Djibouti, een Afrikaansch Dantzig. Voor Frankrijk onmisbaar als kolenstation en marinebasis. WO E N SDAG 30 AUGUSTUS 1939 HAARDE M'S DAGBDAD 10 i fan een bijzonderen medewerker). ALS ik begin met te vertellen dat ik op het oogenblik ergens aan de Oostkust van Afrika ben, in Fransch Somalie- land, of, zooals het met een sierlijken er. langen naam sinds 7 Maart 1899 officieel hert: ..Cöte Fran^aise des Somalis et Dépendan- ccs", dan zult ge u de eerste oogenblikken wel licht verwonderd afvragen hoe ik zoo plotseling in de Afrikaansche wildernis ben terecht ge komen en blijkbaar pen en schrijfmachine heb verwisseld tegen buks en ander jachtgerei. Want de naam van de kolonie zegt, omdat hij vrijwel nooit gebruikt wordt, eigenlijk weinig of niets en doet misschien eerder aan een rim boe-film als „Trader Horn" en dergelijke den ken aan aan een of ander internationaal poli tiek probleem. Maar als ik er aan toevoeg dat dit artikel in Djibouti geschreven wordt, dan zijn we ineens georiënteerd en op het projectie scherm van onze gedachten verschijnen onmid dellijk helder en scherp Mussolini's drie desi derata ten opzichte van Frankrijk: Tunis, het Suezkanaal enDjibouti! Er zijn meer van die namen die op het eerste gezicht niets zeg gen .We hebben daarvan een aardig voorbeeld ook in eigen huis: „Nederlandsch Guyana" en de „Nederlandsche Antillen" zijn de namen die het buitenland geeft aan onze bezittingen in Amerika. En even gaan we, als bij een examen vraag, ons aardrijkskundig geheugen opfrisschen want voor ons hebben immers alleen de be namingen „Suriname" en „Curasao" een be kenden klank! Met Fransch Somalieland is het bovendien nog zoo gesteld, dat de kolonie haar waarde en belang uitsluitend ontleent aan de havenstad Djibouti die, om zoo te zeggen, de kurk is waarop de kolonie drijft. Het geheele 23000 K.M2. omvattende grondgebied van de Cöte des Somalis is namelijk niet veel meer dan een aaneenschakeling van dorre, waarde- looze woestijngronden en vulcanische bergcom plexen. Daarom worden in de praktijk Somalie land en zijn havenstad als regel met elkaar ver eenzelvigd en wordt kortweg alleen van Dji bouti gesproken. Zooals ook Mussolini doet. „Ze moeten niet denken dat ik een verzamelaar van woestijnen ben", heeft hij al eens gezegd. Die duizenden vierkante meters zand- en rots grond interesseeren hem niet. Het is hem alleen om de haven, om Djibouti zelf te doen. Want wie Djibouti bezit heeft daarmee tevens in han den de beste en tevens belangrijkste haven aan de geheele Oost-Afrikaanschc kust van Suez af tot aan Zanzibar in het Zuiden. Overigens behoeven we het ons niet al te erg aan te trekken dat de eerste oogenblikken de „Cöte Frangaise des Somalis et Dépendances" op ons den indruk maakte van een mysterieus terra incognita. En stellig zullen de tegenwoor dige eigenaars er van, de Franschen zelf, de eer sten zijn om dit te erkennen. Want, hoewel Frankrijk de kolonie practisch al van 1843 af in zijn bezit had ik kom hierop nog terug bleek het een opzienbarende onthulling, toen een voortvarend zakenman, de heer Denis de Rivoyre, op den 7den Februari van het jaar 1868 in een bijeenkomst van het Aardrijkskun dig Genootschap zijn toehoorders mededeeling deed van het bestaan van een Fransch koloniaal gebied ergens bij den ingang van de Roode Zee. De verbazing was algemeen. Op geen enkele Fransehe atlas was het tot dusverre aangege ven! De Franschen waren zich hun Oost-Afri- kaanschen rijkdom 25 jaren lang dus zelfs