(We iteutcaCUeit yepcoclameecd. Spoorwegen zetten weer modern materieel in. Vele voorschriften gegeven. W aarschuwing Regeering vraagt zestig millioen "ui Treinenloop belangrijk verbeterd In het westen en op het middennet weer uurdiensten. Zuinigheid met Benzine aangeraden MAANDAG 4 SEPTEMBER 1939 H A A R L E M'S DAGBLAD 3 Zondagmiddag is uitgekomen de buitenge- wone Nederlandsche Staatscourant, no. 171 d. die de volgende verklaring bevat: Neutraliteitsproclamatie, De ministers van algemeene zaken a.i., van buitenlandsche zaken, van justitie, van defensie en van koloniën, daartoe door Hare Majesteit de Koningin gemachtigd, brengen ter kennis van een ieder, wien zulks aangaat, dat de Neder landsche regeering ter zake van den oorlogstoe stand, die is ontstaan tusschen eenige vreemde mogendheden, volstrekte onzijdigheid zal in acht nemen en dat ter handhaving van die on zijdigheid 'de volgende bepalingen zijn vastge steld. Artikel 1. (1) In het rechtsgebied van het Ko ninkrijk der Nederlanden, omvattende het grond gebied en watergebied van Nederland, Neder- landsch-Indië, Suriname en Curacao, de territo riale zee en de boven dit grondgebied, dit water gebied en deze territoriale zee zich bevindende luchtruimte, worden geenerlei vijandelijkheden toegelaten. Dit gebied mag door geen der oorlog voerenden als basis voor operatiën tegen den vijand worden gebruikt. (2) Onder territoriale zee wordt verstaan de kustzee tot op een afstand van drie zeemijlen van zestig in den breedtegraad, gerekend van de laag- waterlijn. Met betrekking tot baaien wordt die afstand van drie zeemijlen gemeten van een rechte lijn af, dwars door de opening van de baai getrokken; indien de opening van de baai meer dan tien zeemijlen bedraagt, zal die lijn worden getrokken zoo dicht mogelijk bij den in gang op het eerste punt, waar de breedte de tien zeemijlen niet overschrijdt. De reeden, waarvan de grenzen door de regeering zijn vastgesteld, zijn begrepen in de territoriale zee, al mochten deze grenzen zich verder dan drie zeemijlen van de laag water lijn uitstrekken. Artikel 2. Aan de oorlogvoerenden is verboden: 1. Het bezetten van eenig deel van het rechts gebied door hun strijdkrachten; 2. het binnenkomen in- of het doortrekken van dit gebied door troepen of onderdeelen daarvan, benevens door convooien. Onder convooien wor den verstaan transporten onder militair geleide en bovendien transporten zonder militair geleide, die het karakter dragen van étappenvervoer; 3. het binnenkomen in- of doortrekken van dit gebied met: a. oorlogsschepen en troepentransportschepen; b. koopvaardijschepen onder de vlag van één der oorlogvoerenden, welker bouw, uitrusting of bemanning reden geeft te vermoeden, dat zij in een onmiddellijk voorafgaande periode als oor logsschip, mijnenlegger of troepentransportschip zijn gebruikt, dan wel in een onmiddellijk vol gende periode daartoe zullen worden gebruikt: c. koopvaardijschepen onder de vlag van één der oorlogvoerende partijen, die van geladen mij nen zijn voorzien; d. koopvaardijschepen onder de vlag van één der oorlogvoerende partijen, die militaire lucht vaartuigen in gebruiksklaren toestand aan boord hebben; 4e. het binnenkomen in- of het doortrekken van dit gebied met militaire luchtvaartuigen, luchtvaartuigen voor troepentransport of lucht vaartuigen, die in een toestand verkeeren, die hen in staat stelt tot een onmiddellijken aanval. Artikel 3. koopvaardijschepen, voorzien van een geschutbewapening voor defensieve doelein den, worden, na voldaan te hebben aan de door de plaatselijke 'autoriteiten in het