch" wex-d daarin toch niet ge ëvenaard. Hij zal dit zelf hebben geweten en hij leed er onder, hij werd een tragische, eenzelvige in Amsterdam of Parijs en zijn leven is daar aan ten gronde gegaan. Nu ligt zijn afscheid voor ons: „Die Legende vom heiligen Trinker", een klein boekje, het laatste dat hij voltooide. Is het een apologie? Een laatste stem uit de tragische wereld, waarin hij meer en meer verloren ging? Men neemt het niet zonder ontroering ter hand, men aanvaardt het als het wonderlijke testament van een groot kunstenaar, die in de harde, bittere werkelijkheid niet leven kon en die daarom vluchtte in een ander bestaan, eenzelvig en stil. Van dit andere bestaan de wereld van den drinker is deze nagelaten legende een merk waardig getuigenis. Het is niet wanhopig of hopeloos, niet verbitterd of verbeten, het is een leven als een droom. De harde realiteit der dagelijksche dingen heeft er haar verschrikking veiioren, keer op keer wordt het verloop der- dingen door een wonderlijk, gelukkig toeval bepaald. Het is een lichte, zwevende roes, die ons onverschillig maakt voor het dreigen van den tijd, een veilig verblijf voor den artist, die uit zijn eigen vaderland verdreven werd. Dit geheele prozawerkje is doortrokken van een lichte, even weemoedige muziek, soms als CENTAÜREA. Centaurea Cyanus is onze bekende wilde korenbloem, die zoo prachtig uitkomt tusschen de rijpende halmen van een korenveld. De diepblauwe kleur, het „korenbloemblauw", trekt steeds onze aandacht. En van onze wandeling kunnen we wel niets mooiers mee naar huis brengen, dan een echte veldbouquet van koren bloemen, klaprozen en margrieten. Deze zelfde Centaurea Cyanus kunnen we in onzen tuin gemakkelijk zaaien, maar we zullen dan zeker de dubbelbloemige variëteiten kiezen, die in een tuin beter voldoen. De grond moet liefst wat kalkhoudend en zandig zijn en mag niet met verschen mest zijn vermengd. In April —Mei kunnen we ter plaatse zaaien. We duimen dan later uit. een sprookje. De „muziek" van zijn boeken heeft Roth altijd zeer belangrijk gevonden: zijn Duitsch heeft ook niets van het meer harde Pruisische taalgebruik, het was eerder verwant aan de vloeiende, melodieuze taal, die b.v. de dichter Rilke zoo meesterlijk hanteerde. Het spreekt daax-om welhaast vanzelf, dat deze wijze van schrijven zich uitmuntend leent voor een zoo zwevend, melodieus verhaal als deze legen de en daarom kon dit afscheid ook een zoo kostelijk voorbeeld worden van Roth's gaven als taalkunstenaar. Centaurea superba. Van Centaurea Cyanus zijn ook variëteiten met anders gekleurde bloemen te krijgen: don ker blauw, zacht roserood, steenx-ood, wit en rose. Maar daax-naast zal door de meesten zeker ook de oorspronkelijke blauwe kleur worden gehand haafd. Een zeer mooie soort, eveneens een eenjarige plant, is de Centaurea superba, ook wel ge noemd: Centaurea moschata imperialis, Keizer- centaurea. Deze kan tot tachtig centimeter hoog worden. De bloemen zijn gx-oot en zeer welrie kend. De lintbloempjes zijn fijngetand en hebben een buitengewoon mooien zijdeachtigen glans. Er zijn lilarose, rose, witte en bruinroode varië teiten van. Al deze variëteiten leveren in Juli en Augustus een rijken oogst aan mooie en stevige snijbloemen, terwijl ze ook als groepjes in den border een mooi effect maken. We moeten er echter wel steeds aan denken, dat de grond niet versch bemest moet zijn en zeker niet zwaar bemest, zooals voor andere borderplanten soms noodig is. We mogen ons dus niet alleen door het te verwachten kleureffect laten leiden bij het uitkiezen van een plaatsje in onzen border. Behalve de eenjarige Centaurea's bestaan er ook vasteplant-korenbloemen, o.a. de Centaurea montana. Deze wordt veel minder hoog, ongeveer dertig centimeter. We kunnen de