niet eens bewust geweest. En men mag dan ook wel zeggen dat de heer De Rivoyre met zijn onthul ling een verdienstelijk en nationaal werk deed. Tegenwoordig weet, dank zij des Duce's aspira ties, zelfs the man in the street over Djibouti en deszelfs belang mee te praten, ,,'t Kan verkee- ren", zei Breeroo eenige eeuwen geleden al. En tot op den huidigen dag heeft hij gelijk! Waarom is Djibouti nu op het oogenblik een punt van ernstige wrijving tusschen Italië en Frankrijk, zóó zelfs dat beide partijen er zich tot de tanden gewapend hebben? Want ook dit deel van Afrika is, zooals ik nu zelf heb gecon stateerd, in een enorme legerplaats herschapen. Zoowel in Fransch Somalieland als in het aan grenzende Italiaansch Oost-Afrika het vroe gere Abessynië en Eritrea overal ziet men versperringen, verdedigingsstelsels en tanks, overal pantserwagens, mitrailleurposten en uni formen. Frankrijk zoowel als Italië steunen hier hoofdzakelijk op de gekleurde troepen: in So malieland de forsche, zwaar gebouwde neger soldaten van Senegal en de Ivoorkust met hun bruingele, bij de kleur van het woestijnzand aangepaste uniformen, de wollige kroeskoppen gedekt met een helderroode muts waaronder het glimmend zwarte gezicht u altijd goedmoe dig tegenlacht; „aan de overzij" de tengere cn slanke, maar om hun uithoudingsvermogen door de Italianen zeer geprezen Askari's met hun strakke, bijna peinzende gezichten, ook in een bruingeel pak gestoken, maar meer opval lend door de bonte sjerpen die ze om hun mid del hebben gewonden. Want de Askari-soldaat houdt erg van opschik en elk bataljon heeft er zijn eigen kleur of samenstelling van kleuren, precies als de patrouilles bij de padvinderij. En wat bij de Askari's nog het meest opvalt is hun bijna 30 c.M. hooge, vuurroode fez die ze bovendien nog opsieren met linten in de batal- jonsklcuren en een lange adelaarsveer die er op den zijkant is aangebracht en als een bajonet vinnig omhoog steekt. Zoo vormt „das Militar" hier in Oost-Afrika haast al een bezienswaar digheid op zich zelf, al zou men die ook gaarne willen missen in ruil voor rustiger verhoudin gen. Want, en nu kom ik op de bovengestelde vraag terug, de wrijving tusschen Italië en Frankrijk betreffende Djibouti is van ernstigen aard. En het antwoord op het „waarom" kan met een enkel woord worden gegeven: omdat de haven thans zoowel voor den een als den ander een levensbelang is. Voor Frankrijk is Djibouti onmisbaar omdat de haven zoowel voor haar koopvaardijschepen als voor de oorlogsmarine het veilige bunkerstation voor brandstoffen, water en levensmiddelen is tusschen het Suez kanaal en de Fransehe bezittingen in het Verre Oosten en den Indischen Oceaan Indo China en Madagascar terwijl anderzijds, door mid del van de spoorlijn Djibouti-Addis Abeba, de haven het beginpunt is van de kortste, snelste en meest economische weg naar Abessynië van welk land Djibouti de natuurlijke haven is en ziehier dus het punt dat van cardinaal belang is voor Italië, sinds Mussolini alles in het werk stelt om dit in 1936 verworven gebied zoo spoe dig mogelijk tot volle ontplooiing en exploitatie te brengen. Frankrijk had, vóór de bezetting van Abes synië. veel profijt van de spoorlijn naar Addis Abeba omdat Djibouti het groote entrepot was van dat land en de aangewezen haven voor het transito-verkeer in dit deel van Afrika. Maar haar belangen in dit opzicht zijn verminderd sinds Italië de boycot van Djibouti en de spoor lijn is begonnen door den aanleg