belang der vei ligheid te stellen eischen, in de havens en reeden sléchts toegelaten tot een door de plaatselijke overheid in verband met 's lands veiligheid vast te stellen aantal en mits het aantal stukken ge schut boven 3 c.m. niet meer dan twee en hun kaliber minder dan 16 cm. bedraagt en de grootte hunner bemanning de normale sterkte voor han delsdoeleinden niet aanmerkelijk overtreft. Artikel 4. (1) Troepen of onderdeelen daarvan, behoorende tot de oorlogvoerenden, komende in het rechtsgebied, worden ontwapend en geinter- neerd. (2) Oorlogsschepen of daarmede in art. 2 on der 3 gelijkgestelde vaartuigen van oorlogvoe renden. welke handelen in strijd met de bepa lingen van de artt. 2 of 8, worden met hun be manningen en de militaire opvarenden geïnter neerd. (3) Militaire of daarmede in ai't. 2 onder 4 gelijkgestelde luchtvaartuigen van de oorlogvoe renden, komende binnen het rechtsgebied, wor den met hun bemanningen en de militaire op varenden geinterneerd. Zij zullen daartoe wor den gedwongen te landen of op het water neer te strijken, zoo zij zulks niet reeds vrijwillig doen. Wanneer zulke luchtvaartuigen zich bij het afkondigen van de neutraliteitsproclamatie bin nen het rechtsgebied bevinden, worden zij gein terneerd. (4) Luchtvaartuigen, 'opgesteld aan boord van oorlogsschepen (vliegkampschepen of andere) of daarmede in art. 2 onder 3 gelijkgestelde vaar tuigen zullen worden beschouwd als deel uit te maken van zulke schepen op voorwaarde, dat zij gedurende het verblijf in het rechtsgebied (ar tikelen 6 of 8), in den toestand van rust blijven. Bij niet-naleving van deze voorwaarde worden zij behandeld als militaire luchtvaartuigen. Artikel 5. In afwijking van art. 4 worden niet geinterneerd: 1. Schipbreukelingen, die het land bereiken of door een handelsvaartuig dan wel niet-militair luchtvaartuig uit zee worden aangebracht, be nevens zieken en gewonden door zoodanig vaar tuig op zee overgenomen en aan land gebracht, tenzij tegenover de wederpartij eenige verbin tenis ter zake van interneering is aangegaan en tenzij de schipbreuk, resp. de overneming dei- zieken en gewonden, binnen het rechtsgebied is geschied en de binnenkomst aldaar van het vaar tuig krachtens de regelen deze proclamatie niet geoorloofd was. 2. De militaire opvarenden van een koopvaar dijschip, niet vallende onder de bepalingen van art. 2 hetwelk uitsluitend voor het aanloopen van een haven of reede binnen het rechtsgebied komt. Eveneens worden niet geinterneerd: 3. Ontvluchte krijgsgevangenen; 4. deserteurs. Artikel 6, Het bepaalde in art. 2 onder 3 en art. 4, leden 2 en 3 is niet van toepassing op: 1. Oorlogsschepen of daarmede in art. 2 onder 3 gelijkgestelde vaartuigen, welke aannemelijk maken, dat zij wegens averij of wegens de ge steldheid der zee genoodzaakt zijn één der ha vens of reeden van den staat binnen te loopen, mits zulks niet geschiedt tijdens een achtervol ging door den vijand. Deze schepen zullen hun averijen onver schillig door welke oorzaak ontstaan in de aangeloopen haven mogen herstellen, voor zoover zulks voor de zeewaardigheid onmisbaar is cn zonder overigens op eenigerlei wijze hun strijd kracht te vermeerderen. Zij zullen moeten ver trekken zoodra de omstandigheden, welke het binnenloopen noodzakelijk maakten, hebben op gehouden te bestaan. De regeering kan een ter mijn stellen, bij overschrijding waarvan de in terneering van schip, bemanning en militaire op varenden zal volgen. Leden der bemanning en militaire opvarenden, die bij het vertrek van het vaartuig achterblijven, worden geinterneerd: 2. oorlogsschepen