VOORZORGSMAATREGELEN
Ik heb gekozen, Arkadi....
Londen bereidt zich op het ergste voor. In Kensington Gardens worden de zandzakken bij groote hoeveel
heden gevuld voor de beschermingsmaatregelen, welke in de Engelsche hoofdstad worden getroffen
Het gereedmaken der paketten mei versnaperingen voor
de Belgische militairen, die thans gemobiliseerd zijn
Vergezeld van majoor H. J. Phaff, adjudant van H. M. de
Koningin, heeft Z. K. H. Prins Bernhard op den Loos-
duinschen weg te Den Haag het voorbijtrekken van het
2de regiment huzaren en de artillerie gadegeslagen
Het Koninklijk paleis op den Dam te Amsterdam wordt in staat van bescherming ge
bracht. Zandzakken worden, na op straat te zijn gevuld, het paleis binnengedragen
Automobilisten in de grensgebieden hebben eenige moeite bij de oriën
teering, daar de wegwijzers van den A N.W.B. van de palen verwijderd
zijn
De berichten omtrent de laatste inter
nationale gebeurtenissen worden op
straat uit de vele extra edities gretig
gelezen
De evacuatie der
Londensche
schoolkinderen ge
schiedde in snel
tempo De jeugd
begeeft zich op
weg
FEUILLETON
Een roman uit het hooge Noorden,
door
AGATHE POGNER.
(Nadruk verboden)
4)
„Je bent een zonderlinge kerel. Arkadi.
Trouwens dat ben je altijd geweest. Mis
schien was het juist wel deze karaktertrek,
waardoor ik mij tot je aangetrokken voelde.
Enfin, laten we daarover zwijgen. Wanneer
zier we elkaar weer?"
„Dat kan ik je op het oogenblik niet zeg
gen. Maar Ik kom wel eens aanioopen. Mis
schien wip ik ook wel even bij je op het
kantoor aan. Heb je het druk?"
„Nee, dat gaat nogal. Overigens, als jong
advocaat kan ik tevreden zijn".
Bij het hek namen we afscheid. Daarna
ging lk op weg naar de leveranciers. Het is
me niet gemakkelijk gevallen, maar het werd
bepaald een kwelling voor me, toen ik van
die wildvreemde menschen betuigingen van
deelneming in ontvangst moest nemen. Ten
slotte betreurde ik haast mijn besluit om
mij van de meubels te ontdoen
Ik had verwacht, dat lk deze aangelegen
heid in een. hoogstens ln twee dagen zou
kunnen afdoen Spoedig echter kwam ik tot
de ontdekking, dat er twee weken mee ge
moeid waren. Elk meubelstuk moest zorgvul
dig verpakt worden om te voorkomen, dat
het door het hernieuwe transport werd be
schadigd
Maar eindelijk kwam dan toch het moment,
waarop Klim mij kon mededeelen, dat het
laatste stuk was ingeladen en de laatste
vrachtauto den tuin had verlaten. Ik slaakte
een zucht van verlichting, betrad voor het
eerst sinds dien ongeluksdag mijn huis en
begaf mij naar de eerste verdieping. Verschil
lende kamers waren leeg. Slechts een vertrek
was zoo gebleven, als ik het had ingericht.
Dat was de torenkamer. Er stonden geen
meubels, doch op den grond lagen slechts
tapijten en mollige kussens, die ik uit ver
schillende Aziatische landen had meege
bracht. Van drie van deze kussens en een
paar dekens had ik een heerlijk rustbed ge
maakt. Op den dag voor de huwelijksvoltrek
king was Taja hier boven geweest; ze had
zich direct op het rustbed laten vallen en
uitgeroepen „Het liefst zou ik heelemaal niet
meer opstaan!"
De herinnering aan het feit, dat Taja zich
hier eens zoo behaaglijk had gevoeld, deed
mij liefkozend met mijn hand over het hoofd
kussen strijken. Daar hield ik plotseling een
van haar goudblonde haren in mijn hand.
Aanvankelijk vervulde deze onverwachte
vondst mij met weemoed. Dat was alles, wat
mij van mijn liefdesdroom, wat van een jong
levenslustig menschenkind was overgebleven.
Dan echter voelde ik mij aangegrepen door
een maehtelooze woede. Driftig wierp ik de
haar weer terug op het kussen. Nu mij alles
was ontnomen, wüde ik met een dergelijke
futiliteiten geen genoegen nemen.
Langzaam ging ik de trap af. Mijn voet
stappen schalden dof door de hall. Ik had
het altijd gevoeld: dit huis was veel te groot
voor mij! Vroeger, ja, toen leek het vaak te
klein. Vroeger, toen ons geheele gezin nog
bijeen was en een vroolijke lach van frissche
meisjeslippen klaterde
Als eerste verliet mijn vader ons. Hij redde
twee kinderen van den verdrinkingsdood.
Daar hij echter zelf in dien tijd niet sterk
was, haalde hij zich een zware verkoudheid
op den hals, welke ten slotte overging in
longontsteking. Na eenige weken van geduldig
lijden werd hij van ons weggerukt. Daarna
traden mijn beide zusters in het huwelijk,
beide op denzelfden dag en beide in een ver
afgelegen stad. Mijn moeder zij was een
knappe en trotsche, maar zeer stille en een
zame vrouw bleef nog een jaar bij me.
Toen trouwde ze opnieuw met een man, die
buiten aan den oever van een kleine rivier
een stukje land had gekocht en tenslotte
door noeste vlijt den on vruchtbaren grond
had weten te bedwingen. In de geheele stad
vertelde men elkaar zijn succes, dat schier
aan het wonderbaarlijke grensde, want men
moest de streek, waarop slechts de jagel, het
voedsel van de rendieren groeit, kennen om te
begrijpen, wat deze man gepresteerd had.