van twee groo te heirwegen van Addis Abeba naar Massaua en Assab, beide Italiaansche havens aan de Roode Zee, waar langs de handelswaren nu per vrachtauto worden vervoerd, terwijl thans ook een aanvang is gemaakt om de havenwerken van Assab te verbeteren en deze uit te bouwen tot een moderne haven die, naar men hoopt, met succes zal kunnen concurreeren tegen Dji bouti. De oorlog zonder wapengeweld is hier dus al begonnen en de Italianen vallen, zooals men ziet, heftig aan, zij het ook ten koste van zware financïeele offers, zóó zwaar, dat het on mogelijk schijnt dezen economischen oorlog lang vol te houden, hetgeen dan ook Mussolini's desideratum ten aanzien van Djibouti verklaart, Want laat ik, om een indruk te geven van de moeilijkheden en kosten waarvoor Italië in dit opzicht staat, er even bij vertellen dat het ver voer per trein van Djibouti naar Addis Abeba kan plaats hebben in 24 uur, waarbij boven dien ettelijke honderden tonnen vrachtgoederen tegelijk kunnen worden vervoerd, terwijl het transport langs het 1200 K.M. lange traject Mas- saua-Addis Abeba vier volle dagen duurt en alleen kan plaats hebben door middel van vrachtauto's die zelfs in het gunstigste geval hoogstens 12 ton kunnen vervoerenEn men moet zich ook niet voorstellen dat die sinds 1937 aangelegde heirweg waarvan de aanleg maar even 1 millioen lire per kilometer heeft gekost! even gemakkelijk berijdbaar en vei lig is als bijvoorbeeld onze prachtige autover keersweg tusschen Amsterdam en Den Haag integendeel. Abessynië is, evenals Zwitserland, een land van veel steile bergen, hooge plateaux en diepe ravijnen. En die schier eindelooze weg van 1200 K.M. stijgt op meerdere plaatsen tot eenige duizenden meters en leidt met dikwijls zeer sterke hellingen herhaaldelijk langs af gronden van duizelingwekkende diepte. Bij de pas van Toselli bedraagt de hoogte zelfs 4000 meter! En toch kronkelen daar in lange kara vanen van 30 en soms meer de logge, volgela den vrachtauto's, petroleumtankwagens en auto bussen ronkend en dreunend langs de niet meer dan 8 meter breede bergwegen die, vooral in den regentijd zooals op het oogenblik, volstrekt niet zonder gevaar zijn tengevolge van glad heid en aardstortingen. Ik heb het geheele 1200 Kilometer lange traject afgelegd. Als neutraal waarnemer kan men het niet anders dan een bijzondere prestatie noemen hetgeen de Italia nen met hun ,Via Imperiale", zooals zij den lan gen heirweg hebben genoemd, tot stand hebben gebracht en ook van Fransehe zijde wordt dit ruiterlijk erkend een hooggeplaatst Fransch Regeeringsambtenaar met wien ik een onder houd had inzake het Djibouti-vraagstuk, sprak ook van een „oeuvre formidable et admirable" maar, zooals ik al opmerkte, de kosten van vervoer en van het onderhoud van den weg zijn dermate hoog dat de verbinding volstrekt on-economisch blijft. Het vervoer per vracht auto kost namelijk het dubbele van dat via de spoorlijn Djibouti-Addis Abeba! Om dit groote bezwaar eenigszins te onder vangen zijn de Italianen nog aan een tweeden heirweg begonnen, nl. van Addis Abeba naar Assab. Het voordeel van dezen weg, die binnen enkele weken voor het verkeer zal worden open gesteld, is, dat hij een 300 K.M. korter is dan de andere zoodat het vervoer met een dag kan wor den bekort. Ook zijn de stijgingen en hellingen iets minder sterk. Maar desondanks blijft het transport ook in dit geval toch nog altijd belang rijk duurder en moeilijker dan dat via de spoor lijn Djibouti-Addis