of daarmede in art. 2 onder 3 gelijkgestelde vaartuigen van oorlogvoerenden, welke kunnen bewijzen, dat hun komst binnen het rechtsgebied volstrekt onopzettelijk is ge schied en ondanks de omstandigheid, dat de uiterste voorzorgsmaatregelen waren genomen tot vermijding van de binnenkomst; 3. oorlogsschepen of daarmede in art. 2 onder 3 gelijkgestelde vaartuigen, alsmede militaire luchtvaartuigen of daarmede in art. 2 onder 3 en 4 gelijkgestelde vaartuigen van oorlogsvoerenden, welke uitsluitend gebezigd worden voor een godsdienstige, wetenschappelijke of mensch- lievende zending. Artikel 7. Van de geheel in Nederlandsch rechtsgebied gelegen zeestraten, is de doorvaart door Straat Soenda aan de oorlogsvaartuigen of de in art 2 onder 3 daarmede gelijkgestelde vaar tuigen van een oorlogvoerende toegestaan, mits de bevelhebbers der schepen vooraf den wensch hiertoe kenbaar maken aan de ter plaatse aan wezige bewakingsvaartuigen en zich stipt gedra gen naar het voorschrift van art. 1 en naar de voorschriften der betrokken autoriteiten. Artikel 8. Een oorlogsschip of daarmede in art. 2 onder 3 gelijkgesteld vaartuig van een oor logvoerende, dat zich bij het uitbreken van den oorlog in het rechtsgebied mocht beviiiden, moet binnen den door de plaatselijke autoriteiten voor geschreven termijn vertrekken. Artikel 9. (1) Wanneer oorlogsschepen of daar mede in art. 2 onder 3 gelijkgestelde vaartuigen van tegen elkaar oorlogvoerende partijen, welke onder artt. 6 of 8 vallen, zich gelijktijdig in el kanders nabijheid binnen het rechtsgebied be vinden, moeten er minstens 24 uur verloopen tusschen het vertrek van aan elkander vijan dige schepen. De orde van het vertrek wordt, be houdens bijzondere omstandigheden, bepaald door de orde van aankomst. (2) Een oorlogsschip of een daarmede in art. 2 onder 3 gelijkgesteld vaartuig van één der oor logvoerende partijen kan dezelfde of een nabij gelegen haven of reede niet verlaten binnen 34 uur na vertrek van een handelsvaartuig, dat de vlag van zijn tegenpartij voert. Artikel 10. (1) Wanneer een oorlogsschip of daarmede in art. 2 onder 3 gelijk gesteld vaar tuig van een oorlogvoerende bij het uitbreken van den oorlog in het rechtsgebied vertoeft, kan worden toegestaan levensmiddelen en water aan te vullen tot den normalen voorraad en de brandstof tot een hoeveelheid noodig om, met in begrip van den aan boord nog aanwezigen voor raad, de naaste eigen haven of die van een bond genoot te bereiken. (2) Schepen, die overeenkomstig art. 6 onder 1 wegens averij of wegens gesteldheid der zee in het rechtsgebied worden toegelaten, mogen hun levensmiddelen, water en brandstof aanvullen, voorzoover benoodigd voor het verbruik gedu rende het verblijf. Artikel 11. Prijzen worden niet in het rechtsge bied toegelaten. Komt een prijs in het rechts gebied, dan wordt hij met de opvarenden vrij ge maakt. De prijsbemanning wordt geïnterneerd, tenzij de binnenkomst noodzakelijk was tenge volge van averij of gesteldheid dér zee. Artikel 12. Oorlogsmateriaal, dat uit zee aan 's lands kusten is aangespoeld of in zee is aan getroffen en binnengebracht, wordt geinterneerd of, indien de openbare veiligheid dit noodzake lijk maakt vernietigd. Artikel 13. Het is verboden in het rechtsge bied ten behoeve der oorlogvoerenden strijders korpsen te vormen of aanwervingsbureaux te openen. Artikel 14. Het is verboden in het rechtsge bied op ooi-logssehepen of daarmede in art, 2 onder 3 gelijkgestelde vaartuigen van de oorlog voerenden dienst te nemen. Ax'tikel 15. Het is verboden in het rechtsge bied ten behoeve