Desondanks krenkte het mij. dat mijn moeder
ons huis wilde verlaten om een vreemden
man te volgen. Ik maakte haar daar een ver
wijt over. Ik was verontwaardigd, dat zij mijn
vader na diens dood niet trouw wilde blijven.
Ik ontzegde haar in mijn onervarenheid
zelfs het recht nog een tweede huwelijk aan
te gaan. Het eene woord lokte het andere
uit. Toen mijn moeder eindelijk het huis ver
liet, waren wij beiden onverbiddelijke vijan
den geworden. Ik heb sindsdien niets meer
van haar gehoord. Ik weet niet eens, of ze
nog wei In leven is.
De kamer van mijn moeder bevond zich
nog in denzelfden toestand, waarin zij haar
had verlaten. Ik opende zachtjes de deur en
keek naar binnen. Buiten in den tuin zette
de zon alles in een klaterend en overdadige
warmte schenkend licht. In de kamer van
mijn moeder was het koel en donker. Ik vroeg
me af, of het toeval of opzet was, dat zij
het onvriendelijkste en koudste vertrek van
het geheele huis had bewoond en ik voelde
plotseling iets van medelijden met haar. Mis
schien was ik toch onrechtvaardig tegenover
haar geweest? Misschien had ze wel degelijk
het recht gehad zich een tweede geluk te
verwerven?
Toen lk daarop mijn kamer wilde bin
nengaan, bleef ik een oogenblik als verblind
op den drempel staan. Kleuren lachten,
kleuren sprankelden overal. Aan de muren
hingen wapens uit vreemde landen op kleu
rige tapijten en weefsels; de grond was be
dekt met vachten van exotische dieren, waar
van sommigen meesterlijk waren geprepa
reerd. Mijn lievelingsdier was een prachtige
koningstijger, die mij met zijn groote, on
beweeglijke glazen oogen onafgebroken aan
staarde.
Op de schrijftafel lag een heele stapel
brieven en een aantal kranten van de laatste
dagen Onwillekeurig vouwde ik de bovenste
krant open en plotseling bleef mijn blik als
geboeid rusten op een advertentie op de
frontpagina. Het was een oproep van de
regeering, welke voornamelijk de aandacht
trok door het in vette letters gedrukte op
schrift: Kolonisten gezocht Een groot eiland
in de IJszee kwam voor deze kolonisatie in
aanmerking. Het was het grootste van de
zich daar bevindende eilandengroep en als
kolonisten werden flinke gezonde mannen
gezocht, die de vlschvangst en de jacht als
beroep uitoefenden. Alles klonk heel mooi
en aanlokkelijk en tenslotte was er maar
een nadeel: het uitverkoren eiland lag onder
de 75sten breedtegraad, dus reeds tamelijk
ver in den Poolcirkel.
Nogmaals doorliep ik vluchtig de adverten
tie: „Slechts flinke, ervaren, tegen weer en
wind geharde en kerngezonde man
nen komen in aanmerking!"
Tegen weer en wind gehard, was ik. kern
gezond eveneens. Ik had zelf geen enkele kin
derziekte gehad. Mijn ervaring daarentegen
was zeer miniem en over mijn flinkheid
dunkt het mij beter te zwijgen Desondanks
kon ik mij niet los maken van deze oproeping.
Was die niet ook tot mij gericht
Na kort beraad liet ik de krant haastig
in mijn zak glijden en sipoedde ik mij naar
het Kolonisatiebureau.
De ambtenaar, die mij daar ontving, was
een kameraad van me uit mijn gymnasium
tijd. Potop heette hij. Natuurlijk was het tra
gisch verscheiden van Taja hem ter oore
gekomen en hij voelde zich derhalve verpiicht
mij zeer breedvoerig zijn deelneming te be
tuigen. Eerst daarna informeerde hij naar
het doel van mijn bezoek.
„Ik heb jullie oproep gelezen", antwoordde
ik. „Ik ben hier gekomen om mij als kolonist
aan te melden".
Potop staarde mij stom verbaasd aan en
hij trok daarbij niet bepaald een intelligent
gezicht.
,.Wil jij daarheen?" vroeg hij eindelijk.
„Jij, de gefortuneerdste man van de geheele
stad en omgeving?"
Ik negeerde zijn opmerking over mijn
rijkdom en antwoordde gedecideerd: „Ja, dat
ligt inderdaad in m'n bedoeling!"
„Heb je dan misschien al je geld verlo
ren?"
„Ik heb nieits verloren. Mijn geld is goed
belegd bij Engelsche bankinstellingen en
levert een behoorlijke rente op".
,Dan ben je zeker je baantje kwijt?"
„Ook dat niet. Mijn betrekking kan ik zoo
lang houden als ik zelf wil".
Potop scheen het steeds raadselachtiger te
gaan vinden. Een oogenblik vergat hij van
louter verbazing zijn mond te sluiten, tot hij
er eindelijk wat hakkelend uitbracht:
„Dan heb je zeker wat anders verloren....
jeje eer, bijvoorbeeld!"
„Ook mijn eer heb ik nog, als men ze mij
tenminste niet in een onbewaakt oogenblik
heeft ontnomen. Maar om je niet langer
in het onzekere te laten, beste Potop: ik heb
mezelf verloren! En ik ga naar het hooge
Noorden in de hoop, dat ik mezelf daar zal
terugvinden".
Potop trok een gezicht, of hij zich veronge
lijkt voelde. Hij dacht waarschijnlijk, dat ik
hem voor den gek hield. Zijn houding ver
anderde althans geheel, hij zei plotseling „u"
tegen me en schoof me een stapel papieren
toe, dien ik thuis maar eens rustig moest
doorlezen.
(Wordt vervolgd.).