Abeba, zoodat Mussolini zijn desideratum ten opzichte hiervan ongetwijfeld zal handhaven. Dat overigens de Italianen er wel in zijn geslaagd de Fransehe belangen nadeel aan te doen kan uit de volgende cijfers blijken: ge durende de eerste 3 maanden van 1938 werd langs de spoorlijn vanuit Djibouti naar Addis Abeba vervoerd voor een waarde van ongeveei 2 millioen lire; nu» in 1939, in de overeenkom stige periode voor slechts 434.000, dus ruim lVs millioen minder! En de uitvoercijfers zijn zoo mogelijk nog typeerender: gedurende de genoem de periode in 1938 verzonden de Italianen via Djibouti nog voor een waarde van ruim 1 mil lioen; dit jaar hebben ze het teruggebracht tot nog geen 182.000 lire. En dat, terwijl in 1938 de totaalcijfers voor in- en uitvoer langs de spoor lijn nog resp. 14 millioen en 10 millioen bedroe gen! Men ziet uit dit alles wel dat de economi sche vijandelijkheden tusschen Italië en Frank rijk aan het Djibouti-front al flinke proporties hebben aangenomen. Toch, zooals reeds gezegd, is voor Frankrijk het groote belang van Djibouti in de allereerste plaats gelegen in haar positie als bunkerstation en marinebasis tusschen de Middellandsche Zee en het Verre Oosten. De eco nomische boycot door Italië laat de Franschen dus tamelijk onverschillig. „Desnoods heffen we de spoorlijn op" is het algemeen oordeel in Fran sehe kringen, maar zoo voegt men er aan toe „wij gelooven niet dat het zoover zal behoeven te komen, want de Italianen hebben haar althans de eerste tien jaren stellig nog noodig en dus zal het met dien boycot na verloop van tijd nog wei meevallen. Wij kunnen wachten" Ziehier dus de Djibouti-kwestie in het Kort omlijnd. Een moeilijk probleem, omdat Djibouti in feite de natuurlijke haven van Abessinië, dit is van de kern van het tegenwoordige Italiaansch Oost-Afrika is, zooals Dantzig 't Poolsche haven desideratum vormt. Het Poolsche Gdynia kan worden vergeleken met het Italiaansche Assab of Massaua: een surrogaat. Daarbij is het de grief van de Italianen dat het vervoer via Djibouti thans veel te kostbaar is; vooral de ta rieven van de spoorlijn worden te hoog geacht. De kosten van verzending van een ton graan ter waarde van 2250 lire cf. Djibouti naar Addis Abeba komen op ruim 1500 francs waarvan 1100 fr. alleen voor het vervoer per trein. De kosten van een ton cement bedragen aldus ook bijna het dubbele. Voor het vervoer van landbouwmachi nes ter waarde van 15000 fr. moet 2000 fr. wor den betaald. „Frankrijk en de Suezkanaal Maatschappij hebben door hun tarievenpolitiek onze koloniën in economischen zin bij de keel" zeggen de Ita lianen. Vandaar de twee desiderata inzake het Suezkanaal en Djibouti. Beide beoogen in de eerste plaats de ontwikkeling en economische veiligstelling van het Italiaansch koloniaal bezit in Oost-Afrika. In Franschen kring heeft men een open oog voor Italië's belangen in dit opzicht. Zoodra Mussolini van territoriale aspiraties af ziet zal de weg voor onderhandelingen zijn ge opend aldus is de algemeene opinie. Tot slot nog enkele bijzonderheden over Fransch Somalieland en Djibouti zelf. Het is nu juist honderd jaar geleden dat Frankrijk voor het eerst contact kreeg met de bevolking van zijn tegenwoordige kolonie. Het was de ontdekkingsreiziger Rochet d'Héricourt die hier den weg baande. Toen hij den 4den Juni 1839 aan de Somaliekust landde, trof hij er twee bevolkingsgroepen aan, de Somali's en de Dana- kils, die een levendig handelsverkeer onderhiel den met Abessinië