van oorlogvoerende vaartuigen, voor nulitaire doeleinden bestemd, uit te rusten, te bewapenen of te bemannen, of zoodanige vaar tuigen aan een oorlogvoerende tot te voeren of te verschaffen. Artikel 16. Het is verboden in het x-echtsgebied aan oorlogsschepen of daarmede in art. 2 onder 3 gelijkgestelde vaartuigen van een oorlogvoeren de wapenen of minutiën te verstreken, als ook om hen op eenigerlei wijze behulpzaam te zijn in de meerdering hunner bemanning of uitrus ting. Artikel 17. Het is verboden in het rechtsge bied, zonder voorafgaande machtiging der be voegde autoriteiten ter plaatse, aan de oorlogs schepen of daarmede in art. 2 onder 3 gelijkge stelde vaartuigen van de oorlogvoerenden her stellingen aan te brengen en herstellingsmate rialen, gereedschappen, levensmiddelen, water of brandstof te verstrekken. Artikel 18. (1). Het is verboden wapenen,, munitie, herstellingsmaterialen, gereedschappen, brandstoffen en alle voor de oorlogvoering be- noodigde materialen binnen het rechtsgebied in voox-raad te houden met het kennelijk doel om de gelegenheid af te wachten deze in de nabijheid van het rechtsgebied aan de zeestrijdkrachten van een der oorlogvoerenden over te geven: (2). Het is eveneens verboden wapenen, her stellingsmaterialen, gex-eedschappen brandstof fen en alle voor de oorlogvoering benoodigde materialen van het rechtsgebied uit, rechtstreeks aan de in de nabijheid daarvan vertoevende zeestrijdkrachten der oorlogvoerenden toe te voe ren. Artikel 19. (1). Het verlaten van het rechts gebied is verboden voor ieder luchtvaartuig: 1. dat bixxnen het i-echtsgebied in een toestand is gebracht, die het ïxx staat stelt een vijandelijken aanval uit te voeren; 2. dat toestellen of materialen bezit of vervoert, waarvan de opstelling of het gebruik het in staat stelt een vijandelijken aanval uit te voeren; 3. Waarvan er reden is aan te nemen, dat het bestemd is om gedurende de reis tegen een dei- oorlogvoerenden te worden gebruikt; 4. waarvan er reden is aan te nemen, dat het bestemd is om gedurende de reis tegen een dei- oorlogvoerenden te worden gebruikt; 4. tot welks bemanning een lid van de strijd macht van een der oorlogvoerenden behoort. (2). Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op neutrale mili taire luchtvaartuigen, die na het uitbreken van den oorlog met toestemming van de regeering binnen het rechtsgebied zijn gekomen. (3). Het is verboden eenigen ai-beid te ver richten aan een luchtvaartuig, waarvan het doel is het gereed te maken voor vertrek in strijd met het doel van dit artikel. Artikel 20. Het is verboden in het rechtsge bied met luchtvaartuigen van welken aard ook. waarnemingen in de lucht uit te voeren van de bewegingen, operatiën of verdedigingsmiddelen van een der oorlogvoerenden, met het doel hier over den anderen oorlogvoerende in te lichten. Artikel 21. Het is verboden in het 'rechtsge bied radiostations of andere middelen van be richtgeving op te richten of te exploiteeren ten dienste van een oorlogvoerende mogendheid. Artikel 22. 1). Het is verboden in het rechts- gebied gebruik te maken van radiostations voor het uitzenden van inlichtingen over de buiten het rechtsgebied aaanwezige militaire strijd krachten. 2). Schepen of luchtvaartuigen in het rechts gebied mogen geen gebruik magen van hun radiostation anders dan voor noodseinen, voor seinen noodig voor de navigatie en voor meteo- rologische 'doeleinden. Artikel 23. 