Centaurea montana het beste vooraan in den border plaatsen. Ook hiervan zijn er vele mooi gekleurde variëteiten: zwavel gele, witte, zachtrose, vleeschkleurige x-ose en violetblauwe. Bij deze soort behoeft men ook niet zoo voorzichtig te zijn met het bemesten van den gron^ L. J. D. Joseph Roth, naar een teekening van Roger Wild. In sobere, doch zeer zuivere taal heeft de auteur hier het wondex-lijke leven van den drinker Andreas in Parijs weex-gegeven. Andreas was een Pool, die als mynwerker naar Frankrijk kwam en die na een ongelukkigen twist in de gevangenis raakte. Eenmaal zonder werk zakt hij steeds dieper weg en aan het begin van het ver haal hooi-t hij bij het leger der dak- en name- loozen, dat 's nachts aan de Seinekade te Parijs onder de bruggen slaapt. Doch plotseling ge schiedt het eerste wonder: een welgestelde heer, die tot een godsdienstigen levenswandel is be- keei-d en die tot de armen wil afdalen, geeft Andreas tweehonderd francs. Andreas wil ze niet zonder meer aanvaai-den en hij belooft den milden gever, op diens vex-zoek, het bedrag in een kleine kerk te deponeeren, zoodra hij daar toe in staat is. Voor Andreas, die vele jaren slechts van tweehonderd francs droomen kon, begint nu een onwezenlijke tijd. Zijn arme, totaal verwaar loosde plunje, zijn volkomen ontwend zijn aan alle vormen van geregeld maatschappelijk verdeer, zijn dakloos zwerven, dit alles doet hem als een volledig vreemde in het leven staan. De tweehonderd francs zijn echter pas een be gin: wanneer hij zich op een café-terras ,zit te verwonderen over zijn rijkdom, knoopt een heer die naast hem zit, een gesprek met hem aan. Die heer gaat verhuizen en hij zoekt voor een paar dagen een goeden knecht: zijn oog is op Andreas gevallen. Hij moet twee dagen werken en krijgt daarvoor tweehondex-d francs. Ook deze, nóg meer geregelde vorm der men- schelijke samenleving ondex-gaat Andreas met verwondering en deze verwondex-ing stijgt nog hooger, wanneer hij toevallig een ouden jeugd vriend treft. Deze jeugdvriend, ook een Pool, is een beroemd voetballer geworden en voert een x-ijk leven: hij geeft Andreas een nieuw pak en laat hem wonen in een keurig hotel. Andreas raakt dus steeds verder van zijn oude leven af en gaat zich tegelijkertijd steeds meer wennen aan zijn wonderlijken rijkdom, want aan niets is de mensch zoo spoedig gewend als aan een zekeren welstand. Hij meent er ook recht op te hebben, vindt honderd francs weinig als hij vroeger één franc véél vond. Doch ook in dien staat blijft het wonder Andreas trouw: in een toevallig gekoch te, oude portefeuille vindt hij een biljet van dui zend francs. Hij komt er alleen niet toe zijn eere schuld in de kapel terug te betalen, want telkens als hij daarheen gaat, ontmoet hij iets of iemand en hij belandt weer op een café-terras. Het on gelukkige en het gelukkige toeval, dit zijn de polen, waartusschen Andx-eas' vreemde leven heen en weer slingert. En als hij eindelijk toch weer berooid is en naar de Seinekade teruggaat, komt opnieuw de vreemde rijke heer om hem de tweehonderd francs te geven welke hij naar de kapel moet brengen. En opnieuw belandt Andx-eas in de kroeg, opnieuw wordt hij verhinderd te doen wat hij beloofde. Hij geeft veel meer uit dan hij fei telijk heeft, want hij kan niet rekenen. Weer zweeft hij weg in de nevels van den roes, tot een bijna hemelsche gestalte hem schijnt te redden. In het cafétje, waar hij zit te drinken, komt een jong meisje binnen in een hemelsblauw kleed, als een kleine heilige, als een gestalte in de ka pel. Alles vloeit dan voor zijn oogen tot een za ligen droom ineen en hij valt om als een blok, hij sterft en men draagt hem naar de kapel, waar hij zelf niet komen kon. Het is haast onmogelijk na te vei-tellen, dit zoete, zwevende