en Arabië. Ze kochten in eerstgenoemd land koffie, ivoor en slaven en verhandelden die in Arabië weer tegen zijde, koper en messen, artikelen die in Afrika meer gewild waren. Met hun hulp trok d'Héricourt Abessinië verder in, waar hij met den Negus Sahlé Sallassié goede vrienden werd. Bij zijn vertrek werden hem verschillende fraaie ge schenken voor de Fransehe regeering meege geven. Enkele jaren later zette hij opnieuw koers naar Afrika en zijn verblijf aldaai nad tot resul taat het zeer voordeelige handels- en vriend schapsverdrag van 7 Juni 1843 tusschen Abes sinië en Frankrijk, dat aan de Franschen o.m. het recht gaf om in geheel Abessinië handel te drij ven en er huizen en landerijen te koopen en te verkoopen. Maar in het moederland wist men van d'Héricourt's werkzaamheid geen profijt te trekken, zoodat het verdrag jaren lang practisch zonder eenig resultaat bleef. Ook de pogingen van anderen, zooals van den Franschen Consu- lairen Agent te Aden, Henri Lambert, van de „Compagnie Nanto Bordelaise" en van den zee officier Russel, die zich allen ten doel stelden aan de Oostkust van Afrika vasten voet te krij gen en daarin ook inderdaad slaagden, genoten desondanks niet de belangstelling waarop deze pioniers hadden gehoopt. De ware drang tot ko loniale expansie was in die jaren nog niet ont waakt. En zoo kon het dan ook gebeuren dat, zooals ik in het begin al heb verteld, het voor de Franschen inderdaad een onthulling en aan gename verrassing was toen hun in 1868 op een vergadering van het Aardrijkskundig Genoot schap het bestaan van een Fransch koloniaal be zit aan den ingang van de Roode Zee werd mee gedeeld! Desondanks duurde het toch nog tot 1861 al vorens de eerste kolonisten, 14 in getal, naar de nieuwe kolonie uittrokken, terwijl pas in 1883, als een gevolg van de expedities naar Madagas car en Tonkin die Frankrijk hadden getoond dat het geen enkel kolenstation tusschen Suez en Tonkin en de Fransehe marine in dit opzicht vol komen afhankelijk was van het Engelsche Aden, de Fransehe Regeering definitief besloot de in richting van de kolonie krachtig ter hand te ne men cn deze verder uit te breiden. Dank zij het kundig beleid en doortastend optreden van Gou verneur Lagarde men vindt zijn afbeelding op de tegenwoordige serie postzegels van Dji bouti gelukte dit volkomen. Verschillende ge- biedsdeelen werden nog verworven en het aan de noordkust gelegen havenstadje Obock tot hoofdstad gekozen. In 1862 was dit plaatsje te gelijk met enkele strooken kustterrein voor de som van 10.000 thalers van Abessinië gekocht. Daar na verloop van tijd evenwel bleek, dat Obock als haven voor grootere schepen minder geschikt was, terwijl de weg vandaar naar Abes sinië tengevolge van het onherbergzame terrein groote bezwaren opleverde, nam Lagarde het kloeke besluit Obock te doen ontruimen en Dji bouti, dat toen nog een onbeduidend visschers- dorp was waar nog geen enkele Europeaan woon de» tot haven en tevens tot hoofdstad der kolo nie in te richten. Aldus geschiedde en in 1892 werd met den bouw van Djibouti begonnen Na drie jaren was het Somaliedorpje van weleer al uitgegroeid tot een stad van 5000 inwoners. In 1898 was dit aantal al gestegen tot 10.000! De aanleg van de spoorlijn Djibouti-Addis Abeba waarmee in 1897 een aanvang was gemaakt, werkte deze snelle bevolkingstoename uiteraard ook in de hand. Sindsdien is de stad steeds voor uitgegaan en op het oogenblik is Djibouti, zooals ik het nu zelf heb kunnen