1). Verder wordt de aandacht ge vestigd op de art. 100, onder 1. en 205 van het Nederlandsche wetboek van strafrecht,, ax-t. 122, onder 1. en 238 van het Indisch wetboek van strafrecht, de artt. 106, onder 1. en 211 van het Surinaamsch wetboek van strafrecht, de art. 106, onder 1. en 211 van het Curagaosche wetboek van strafrecht, op art. 7, onder 4, der wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap van 1892 (laatstelijk bekend gemaakt in het Neder landsch staatsblad van 1937, no. 206), op art. 2. Ie lid, 3. van de wet op het Nedeiiandsch onder daanschap van 10 Februari 1910 (Nederlandsch staatblad van 1910, no. 55, Indisch staatsblad van 1910, no. 206, gouverxxementsblad van 1910 no. 15, publicatieblad van 1910, no. 14), laatste lijk gewijzigd bij de wet van 21 December 1936 (Nederlandsch staatsblad van 1936, no. 913, 392, 71, publi- ïndisch staatsblad van 1937, nos. 389 gouvernementsblad van 1937, nos. 67 en catieblad van 1937, nos. 64 eix 66). 2). Mede wordt de aandacht van scheepsbe velhebbers, reeders, bestuurders van luchtvaar- directiën en inladers van schepen of luchtvaar tuigen gevestigd op het gevaar en de nadeelen, waaraan zij zich zouden blootstellen door een werkelijke blokkade der oorlogvoex-enden niet te eerbiedigen dan wel oorlogscontrabande of militaire depêches (tenzij in den regelmatigen postdienst) voor de oorlogvoerenden te vervoe ren of diensten in strijd met de oxxzijdigheid voor hen te verrichten. In verband met de door de regeering be volen peperking van het luchtverkeer, be staat de mogelijkheid dat de luchtdoelartille rie de luchtdoelmitrailleurs en de militaire vliegtuigen op in overtreding zijnde lucht vaartuigen het vuur openen. Ten einde te voorkomen, dat alsdan letsel woidt veroorzaakt door neer vallende scherven of kogels, wordt de bevolking aangeraden om, wanneer een dergelijke beschieting plaats heeft hetgeen onder meer merkbaar kan zijn door het springen van projectielen in de lucht dekking te zoeken en daarbij binnenshuis te blijven, zich van de ramen verwijderd houdend. Voor aankoop granenregeling distributie en voorziening industrie Bij de Tweede Kanier is ingediend een suppletoire begrooting van eco nomische zaken voor 1939, waarbij een buitengewoon crediet wordt aan gevraagd van 60 millioen gulden. Het aangevraagde crediet is bedoeld als mogelijkheid om naar behoefte te kunnen beschikken over de eerste middelen ter bestrijding van de zeer belangrijke uitgaven, voortvloeiende uit de maatregelen, die' door de om standigheden worden geboden, o.m. voor het aankoopen van granen en andere artikelen voor de consumptie van mensch en dier, de eventueele regeling van de distributie en de distributie en de voorzieningen ten aanzien van de industrie. Een zeer belangrijk gedeelte der uit te geven gelden zal bij den verkoop van be doelde producten weder terugvloeien. Omtrent de grootte van het crediet wordt nog het volgende medegedeeld. In September 1938 is door wijziging verhooging van het zevende hoofdstuk b van de rijksbegrooting voor dat jaar een buiten gewoon crediet van f 20.000.000 gevoteerd ter voorbereiding van de maatregelen, welke in geval van oorlog of oorlogsgevaar noodig zouden zijn. Uit dit crediet is tot heden voor ongeveer f 10.000.000 geput voor diverse aankoopen en materieele uitgaven. Boven deze gevoteerde f 10 millioen is voorshands een crediet van f 50.000.000 noodig ter financiering van de maatregelen, die thans geboden zijn. Li totaal wordt derhalve een bedrag van f 60.000.000 aangevraagd, met dien verstande, dat van het in September 1938 aan gevraagde crediet ad f 20.000.000 een bedrag van f 10.000.000 ongebruikt zal blijven. Op andere belangrijke lijnen twee uiirsdienst. (Van onzen specialen