verhaal. Het trekt aan den le zer voorbij in melodieën, gestalten en stemmin gen, alle in elkaar overstroomend, wezenlijk en onwezenlijk tegelijk. Het is een verhaal van een vreemden, eenzelvigen troost, ver buiten deze harde wereld; het is de illusie van het wondei-, dat den armen, dakloozen zwei-ver zijn verwor pen bestaan ontneemt en hem weer terugbrengt in de veilige ox-de der maatschappij, dat hem weer een menschelijk doel geeft, menschelijke belangen en menschelijke eer. Men zegt vaak, dat kunst veelal wordt geboren uit hunkering en heimwee en wie ziet dan niet in de gestalte van den wondex-lijken drinker An dreas de gestalte van Joseph Roth? Ook hij was een zwerver, een daklooze, een dx-inker, en hoe- vele malen zal hij niet gehunkerd hebben naar de vaste beslotenheid van wat zijn jeugd vorm de en hem van harte diex-baar was? Vluchtte ook hij niet in den droom, waarin het wonder ko men zou om hem weer terug te brengen in het gewone leven, dat hem door den tijd zoo bitter was ontnomen? De droom, de roes had dus een dubbele beteekenis: hij beschermde hem tegen zijn leed en bi-acht hem tevens de vervulling, welke hij van de werkelijkheid niet meer ver zachten kon. En voor het laatst van zijn leven heeft hij dezen droom gestalte gegeven, hij nam afscheid met dit veiTe, ontroerende portret van zichzelf, aanklacht en zelfverdediging beide. Zoo blijft hij in „Die Legende vom heiligen Trinker" voor ons bewaard; de uitgestootene on der aan de Seinekade, die geen ander tehuis vond dan het leven van den benevelden droom. GABRIëL SMIT. •Joseph Roth: „Die Legende vom heiligen Trinker". Allex-t de Lange Verlag, Amster dam 1939. PERSONALIA. Voor het examen door de Vereeniging Ne- derlandsch Handels-Instituut te Amsterdam slaagde voor het diploma Engelsche Handels correspondentie onze plaatsgenoot de heer Joh. Troost. B. en W. van Haarlem stellen den raad voor te benoemen tot onderwijzex-es aan de school voor voox-bereidend onderwijs No. 4 (Corn. v. Noor destraat) mej. G. C. van Riet Paap te Haarlem. Voorts stellen B. en W. voor mej. D. Geldof te benoemen tot tijdelijk leerares in de wis- en natuurkunde aan de H. B. S. A. Eerst Dantzig en dan een vredesaanbod. Onze Berlijnsche correspondent schrijft ons d.d. 20 dezer: De biertafel-strateeg, de luidruchtige, met zichzelf ingenomen chauvinist, die tijdens den wereldoorlog aan zijn stamtafel alle veld slagen won en de wereld onder den Duit- schen adelaar bracht, is nog steeds niet uit gestorven. Hij leeft ook nu nog. Maar er heeft tenminste deze groote verandering plaats gevonden, dat zijn daverende betoogen in het gunstigste geval in het luchtledige ver klinken terwijl ze meestal begeleid wordext door het homerisch gelach van zijn auditorium. Zou het al tot een oorlog komen, dan rekent het Duitsche volk ditmaal niet op een „frischen fröhlichen Krieg". Heel de wereld staat met het geweer aan den voet en ziet vol spanning naar Berlijn, of daar de oorlogsvlag geheschen wordt. Deson danks is het op 't oogenblik in geen Euro- peesche hoofdstad zoo volslagen rustig als juist te Berlijn. Men begint den laatsten tijd wel meer over den oorlog te spreken en dege nen, die aan de mogelijkheid van een con flict zelfs weigerden te gelooven, worden steeds zeldzamer. Maar dit verhindert niet. dat men in het algemeen den oorlog nog be schouwt als iets, dat ver weg is, dat misschien zou kunnen komen, zooals er ten slotte ook een aardbeving kan komen, maar dat nog geenszins dreigend in de lucht hangt. Het vex-vult den nationaal-socialistischen machthebbers met trots, dat het Duitsche volk in dezen ernstigen tijd zoo rustig zijn gang gaat en geen oogenblik geplaagd wordt door de zenuwen, welke andere volken parten spelen. Eerlijk gezegd lijkt het ons echter een open