constateeren, een flinke plaats die van een goede toekomst verzekerd kan zijn. Industrieën zijn er echter vrijwel niet. Met één uitzondering nochtans: er is een groote zout ziederij. Een Fransch concern heeft zoutwinnin gen ingericht te Sfax aan de Oostkust van Tunis, te Port Said, op Madagascar, in Indo China en hier in Djibouti. De „Salines" van Djibouti pro- duceeren en verschepen jaarlijks 60.000 ton zout, waarvan Japan de grootste afnemer is. Maar ook gaan elk jaar 20.000 ton naar Noorwegen, waar dit Afrikaansche zout bij de visscherij wordt gebruikt. Djibouti's groote rijkdom is en blijft echter zijn prachtige, ruime haven die door de natuur lijke barrière van de vlak voor de kust gelegen Muschah Eilanden bovendien uitstekend be schermd is tegen ruwe en hooge zeeën. Op het oogenblik is een leger arbeiders met behulp van baggermachines, heipalen en cement bezig de ha venwerken nog belangrijk te verbeteren, waar voor 45 millioen francs zijn uitgetrokken. »,Wij werken hier zoowel voor het heden als de toe komst" zegt de Fransehe ingenieur die mij bege leidt. Wat Djibouti's bevolking betreft, deze is bij zonder gemengd, zooals trouwens in de meeste Afrikaansche en Oostersche steden. Naast eenige tienduizenden Inheemschen Somali's, Dana kils, Arabieren, Negers en Indiërs die bijna allen in de voorstad Bender-Djédid wonen, telt Djibouti momenteel, behalve het garnizoen, een 300 Franschen, 260 Italianen, 155 Grieken, eenige tientallen Russen, Armeniërs, Joden en Tsjechen» alsmede nog een 400 Abessiniërs. Onderlinge moeilijkheden zijn er niet. Er heerscht een geest van groote verdraagzaamheid, gemoedelijkheid en wederzijdsche waardeering. De Djiboutianen beschouwen zich als leden van een groot gezin die allen op elkaar zijn aangewezen. De Fran schen vervullen er in hoofdzaak de openbare functies; de Italianen zijn voor een groot ge deelte technici en mecaniciens. De Grieken ver zorgen grootendeels het hotelwezen en de levens middelenvoorziening en de overigen zijn vak lieden en winkeliers. Maar helaas, boven deze vredige samenleving blijven de onweerswolken van de internationale politiek zich nog steeds dreigend samenpak ken. Macht tegenover macht, met als inzet een haven en een spoorlijn. Toch schijnt een oplos sing niet onmogelijk. Indien de as RomeBer lijn zal inzien dat Frankrijk nimmer een voor haar belangrijk en dus onmisbaar marine- en bunkerstation als Djibouti zal kunnen prijsge ven zoodat van territoriale eischen in dit opzicht geen sprake zal kunnen zijn, en als men aan Fransehe zijde er toe zal kunnen besluiten de tarievenpolitiek te herzien, dan zou hiermede de deur voor onderhandelingen zijn geopend en een goede kans zich voordoen dat eerlang óók de politieke zon weer blijde en vredig zal gaan schijnen boven Fransch Somalieland en zijn nu nog veel omstreden havenstad Djibouti! Italiaansche bevolking krijgt den raad de steden te verlaten. Rantsoeneering in de restaurants. In een officieel Italiaansch communiqué wordt gezegd, dat allen, vooral ouden van dagen, vrou wen en kinderen, die in de groote stedelijke centra wonen in Piemont, Lombardye, Ligurië, Toscane, Latium, De Campagna, Sicilië en Sar dinië, en die kunnen vertrekken naar mijn centra of het platteland, uitgenoodigd worden dat te doen met gebruikmaking van de'huidige beschikbaarheid van de verkeersmiddelen. Met ingang van heden zal in de Italiaansche restaurants niet meer dan één vleesch- of visch- schotel mogen worden geserveerd. Met ingang van