verslaggever). „Hoera, we varen weer!" Ziehier de uitroep, waarmede de president-direc teur der Ned. Spoorwegen., prof. dr. ir. J. Goudriaan, een persconferentie besloot, waarbij hij een nadere toelich ting gaf op de nieuwe dienstregeling, welke met ingang van heden wederom zal gelden. Waarlijk, er is reden voor een dergelijke exclamatie, want en hier citeeren wij prof. Goudriaan op nieuw „niets is zóó tragisch voor een bedrijfsman dan niet te kunnen produ- ceeren en verkoopen". Daarmede is tegelijkertijd de situatie van de Nederlandsche Spoorwegen, na de opvordering door de militaire autoriteiten, geteekend. Ge lukkig heeft de Spoorwegdirectie, in nauw over leg en saxxxenwerking met de militairen, er naar gestreefd, om d«4 buiten werking gestelde dienst regeling van 15 Mei j.l., weer in elkaar te schroe ven, zij het dan ook met eenige aderlatingen. Dit is, in een uiterst kort tijdsbestek, gelukt. Het spoorwegpersoneel, dat van hoog tot laag en van laag tot hoog zijn uiterste best heeft gedaan om de mobilisatiemoeilijkheden het hoofd te bieden de president-directeur had niets dan lof voor de wijze waarop dit is geschied heeft zich den afgeloopen Vrijdag en Zaterdag opnieuw tot een uiterste krachtsinspaning weten op te werken. Het resultaat? Een nieuwe dienstrege ling, welke vooral wat het geëlectrificeerde mid- dexxnet betreft, bijna overeenkomt met de dienst regeling van'vóór 15 Mei 1939. Het streven zal er op gericht blijven de thans afgevoerde dienstregeling in haar geheel te her-stellen. Daarvoor zal men echter geduld moeten hebben. „De groote vooruitgang", aldus prof. Goudriaan, is, dat het geheele moderne materiaal, de ge stroomlijnde electrische treinstellen, de Diesels en het electrisch materiaal van de oude lijn AmsterdamHaarlemDen HaagDordrecht, practisch gesproken weer in gebruik genomen wordt. Op het middennet is dan ook vandaag een uurdienstregeling ingevoei-d, hetgeen ook op de oude electrische lijn het geval is. Dit beteekent een herstel van de dienstregeling zooals deze op 15 October 1938 ingevoerd werd. Wat de verbindingen met de periphex*ie betreft we noemen Leeuwarden, Gi-oningen, Maas tricht en Twexxte ook deze zullen aanzienlijk verbeterd worden, met name door invoering van een twee-uursdienst. Ook het goederenvervoer profiteer^ vandaag al, want dit kan met enkele beperkingen plaats hebbexx." Het was op dit oogenblik, dat prof. Goudriaan zich richtte tot den eveneens aanwezigen kapi tein van den Generalen Staf, J. J. Jurissen, hoofd van de Sectie Spoorwegdienst van den Generalen Staf, wien hij in zeer hartelijke be woordingen dank zegde voor de welhaast ideale samenwerking met de militaire autox-iteiten in dit geval vooral de directuer van den Etappe- en Verkeersdienst waardoor het mogelijk was geweest de nieuwe dienstregeling in elkaar te zetten. Daarnaast wijdde prof. Goudriaan hai-- telijke en dankbare woorden aan de prestaties van 't Spoorwegpersoneel, hieraan toevoegende, dat onder 2 voorwaarden de nieuwe dieixstrege- ling, welke aan de stations verkrijkbaar zal zijn, zal gelden, n.l. dat onder alle omstandig heden de militaii'en en 't militaire goederenver voer den voorrang hebben boven 't civiele ver voer en dat het ten alle tijde mogelijk is, daf zonder voorafgaande waarschuwing de dienst regeling geheel of gedeeltelijk buiten werking gesteld wordt. De organisatie is er op gebouwd om 't noodige militaire vervoer onmiddellijk uit de dienstregeling te kappen. Mocht zich dit voor doen dan kan het reizend publiek er verzekerd van zijn, dat de Ned. Spoorwegen onmiddellijk door inschakeling