vraag, of het Duitsche volk in den hui- digen „oorlog der zenuwen", zooveel meer weerstandsvermogen toont, als zijn leiders ons willen verzekeren. Eenzijdige en onvolledige voorlichting. Men moet nooit vergeten, dat het Duitsche volk slechts zeer eenzijdig en vooral zeer on volledig op de hoogte wordt gesteld van het geen er ook in Duitschland zelf aan de hand is. De gemiddelde Duitscher weet zoo gced als niets van de kolossale militaire maatregelen welke zijn land genomen heeft en die be denkelijk dicht grenzen aan een soort mobili satie. Hij wordt dag en nacht bewerkt door een propaganda, die niet ophoudt te verzekeren, dat de Duitsche militaire macht onoverwin nelijk is, dat het Engelsche wereldrijk zijn doodstrijd strijdt, dat het Fransche oorlogs apparaat een fictie is, wanneer het tegelijker tijd door Spanje hetwelk sinds jaar en dag als een militaire bondgenoot der mogend heden van de spil wordt afgeschilderd Italië en Duitschland wordt aangevallen, dat Amerika er wel heilig voor op zal passen, zich aan een duel met de autoritaire staten te wagen, dat Polen reeds nu financieel materiaal en moreel zoo goed als uitgeput is. dat ten slotte Rusland een spelletje speelt van kat en muis met Engeland, dat volgens Jack London. Zijn Leven en zijn Werk door Irving Stone. Bewerkt door A. M. de Jong. Den Haag. Leo pold's Uitg. Mij. Rumoerige levens. Irving Stone houdt er van, er de biograaf van te zijn. Meer dan an dere menschen leveren kunstenaars er voor de stof. Hun meestal egocentrisch gevoelsle ven, hun tegenzin in al wat maatschappelijk aan banden gelegd en geformuleerd is, een enkele maal zelfs hun zuiver psysieke afwij kingen van den gangbaren norm maken hen voor de boekenlezers prachtobjecten ter be schrijving. De algemeen-menschelijke nieuws gierigheid naar eikaars doen en laten, die be gint met de wetenschap dat de mevrouw van schuin hierover geen personeel kan houden omdat ze zoo lastig van humeur is. wordt wel iets vergefelijker wanneer het over de levens omstandigheden van kunstenaars gaat, wier werk men misschien bewonderd heeft en die men op deze wijze dichter in den kring van zijn genegenheid kan betrekken. Er zou lang en onvruchtbaar over te discus sieeren zijn of het niet gewenschter zou we zen, minder aandacht aan de levens, en meer aandacht aan het werk der kunstenaars te schenken. Daar zou inderdaad veel voor te zeggen zijn, sinds een soort levensbeschrijving in zwang kwam, die de juiste verhoudingen uit het oog verloor, die. zelfzuchtig, die levens meer gebruikte als kneedbare stof voor min of meer boeiende lectuur, dan, bescheiden en ondergeschikt aan de stof, die levens te bena deren met de omzichtigheid die vereischt wordt als men werkelijk de kuxost en den ar tist waarover men spreekt met zijn geschrift eeren wil. Irving Stone is in ons land bekend gewor den door zijn levensbeschrijving van Vincent van Gogh, die hij in 1935 onder den titel Lust. for Life in Amerika publiceerde. Al viel niet te ontkennen dat Stone voor zijn roman (A novel of Vincents Life noemde hij zijn ar beid) van de bestaande litteratuur over den schilder naarstig had kennis genomen en per soonlijk getracht zich hier en in Frankrijk over Vincent's bestaan nog bijzondere gege vens te verschaffen, bleef aan zijn verhaal toch dat oppervlakkige en op effect bereken de kleven, waardoor aan zijn wijze van zijn onderwerp te behandelen veel van de noodza kelijke beschroomdheid ontnomen werd. De lezer kan die nuances in de levensbeschrijving zelf best controleeren, wanneer hij de moei te neemt Irving Stone's „novels" eens te leg gen naast de biografie van Madame Curie door haar dochter Eve (eveneens in het Hol- landsch bij Leopold's Uitgeverij verschenen). Hij zal dan opmerken dat daarin juist alle ..gezellig