Zondag zullen geen particuliere auto's meer mogen rijden. De militaire autoriteiten kunnen bij uitzon dering verlof tot rijden geven, doch alleen aan hen, die bewijzen kunnen overleggen, dat zij de auto dringend noodig hebben. Van morgen af zullen de dagbladen nog slecht; met hoogstens zes pagina's mogen uitkomen. OOK DE „NORMANDIE" WORDT TE NEW YORK VASTGEHOUDEN De havenautoriteiten te New York hebben den gezagvoerders van de „Normandie" en van de Britsche mailbooten „Aquitania" en „Transylva nia" medegedeeld, dat deze schepen gedurende het onderzoek door de douaneambtenaren in de haven moeten blijven. Het kantoor van de Norddeutsche Lloyd te New-York heeft medegedeeld, dat de Duitsche ambassade bij het departement van buitenland- sche zaken heeft geprotesteerd tegen het vast houden van de „Bremen". De gezagvoerder heeft de vereischte papieren nog steeds niet gekregen. Ontheffingsbepaling Crisis- Landbouwmonopoliebesluiten. Bij K.B. van 29 Augustus is aan importeurs en exporteurs van crisisproducten ontheffing ver leend van het bepaalde in artikel 2 van het cri- sis-landbouw-invoermonopoliebesluit 1939, resp. het bepaalde in artikel 2 van het crisis-land- bouwuitvoermonopoliebesluit 1939, voor zoover betreft invoer dan wel uitvoer van crisisproduc ten, ten aanzien waarvan krachtens voornoem de besluiten door den minister van economische zaken niet een crisis-organisatie als monopolie houdster is aangewezen. Dit besluit is met ingang van 29 Augustus in werking getreden Koninklijk bezoek aan de hoofdstad uitgesteld. Naar wij vernemen, zal het bezoek van H.M. de Koningin aan de hoofdstad, dat vast gesteld was van 12 tot 18 September a.s. niet doorgaan. VOETBAL HET GOUDEN JUBILEUM VAN „HAARLEM". Spaernebekertournooi gaat niet door. Het bestuur der H.F.C. Haarlem" heeft in verband met de huidige omstandigheden besloten het voor a.s. Zondag (dit jaar als onderdeel van de feestelijkheden ter gelegen heid van het 50-jarig bestaan) vastgestelde Spaerne-Bekertournooi, waaraan zou worden deelgenomen door de vereenigingen Ajax, Eind hoven, Go Ahead en Haarlem niet te doen doorgaan. De groote onvolledigheid der elftallen (van het Haarlem-elftal zijn b.v. zes spelers in militairen dienst) heeft o.a. tot deze beslis sing bijgedragen. De voor 2 September aa. op het programma staande ontvangst van reünisten op het veld, gevolgd door een gemeenschappelijken maal tijd, werd voorloopig uitgesteld. Omtrent het al dan niet doorgaan van de overige feestelijkheden zal nader worden be slist. De paarden-mobilisatie bracht te Hoofddorp een geweldige drukte teweeg. DAMMEN DAMCLUB „OOSTERKWARTIER". De clubavond wordt in verband met Ko ninginnedag heden gehouden. Te half acht wordt er een lezing gehouden over het damspel op het demonstratiebord. ZEILEN WEDSTRIJDEN HAARL. JACHTCLUB UITGESTELD. Naar aanleiding van de mobilisatie heeft het bestuur van de Haarlemsche Jachtclub besloten de zeilwedstrijden op 3 September tot nader datum uit te stellen. ATHLETIEK Het hordenrecord van Brasser. Brasser kwam tijdens de wedstrijden te Londen op 7 Augustus j.l. in het nummer 120 yards horden als derde aan, waarbij als tijd 14.6 sec. werd opgegeven. Enkele Nederlandsche dagbladen publi ceerden evenwel, dat zijn tijd 14.5 sec. was jeweest, hetgeen dus een nieuw Nederlandsch record beteekende op de 110 meter horden (120 yards is juist iets meer dan 110 meter). Het AU.P. heeft deze aangelegenheid onder zocht. Van de British Amateur Athletic Board ontving