van bussen de noodige ver- voersgelegenheid voor de burgerbevolking zal scheppen. Voorts wees prof. Goudriaan er op, dat. hoe bevredigend dethans geldende dienstregeling er ook uit ziet, deze nog altijd ten achter staat bij de uitgeschakelde. Zoo blijven een aantal klei nere stations zonder stoptreinen. Daarvoor in de plaats zijn echter busdiensten ingelegd. Sprekende als bedrijfsman zeide de president directeur, dat de dienstregeling zooals deze op dit oogenblik voor elkaar is gekomen, de directie een pak van het hart is, vooral omdat den laat- sten tijd het vervoer tot zulk een groote tevreden heid aanleiding heeft gegeven. Het goederenvervoer. Wat het stukgoederen- en wagonladingenver- voer beertfe, legde ir. W. F. H. van Rijckevorsel, mede-directuer der N. S., er den nadruk op, dat de Spoorwegen zich op het standpunt stellen stukgoederen zoo snel mogelijk af te leveren. Voor de wagonladingen wordt e*hter de mede werking van het publiek verzocht, inzake het snel laden en lossen der wagons, teneinde den omlooptijd zoo klein mogelijk te houden. Tenslotte heeft kapitein Jurissen namens den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht de Spoorwegdirectie dank gezegd voor den grooten steun, welke aan de militaire autoriteiten is ver leend. Dat in totaal in de afgeloopen week 222 militairen treinen van ongeveer 800 meter lengte hebben kunnen rijden, is mogelijk geweest èn omdat het materiaal in zulk een yitstekenden staat verkeerde èn omdat de Spoorwegen zich zoo volledig ingesteld hadden op de belangen der militairen. Men doe geen abnormale transacties. Tegen prijsopdrijving zal streng worden gewaakt. De minister van economische zaken brengt het volgende ter kennis van het bedrijfs leven De thans ingetreden internationale toe stand zal de reeds bestaande moeilijkheden voor het bedrijfsleven ongetwijfeld vergroo- ten. Zooals bekend is gedurende de laatste weken reeds een complex van maatregelen getroffen, dat er op gericht is aan den toe stand het hoofd te bieden. Er wordt door de betrokken instanties onafgebroken gewerkt aan het verder aanvullen van deze regelingen, teneinde een zoo goed mogelijk function- neeren van de volkshuishouding in al haar geledingen te verzekeren. Men kan evenwel niet verwachten, dat aanstonds aan alle moeilijkheden kan worden tegemoet gekomen. Oxxx de werkzaamheden van het reeds zwaar belaste ambtelijke apparaat niet te bemoei lijken, wordt met nadruk verzocht in ieder geval de eerst komende dagen het telefo nisch, telegrafisch en schriftelijk contact met het departement tot het uiterste te beperken. Het is voorts dringend gewenscht. dat het bedrijfsleven zich, in afwachting van nog verdere door de regeering te treffen maat regelen. van elke abnormale transactie en van transacties tegen hoogere dan tot dus verre geldende prijzen onthoudt. De minister zal niet aarzelen de gevolgen van al derge lijke transacties, welke schadelijk zijn voor het algemeen belang, met behulp van de ter beschikking van de regeering staande wet telijke bevoegdheden, ongedaan te maken. Prins Bernhard heeft Zondagmiddag omstreeks 4 uur, nadat hij eerst IJmuiden bezocht had, te Haarlem eenige militaire werkzaamheden in ©ogenschouw genomen. Hierboven de aankomst aan het station te Haarlem. Anders zullen straffere maatregelen volgen Voor het behoud van een goeden gang van zaken in de tegenwoordige omstandigheden vestigt het ministerie van economische zaken de aandacht op het volgende: Op het oogenblik wordt de laatste hand gelegd aan een regeling, welke een redelijke voorziening van de ver schillende