gekeuvel" ontbreekt en de grootheid van het geschrift alleen door de soberheid cn den alleen op waarheid ingestelden schrijf trant ontstaat. Jack London ook heeft de waarheid boven alles lief gehad en zijn biograaf zal voor zich dezelfde verdienste wallen opeischen. Maar hun waarheid is vol rumoer en tegelijk vol kleine dingetjes, die misschien wel waar doch weinig ter zake dienende zijn. En als men zich daarbij nu maar neerlegt en er zich ver der geen zorg over maakt, is zulk een biogra fie best te genieten en zelfs amusant en on derhoudend. De roem van Jack London als romancier, als socialistisch hei-vormer, als wijsgeerig betoog- schrijver en als journalist is misschien op eenigszins Amerikaansche wijze ontstaan en gekoesterd. Het is dan ook niet vreemd wan neer zijn biografie eveneens een Ameri- kaansch tintje heeft. „In de lente van 1913 was hij de best-betaalde, meest bekende en populairste schrijver ter wereld, die de posi tie innam, door Kipling ingenomen bij het begin der eeuw. Zijn pox-tret werd zoo vaak gepubliceerd, dat zijn jeugdig, knap, open ge zicht bij millioenen menschen bekend en ge liefd was", (pag. 295). Behalve zijn leven wordt ook zijn banksaldo in deze biografie nauwkeu rig nagegaan: wie eens weten wil hoe in het land van Uncle Sam een schrijver het tot succes en tot hooge honoraria brengt, vindt in dit boek alleraardigste gegevens. En de blik in de cuisine van een geestelijk werker wordt misschien wel een ietsje te brutaal als wij. op pag. 300. bij wijze van prijscourant het lijstje met titels en bedragen vinden van de ideeën en intriges voor korte novellen, die Sinclair Lewis hem aanbood, en die Jack Lon don tegen de gevraagde sommetjes van hem overnam en gebxniikte. Een openhartigheid in de publiciteit, die ik niet volmaakt waardee- ren kan. al is ze in haar gedétailleerdheid wel amusant. Ook heb ik nog nooit zoo iets elders aangetroffen of dergelijke kasboekenextrac ten gevonden van beroemde Fransche auteurs, die meer publiceerden dan ze zelf schrijven konden. Al zou het misschien voor de nieuws gierige juffrouw van den overkant wel be langrijk geweest zijn te weten wat die „mede werkers" 'in de litteraire wereld van Parijs nègres gedoopt) van hun bazen aan schrijf loon ontvingen. Maar bij alle ondeugende boosaardigheid van een Brousson bijvoorbeeld, jegens zijn dooden patron Anatole France IN bÜbtH EN HEIDE L>.J r Gü GAST VOOC BRANDGEVAAR DUS OPGEPAST- over die centenquaesties praat een Fransch- man niet en babbelt graag de Amerikaan. Jack London heeft in zijn reëele persoon lijke leven veel met vrouwen van doen gehad. Zijn „jeugdig, knap, open gezicht" (zie boven) „bij millioenen menschen geliefd" doet dat al eenigszins vermoeden. Dat hij in de twee wet tige huwelijken die hij sloot niet bijster ge lukkig is geweest is onder die omstandigheden niet zoo verbijsterend. Zijn scheiding van Ma- bel en zijn onmiddellijk daarop volgend hu welijk met juffrouw Kittredge gaven den Amerikaanschen kranten de steeds gewensch- te afleiding en gelegenheid tot opwindende artikelen met vetgedrukte koppen. Waaraan de reeds genoemde millioenen vermoedelijk weer gesmuld hebben. Ja, het was wel een „rare", die Jack London, maar die histories laat ik anderen over. Veel boeiender is Stone's verhaal over Lon don's jeugd en jongelingsjaren. Oude Indianen verhalen uit onze jeugd van Fennymore Coo per en Maine Raid ik hoop die namen cor rect onthouden te hebben verbleeken er naast. Jack London „was bang voor niets. Hoe grooter gevaar, hoe grooter plezier. Was hij niet een Viking, die de baai van San Fran cisco was overgestoken in een open roeiboot, bij een gierenden Zuidwester storm? Hij nam de ongeloofelijkste risico's, sprong van treinen in volle vaart en bij zoo'n waagstuk vloog hij