het A.N.P. een brief, waaruit, zonder dat men op de beslissing van de recordcom missie van de Kon. Ned. Athletiek Unie zou wenschen vooruit te loopen, de conclusie mag worden getrokken, dat het op zijn minst ge nomen twijfelachtig is, dat Brasser te Londen een nieuw Nederlandsch record heeft geves- 'gd. De B.A.A.B. deelde verder mede, dat heer Turner, die speciaal belast was met het op nemen van den tijd van no. 3, 14.6 sec. had genoteerd. Maar er waren nog drie andere tijdopnemers, n.l. de heer Ruddock met 14.6 sec. en de heeren Taylor en Findlay, beiden met 14.5 sec. Van tijdopnemen van Nederlandsche offi cials te Londen is niets bekend. De record commissie van de K.N.A.U. zal deze aange legenheid binnenkort krijgen te beoordeelen. NATIONALE ATHLETIEKWEDSTRIJDEN UITGESTELD. De nationale athletickwedstrijden, welke Zon dag 3 September te Enschedé gehouden zouden worden, zullen in verband met de internationale omstandigheden niet doorgaan. ZWEMMEN Nederlandsche records 800 en 1000 M. borstcrawl. Door Rie van Veen verbeterd. RIE VAN VEEN. In de gemeentelijke zweminrichting te Schiedam heeft Rie van Veen Dinsdag een poging gedaan om de Nederlandsche records op de 800 en 1000 meter borstcrawl op haar naam te brengen. Hierin is zij geslaagd. Het record op de 800 Meter verbeterde zij met ruim 22 sec., door dezen afstand in 12 min., 7 sec. af te leggen. Het oude record stond op naam van Teuna Burggraaf (Inter Nos)die het met 12 min. 29,2 sec., op 19 Augustus 1939 te Westzaan vestigde. Rie van Veen verbeterde het record op de 1000 Meter met bijna 25 sec. Op dezen afstand maakte zij een tijd van 15 min. 2,2 sec., Het oude record was met 15 min. 27 sec. in het bezit van Tini Wagner (Het IJ), gevestigd op 17 September 1936 te Haarlem. CRICKET IN ENGELAND. YORKSHIRE KAMPIOEN. Yorkshire heeft voor de derde achtereenvol gende maal het county-kampioenschap van Engeland behaald. Middlesex moest zich we gens gebrek aan tijd op Lords met een draw tegen Surrey tevreden stellen. Surrey scoorde 234 en in de tweede innings werd op 3767 gesloten, waarvan Squires een fraaie 142. Gray nam 5 v. 108. Middlesex, dat een ach terstand van 49 op de eerste innings had, moest in 4V* uur 426 maken om te winnen. Door het goede bowlen van Watts, Gover en Brown kwamen er in het eerste uur. na het verlies van Hart's (0) wicket, slechts 64 runs op het bord. Robertson en Edrich brachten de 100 op. Edrich werd voor 79 door Gregory in de slips op Gover gevangen. Compton (14) speelde een bal van Brown in zijn wicket. De jonge Robertson scoorde zijn eerste century op Lord's Met George Mann, ging de score in het laatste uur snel omhoog. Robertson ging voor 140 l.b.w. Squires en Mann bleven met 55 not out. Op 3284 was de tijd verstreken. Derbyshire 134 en 266—3 <Townsend 142) wint van Somerset 211 en 182. Kent 182 en 3825 (Fagg 138) wint van Lancashire 262 en 301—9. Gloucestershire 395—9 wint van Notts 199 en 140. Tom Goddard nam in dezen wedstrijd zijn 2C0ste wicket: hij is de eerste bowler, die dit seizoen in Engeland deze bijzondere prestatie geleverd heeft. Essex 206 en 304—5 wint van Northamptonshire 173 en 127. Fames nam in de tweede innings 647. Worcestershire 368 en 299—6 tegen War wickshire 316 en 35—2, alsook Glamorgan 334 en 153—7 tegen Leicesterhire 292 Watson 145) eindigde in een draw. Yorkshire heeft in 27 wedstrijden 248 (gem. 9,18), Middlesex in 21 wedstr. 168 (gem. 8) punten behaald.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 8