behoeften aan benzine in de naaste toekomst kan verzekeren. De houders van motorrijtuigen kunnen er in tusschen op belangrijke wijze aan medewerken om ingrijpende maatregelen te voorkomen. Deze me dewerking kunnen zij verleenen door het betrachten van groote zuinigheid. Op deze categorie van benzinever bruikers wordt daarom het beroep ge daan, om elk niet noodzakelijk ge bruik. ongeacht voor zaken- of privé- doeleinden. van hun auto of motor rijwiel achterwege te laten. Ook moeten geen onnoodige eischen wor den gesteld aan anderen, b.v. aan leveranciers, waardoor gebruik van het motorrijtuig moet worden ge maakt. Indien binnen eenige dagen zou blijken, dat deze oproep niet het ge- wenschte resultaat heeft, zal op korten termijn tot het nemen van ingrijpende maatregelen moeten wor den overgegaan Personeele belasting van gevorderde motorrijtuigen. De K. N, A. C, cn de A. N. W. B. deelen mede, dat ingevolge de wet op de personeele belasting zij die zijn of zullen worden aangeslagen in de personeele belasting voor motorrijtuigen, vaar tuigen of paarden, welke thans door het rijk zijn gevorderd, ontheffing dier belasting kunnen ver krijgen over de volle maanden van het jaar, die sinds die vordering nog niet waren ingetreden. Deze ontheffing wordt slechts verleend voor zoover in den loop van het jaar geen andere mo torrijtuigen, vaartuigen of paarden worden aangeschaft. Van de afschaffing der motorrijtuigen, vaar tuigen of paarden door den verkoop aan 't rijk dient binnen'zes weken aangifte te worden ge daan bij den inspecteur der directe belastingen, in wiens inspectie de aanslag is vastgesteld. De uitspraak op een zoodanige aangifte kan worden uitgesteld tot na afloop van het belastingjaar, dus tot na 31 December a.s. men dient dus ook na indiening van het verzoek om ontheffing eerst de nog resteerende termijnen van den be lastingaanslag te voldoen en verder de beslissing van den inspecteur af te wachten. De wettelijke bepalingen brengen mede, dat diegenen, wier motorrijtuigen, vaartuigen of paarden thans zijn gevorderd en die bijv. in December tot aanschaffing van andere ovei'gaan, toclj over de tusschenliggende periode perso neele belasting voor deze objetcen moeten beta len. Ten aanzien van dezen regel, die als onbil lijk wordt gevoeld, nu velen geheel buiten hun eigen wil van hun desbetreffend eigendom af stand moesten doen, zijn de K. N. A. C. en de A. N. W. B. diligent teneinde een betere voorzie ning te verkrijgen. Eveneens zullen deze vereeni- gingen de mogelijkheid onder het oog zieo, gedeeltelijk ontheffing van belasting te verkrij gen voor motorrijtuigen, welke niet meer in ge bruik zijn, doordat de eigenaar of houder werd gemobiliseerd. Volgens de wettelijke bepalingen kan voor zulke motorrijtuigen, die buiten gebruik zijn gesteld, doch in bezit van den belasting plichtige blijven, alleen ontheffing worden ver leend indien het voertuig het geheele jaar buiten gebruik is en daarvan voor 15 Januari van het belastingjaar aan den betreffenden inspecteur der directe belastingen mededeeling wordt ge daan. Tenslotte vestigen de K. N. A. C en de A. N. W. B. er de aandacht op, dat zij, die voor een gevorderd motorrijtuig, vaartuig of paard een ander in gebruik namen, waarvoor door hen nog geen belastingaangifte was gedaan, daarvan binnen 14 dagen na de in gebruik neming aan gifte op de gewone formulieren voor de perso neele belasting moet worden gedaan, onder vermelding, dat het voertuig, vaartuig of paard, waarvoor eerder aangifte werd gedaan, is af geschaft.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 5