eens tegen een politie-agent aan, die op den hoek van een straat naar den voorbijrijden den trein stond te kijken; de man viel neer en bleef bewusteloos liggen". Wonderlijke dingen doet de jongeman, die wereldberoemd moest worden, doordat hij gouddelver in Klondyke, oesterdief in de baai van Frisco, landlooper en journalist zou zijn en nog veel andere dingen meer. die den weg naar den roem onder gunstig meewerkende omstandigheden kunnen effenen, maar die toch het meest door zijn romans in Old Euro pe bekend zou zijn, waar De gouddelvers van Alaska, De wolfshond, Als de natuur roept enz. enz. nog in het geheugen zijn blijvén hangen, al was in 1913 Jack London's hoogte punt in roem en scheppingskracht al bereikt. Of er na vijf en twintig jaar voor die boe ken nog belangstelling te kweeken is bij de menschen die ze nog niet lazen in vroeger dagen? Het boek van Stone bevat weinig dat daartoe opwekt: hij schijnt die boeken ook nu nog als dagelijksche spijze der leesgierigen te beschouwen en laat dus een gelegenheid voorbijgaan om de waarde van het „werk" in het licht te stellen, waarmee dan de geeste lijke en schoonheidswaarde, niet de commer- cieele, bedoeld wordt. Dit zou de eenige op merking zijn die men na de lezing van Lon don's Leven en Werk maken kon dat voor den lezer van vandaag aan dat leven iets min der. aan het werk iets meer aandacht gegeven had kunnen zijn. Aan de bloote titelvermel dingen heeft men niet veel als men zich voor dezen eenmaal veel gelezen schrijver zou wil len gaan interesseeren. Maar zijn oude lezers zullen van Stone's verhaal dubbel genieten, daar hun herinnering gewekt en hun weetgie righeid bevredigd wordt. J. H. DE BOLS de Duitsche pers door zijn poovere figuur in China den lachlust der geheele wereld op wekt. Wanneer de menschen eens rustig bij el kaar zitten, dan hoort men noga! eens de stel ling verkondigen, dat Frankrijk een geduchte tegenstander is en dat men met Engeland nooit moet spotten, omdat het in laatste in stantie toch altijd nog over de verwante vol ken in Noord-Amerika, Zuid-Afrika en Australië beschikt, die het moederland in tijd van nocd niet ten onder zullen laten gaan. Maar in het algemeen ls de propaganda zeer doeltreffend gebleken en kon ze er in slagen, den man van de straat ervan te over tuigen. dat al zijn vijanden in een eventueel conflict geen knip voor den neus waard zijn en dat de wereld open ligt om door Duitsch land en Italië veroverd te worden, in het ge val de spilmcgendheden imperialistische nei gingen hadden. Men kan dan ook gerust beweren dat de brie venschrijverij van den heer King-Hall c.s. volslagen overbodig is. omdat dergelijke be toogen alleen maar succes hebben bij een be paalden kring van menschen. die Engeland niet meer hoeft te winnen, daar zij Albion's partij uit afkeer tegen het nationaal-socia- lisme reeds lang gekozen hebben. Vrouwen nemen dc plaats van den man in. In tusschen blijkt den aandachtigen waar nemer uit dozijnen kleinigheden dat er wel iets gaande is. Het getal weerbare mannen in civiel wordt zienderoog kleiner en meer en meer ziet men vrouwen vex*schijnen in be roepen die zij sinds den wereldoorlog niet meer uitgeoefend hebben. En als men dan of ficieus verneemt, dat er op het oogenblik vrouwlijke tramconducteurs, taxi-chauffeurs, brievenbestellers en ambtenaren op allerlei bureaux worden opgeleid, als men reeds vrou wen kleine vrachtaut-os besturen en als glazen- wasschers optreden ziet, als men leest, dat er in ae industrie in den uilgebreidsten zin van het woord tegenover minder dan 15 millioen mannen reeds xoxim 7 millioen vrouwen wer ken. dan hoeft men heele*maal geen spion te zijn om te conslateex-en dat het Duitsche eco nomische leven op oorlogsvoet gebracht wordt en misschien zelfs reeds gebracht is. In het algemeen kan men zeggen dat de ge middelde Duitscher niets begijpt van Enge- land's houding. Het spreekt van zelf dat de kranten en de radio geheel in het kader van de Duitsche propaganda die er zich altijd weer op toelegt om ook de meest gecompli ceerde vraagstukken tot een nietigheid te redu ceeren er niet aan denken om het Duitsche publiek te onthullen, dat het op het oogenblik gaat om een nieuwe orde in Europa. De Führer heeft uitdrukkelijk verklaard zoo heet het dat- hij niets anders wilde dan een formeelen terugkeer van Dantzig binnen de grenzen van het Derde Rijk cn een autoweg door den Corridor naar Oost-Pruisen. En om dit nu te verhinderen zou Engeland dan begonnen zijn met een omsingelingsactie te organiseeren, waarbij het er zelfs niet voor terugschrikt om eventueel den bolsjewisti- schen wereldvijand los te laten op een ont redderd Europa. Chauvinistische Poolsche kranten drukken „historische kaarten af, welke zooals van zelf spreekt in Duitschland gretig gereproduceerd worden en waaruit dan zou moeten blijken dat de Poolsche West grens eigenlijk over Neurenberg, Hannover en Lubeck zou moeten loopen. Het ligt voor de hand, dat iedere Duitscher den eisch „Dantzig heim ins Reich!" en een verbinding tusschen het rijk en Oost-Pruisen door den Corridor volkomen gerechtvaardigd acht. Dat het eigenijk een beetje onlogisch is. dat de heele beschaafde wereld zich practisch op een oorlog voorbereidt alleen en uitsluitend om 400.000 Dantzigers te beletten, zich bij Duitschland aan te sluiten, dringt in den regel niet tot hem door. Hij voelt zich bedreigd door de westersche democratieën en de propaganda heeft mak kelijk spel, wanneer zij zegt dat in 1914 En geland eveneens bewust een wereldoorlog ontketeiTde om de Duitschers, die het zijn vrienden noemt, maar voor wier ontembare energie het bevreesd is, neer te slaan. Als gezegd, zijn er, die hoog van den toren blazen. Ze eischen niet alleen Dantzig en den Corridor, maar ook een Poolsch protectoraat om dezeiT brandhaard evenals den Tsjechi- schen, voorgoed te blusschen en daardoor den vrede in Europa te verzekeren. Het is wel overbodig hieraan toe te voegen dat degenen, die zoo spreken, een oogenblikkelijke terug gave der koloniën als vanzelfsprekend be schouwen. Er zijn er echter ook en we zouden ons sterk moeten vergissen, wanneer ze niet de meerderheid vormden die volkomen tevre den zouden zijn wanneer 't probleem Dantzig geregeld werd in den zin der minimum-eischen die Hitier aan Polen heeft gesteld. Doch ook dezen laten zich niet van hun standpunt af brengen. dat Duitschland zijn ontroofde kolo niën moet terug hebben. In het buitenland is er sprake van bemid delingspogingen, die nu eens van Koning Leo pold van België dan weer van Mussolini zou den moeten uitgaan. Wij hebben den indruk dat hier de wensch de vader der gedachte is. En ook in Duitschland worden de mogelijk heden van 'n vriendschappelijke oplossing ge gewikt en gewogen. Met groote hardnekkigheid doet een gerucht de ronde, dat Duitschland zich zal voorberei den om eventueel tegen eiken aanval opge wassen te zijn, dit tijdstip zou binnenkort kunnen aanbreken, omdat er vrijwel niets meer te doen is dan de voltooiing van de versterkingen aan de Oostgrens en het bin nenhalen van den oogst, waarna het Dant zig zal bezetten om vervolgens een vredes aan bod te doen aan de Westersche mogendheden. De in dit vredesaanbod vervatte minimum voorwaarden zouden dan in hoofdzaak zijn: aansluiting van Dantzig bij het rijk. een vrije verbinding tusschen hèt rijk en Oost-Prui sen. teruggave van de koloniën en misschien ook nog een overeenkomst der groote mogend heden nopens beperking hunner bewape ning. (Nadruk verboden),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 13